Intrigerend beeld van stervende samenleving Sater doolt rond in niemandsland Schrijversbond valt boekenclubs aan Neo Angin als u last van uw keel hebt. KCOV's slaan zich goed door Dvorak heen Baal speelt Het jachtgezelschap van Thomas Bernhard neo artgih Lente, Zomer, Herfst Glenda Maurice overtuigend lii ADVERTENTIE KUNST/RADIO/TELEVISIE Nieuw: De terrorist. Ameri kaanse televisiefilm in vier delen, om Scruples gauw te vergeten. Terrorist keert na verbanning terug en zoekt naar nieuwe activiteiten. De politie maakt jacht. Bekend recept. Ned. 2/21.20 Instructies in de meterkast. Documentaire over de civiele verdediging in Nederland. De BB is bijna opgeheven. Is dat een veilig gevoel? Niek Hei- zenberg keek verder dan Ne derland lang is. Ned. 1121.55 Extra: TROS sport met ten nis voor vrouwen in Amster dam. Over de sluikreclame is nog een kort geding geweest;' Maar gelukkig, hij staat er nog. Ned. 2 23.05 Lees eerst de gebruiksvoorschriften. MAANDAG 10 NOVEMBER 1980 24 pastilles voor de keel door André Rutlen AMSTERDAM De toneelgroep Baal speelt, omdat het haar toebedachte Frascati nog altijd niet klaar is, in een weer nieuw tijdelijk onderkomen, (Valkenburgerstraat 16) vlak bij de Ijtunnel, ,,Het Jachtgezelschap" van de Oostenrijkse schrijver Thomas Bernhard (49). In een heldere vertaling van Ruud Engelander en in een zorgvuldige regie van Lodewijk de Boer. Met in de voornaamste rollen èan de ene kant Edwin de Vries, aan de andere Trudy de Jong en Jack Vecht Edwin de Vries speelt „de schrijver", die is opgetrommeld naar het jacht huis van de generaal, om diens vrouw aangenaam bezig te houden terwijl de oude vechtjas-staatsman zelf met twee ministers, een prins en een prin ses, op jacht is op zijn eigen domein, dat uit zeventig bij negentig kilome ter bos bestaat. In dat jachtgezel schap is de schrijver de buitenstaan der. de kritische observator-commen tator. Een gewoon levend denkend man tegenover mensen in hun maat schappelijk bepaalde rollen. Zoiets als levende mummies. De meesten van hen zeggen ook nauwelijks iets. De generaal Jack Vecht praat, zijn vrouw Trudy de Jong praat, de schrijver praat. Het gaat voortdurend over de gene raal en daardoor over de naoorlogse samenleving, waaraan hij als leiding gevend staatsman vorm gegeven heeft, en waarvan hij dus voor de schrijver de verpersoonlijking is. Het is ook een gevecht van die schrijver tegen de staatsman, tegen de samen leving, een gevecht op leven en dood, waarbij de schrijver het toneel als strijdmiddel gebruikt. Wat je ziet heeft hij in beeld gebracht. Hij laat ook de generaal zien als iemand, die zich daar terdege bewust van is. Hij valt de schrijver er doorlopend op aan, dat die hem op het toneel te kijk zet, mét zijn hele jachtgezelschap. In het slot wordt er sterk de nadruk op gelegd, dat je hebt zitten kijken naar een toneelverbeelding van wat de schrijver als de werkelijkheid ziet. Die toneelverbeelding bestaat uit drie delen. In het eerste wachten de schrijver en de vrouw van de generaal op de aankomst van haar man met zijn gezelschap, dat op het eind van dat deel door de sneeuw wadend bin nenkomt. In het tweede deel is het gezelschap op jacht je hoort het geschiet de schrijver en de vrouw spelen pratend en drinkend kaart. In het derde deel zitten zij allemaal na de j%cht pratend, drinkend en etend bij elkaar. Nieuwe ideeën Dat is wat je ziet. Wat hoor Je? De gesprekken gaan over de generaal, die indertijd bij Stalingrad zijn linkerarm is kwijt geraakt, aan een ongeneeslijke ziekte lijdt, bovendien de grauwe staar heeft, zodat hij niet kan zien dat zijn immense bos geheel door de schorskever is aangetast en totaal omgehakt zal moeten worden. Het is ten dode opgeschreven. En juist dat bos heeft ontzettend veel voor hem betekend. Niet alleen om dat hij er zich op het einde van de oorlog met zijn vrouw schuil heeft kunnen houden, maar ook omdat hij daar telkens nieuwe ideeën heeft op gedaan voor de staatsinrichting die hij vorm gaf, en voor het boek, dat hij aan het schrijven is. Daarmee paral lel loopt het gegeven, dat de minis ters op de jachtpartij verschenen zijn om hem tot aftreden te dwingen. Zijn macht is uit, zijn samenleving onder mijnd als zijn bos. Dat bos doet de generaal, zoals zijn vrouw onthult vlak voordat hij zich zelf doodt, ook denken aan de in Rusland bevroren soldaten. „Aan de duizenden en honderdduizenden niets dan bevrorenen, mevrouw", vult de schrijver aan. Hij gaat er op door: „Wat op mij de meeste indruk heeft gemaakt en waarin zijn scherp ver stand zich met de meest uitzonderlij ke klaarheid uitdrukt is het hoofd stuk waarin de generaal de laatste ontmoeting met generaalveldmaar- schalk Von Paulus beschrijft. Hij heeft een oog voor de doden zoals immers überhaupt de dood in zijn boek de grootste rol speelt. Merk waardigerwijze houdt de dood hem het allerdiepste bezig. Zijn beschrij ving van de doodgevrorenen is naar mijn mening de meest uitzonderlijke en overtuigende beschouwing van de dood." Onmiddellijk daarna valt het schot, waarmee de generaal, buiten het zicht van de anderen, een eind aan door Dirkje Houtman V.I.n.r. Stella, Patrick en José in „Lente, Zomer, Herfst" van de toneelgroep Sater. Foto: Kors ran Bensekom door Jac. Kort en W. H. Wolvekamp AMSTERDAM Oratoriumverenigingen zijn aangewezen op een tamelijk beperkt aantal grote (ook wel genoemd avondvullende) werken. In onze eigen tijd verschijnt er nauwelijks iets op dit gebied en wat er uitkomt is door amateurzangers en -zangeressen niet uitvoerbaar. Toch is de laatste Jaren het streven te bemerken om van het zogenoemde ijzeren repertoire (Bach, Handel, Haydn, Mendelssohn) af te komen en er verschijnen namen als Orff, Britten en Poulenc op de programma's. Het feit dat er van deze soort „nieu were" componisten werken bestaan van beperkte lengte, geeft tevens de gelegenheid om op het resterende deel van het concert Iets vertrouwds ten gehore te brengen. Een soort van koppelverkoop, waar weinig tegen in te brengen is. zoals ook op verschil lende plaatsen in het weekeinde bleek. Meiiidert Boekei bracht zaterdag avond in het Concertgebouw in Am sterdam met zijn KCOV Excelsior de Mis in D van Antonin Dvorak en The Musicmakers van Edward Elgar, de eerste ontstaan in 1890, het tweede omstreeks 1910. Van vernieuwing kan in dit verband uiteraard niet gespro ken worden. Van uitbreiding van het repertoire wel degelijk, want beide werken zijn hier zelden of nooit uitge voerd. Dvorak's Mis moet in de Jaren negen tig van de vorige eeuw een enorm succes hebben gehad, naar wordt ge zegd. Als dat waar is, is dat een teken dat er sinds die tijd iets is veranderd. Thans laat de hoorder deze vrij op pervlakkige muziek onaangedaan aan zich voorbij gaan. De diepere betekenis van deze tekst, die andere componisten heeft geïnspireerd tot aangrijpende toonzettingen, schijnt aan Dvorak voorbij te zijn gegaan. Anders is het met Elgaris, op een gedicht van Arthur O'Shaugnessy ge schreven cantate The Musicmakers, want hierin worden de visionaire beelden, die de dichter oproept wel degelijk op adequate wijze in de mu ziek vertaald tot een zo meeslepend geheel, dat je er niet aan denkt om er denigrerende termen (zoals „nabloei van de laat-romantlek") voor te ver zinnen. Meindert Boekei gaf met Excelsior van beide werken een uitstekende vertolking. Hij is een perfecte koorlei der, die zijn mensen uitermate goed voorbereidt op hun taak en tijdens de uitvoering voor een alerte directie zorgt. Zodoende kan het koor dat over voortreffelijk stemmenmateri- aal beschikt, zo heerlijk ontspannen zingen als deze avond te horen was. Eigen compositie Ook Willem Wiesehahn, die zondag middag met het Amsterdams Ge mengd Koor een concert in de Grote Zaal van het Concertgebouw in Am sterdam gaf, wil zijn oratoriumver eniging op andere wegen brengen. Hij is daartoe zelf aan de slag gegaan en heeft een Missa pro patria gecompo neerd, die deze middag in première ging. Hoewel ik de laatste zal zijn om te ontkennen, dat deze geroutineerde koordirigent een goed klinkend koor werk kan afleveren vraag ik me toch af of hiermee het middel gevonden is om tot repertoire-vernieuwing, c.q. uitbreiding te komen. De geschiede nis heeft geleerd, dat componerende dirigenten (Hubert Cuypers, Theo v.d. Bijl en anderen) nooit iets heb ben gemaakt, dat andere verenigin gen dan die van henzelf hebben uitge voerd. Hoe prettig een (eigen) koor het mag vinden een dergelijk stuk te zingen en hoe hartelijk een publiek mag reageren, voor de toekomst van het repertoire belooft het weinig. Althans weinig met vergeleken met Stabat Mater (het oude nummertje) van Rossini, dat na bijna anderhalve eeuw nog weinig aan frisheid heeft ingeboet, en vermoedelijk nog wel een tijdje mee kan. Het vrij talrijke publiek was er dusdanig mee ingeno men dat ieder onderdeel met applaus werd beloond. De soms bijna onge- neerde opera-trucjes doen het nog steeds. Ook Wiesehahn heeft een flink koor met veel jonge stemmen tot zijn bestemming dat ook ditmaal voor voortreffelijke prestaties kwam en zijn taak zeer genuanceerd bracht. J.K. Slagvaardigheid ROTTERDAM Antonin Dvoraks Requiem is in veel jaren niet uitge voerd in Rotterdam. Zaterdagavond heeft de Kon. Chr. Oratorium Vereni ging Halleluja er onder leiding van Henk Heins een auditie van gegeven die bijzonder geslaagd mag heten. Het grote vocale ensemble was 6 ge voor zijn taak berekend. Eej schaafde, genuanceerde koorl (ook in het forte) en grote slai digheld waren kennelijk een i taat van een serieuze en inteni voorbereiding. Evenals bij veel gemengde koren! bij Halleluja de verhouding van| aantal vrouwen- en mannenstem ln het nadeel van laatstgeni groep uit. een euvel dat de echter zo veel mogelijk heeft t te elimineren door tenoren en b centraal op het podium op te s Wat de muzikale inhoud betf in Dvoraks Requiem een duideiij- stijgende lijn. Enkele bétéöfifriJlB jJJ ga's uit het tweede deel, die het structuur veel affiniteit vertonen scu, Brahms, vormden deze avond hoogtepunten in 'de koorzang. kra Het vrij sterk bezette Utrechts Si ®*'d' fonie Orkest werd door Henk Hf u da, met grote kennis van zaken gek rinK Vooral de hout- en koperblaze"™- verden uitstekend partij. Een v opvallende, maar door Tijn van^| met grote accuratesse uitgevoer gelpartlj'completeerde de instr tale begeleiding. In de keuzen van zijn vocale s< is de dirigent bepaald geluF weest. Het waren Annemarie sopraan; Margareth Beunders.^ Hein Meens, tenor en Wout kamp, bas. Fraaie en draagki stemmen, die in aanzienlijke bijdroegen tot het artistieke taat van deze avond. Deze solui bleken in het harmonisch zowel modulatorisch belangwekkende Jesu een homogeen ensemble tei men. Dvoraks Requiem een dat groter bekendheid verdient fkoz< acht de bied igen tijm Ri ..P toe nt ee AMSTERDAM De Amerikaanse mezzo-sopraan Glen *s J Maurice laat deze weken goed horen, wat ze waard Is. Nadat n, vorig weekend haar debuut maakte met het Concertgeboi Wer orkest in Regers hymne An die Hoffnung, gaf ze gistermid< in de Kleine Zaal van het Concertgebouw een liederenrec^oC in de serie Tussen Debuut en Roem. Alleen al door de keuze van de liede ren. was het een opmerkelijk optre den. Olenda Maurice heeft zich in ieder geval niet laten verleiden haar programma te vullen met overbeken de succesnummers. Ze zong onder meer Poulencs Caligrammes en wer ken van Samuel Barber waarmee ze bewees ook buiten de gebaande pa den van de liederenpraktijk geschikt repertoire te vinden. Daarbij heeft ze met dit recital ook aangetoond heel precies te weten wat ze zelf aankan. Elk lied ligt binnen haar bereik zowel technisch als op het interpretatieve vlak. Die techniek mag er overigens zijn; daarmee zal ze weinig problemen ondervinden. Ze heeft een stem, die het in het roman tische repertoire goed zal doen, maar daarbuiten heb ik mijn twijfels. De stem heeft een vibrato, die op langere noten ongehoorde grootte kan aanne men. Bovendien wordt het in de noogte allemaal wat onzeker: i de aanzetten, als de inkleuring is Mee niet altijd even afgewerkt. Ondanks deze kritiek blijft er middenregister over, waarmee C da Maurice prachtige dingen Haar vertolking -an de Brahms l« ^0 5 ren. Immer leiser wird mein mer in het bijzonder, waren intens ontroerend. Samuel Barber -p tigste eeuwer, maar componeren een lang vervlogen idioom W! haar een prima vertolker. Voor Poulencs cyclus Calligrafl op teksten van Apollinaire is 3 meer humor vereist. IOD n ei nval] Ulati lakt g°l We zullen Glenda Maurice ongtj r.°el feld volgend jaar terugzien. Wie jj k niet op kan wachten, kan zicnijj, eerste plaat aanschaffen, waf7jDorcje liederen van Brahms, Manl»| Strauss zingt. ;i]n ge telden heilzaam voor keel en keetholte bi) slecht weer en tegen slechte adem. ren en lezen oervervelend vindt. Als zinnelijke tegenpool van de twee pril le intsiiectüeien'maairt2eTTiW7ianie op José een grote indruk. Stelle laat haar die zorqer andere kanten van het leven zien en ontlokt José een on voorwaardelijke solidariteit en eer lijkheid. Een vertrouwen dat ze ook weer beschaamt waarmee José illusie over liefde en vriendschap teniet wordt gedaan. Zo gaat zij de herfst in alleen, op kamers, studeren. Haar slotmonoloog ademt het breekpunt tussen kindzijn en volwassen worden. Ze kiest uiteindelijk voor het laatste, waarmee een toekomstperspectief gesuggereerd wordt. Aat Ceelen laat de structuur van het stuk rusten op het breukvlak van de tijd. De ontwikkeling van de oudera en die van de jongeren kruisen el kaar. De ouders gaan samen verder, de jongeren proberen het uiteindelijk alleen. De zekerheid van een door en door bekend levenspatroon staat lijn recht tegenover het onbekende waar aan José zich blootstelt. Wat dat op levert is de vraag. Datzelfde geldt voor Sater, die van „Lente, Zomer, Herfst" een aardige voorstelling maakte. Waar dit zoeken naar leidt is vooralsnog niet duidelijk, maar dat zal dan uit de komende prod uk ties moeten blijken. UTRECHT In „Lente, Zomer, Herfst" stelt Sater, zo lijkt het, zijn eigen positie aan de kaak. Niet letterlijk maar in het tegengestelde toekomstperspectief van twee generaties. Zaterdag werd dit stuk van Aat Ceelen, geregisseerd door Jaap van Donselaar in de Utrechtse Schouwburg voor het eerst opgevoerd. Ook al laat de voorstelling als geheel niets te raden, het werd niet duidelijk waar Sater, die de afgelopen tien jaar in een combinatie van politiek en voor het toneel nieuwe theatrale vor men ontwikkelde, nu op afstevent. Alle expliciete politieke verwijzingen zijn weggelaten. Onzekerheden heb ben de plaats ingenomen van een bewust gekozen engagement. De to neelfiguren bevinden zich op een breukvlak. De voorstelling toont een niemandsland waar Sater in rond doolt met Rudolf den Ambtman als verbindende schakel tussen het oude en mogelijke nieuwe Sater. Hij speelt de vader die tien jaar geleden midden in de roerige opstandige wereld stond en zich nu afvraagt waar het allemaal voor diende. Tegen het vriendje van zijn dochter lucht hij zijn hart in een wanhopig dronken monoloog. „Je kan het allemaal niet terughalen", zegt hij, „dat zou net zoiets zijn als een tweede pot thee van hetzelfde zakje". Tijdelijk woont hij gescheiden van zijn vrouw, om afstand te nemen. Als het echtpaar tijdens de zomervakan tie besluit het samen weer te probe ren moet die poging wel tot misluk ken gedoemd zijn. Elke hartstocht van vroeger is hun nu vreemd en.de irritaties hebben zich transparant in hun relatie verweven. De smaak is verwaterd. Een waarschuwing voor Sater om zich niet op de platgetreden paden van het recente succes terug te trek ken? Met de drie jonge spelers die de groep heeft aangetrokken zou dan een andere weg ingeslagen kunnen worden. Maar welke? Daar tobben de jongeren in het stuk zichtbaar mee. Dochter José probeert zich voortdurend terug te trekken in een verbeelde werkelijkheid, haar vriendje Patrick met wie zij sinds de lagere school een platonische verhou ding heeft zoekt het ook in de illusie; hij wil schrijver worden. Als het stuk begint is het lente en zitten de twee voor hun eindexamen. Ze praten veel, te veel naar de zin van Stella, Josés nieuwe vriendin, die le- Speciaal vandaag eens een boekenclub is binnenge stapt weet dat het hele boekenclub- gebeuren berust op een vorm van gezichtsbedrog. Zo'n uitstalkast van boeken ziet hij eerder als een grote verleider om iets te kopen wat men niet wil, dan dat hij die clubs be schouwt als een bijdrage tot versprei ding van een cultuurgoed zoals een goed boek. De commerciële boekenclubs teren op de geur van Idealisme. die*de voor oorlogse boekenclubs hadden, toen zij werkelijk in dienst stonden van een maatschappelijk ideaal; het goe de boek onder bereik brengen van arbeiders, die de drempel van de boe kenwinkel nog niet durfden over schrijden, betoogde de voorzitter van de WL In de gehele keten van boekenpro- duktie is de schrijver in financieel en Koren streven naar uitbreiding repertoire De schrijver (Edwin de Vries) en de vrouw van de generaal (Trudy de Jong) in B jut jachtgezelschap bij Baal ravi Foto flans Verb* »n va zijn leven maakt. Daarna hoor je de houthakkers aan het vellen van de bomen beginnen. Zoals in Tsjechows Kersentuin. Ledepoppen Baal heeft een knappe voorstelling gemaakt, waarin Edwin de Vries een geëmotioneerd denkend mens speelt, de anderen vooral Trudy de Jong en Jaak Vecht de bewegende lede poppen, die hun plaats in de samenle ving van hen gemaakt heeft, maar die tegelijkertijd hun vanzelfsprekende manier van zich gedragen geworden is. Het is niet niks, dat de spelers Juist die afstand in hun rollen weten te brengen. Bovendien weet Jack Vecht in zijn lange tirade tegen de schrijver in het derde deel een ongemene span ning op te bouwen, waarin de drama tiek van het gevecht dat hij voert j °u voelbaar wordt. In de laconieke rt tie daarop van de schrijver isJ* spanning opeens totaal weg. Je b! v een beetje zitten met de vraag, ofj 'p wel juist is. Bovendien word je afgeleid doordat je als toeschou de generaal tot en met het dodel schot wel blijft zien. Een niet zo V keloos slot van een overigens ta lijk vlekkeloze voorstelling. economisch opzicht de zwakke «j ie mi kei. Waar het er om gaat het bela 1 dec rijke literaire boek van de onderj 1 re te redden, behoren auteur en uitjSntezi niet tegenover elkaar te staan aientei naast elkaar. Daarmee wilde waart overigens niet ontkei er tegenstellingen bestaan zetwee. De WL-voorzitter er ln de houding van tegenover de schrijver andering is gekomen. Een overheid, genoemd werd het rie van CRM, erkent thans te hebben. Bij het ministerie ale zaken is men evenwel nog ver niet. Daar wordt het schrijver beschouwd als „een oj kend bijverschijnsel", aldus waart. AMSTERDAM (ANP) De huidige boekenclubs varen onder valse vlag en daarvan zijn schrijvers in eerste instantie de dupe, aldus voorzitter Dick Houwaart van de Vereniging van Letterkundigen (WL). Hij zei dit zaterdag in Amsterdam op een feeste lijke bijeenkomst ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de schrij versbond. Uitgevers moeten aan deze boeken clubs. die bijna een kwart van de boekenmarkt in handen hebben, le veren tegen een korting van ongeveer 73 procent en auteurs moeten genoe gen nemen met een zeer klein honora rium, alus Houwaart. Het heeft er de schijn van dat de lezer daarmee ge diend is want hij kan toch maar goed koop boeken kopen. Maar wie wel

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 4