Brabant haalt fleurige bloemenschilders terug De Eva's van de Alexanderplatz *s TROUWKWARTET P 1 door Cees Straus G. van Spaendonck: Detail van een stilleven met bloemen en vruchten, olieverf .doek, 1781. Eigendom van een Amsterdamse particulier. WOENSDAG 24 DECEMBER 1980 Het Noordbrabants Museum in Den Bosch stelt zich ten taak de regionale kunstgeschiedenis uit te lichten. Het stuit daarbij regelmatig op zaken die een meer dan provinciaal belang blijken te vertegenwoordigen. Voorbeelden daarvan zijn de (recente) expositie van Antoon Derkinderen en die van Jan Bogaerts en J. A. Knip. In beide laatste gevallen ging het om schilders die als het ware herontdekt werden: men wist wel dat ze er waren, maar hun oeuvre genoot vanwege onbekendheid nog weinig faam. Inmiddels is dat algeheel anders geworden: een schilderij van Jan Bogaerts of van Knip is tegenwoordig veel gezocht. Datzelfde zal ongetwijfeld gebeuren na afloop van de huidige tentoonstelling die twee schilders nader toelicht en die gezien hun veelvuldig geëtaleerde kwaliteit wat al te lang in het donker hebben verkeerd: de gebroeders Gerard en Cornelis van Spaendonck, die respectievelijk leefden van 1746-1822 en van 1756-1839. Er zullen niet zoveel kunstlief hebbers zijn die bij het horen van de namen Gerard en Cornelis van Spaendonck direct de inhoud van hun werk kunnen omschrijven. De Van Spaendoncks hebben in eigen land lange tijd in onbe kendheid voortgeleefd, in tegen stelling tot in Frankrijk waar de ze 18e-eeuwers werk hebben na gelaten dat nog steeds populair is. Dat ls niet so verwonderlijk. De 18e eeuw heeft in ons tand in tegenstelling met de Oouden Eeuw weinig grote namen voort- gebracht en wordt nog hedentendage door de kunsthistorici gemeden omdat er ken- nelljk te weinig eer aan valt te behalen. De Van Spaendoncks in het bijzonder, die tot de betere schilders van de 18e eeuw mo gen worden gerekend zoals de Bossche tentoonstelling nu bewijst, verwierven hun roem niet in eigen land. Ze vonden hun tweede vaderland in Frankrijk dat, anders dan in deze tijd. wel heel erg ver van de Nederlanden aflag. Voor de Brabantse cultuur is Antwerpen de meest aangewezen plaats. In directe omgeving van Tilburg was immers geen goede scholing en voor een volgroeide schilder ook geen emplooi te vinden Ant werpen bood dat alles aanvankelijk wel aan Brabanders, die met de roep van Amsterdam pas veel later zouden kennis* maken. Nog tot diep in onze eeuw prefe reerden Brabanders hun cultuur uit het stamverwante Vlaanderen te halen boven die van boven de grote rivieren Snuifdozen De Jonge Van 8paendonck toont zich een goed leerling: als de studietijd om ls, wordt hem door zijn leermeester het eer ste emplooi geboden. Maar hij vindt zijn kansen ln de Sinjorenstad te gering en gaat naar Parijs, het hart van de Europese cultuur. Aanvankelijk bouwt hij een be staan op als decoratieschilder, neemt snuifdozen en miniaturen onderhanden. Zijn beminnelijke aard maakt hem snel geliefd in de adellijke kringen die alras zijn opdrachtgevers voor een fraai schilde rij worden. Daarnaast wordt Gerard een erkend schilder van Véllns, botanische studies in waterverf op geprepareerde huid van ongeboren kalveren neergezet. Als zijn broer Cornells, na eveneens bij Herreyns te hebben geleerd, ln 1773 naar Parijs komt, begint Gerard de toppen van het succes te beklimmen. HU introduceert de pas-gearriveerde in de Parijse beau- monde en Cornells, die Gerard in zUn stijl en techniek goed weet te volgen, kan heel wat opdrachten van zUn broer overnemen. Er ontstaat zelfs een soort bedrijfje waar van Gerard de leiding op zich neemt Deze zal steeds duldeUJk de toon bUJven aange ven; hoewel Cornells een bekwaam navol ger en perfect uitvoerder is en belden met een zelfde geraffineerde toets en subtili teit te werk gaan. moeten originaliteit en inventiviteit vooral bij Gerard worden ge zocht. Gerard zal zich laten kennen als iemand die stoelt op de grote traditie van de Hollandse bloemstlllevenkunst die nog uit de 17e eeuw dateert HIJ past zich in Frankrijk aan bU de dan heersende Louis Seize-stljl, maar zal daar genoeg nieuwe ideëen aan toevoegen. De proporties die hU aan het stilleven geeft, de rangschik king van de bloemen verraden weliswaar de geest van de UJd. de smaak van het neo-classlclsme, maar ze blijven oorspron kelijk. Nieuw is zUn voorkeur voor dubbe le bloemen, de plasticiteit die hij zal ge ven. Gerard van Spaendonck toont een liefde voor de natuur geUJk de geest van de grote filosoof Rousseau. Het is een voorkeur voor een kunstmatige natuur, met veel raffinement een vooral in cul tuur gebrachte natuur, beheerst door mensenhand. De Franse Revolutie doet heel wat adellij ke hoofden sneuvelen, maar gaat merk waardig genoeg aan de Van Spaendoncks voorbU- Is het Gerards populair!telt en zijn grote almabilitelt die hem geliefd maken, ook bij die lagen van de bevolking die de macht van het Anden^tégime overnemen, zodanig dat hij zijn werk in de Jardin des Plantes kan voortzetten? Als hij samen met J.-L. David bij de oprich ting van het Institut de France aanwezig ls, krijgen ze de zegen van het Directoire mee en wat later is ook Napoleon gul met zijn waardering. Verlichtingsideeën' Om niet geheel heldere redenen zal Ge rard echter met het schilderen van stille vens gaan stoppen. Waarschijnlijk moet lüj onder Invloed zUn van de ideeën van de Verlichting zUn gekomen: lüj gaat zich geheel wijden aan de botanische weten schap, is behalve in de plantentuin ook bij het onderwijs te vinden. Broer Cornelis schildert evenwel door en kiest in een later stadium voor een leidinggevende post bij de porseleinfabriek in Sèvres. HU bUJft actief tot op hoge leefüjd, zal zUn broer 17 Jaar overleven. De invloed van Gerard van Spaendock zou aanvankelijk ver strekken. Zijn belangrijkste leerling ls Pierre-Joseph Redouté. maar ook de Vla mingen Jan Frans van Dael en W. Leen, naast Chazal en Henriëtte zullen naam gaan maken. Wat is anderhalve eeuw na dato nog trekkelijk ln deze schilderijen van de Spaendoncks? Er is tenslotte een moed voor nodig om als museum een wel beperkt genre als het op zo'n uitgebreide manier te tonen, toch wordt deze expositie nergens ieder stilleven is weer een genot om te kijken. De Van Spaendoncks schilderen: ze zetten levensechte, mante stillevens neer. Maar ze zijn staat een tijd te verbeelden die met zorgeloosheid en frisheid nu aandoet. Bovendien zijn de Van doncks interessant omdat ze binn beperktheid van hun onderwerp laten zien. Iedere bloem, elk beestje met liefde en precisie neergezet. Er altijd aantrekkelijke composities soms getuigen van durf. Zo zal een voudig trosje druiven opeens tegen vuilwitte muur worden gehangen, mee de verwachting van een tot finesse doorgedreven esthetiek wor niet gedaan Symboliek— En wat voor ons al praktisch verloren gegaan, dat leeft bij de Van SDaendonc Tj. nog volop: de symboliek der bloemen, de meer dan voortreffelijke catalogus, c gemakkelijk als een zelfstandige biogra r L kan dienen, gaan museumdirectrice Mi... griet van Boven en in het bijzonder Segal diep op dit aspect in. De rol van symboliek in deze stillevens is daarom opmerkelijk omdat ze zich totaal niet dringt. Wat zich op het eerste gezic j voordoet als een bekoorlijk tafereeltf blijkt bU nadere aanblik vol met zingen te zitten. nii Tot 8 februari in het Noordbrabants IV d zeum, Bethaniestraat 4 in VHertog^ hosch, dagelijks geopend van 10-17 op beide weekenddagen van 13-17 gesloten op Eerste Kerstdag en Jaarsdag. Wat schilderden de Van 8paendoncks daar? In vaak rijk gedecoreerde vazen pronken hun uiterst fraaie boeketten, van een type dat eerder in een chique Franse salon op zUn plaats is, dan in een Hollands binnenhuis, dat ook in die tUd nog onte- genzeggelijk burgerUJk-stUve trekjes kent. Dubbele roos, dahlia, sering, ranon kel en papaver, egelantier, leeuwebekje, lelie en vergeetmijnietje, een dure bloe menwinkel vol. Of het gaat om een smaak vol fruitstllleven met sappige vruchten: granaatappel, ananas, meloen, perzik, vijg en braam. Helder en fris geschilderd, met een dauwdroppel hier. met torretjes, een distelvink, wat rupsen en vogelgebroed daar. Schilderijen uit een UJd vol elegan tie: de tweede helft van de 18e eeuw, het begin van de vorige eeuw met de Franse RevoluUe als scheidsüjn daartussen. Wie waren deze gebroeders Gerard en Gerard van Spaendonck: bloemen in lapis lazuli vaas met een bronzen montuur en anjers op een marmeren blad, olieverf op doek. 1773. Eigendom van het Noordbrabantz Museum. Cornells van 8paendock, nu door het Noordbrabants Museum middels een goedverzorgde tentoonstelling en idem catalogus aan de vergetelheid ontrukt en in een kader geplaatst waar ze met hun wanne, gloedvolle werk. Juist met deze donkere en sombere dagen in thuishoren? Gerard van 8paendonck, Uen Jaar ouder dan zUn broer Cornelis, werd in 1746 in Tilburg geboren als oudste zoon van de rentmeester van de prins van Hessen- KasseL In de Franse tuin van diens kas teel moet de oudste telg van Van Spaen donck al in contact met de natuur zUn gekomen; hij ziet er dezelfde relaUe van natuur en cultuur zoals hij die ook later ln zUn schilderijen tot uiting zal brengen. Al vroeg geeft Gerard van Spaendonck te kennen om schilder te worden. Achttien jaar oud trekt hij naar Antwerpen om in de leer te komen MJ meester Herreyns. Berlin-Alexanderplatz, de televisiefilm van R&iner Fassbinder, gebaseerd op de gelijknamige roman van Alfred Döblin, loopt bijna ten einde. De VPRO brengt nog twee afleveringen in haar zondagavondprogramma en dan is het bekeken met deze over het algemeen goed gewaardeerde serie. In het bijgaande artikel gaat een onzer literaire medewerkers dieper in op een aspect dat in de tv-film er duidelijk uitsprong: dat van de rol die de vrouwen ten aanzien van hoofdrolspeler Franz Biberkopf innemen. door Hans Ester „Op de Alexanderplatz wordt de straat opge broken voor de onder grondse. Er zijn plan ken gelegd. De trams rijden over het plein de Alexanderstrasze naar de Rosenthaler Poort. Rechts en links zijn straten. In de straten de huizen pal naast elkaar. Die zijn van de kelder tot de zolder gevuld met mensen. Beneden zijn de winkels." Rond deze Alexanderplatz speelt zich de roman van Al fred Döblin en de daarop ge baseerde tv-film van Rain er Werner Faszbinder af. Döblin kende dit gedeelte van Ber lijn, het centrum van de arbei derswijken in het Berlijnse „Osten", goed. HIJ was daar opgegroeid en ook naar school gegaan. Later begon hij daar een praktijk als arts. Dit be roep in deze wijk bracht hem met veel criminelen in aanra king. Zijn werk vormde de bron van veel interessante menselijke waarnemingen. In een in 1932 in Zürich gehou den rede zei Döblin hierover: „Daardoor kreeg ik een heel bijzonder beeld van onze maatschappij: hoe er geen duidelijk markeerbare grens tussen criminelen en niet-cri- minelen bestaat, hoe de sa menleving, of beter gezegd: dat, wat ik zag, op alle moge lijke plaatsen door criminali teit was ondermijnd. Dat was alleen al een bijzonder per spectief." De Alexanderplatz was het centrum van het „volkse" Berlijn, het enigszins verlopen Berlijn, in tegenstelling tot de Potsdamerplatz, die de kern van het winkel- en uitgaans centrum vormde. Het was een bonte samenleving op en rond de Alexanderplatz. Hier kwa men (en komen) de lijnen van tram, bus en stadsspoor sa men. In de roman wriemelt het plein van mensen. Dan zijn er de Galicische joden in de zijstraten, de straathande laren. de krantenjongens, de prostituées en hun „Luden", hun souteneurs. Het bruist op de „Aiex" van menselijke ac tiviteit. Döblin brengt zijn hoofdfiguur naar deze maal stroom, dit concentratiepunt van de metropool en laat Bi berkopf de arena ingaan. Franz Biberkopf wil „anst&n- dig" worden na de vier Jaar in de gevangenis van Tegel we gens de moord op zijn tippe lende vriendin Ida. Met een naïef optimisme gaat Franz aan de slag. op de voet ge volgd door het Ironische com mentaar van de verteller. Het wervelende Berlijn met zijn geluiden, reclameboodschap pen. mensen, stemmen komt op Franz Biberkopf en de le zer af. De kansen om fatsoen lijk te worden lijken miniem. De realistische en naturalisti sche romanauteurs van de ne gentiende eeuw waren Döblin in hun literaire weergave van het Berlijnse stadsleven voor gegaan. Theodor Fontane had het oude en nieuwe BerlUn met zijn licht- en schaduwzij den tot toneel en tot thema van boeken als „Schach von Wuthenow", „Irrungen, Wlr- ringen" en „Stine" gemaakt. Bij de nu vrijwel vergeten na turalist Max Kretzer wordt Berlijn als Moloch, als duivel se afgod beschreven. De ex pressionistische generatie (Heym bijv.) heeft het thema van de metropool als reusach tig, fascinerend monster voor al in de poëzie gestalte ge geven. Compromissenz Is „Berlijn Alexanderplatz" een sociaalkritisch boek? Vanuit sociaalkritisch oog punt beschouwd, zou Franz Biberkopf de enkeling zijn, die voor een ernstig vergrijp heeft moeten boeten en nu in het van leven bruisende Ber lijn een fatsoenlijk bestaan' wil opbouwen. Maar de harde wetten van deze samenleving dwingen hem compromissen te sluiten. Voordat de op ma terie beluste stad Franz hele maal kapot maakt, moet hij capituleren en woedt hij zich zelf innerlijk ontrouw. Voor de sloebers uit het Berlijnse „Os- ten" blijft er blijkbaar geen andere keuze over dan die om de rijken uit het Berlijnse „Westen" te bestelen en te be dreigen, of van vrouwen te voorzien. Pas met het slot komt het inzicht, dat geen mens het al leen kan opnemen tegen de machten van het lot. 8amen met anderen staat een mens sterker in de strijd tegen het onafwendbaar lijkende „Schicksal". De Alexander platz begint tegen het eind het domein van marcherende laarzen te worden. Franz houdt zich voorlopig gedeisd. De geluiden der marcheren- den worden steeds sterker. Ze luiden het verhaal uit. En daarmee scheppen ze een toe komstbeeld. een beeld van toenemend militarisme, van komend massaal geweld. Naar de rol van Franz Biber- j kopf kunnen we alleen maar gissen. Kruipt hij weg in zijn j portiersloge? Of marcheert hij I mee, als rechts of links hem Frans Biberkopf en Cilly, gespeeld door Günther Lamprecht e Annemarie Drüginger. met zijn éne arm bruikbaar vindt. Het thema van de koopbare seksuele bevrediging verbindt alle episoden van de roman handeling met elkaar. Franz heeft als souteneur zijn vrien din Ida met een slagroom klopper vermoord, omdat zij zich bij een andere souteneur dreigde aan te sluiten. Dat is de voorgeschiedenis. Na vier jaar in de strafgevangenis Te gel ls Franz nog wankel op de benen. „Ik moet een wijf heb ben. Een wijf wil ik hebben." Bij twee prostituées verzaakt hij. Het bezoek aan Ida's zus ter Minna met een halverwege gepermitteerde verkrachting geeft hem pas weer vaste grond onder de voeten. Aan het slot van het boek is zijn laatste vriendin Mieze door de jaloerse Reinhold vermoord. Na een tijd in een krankzinni gengesticht bezoekt Franz sa men met zijn vroegere vrien din Eva het graf van Mieze. Onder het verleden staat een dikke streep. Van vrouwen zal geen sprake meer zijn. Zelfs Eva heeft haar zin in Franz verloren. Franz Biberkopf wordt portier. Over zijn leven valt niets belangwekkends meer te verhellen. De romanfiguur Franz Biber kopf valt samen met de soute neur en geliefde Franz Biber kopf. Het thema van de ver handelbare liefde en van de lichtekooien, die als handels waar van de ene naar de ande re „Lude" worden geschoven, staat niet los van het thema der sociale tegenstellingen tussen het ene en het andere Berlijn. Door het verhandelen van de vrouwen (ook al ls het voor luttele uren) over de soci ale grenslijn heen worden de stands- en klasseverschillen schijnbaar opgeheven. Type rend is de scène, waarin Eva de flat (met dienstmeisje en kinderkamer voor speelgoed aapjes). die haar „galant" voor haar heeft ingericht, aan Mieze laat zien. Bederf: Het koopwaar-karakter van de vrouwen komt in hun na men tot uitdrukking. De toe- eigening der Berlijnse soute neurs gaat gepaard met om doping. De kleinburgerlijke of proletarische achtergrond wordt met de oude naam Inge ruild voor een nieuwe wereld met een mondainer klinkend etiket: Ida. Eva. Llna, Sonja. De namen klinken even ge makkelijk uitwisselbaar als de vrouwen het in werkelijk heid zijn. Franz Biberkopf doorbreekt de commerciële usances door zijn kindvrouw tje Sonja (eigenlijk Emilie) als Miezeken te betitelen. Maar de Idylle wordt duur betaald. Sonja laat zich door een rijk aard ruim voor haar liefdes diensten belonen. De idylle wordt gefinancierd met zijn eigen bedreiging. Daarin ligt de klem van het bederf, waar van de psychopathische Rein hold de personificatie is. Maar er zijn meer zienswijzen in deze roman. Als een rode draad lopen door „Berlin Alexanderplatz" de verwijzin gen naar teksten uit het Oude Testament, waarin van offers sprake is. Achter leed en soci ale ellende doemen de om trekken van een Hogere Macht op. die verzoening eist. De verteller plaatst Franz Bi berkopf in een Oudtestamen tisch perspectief. Onnodig te zeggen, dat dit perspectief voortdurend botst met de so ciale kanten van Franz Biber- kopf's leven in Berlijn. Het Oude Testament en het im mense Berlijnse abattoir ver dragen elkaar slecht, maar ze blijven beide even actueel UJ- dens de handeling van de roman. Berlijn is de tegenspeler van Franz Biberkopf. De stad Ber lijn is volgens het commen taar van de verteller het Ba byion uit de Openbaring van Johannes. Berlijn is het Grote Babyion. „moeder van de hoe ren en van de gruwelen der aarde". De Moloch Berlijn valt samen met de stad uit het apocalyptische visioen. In de tv-film krijgt deze visie een nog brutere aanschouwelijk heid dan in het boek. waar gebeuren en commentaar el kaar over en weer gelijkwaar dig relativeren. Tegenover deze incarnatie van het kwade is de individue le mens machteloos. Echter. )d< ipl de vraag of deze kijk op Be erk lijn en ook op de levenslot tta van Franz Biberkopf vanu of de roman gezien juist is, blij mi zich opdringen. De persone die in tegenstelling tot Frai et onherroepelijk te gronde gaa ide aan Berlijn zijn de hoeren e 0is ook bij hun leven moet djeh vraag gesteld worden of et m( interpretatie vanuit het vu oen van Openbaring wel h< laatste antwoord geeft. Is nii [et veeleer de menselijke fact verantwoordelijk? Twijfels: Aan het slot is Franz Bibe Q kopf gehavend, maar leven uit de strijd te voorschijn gt QT| komen. Als portier is hU ce nuttig lid van de samenlevin II>e geworden. Over dit slot liepe de meningen al meteen nad^ publikatie van „Berli ew Alexanderplatz" in 1929 uit een. Past dit slot bij het voa afgaande gebeuren, is het i het voorafgaande gegroeic Of geeft het de indruk, er lat< aan vastgeplakt te zijn. zoal Döblin zelf meende? Is dit eet™ positief, hoopvol slot of niet Faszbinder heeft zijn twijfell «y- Ik deel die dea Vol spanning zie ik uit naar d laatste aflevering van de 1' delige tv-serie „Berlin Alexafl derplatz". waarin regissei FaObinder een geheel eige Interpretatie van het sic biedt Wie de roman in de oorsprol kelijke taal wil lezen, kan de goedkope dtv-pocketuitgi ve aanbevelen. Als herdru van de zeer vrije en aanvecM bare Nederlandse vertalia tuit 1930) van Nico Rost vee scheen „Berlijn Alexander platz" bij uitgeverij Athe neum, Polak Van Gennep te Amsterdam.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 18