3
0
Termunten vecht
voor behoud
gamalenvloot
Beroepskeuze-adviseur
In droefheid
geschreven
ISOCIAAL BERECHT!
Ac
i
1
JÊRDAG 8 NOVEMBER 1980
■BINNENLAND"
TROUW/KWARTET
15
Vijfhonderd arbeidsplaatsen zouden verloren gaan indien de Nederlandse
gamalenvloot zou verdwijnen. Voor die ondergang wordt ernstig gevreesd
en vooral in het Groningse Termunten maakt men zich daarover zorgen.
Burgemeester Zijlstra doet wat hij kan, er is een brief naar minister
Braks gegaan, waarin de noodklok geluid wordt. Voornaamste oorzaak
van de slechte gang van zaken is de Duitse concurrentie.
.OOC
rem
door Jan Sloothaak
De Nederlandse gama
lenvloot dreigt zijn zee
mansgraf tegemoet te
gaan. Dat zal dan in ie
der geval niet liggen
aan burgemeester Mar
tin Zijlstra van Termun
ten aan de Eems, onder
de rook van Delfzijl.
„Samen met een visser
en iemand van de Rabo
bank ben ik zelf de
scheepswerven langs
geweest," vertelt hij.
„Toegegeven, dat is
misschien niet het werk
van een burgemeester,
maar een ander doet het
niet."
De speurtocht langs de wer
ven had ten doel de mogelijk
heden na te gaan voor de
bouw van een rendabel vis
sersschip. BIJ scheepswerf
Voorwaarts in Hoogezand,
bleken ze er een te bouwen
voor 1.1 miljoen gulden. Dat la
eigenlijk te duur. Iets verder
van huls belandden Ter
munter burgemeester en zijn
aanhang bij scheepswerf Van
der Belt in het Noordholland
se Westgrafdijk. „Die man
doet alles zelf. hij ontwerpt en
tekent, er is geen uitgebreide
administraUe en het gaat er
allemaal zonder grote algeme
ne bedrijfskosten. Een schip
komt daar op negen ton.
Tweehonderdduizend gulden
goedkoper, maar altijd nog
rond een miljoen gulden en
dat blijft te duur."
Termunten en Termunter
zijl vormen een gemeenschap
met duizend zielen, verscho
len achter de hoge dijk langs
de Eems. Termunten moet
volgens de overlevering zijn
naam te danken hebben aan
het feit dat het eens zo'n rijke
plaats was. De boeren hadden
emmers vol goud. Die glorie
rijke UJden uit de middeleeu
wen zijn voorgoed voorbij.
Termunterzijl waar een wa
terloop in de Eems uitmondt
was tot het einde van de
negentiende eeuw nog een be
langrijke zeehaven met veel
houtaanvoer. Later kwam de
garnalenvangst op. Van de
veertig kotters die zo om
streeks 1960 nog een forse
vloot vormden, is er nu nog
een zevental over. De terug
gang heeft zich niet beperkt
tot Termunten. Overal lijdt de
Nederlandse gamalenvloot
een zieltogend bestaan.
Toch hebben de havenstad
jes. waar nog garnalenvlssers
uitvaren, niet de handen
Ineengeslagen om verbetering
in de situatie te brengen. Ter
munten heeft op zijn eentje
aan het ministerie van land
bouw en visserij een brief ge
schreven, waarin de noodklok
wordt geluid. „Dat komt mis
schien omdat wij er hier nog
slechter voorstaan dan de an
dere. Alser niets gebeurt dan is
het over een Jaar of vijf ge
daan met de Termunter gar
nalenvisserij." Daarvoor zijn
dan niet alleen algemene oor
zaken aan te geven, Termun
ten heeft bovendien nog met
extra moeilijkheden te kam
pen. De traditionele visgron
den van de Eems-Dollard le
veren niets meer op. „Waar
schijnlijk door de vervulling
van het water. Feit ls In leder
geval dat onze vissers het
steeds verder weg moeten zoe
ken. Ze varen tegenwoordig
vooral naar de Zilt, vlak onder
de Deense kust. Nog een fac
tor ls dat de vloot verouderd ls
en een te gering motorvermo
gen heeft."
Concurrentie
Als belangrijkste algemene
ooizaak wordt de Duitse con
currentie genoemd. „Dit pro
ces is sterk gestimuleerd
door Duitse overheidssubsi
dies", schrijft Termunten aan
de minister van landbouw en
visserij. De opkomst van de
Duitse gamalenvloot heeft
twee gevolgen gehad. Onze
Oosterburen zagen kans de
verlorengegane vangstcapaci
teit aan Nederlandse zijde
over te nemen. Tegelijk
brachten ze garnalen op de
markt, die van invloed waren
op de internationale prijsvor
ming. Dit effect wordt nog
versterkt door het verschil In
stelsel, dat op de Duitse
markt werd gehanteerd. In
Nederland kennen we een bo
demprijs. Alles wat daaronder
komt wordt doorgedraaid.
Anders dan In Nederland wor
den de garnalen in Duitsland
niet op vlsafslagen geveild,
maar rechtstreeks aan de han
del verkocht.
Nederland heeft In feite maar
twee handelaren. Heiploeg In
Zoutkamp en Jansen in Zee
land; samen nemen zij In ons
land eigenlijk een monopoli-
positie ln. Als de garnalen in
Nederland beneden de bo
demprijs zakken en worden
doorgedraaid, dan worden ze
ln Duitsland gewoon tegen die
lagere prijs verkocht. Welis
waar krijgen de Nederlandse
vissers dan die bodemprijs
uitbetaald, maar dat ls zo'n
schamel bedrag (nog geen
twee gulden per kilo) dat Je er
niet rendabel voor kunt
vissen.
De Duitse vissers kunnen het
dan desondanks wel bolwer
ken, doordat ze subsidies krij
gen van zowel de landsrege
ring als de bondsregering.
„Dat gaat dan ook nog vaak
via omwegen. Behalve op het
Burgemeester Martin Zijlstra van Termunten: „Een ander doet het niet."
schip krijgen de Duitse vis
sers soms ook rentesubsidies
op de aankoop van hun wo
ning. Allemaal erg legaal,
maar al met al krijgen ze ln
feite extra financiële steun,"
.aldus mr. Zijlstra. „En het ls
nu eenmaal zo, dat, als het
moeilijk ls op een internatio
nale markt, dat dan degene
wint die de hoogste subsidie
krijgt." Van de eens forse Ne
derlandse gamalenvloot zijn
er nu nog een 175 vergunnin
gen over, waardoor zo'n vijf
honderd man werk hebben.
Ondertussen heeft Duitsland
juist kans gezien zijn gama
lenvloot steeds vorder uit te
bouwen.
Verouderd
Inmiddels ls de Nederlandse
vloot sterk verouderd ge
raakt. gemiddeld twintig jaar
per schip. Als er geen maatre
gelen worden genomen, zal de
vaderlandse garnalenvisserij
over tien tot vijftien jaar nog
nauwelijks bestaan. Termun
ten dreigt voorop te gaan.
..Het probleem is dat de vis
sers geen nieuwe schepen ko
pen, omdat die te duur zijn.
Dat we een werf hebben ont
dekt, waar ze nog een schip
kunnen bouwen van negen
ton. beschouw ik als een suc
cesje van onze speurtocht,
maar het lost ln feite nog niets
op. Ook als hij gebruik maakt
van alle EO- en Nederlandse
subsidiemogelijkheden, blijft
de visser toch zitten met een
investering van zo'n zes ton.
Dat ls minstens een ton te
duur. Voor vijf ton zou het
misschien net kunnen, maar
zelfs daar ben Ik niet zeker
van," aldus de Termunter bur
gemeester.
Op verzoek van het gemeente
bestuur heeft het Landbouw
economisch instituut een be
rekening gemaakt. De conclu
sie ls dat de gemiddelde renta
biliteit ln de garnalenvisserij
onvoldoende is om vlootver-
nieuwlng op mime schaal mo
gelijk te maken. De vissers
zijn zelf ook erg pessimistisch.
Overschakeling op andere vis,
zoals schol en tong. Is ook niet
goed mogelijk, door de beper
kingen die de EO aan de vis-
vangende landen heeft opge
legd.
Inmiddels heeft Termunten
een brief van de minister te
ruggekregen waarin staat dat
er een onderzoek zal worden
ingesteld. „Maar dan moeten
ze wel opschieten. De mensen
die het vak kennen, gaan
langzaam-aan verdwijnen
en daarmee verdwijnt ook een
stukje vakkennis. Er is alleen
iets te bereiken als je het voor
de jongeren, die nu als tweede
man varen, aantrekkelijk
kunt maken om een kotter te
kopen. Als we de garnalenvis
serij ln stand willen houden,
dan zal ons land daar een ze
kere prijs voor moeten beta
len. Anders krijg je een afster
vingsproces."
Twintig man
Het gaat om de keus of Neder
land weer een opbloeiende
gamalenvloot wil opbouwen,
dan wel of de rest, die er nog
is, langzaam maar zeker zal
verdwijnen. Voor heel Neder
land betekent het laatste het
verlies van vijfhonderd ar
beidsplaatsen en de noodzaak
om de roze lekkernij vooraan
geheel ln te voeren. Voor een
dorp als Termunten met zijn
duizend inwoners betekent
het het verlies van een nog
overgebleven vlootje waaraan
twintig man een boterham
verdienen. De door één man
bediende gemeentelijke visaf-
slag, met een tot anderhalf
miljoen ton gehalveerde om
zet en een verlies van twintig
duizend gulden per jaar, gaat
dan ook tot het verleden be
horen. Een groot leger garna-
lenpellers zal een behoorlijke
bijverdienste kwijtraken. Er
bestaat weliswaar een garna-
lenpelmachine. maar dat ding
voldoet niet. Nog steeds wor
den de garnalen met de hand
gepeld, door mensen die tot in
verre omgeving om Termun
ten verspreid wonen. Een bij
zonder arbeidsintensief kar
wei. Een goeie garnalenpeller
kan zo'n twee-en-een-half kilo
per uur aan. wat hem rond zes
gulden oplevert. „Voor veel
mensen met een laag inkomen
een belangrijke bijverdien
ste". meent burgemeester
Zijlstra.
door Huub Elzerman
„U hebt werkelijk een voortreffelijke test
gemaakt," zei de beroepskeuze-adviseur opgewekt
tegen de man aan de andere kant van zijn bureau.
-Een werkelijk goed resultaat." voegde hij er aan
toe. toen hij merkt dat zijn gesprekspartner zich in
een broeierig stilzwijgen hulde.
De beroepskeuze-adviseur besloot pijnlijke stiltes
te vermijden en hij greep naar de testformulleren.
„Ik lees hier," zei hij nog steeds op zijn quasi-
j opgeruimde toon, „dat u uit de test naar voren
nkomt als een actieve, dynamische man die graag
zelfstandig, afwisselend bezig ls en die vlug op
nieuwe situaties Inspeelt. U zou geschikt zijn voor
oldfl •''risselend bultenberoep, bijvoorbeeld op
technisch gebied. Wat vindt u daar zelf van?"
30I
t
De actieve, dynamische mari^af nog steeds geen
«Joege. „Wat komen er toch vaak vreemde
resultaten uit zo'n test," dacht de beroepskeuze-
adviseur bij zichzelf. Maar dat zei hij uiteraard niet.
Hij knikte de zwijgende figuur tegenover hem
bemoedigend toe. „Dat moeten we dan maar eens
proberen," zei de man stroef.
Van een dynamische, kwikzilverachtige geest was
dus niets te merken, maar de beroepskeuze
adviseur had kennellj k voor hetere vuren gestaan.
Onverstoorbaar ratelde hij verder. „Er ls een hele
j serie beroepen, die u zonder noemenswaardige
omscholing zou kunnen uitoefenen. We hebben
A ^grepen dat uw voorkeur uitgaat naar een baan
ris kraanmachinist of machinist ln de wegenbouw,
maar wat zou u denken van buitendienstfuncties op
bet gebied van bedradingsmontage, reparatie,
rj controle, of automonteur, gas technicus,
dorsmachinlst, servicemonteur of assistent-
landmeetkundige?"
De beroepskeuze-adviseur putte zich uit om de man
enthousiast te maken. HIJ sprak over het beheer
van een kinderboerderijover werk bij een
dierenpark of viskwekertj en zelfs over een baan als
boswachter en Jachtopziener. Maar hij gaf toe dat
dat soort banen niet voor het oprapen ligt. „Dat
moeten we dan maar eens proberen." herhaalde de
man ontwijkend. De beroepsadviseur vond het nu
wel welletjes. Hij sloot het dossier en deelde de man
mee dat hij zijn bevindingen zou rapporteren aan
het arbeidsbureau en dat uiteraard ook de
bedrijfsvereniging op de hoogte zou worden
gesteld, „u zult zien," zei hij nog. „dat we erin zullen
slagen een aardige baan voor u te vinden."
Dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan, want de
man waa natuurlijk niet toevallig bij de
Beroepskeuze-adviseur op bezoek. Hij was
arbeidsongeschikt verklaard en de sociale
verzekeringsmannen vonden dat hij ver genoeg was
opgeknapt om aan de slag te gaan. Maar iedereen
me bulten het arbeidsproces is gezet weet dat het
uitermate moeilijk ls om terug te komen. Deze man
I Ta"8 vol&en van een technische opleiding
en Bemetel als plaatwerker/lasser ln de
scneepsbouw terechtgekomen. Toen hij merkte dat
het met de scheepsbouw in Nederland snel
bergafwaarts ging, veranderde hij van baan: hij
ging als loodgieter aan de slag. Dat hield hij zo'n
Jaar of zes vol. Toen kreeg hij rugklachten en
medisch onderzoek bracht aan het licht dat hij
voorgoed ongeschikt zou zijn voor arbeid, waarbij
zijn rug zwaar zou worden belast. Er moest, met
andere woorden, „rugsparende arbeid" voor hem
worden gevonden. Aan de loodgieter was Inmiddels
een volledige WAO-ultkering verstrekt en niets
belette de sociale verzekeringsmannen dus om hem
zo snel mogelijk terug te loodsen naar het
arbeidsproces. Loodgieter kon de man niet meer
worden, maar wat dan wel?
De orthopedisch chirurg en de
verzekerlngsdeskundige kwamen beiden tot de
conclusie dat de loodgieter bij het zoeken naar een
andere baan moest worden begeleid. Tegen de man
werd gezegd dat hij ook zelf moest gaan uitkijken
naar een „rugsparende" baan. Dat lukte niet zo snel
en er werd een arbeidsdeskundige van de
Gemeenschappelijke Medische Dienst bijgehaald.
Deze deskundige achtte de loodgieter ln staat tot
het verrichten van een handvol banen. HIJ besprak
de mogelijkheden met hem en beiden kwamen tot
de slotsom dat omscholing niet nodig was. Ze
zouden wel iets vinden.
De loodgieter liep toen al bijna twee jaar in de WAO
en zijn sollicitaties leverden niets op. Het
arbeidsbureau besloot de zaak nog wat grondiger
aan te pakken en de hierboven beschreven
beroepskeuze-adviseur werd ingeschakeld.
Hoe actief en dynamisch hij volgens de test ook
was. zodra het ging om solliciteren was er van deze
fraaie karaktertrekken niets terug te vinden.
Schoorvoetend gaf hij toe dat hij nog weieens wilde
proberen om in de wegenbouw aan de slag te
komen. Voor een ruim gerichte sollicitatleactlvltelt
voelde hij eigenlijk niets. „Als ik nu een baan vind
in de wegenbouw," vroeg hij aan de
arbeidsdeskundige, „kan het arbeidsbureau dan
een opleiding in die richting betalen?"
„U hebt een technische achtergrond." voerde de
arbeidsdeskundige voorzichtig aan. „Waarom zou u
omgeschoold moeten worden? U kimt in een tiental
banen zo aan de slag."
„Dat moeten we dan maar eens proberen,"
herhaalde de loodgieter gewoontegetrouw en met
dat vage voornemen ging hij naar huis. Hij
informeerde inderdaad hier en daar of er een baan
in de wegenbouw voor hem was, maar toen bleek
dat de wegenbouwers kennelijk niet op hem zaten
te wachten, liet hij het er bij zitten. Voor de sociale
verzekeringsmannen was toen na dik twee jaar
de maat vol.
Zij schreven de loodgieter een bitse brief waarin
werd medegedeeld dat hij niet langer volledig
arbeidsongeschikt werd beschouwd. Hij werd
ingedeeld in een arbeidsongeschiktheidsklasse van
25 tot 35 procent. Vanaf dat moment liep hij het
risico dat de bedrijfsvereniging ook zijn WAO-
uitkerlng aan dat lagere percentage zou aanpassen.
Voor de rest van zijn uitkering zou hij dan bij de
WW moeten aankloppen. Toen de loodgieter
begreep wat hem boven het hoofd hing stortte hij
zich onmiddellijk ln de beroepsprocedures.
Uiteindelijk kwam hij terecht bij de Centrale Raad
van Beroep.
Nu moet een bedrijfsvereniging bij de beoordeling
van de arbeidsongeschiktheid rekening houden
met de verminderde mogelijkheid om passend werk
te vinden. Zolang er geen passend werk voorhanden
is, mag de uitkering niet worden verlaagd, maar de
oorzaak van het ontbreken van een geschikte baan
moet nadrukkelijk liggen in de handicap. Als
iemand door slapte op de arbeidsmarkt of door het
stellen van te hoge eisen niet aan bod komt, kan
zijn WAO-uitkering worden herzien. De WW, de
WWV en de bijstand zullen dan moeten bijspringen.
In dit geval kon de centrale raad tot geen andere
conclusie komen dan dat de verminderde
gelegenheid tot het verkrijgen van een baan niet
een gevolg was van een handicap de man mocht
immers al die tijd rugsparend werk doen maar
van een gebrek aan initiatief van de loodgieter. „U
hebt een sterk afwachtende houding aangenomen,
uw sollicitatie-activiteiten waren te gering en u
hebt zich geruime tijd te selectief gericht op het
vinden van een baan in de wegenbouw", oordeelde
de raad, die ook de klacht van de loodgieter dat hij
onvoldoende zou zijn begeleid van de hand wees.
De loodgieter verloor zijn zaak. Het meest curieuze
was nog dat hij na alle poespas om een geschikte
baan voor hem te vinden van geen enkele
mogelijkheid gebruik maakte. Hij ging op eigen
initiatief een cursus voor bouwkundig tekenaar
volgen en hij aanvaardde vervolgens tegen het
minimumloon een functie als leerling-tekenaar.
Met een paar onderbrekingen
zwaar knarsend zwaait het groté
ijzeren Hek open. Ik loop een
eindje het pad op. sla linksaf een
ander pad ln, ga weer linksaf, het
gras op. tussen begroeide graf
stenen door. Daar ontdek ik de
graven van twee familieleden die
mij zeer na gestaan hebben. Ik
sta stil en kijk. Hoe lang is het
geleden, denk ik vragend. De op
schriften op de stenen helpen
me, roepen goede en leuke jaren
in de herinnering terug. Mijn oog
blijft dan hangen bij de teksten.
„Dient den Heere met blijd
schap" waarom zou die „blijd
schap" uit psalm honderd in de
nieuwe vertaling toch „vreugde"
geworden zijn? En dan: „Het le
ven was Christus, het sterven
gewin." Waarom hebben we in
dertijd die mooie tekst uit Filip-
penzen niet woordelijk uit de
statenvertaling overgenomen
maar in de verleden tijd gezet
net alsof deze steen het definitie
ve slot was, of er daarné niets
meer was?
Ik kan de vragen niet beant
woorden en loop verder over het
dorpskerkhof waar ik in jaren
niet geweest ben. Veel mensen
wier namen lk op de zerken zie
heb ik gekend. Ik zie en hoor ze
nog, levend, bewegend, pratend.
Terwijl lk de woorden op hun
stenen lees, blijven mijn gedach
ten hangen bij de treffende,
maar soms ook wonderlijke for
muleringen. Ergens ligt „mijn
lieve man, onze vader...", ergens
anders „onze kleine lieveling...".
Dat staat op zeer oude stenen,
zowel de mensen die er begraven
liggen als zij die de woorden op
de stenen bedacht hebben beho
ren, vermoed lk, tot het verleden
en zullen de meesten nu onbe
kend zijn. Wat er staat doet erg
menselijk aan, soms zelf aangrij
pend maar hebben woorden
als „ons" en „mijn" wel zin als
een ondertekening ontbreekt en
je nergens kunt nagaan wie die
eerste persoon enkel- of meer
voud is-?
Dat doet me ik heb het dorp
en zijn kerkhof dan al verlaten
in het algemeen denken over
teksten die mensen opstellen op
moeilijke ogenblikken ln hun le
ven: als ze anderen willen mee
delen dat er een familie- of ge
zinslid of een goede vriend is
overleden. Er wordt een kaart
verstuurd, een advertentie gezet.
Over de tekst daarvan wordt in
de familiekring uitvoerig over
legd. Deze wil er graag Iets bij
hebben wat zo goed zijn gevoe
lens weergeeft, „lief of „dier
baar" bijvoorbeeld, gene voelt
daar niet voor, want hij vindt dat
je moet proberen het wat zakelij
ker te houden omdat anderen
die zwaargeladen woorden im
mers niet altijd zo lezen als jij ze
bedoelt. Dat overleg wordt ge
voerd door mensen, die door ver
driet en door ongewone omstan
digheden wat van hun stuk ge
bracht zijn, die bewogen zijn en
soms zelfs licht geraakt. Uit dat
moeilijke overleg, dat bovendien
nog haastig moet gebeuren,
komt tenslotte dé tekst te voor
schijn. Het resultaat van een
compromis, door ieder aanvaard
maar misschien door niemand
als ideaal gezien.
Dat compromis gaat naar de
kaartendrukker of en daar
over gaat het hier verder naar
de krant De plaatsing ervan
wordt verzorgd door de adver
tentie-afdeling, maar ook an
dere medewerkers van de krant
kijken later die advertenties be
langstellend door (er staan er ln
onze krant naar verhouding veel)
en ze zien dan wel eens ongeluk
kige zinsconstructies en woor
den die iets anders zeggen dan
bedoelt kan zijn. Jammer!
maar je wordt in je kritiek ge
remd, want zijn dit niet de zeer
persoonlijke uitingen van be
droefde mensen die hun verdriet
op hün manier onder woorden
moeten kunnen brengen? Toch
blijft je oog hangen bij die soms
wat ongelukkige woorden, je
hebt er geen vrede mee. In een
beschouwing in Haarlems Dag
blad heeft dr.-P.H. Schröder on
langs een paar typische vergis
singen genoemd: „Bedroefd
maar dankbaar...overleed
„Bedroefd maar dankbaar-
nam God tot zich...". Het re
sultaat kan zo precies het tegen
gestelde zijn van wat men be
oogt (en dat is in zo'n situatie
eigenlijk heel erg): de lezer kan,
zegt Schröder, er moeite mee
hebben een lachje te onderdruk
ken. Niet God of de overledene is
Immers bedroefd of dankbaar
maar de achterblijvenden zijn
dit, niet God lag op het ziekbed
maar de overledene.
Een oplossing lijkt niet eenvou
dig. Dr. Schröder vindt dat de
begrafenisondernemers hier een
taak hebben maar zijn die wel
allemaal zo taalvaardig? Op de
advertentie-afdeling van onze
krant wordt nogal eens getelefo
neerd met de steller (of de door
gever) van een advertentie: be
seft die wel wat er eigenlijk
staat, dat bij voorbeeld „onze
lieve man" niet goed is, „mijn
lieve man" wel? Zelden echter
komt uit zo'n gesprek een wijzi
ging voort; meestal wijst men
veranderingen af omdat de fami
lie het over déze tekst eens ge
worden is of gewoon omdat de
kaarten al gedrukt zijn. Dan is
toch echt het laatste woord aan
de steller of de doorgever al
hopen we natuurlijk wel dat die
het goed doet Want een neiging
tot lachen past slecht bij ver
driet