De Braintrain loopt als een trein De voorpret Ware geschiedenis Nooit conducteur ®- Ledigheid Kiezen: Ook in Nederland: Gunstige reacties DINSDAG 23 DECEMBER 1980 TROUW/KWARTET P 18 -® Kerstbijlage Trouw 1980 door Co Weigraven De klok staat op kwart voor ne gen, als de trein uit Cambridge Liverpool Street Station in Lon den binnenloopt. Drommen men sen verlaten de trein, de meesten gehaast, op weg naar school of werk. Achterin de laatste coupé echter blijven enkele mensen zit ten. Ze luisteren geboeid naar een wat oudere vrouw, die in het gangpad tegen de deur naar het laatste balkon staat. Op de tafel tjes Uggen reprodukties van schil derijen, knipsels uit kranten en tijdschriften en een viewer met daarnaast tientallen dia's. De vrouw is bezig met de afronding van haar iezlng over kunstgeschiedenis. Die lezing begon om 7.17 uur, toen de trein het station van Cambridge verliet. Haar ge hoor bestond op dat moment uit twee passagiers, maar dat aantal groeide, naar mate op de reis naar Londen meer sta tions werden aangedaan, tot zeven. Deze zeven mensen doen mee aan een zeer bijzonder fenomeen, dat een comblnaUe is van treinreizen en studeren: de Forensen Studie Club, in de wandeling de Brain train genoemd. Deze 'Breintrein' Is op gang gebracht door twee Engelsen die zich ergerden aan de gewone ledigheid ln een normale treincou- pé. Mevrouw Pamela le Pelley en Michael Young zochten naar een mogelijkheid om de miljoenen uren die wekelijks ln Enge land met het treinen naar en van het werk verloren gaan iets nuttiger te besteden. Ze kwamen op het Idee om de reis te combi neren met een of andere manier van stu deren. Aan briljante ideeën had het Mi chael Young nooit ontbroken: hij was een van de Initiatiefnemers van de Britse Open Universiteit, die nu loopt als een trein, hij heeft de Engelse Consumenten bond mee helpen oprichten en riep het Mutual Aid Centre in het leven, een orga-> nisatie die de „zelfhulp" van mensen pro pageert In mevrouw Le Pelley, een maat schappelijk zeer actieve cultureel antro pologe, vond hij een voor de Brelntreir enthousiaste compagnon. Beiden benaderden de Britse Spoorwe gen, die direct geestdriftig reageerden en medewerking toezegden. De volgende stap was het ondervragen van zo n hon derd forensen ln een ochtendtrein van Cambridge naar Londen. Ongeveer twee derde van de passagiers in de tweedeklas reageerde positief en koos voor vakken, die varleerden van Frans tot tuinieren. In de eerste klas bleek nauwelijks belang stelling te bestaan. Zeven forensen lieten weten dat ze wel les wilden geven ln een bepaald vak. Dat kwam goed uit, want de achtergrond van het hele idee was. dat passagiers zichzelf moesten „bedruipen": Ook forensen ln de andere ochtendtreinen naar Londen werden ondervraagd en daaruit bleek dat relatief gezien de meeste belangstelling bestond ln de trein van 7.17 uur. Voor daadwerkelijk met de lessen kon worden begonnen moesten er nogal wat organisatorische problemen worden opgelost Alle moeilijkheden bleken ech ter oplosbaar en aan het eind van de maand september 1977 begonnen de eer ste geregelde lessen aan boord van de „7.17" van Cambridge naar Londen. Geko zen werd voor lessen op dinsdag- en don derdagochtend. Het hele idee werd al spoedig een succes: ledereen was enthou siast De tweede brein trein werd de trein, die om 7.56 uit de Zuidengelse badplaats Brighton naar het Victoria-station in Lon den vertrekt En bij die twee is het niet gebleven. Op dit moment rijden er negen tien breintrelnen in Engeland rond, de meeste in de richting van Londen. Daar buiten is er nog een trein tussen de twee grootste steden in Wales: Cardiff en Swan sea. Zo'n driehonderd tot 350 forensen doen aan het project mee. Op één uitzondering na worden de brein- treinlessen gegeven ln de ochtend. Die uitzondering is de trein van 17.40 van het station Kings Cross in het noorden van Londen naar Peterborough. De keus voor treinen in de ochtend ligt een beetje voor de hand. De reizigers zijn nog fit (als ze niet nog slaperig zijn) en bovendien is het makkelijker afspreken in een trein in de ochtend. Vooral in een stad als Londen met zijn grote afstanden is het nauwelijks mogelijk af te spreken in een bepaalde trein terug naar huls. Er Is een grote variatie aan vakken, die men aan boord van de breintrelnen kan volgen. De keus ligt overigens geheel en al bij de forensen zelf: er is niemand die voor hen bedisselt dat er een bepaald vak gege ven wordt Frans scoort zeer hoog. Op de trein van Brighton naar Londen kunnen de „studenten" zelfs kiezen tussen Frans voor beginners en Frans voor gevorder den. Duits is ook erg in trek, evenals bridge. Forensen uit 8wlndon en Peters- borough beoefenen de Japanse taal, ter wijl hun collega's uit Folkestone de ge schiedenis van him eigen woonplaats be studeren. De reizigers uit Rugby houden zich vanaf 7.23 uur, vlak na het ontbijt dus. al bezig met Franse wijnen. Op het zelfde moment is men van Winchester naar Londen bezig met de theorie en prak tijk van Eerste hulp bij ongelukken. De lessen lelden in het algemeen niet op voor een diploma. Het meedoen aan lessen ln de brein trein is ln principe gratis. Veel kosten hoeven er trouwens niet gemaakt te worden, want de grootste post bij het onderwijs, de salarissen, bestaat hier niet. Voor kosten voor papier en dergelijke ontvangt de brein trein een subsidie van het Mutual Aid Centre. Mevrouw Pamela le Pelley heeft inmid dels aan het hele project een volledige dagtaak. Ze overlegt voortdurend met British Rail welke treinen gekozen kun nen worden om een nieuwe brein trein te beginnen. Ze gaat daarop gewapend met vraagformulleren de gekozen trein in om te kijken of er belangstelling is en analy seert de uitkomsten van zo'n enquête. Bovendien zoekt ze iemand die als cen traal figuur op het desbetreffende traject kan fungeren. Bij zo iemand kunnen de reizigers terecht met hun problemen en hij of zij kan op elke „breintreindag" een oogje in het zeil houden. Over haar ervaringen met de brelntrein heeft mevrouw Le Pelley een boekje ge schreven. Daarin staan ook aanwijzingen voor hen, die op eigen houtje een brein- trein willen beginnen. Het is ook het stre ven van mevrouw Le Pelley, dat het pro ject bijna helemaal „selfsupporting" wordt: zo weinig mogelijk bemoeienis van buitenaf, de reizigers moeten het zelf doen. Haar Ideaal is, dat er nog eens een dag aanbreekt, dat ln alle daarvoor ge schikte Engelse treinen de mogelijkheid wordt geschapen, dat men daar kan stu deren. Dat zou kunnen op de manier waar op hier ln Nederland stiltecoupés in som mige treinen functioneren. In elke Engelse intercity-trein of stoptrein over langere afstand zou een open coupé van ongeveer twintig plaatsen moeten meerijden, die, als daarvoor belangstelling bestaat, ge bruikt kan worden voor gezamenlijke studie. Met de medewerking die de brelntrein van de Britse Spoorwegen krijgt is mevrouw Le Pelley uiterst tevreden. Aan de andere kant is ze over dit staatsbedrijf niet zo te spreken. Het lijkt er inderdaad op, dat men daar niets nalaat om de reizigers de trein uit te jagen. Op de laatste dag van november werd voor de tweede keer dit Jaar een tariefsverhoging van kracht, en niet zo'n kleintje: de prijzen gingen ge middeld met bijna twintig procent om hoog. Dat zou nog niet zo erg zijn, als daar maar verbeteringen van de service en dienstregelingen tegenover stonden. Maar er zijn Juist plannen om die service te beperken en de diens tree ling uit te dun nen om het verlies van dit bedrijf het hoofd te kunnen bieden. Het. idee van de brelntrein is niet helemaal van Britse origine. Al Jaren rijdt er op Long Island in de Verenigde Staten een dergelijke trein, maar ln tegenstelling tot Engeland gebeurt dat hier op commercië le basis. Ook in Australië rijdt op een traject naar Sydney een brelntrein. In Zweden is enkele Jaren geleden gepro beerd het idee „British by Rail" op te zetten. Het mislukte, en de reden daar voor was waarschijnlijk, dat de reizigers een bepaalde cursus werd opgedrongen: ze konden zelf niet bepalen, wat ze tijdens de treinreis wilden bestuderen. Het lijkt er sterk op. dat de brelntrein ook ln Nederland gaat rijden. Onderzoekers en studenten aan de subfaculteit andragolo gie van de Universiteit van Amsterdam zijn enthousiast geworden voor het Engel se idee en willen nu gaan helpen bij het opzetten van iets dergelijks in Nederland. Enkelen van hen hebben al een bezoek gebracht aan de Britse brelntrein en er is inmiddels contact opgenomen met de NS, die ln principe het groene licht heeft gege ven, maar (uiteraard) geen financiële steun kon toezeggen. De Spoorwegen zijn wel bezig om het patroon van het f Cf nAM.iAM.MA* t A W A IA i i Ir n n TM X'., .1 ...l-.. senvervoer te bekijken. In Nederlani v ten de forensen gemiddeld korter 1 i zic trein dan hun Engelse lotgenoten, e .g kan van invloed zijn op het welslagei u het geheel. In Engeland is men er pro dervindelijk achter gekomen, dat v w minuten toch wel het minimum is een brelntrein. De NS zal verder wa betrokken bij de keus van het trj waar binnenkort de eerste breintrelf^n proef zal rijden. In „Tussen de Rails" is al gepeild, bKu reizigers over het idee denken en de e ,jen positieve reacties druppelen al binr de universiteit. Een student andragt die iedere dag van Maastricht nas sterdam en terug treint, plakt op t waar hij zit, een poster met inlicht! over de brelntrein. Daarmee heeft vele gunstige reacties van medei uitgelokt, die veel voor het idee t Deze winter moet alles definitief i grond komen. De bedoeling is, dat o duur de reizigers de studieclub vo< grootste deel zelf gaan org anise re subfaculteit zal het project, als het| maal is opgezet en in de praktijk f proefd, overdragen aan een nog te k of wellicht nog op te richten instant! als coördinatiepunt kan fungeren. Als forensen belangstelling voor c derlandse brelntrein ln oprichting'1 ben of verdere inlichtingen verlangi kunnen zij terecht bij: Universiteitl Amsterdam, subfaculteit andragol Het t a v Bert Bakker en Matthleu Karei, Dp c te Bickerstraat 72. Amsterdam Tele^jg5« 020-262624. Lor door A. J. Klei ,Jfu moet ik gaan, "zei mijn collega, met wie ik stond te praten in de gang van ons bedrijfspand. Hij pakte het koffertje op, dat hij tijdens ons gesprek op de vloer had gezet. „Waar ga je heen?" vroeg ik. Hij antwoordde dat hij naar Keulen moest en op zijn horloge ziende, verklaarde hij nog best even tijd te hebben om in de kantine een hapje te eten. Dan nam hij de trein op het Amstelstation, dat was maar één halte met de metro van de krant vandaan. Ik keek hem vol afgrijzen aan. Was dat zijn manier om een treinreis te beginnen?Met de kantine en het Amstelstation Och, als iemand even naar Breukelen moet, wil ik het wel door de vingers zien dat hij na een slok koffie in de kantine op t Amstelstation opstapt, maar een treinreis van enige omvang dient heel anders voorbereid te worden. Ik vertelde mijn collega hoe ik dat pleeg te doen en daar stak hij heel wat van op. Aangezien ik onze lezers graag iets meegeef, zal ik thans ook hier mijn gedragslijn uiteenzetten. Vroeger kocht ik reeds de dag vóór mijn vertrekeen toegangsbewijs tot de trein van mijn keuze, maar sinds ze aan t loket soms van die onbestemde papiertjes afgeven in plaats van een stevig stukje karton, laat ik dit na. Ik heb onlangs zo'n papiertje per ongeluk in de prullemand gegooid en toen moest ik een nieuw kaartje kopen. Om te beginnen begeef ik me lang vóór het tijdstip van vertrek naar het Centraal Station. Dat is tenminste een echt station met grote overkappingen en zo, en geen pretentieuze halte zoals het Amstel station. Met het reisbiljet op zak stap ik dan eerst naar de snoepwinkel bi) de ingang van de tunnel, die naar de perrons voert. Daar zoek ik met grote zorg een versnapering uit voor onderweg. Oeen reep chocola of een koek, die zijn te vlug op, het wordt een rolletje met spul, waar je op zuigen kunt, een soort veredelde pepermunt ofzo. En dan neem ik er pas eentje, als de trein wegrijdt. Daarna ga ik naar de tegenover gelegen kiosk om treinlectuur te kopen. Ook dit vereist de uiterste zorg, het moet een blad of boek zijn dat gezellig is en waarmee Je tóch voor de dag kunt komen voor t geval onderweg een kennis bij jou in de coupé komt Zijn deze nuttige en tevens aangename bezigheden achter de rug, dan is de eerste klas wachtkamer mijn doel. De sjiek van dit vertrek is weliswaar enigszins verlept, maar het troont hoog boven een kantine vol formica. Hier bestel ik op m'n gemak een warme vertering: een kop koffie met een saucijsje of, als t een beetje wil, een lekkere kop soep, want als we uitgaan kijken we niet op een cent. Ten slotte wandel ik naar het perron, waar mijn trein al gereed staat, want dat is het voordeel van het Centraal Station als eindstation. Ik heb nog een minuut of twintig, langzaam loop ik de trein langswaar zal UC gaan zitten 8oms gooi ik alle remmen los en reis ik eerste klas. In dit geval luistert de keuze wzn een zitplaats extra nauwkeurig. Je moet dan kijken of er een buitenlandse wagon bij is en ik zal uitleggen, waarom. Een Nederlands eerste-klas- compartiment is zeer verantwoord en daardoor zeer saai. Een buitenlandse coupé is belegd met een kamerbreed tapijt vol tierlantijnen, dat Je voor geen goud in je eigen woning zou willen hebben, maar dat het gevoel versterkt van ver heen te zijn en ver heen te gaan. En als het zachte pluche van mijn fauteuil ook nog beschermd wordt door een gehaakte antimakassar ben ik volmaakt gelukkig. Als ik eindelijk geïnstalleerd ben en het rolletje snoep binnen handbereik gelegd heb, kan de trein vertrekken. Dat doet hij dan ook. door Kooe van Weringh Tben de spoorwegen in Nederland 125 jaar bestonden, dat was, zoals iedereen hoort te weten in 1964, kwam er een boekje uit met de eenvoudige titel: De trein boort erbij. Voor veel mensen in dit autofiele tijdperk is dat niet meer zo. maar ik behoor nog tot de generatie voor wie de ontdekking dat de trein bestond tot de „grote ervaringen moet worden gerekend. Wij gingen als schooljongens naar het kleine station in Vries-Zuidlaren en zagen vol ontzag de treinen, nog' voortgetrokken door stoomlocomotieven, voorbij denderen. Diep onder de indruk waren wij toen wij hoorden dat iemand uit het dorp een einde aan zijn leven gemaakt had door zich in de buurt van dat station voor de trein te werpen. En heel trots waren wij toen in 1952 het baanvak tot Groningen geëlektrificeerd werd. Mijn meeste generatiegenoten hebben zich later tot het blik op vier wielen gewend, waarschijnlijk in de veronderstelling dat er niets mooiers is dan de wereld vanachter de eigen voorruit te bekijken, maarzij weten niet wat zij missen. Wat het vervoer betreft gaat er niets boven de trein. Daar kan niet genoeg op gewezen worden, zelfs als hl), wat tegenwoordig het geval is, bijna nooit meer op tijd rijdt en lang niet altijd van koffie is voorzien. Koffie, kranten, stations en treinen, dat is een geheel dat vreugde schept, op een enkele uitzondering na, zoals de volgende ware geschiedenis leert. Aan het eind van het jaar 1957 moest ik in militaire dienst. Dat was de tijd dat de militaire trein nog bestond. Tegenwoordig zitten militairen in burger ln gewone treinen en weetje dat het militairen zijn omdat ze nog dezelfde taal uitslaan als de militairen die vroeger alleen in militaire treinen zaten. Dat is de vooruitgang. De militaire trein. Wie zal ooit de treurnis kunnen beschrijven als op een zondagavond de plichten van het onbegrepen kazerneleven weer riepen en de perrons volgepakt stonden met afscheidnemende paartjes, meedogenloos in het oog gehouden door vanonder hun witte helmen toekijkende marechaussees? „Kalkemmers", noemden wij die. Op één van die zondagavonden moest ik mij weer naar mijn onderdeel begeven in Ermelo, een plaats waar ik nu nog steeds de neiging heb mijn ogen te sluiten alé ik er met een intercity doorsuis. De sfeer in de trein was eerst landerig, dat was altijd zo. Iedereen verwerkte in stilte de voorbijgegane vreugden van de anderhalve vrije dag. Bi) Meppel trad de verandering in. Op het station in die plaats was toen koffie. Als een trein binnenliep snelden rhannen met een dienblad en een grote koffiekan het perron op om de uit alle ramen hangende reizigers van koffie te voorzien. In Meppel had men toen bekertjes waarop stond: „Kenners wachten tot Meppel."Zo'n bekertje koffie kostte 35 cent. Wij zaten metz'n vieren en ik zou het bedrag even voorschieten. Ik gaf de koffieman een rijksdaalder op het moment dat de fluit ging. Hij rommelde wat op het schoteltje waar het geld op lag, maar deed geen serieuze pogingen mij het resterende bedrag, f 1,10 terug te betalen. Een soldaat verdiende destijds f 1,15 per dag, zodat ik mij niet kon veroorloven het erbij te laten zitten. Wij riepen tegen de man dat hij moest opschieten. En even zag het er ook naar uit dat hij mij het geld zou geven, want hij begon mee te lopen toen de trein zich in beweging zette. Precies op het ogenblik dat hij wilde blijven staan pakte ik de koffiekan van zijn dienblad en manoeuvreerde die door het raam naar binnen. Langs de trein hoorden wij een groot gejuich opgaan en even later dromden vele soldaten in onze coupé samen. De kan hebben wij leeggeschonken en in Ermelo in het bagagenet gezet. Meer prestaties heb ik in mijn militaire diensttijd niet geleverd. Sinds die dag heb ik belangstelling voor criminologie. Ruud Verdonck rel rac Mc] ITO' iet lat sto loc Nooit conducteur willen worden. Roosendaal honderd Jaar spoorstad. Dat was nog eeiui een echt feest Het duurde maanden lang, kan ik me herinneren. Op school was uitgebreid verteld over het vitale belang van het station dat noord met zuid verbond. Wie Nederland uit wilde, kon dat eigenlijk maar op één manier: langs ons station en langs onze douane. De hele stad was versierd alsof het processie idos. Veel vlaggen, grote wimpels in de winkelstraat. Op strategische punten hingen spandoeken over de straat waarop de reden van het feest nog eens duidelijk stond vermeld. Daarnaast was er iets blijvend aan het stadsbeeld veranderd. Er waren grote betonnen bloembakken gekomen en er was een nieuwe fontein op het plein voor het station gebouwd. Zodat we nog jarenlang zouden weten van deze zomer. Het hoogtepunt was een wandeling in de avond. Er was feestverlichting, maar er waren vooral met gekleurd licht gesierde fonteinen, zodat het leek alsof je op de Efteling was. Er ontbrak nog maar één ding aan het feest: ik had nog nooit in een trein gezeten. Ik was zelfs nog nooit op het perron geweest. De trein kende ik van de schuiven, de spoorbomen naast het station, die Roosendaal in tweeën deelden. Roosendaal en „over de schuiven". Dat verlangen werd pas een jaar later gestild. Als laatste rustpunt voor het buitenland, stopte ook de Lourdestrein in Roosendaal. Die keer ging de rector van het ziekenhuis, waar ik misdienaar was, mee naar Lourdes. In de tuin van het ziekenhuis vertelde hij bi) de nagebouwde grot, over het doel van de reis. Daar was weinig verbeeldingskracht voor nodig. Achter in de grot waren ook enkele oude krukken opgehangen. Ik was een van de twee misdienaars die mee mochten om de rector op het station uitgeleide te doen. Hoe het was om op reis te gaan, voelde ik pas echt, toen ik bij het loket zelf m'n perronkaartje mocht pakken en bij me mocht steken. Dat gevoel, zelf ook reiziger te zijn, verliet me geen seconde, in de tijd dat we op het perron moesten wachten op de trein. Tussen paters en nonnen liep ik bijna geroutineerd rond. Ik had hier ook iets te zoeken. Mijn eerste trein. Toen de Lourdesexpresse eindelijk binnen kwam, was ik de rector zonder afscheid nemen, kwijt. Maar omdat hij beloofd had, dat toe tot in de trein even mee zouden mogen, stapte ik gewoon naar binnen. De trein. Het stonk er. Het was er warm. Het was vol. Ik werd alle kanten opgeduwd. Maar vooral, er tvaren overal zieken. Van het ziekenhuis was ik wel iets gewend. Als hulp bij het toedienen van de laatste sacramenten, wist ik wel wat zeer ziek was. En van de zalen, wist ik ook wel wat gewoon ziek was. Maar dit tdos iets heel anders. Deze mensen waren stuk voor stuk zeer ernstig ziek. Anders ga Je niet naar Lourdes. Ze lagen er ook bij met alle gebreken duidelijk herkenbaar. Alleen. Ze deden zo blij. Ze zwaaiden, ze lachten, ze zongen. Terwijl ik, heel zeker, wist dat dit de ernstigste gevallen waren. Bovendien, slechts een enkeling zou gezond terugkeren. De rest moest gewoon z'n kruis dragen, zoals de rector dat zei. En daar lagen ze dan, en waren buitengewoon opgewekt en druk. Halverwege de eerste coupé, zonder precies te zien wat een trein was. zonder gevoeld te hebben hoe het in een trein is, keerde ik om en rende naar buiten Nooit conducteur willen worden. Sc» die ziel „0 hel tee Ri< die op- gei ..C ku uil toi ov tel de

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 20