Voor een
liesbreuk je
staat tien
dagen,
mevrouw
Weer satelliet kan niet alles
WW.i
mmt
Wetenschap en techniek
"ÏJzaTÉRDAG 1 NOVEMBER 1980
TROUW/KWARTET
19 I
■BINNENLAND!
De vereniging „Kind en ziekenhuis" houdt vandaag
aan de Erasmus-universiteit in Rotterdam een groot
symposium over kinderohirurgie. Voor een chirurg
is een dergelijke operatieve ingreep veelal een
routineklus, maar op het kind maakt zelfs de
kleinste operatie diepe indruk.
Oelet daarop kun je je afvragen of al die ingrepen
wel strikt noodzakelijk zijn.
Daarbij komt, dat per ziekenhuis heel verschillend
door Kees de Leeuw
Het aantal kinderen (beneden de
vijftien), dat per Jaar in een zie
kenhuis wordt opgenomen, is bij
na een kwart miljoen. Ruim een
derde van hen zit nog in de peu
ter- en kleuterleeftijd van één tot
vier Jaar. Die opname gaat in
meer dan de helft van de gevallen
gepaard met een kleine operatie
ve ingreep, zoals het knippen van
amandelen, liesbreukjes, het la
ten indalen van de testikels en
het verwijderen van voorhuidjes
(besnijdenis).
Het gaat hier in feite om betrekkelijk
onschuldige operaties, maar voor het kind
zelf is het een hele gebeurtenis, die niet
nalaat diepe indruk op hem of haar te
maken. Voor deze kinderen, en trouwens
ook voor de ouders, is klnderchlrurgle
bepaald geen kleinigheid. De vertrouwde
omgeving thuis heeft plaatsgemaakt voor
een vreemde en soma kille ziekenhuiswe
reld. waar de geborgenheid van weleer
veelal ver te zoeken is. Afgezien daarvan
doet de vraag zich voor of al die operatie
ve ingrepen bij kinderen wel medisch
noodzakelijk zijn. Moeten al die amande
len wel geknipt worden en Is het wel nodig
vla een ingreep de testikels op die leeftijd
te laten Indalen of kan er best nog even
worden gewacht?
En zo niet, dan kun je Je (als ouder)
afvragen, waarom de opname In sommige
ziekenhuizen langer duurt dan in andere
bij een bepaalde operatie. Neem nu het
knippen van amandelen. In het ene zie
kenhuis mag een kind hierna dezelfde dag
nog naar huls, terwijl het elders twee en
soms zelfs drie dagen moet blijven zonder
dat de noodzaak ervan wordt aangetoond.
Het „voor een llesbreukje staat bij ons
tien dagen, mevrouw" wordt kennelijk in
nogal wat ziekenhuizen gewoon als een
soort automatisme gehanteerd. Dat is het
..tarief"; naar het kind zelf wordt nauwe
lijks meer gekeken en verdere discussie
over het hoe en waarom is uitgesloten.
De vereniging „Kind en ziekenhuis" heeft
er grote moeite mee. vindt die verschillen
hoogst vreemd en vraagt om een duidelijk
beleid. Orthopedagoge mevrouw Thera
Boelen-van der Loo. bestuurslid van de
vereniging en zelf moeder van vier kinde
ren, daarover: „We willen en kunnen geen
uitspraak doen over de medische aspec
ten van deze ingrepen, maar dat neemt
niet weg dat we vraagtekens zetten bij die
verschillen. Als vereniging kiezen we voor
zo min mogelijk opnemen en een zo kort
mogelijk verblijf in het ziekenhuis. WIJ
gaan van kind en ouders zelf uit. Is een
ingreep inderdaad noodzakelijk, dan 't
liefst poliklinisch, zodat het kind weer
snel naar huls kan".
De vereniging krijgt hierbij de „onver
dachte" bijval van prof. dr. J. C. Molenaar,
als kinderchirurg verbonden aan het So-
phla-klnderzlekenhuls in Rotterdam Hij
is vrij resoluut en zegt. gebaseerd op eigen
ervaring en die van andere kinderchirur
gen, dan ook „nee" tegen al die verschil
len. Naar zijn mening is het onzin om te
stellen, dat een kind voor een llesbreukje
tien dagen in het ziekenhuis zou moeten
blijven.
wordt gedacht over de opnameduur voor eenzelfde
ingreep, zonder dat duidelijk wordt waarom dat zo
is. De vereniging zet hier grote vraagtekens bij en
vraagt om een helder beleid. Maar ook vanuit de
kinderchirurgie blijkt er behoefte te zijn hierover
eens te praten.
HIJ gaat nog een stap verder. De helft van
de ingrepen bij kinderen kan poliklinisch
gebeuren Dat houdt in, dat een kind wel
in het ziekenhuis wordt geopereerd, maar
dat het dezelfde dag weer naar huis mag.
Daarbij doelt hij vooral op genoemde in
grepen.
De hoogleraar kinderchirurgie is verder
van mening, dat er soms te snel wordt
besloten om maar te opereren. Dat geldt
niet alleen voor het knippen van amande
len, maar ook voor het operatief laten
indalen van de testikels. Ook hij vindt,
dat er nu maar eens duidelijkheid dient te
komen en het hoeft dan ook geen verwon
dering te wekken, dat prof. Molenaar de
vereniging heeft voorgesteld over kinder
chirurgie een symposium te houden.
Een suggestie, die „Kind en ziekenhuis"
dankbaar heeft geaccepteerd, want „als
vereniging staan we vaak met een mond
vol tanden in deze zaken", aldus dr. Thera
Boelen. „Op een normale manier kunnen
we niet achter de oorzaken van al die
verschillen komen en we hopen dat in de
discussie van vandaag die nu eens boven
tafel komen"
Eén van de redenen, waarom overigens
bepaalde ziekenhuizen een kind langer 1
opnemen dan strikt noodzakelijk is, be
treft de financién. Een bed dat langer
bezet blijft levert nu eenmaal geld op
Lege bedden kosten alleen maar geld en
de kinderafdeling moet ook kunnen blij
ven draaien. Een poliklinische opname,
doorgevoerd op grote schaal, betekent
minder lnkoihsten voor een ziekenhuis en
economisch gezien is dat zeker in deze tijd
van bezuinigen verre van aantrekkelijk.
Maar en dat wordt zelden genoemd er
spelen ook andere factoren een rol, zoals
het vechten van staf en personeel voor de
eigen kinderafdeling, die slechts baat
heeft bij een zo volledig mogelijke bedbe-
zetting en het betalingssysteem, dat de
ziekenfondsen hanteren. Specialisten
worden per verrichting betaald en botweg
gesteld is elke verrichting er één.
Er dient dan ook nog heel wat te gebeu
ren, voordat er werkelijk sprake is van een
„kindvriendelijk" klimaat in het zieken
huis, waarbij dat kind inderdaad centraal
staat en niet ondergeschikt wordt ge
maakt aan het systeem. Dat hoeft zeker
niet in te houden, dat overal in Nederland
kinderchlrurgische centra moeten worden
opgericht, want ook in een „normaal"
ziekenhuis kan een kind best goed worden
geholpen.
Volgens prof. Molenaar is dan wel een
minimum-els de aanwezigheid van een
aparte afdeling voor kinderen, waar een
specialist die zich in zijn vak uitsluitend
wijdt aan kinderen, de kwaliteit van de
patiëntenzorg bewaakt. Naar zijn mening
is dat in het algemeen de kinderarts. Hij
acht het onaanvaardbaar een kind in een
ziekenhuis op te nemen, waar een dergelij
ke afdeling niet aanwezig is
Het terugbrengen van het aantal ingrepen
en het meer poliklinisch werken met een
zo kort mogelijke opnameduur leveren
uiteraard nogal wat besparingen op.
Drs. D. Blanken, secretaris van de Vereni
ging van Nederlandse ziekenhuizen heeft
uitgerekend, dat het om zo'n veertig mil
joen zou gaan. De vereniging „Kind en
ziekenhuis" staat op het standpunt, dat
dit geld niet mag terugvloeien naar de
kassen van de ziekenfondsen. „Wij zijn
van mening dat deze gelden besteed moe
ten worden aan het verbeteren van,het
klimaat in de ziekenhuizen. Met name
voor de kinderen", aldus Thera Boelen.
Dat het met dat klimaat niet zo best is
gesteld, daarvan is ook de Nationale Zie
kenhuisraad doordrongen. In een voorlo
pig rapport van augustus vorig jaar (het
definitieve verschijnt half november)
wordt gezegd, dat ouders veel meer be
trokken zouden moeten worden bij de
opname van hun kind in hét ziekenhuis.
En niet alleen bij de opname zelf, maar
ook bij de ingreep en het verdere verblijf
daar.
Van de kant van de vereniging, die met dit
rapport erg is ingenomen, zou men niets
liever willen, mits het ziekenhuis daarvoor
dan ook de mogelijkheden biedt. Nog te
veel gaan instellingen ervan uit, dat dat
alleen maar lastig is. Het gevolg daarvan
is: geen doorlopende bezoektijden, geen
zusjes en broertjes aan het bed, laat staan
de mogelijkheid tot overnachting van één
van de ouders bij hun kind.
Hierboven is al opgemerkt, dat een opera
tie hoe klein ook qua ingreep grote
indruk maakt op kinderen en dat vooral
peuters en kleuters erg kwetsbaar zijn.
Thera Boelen: „Zeker voor kinderen onder
de vijf jaar is zo'n ingreep dermate belas
tend, dat die als het maar enigszins kan,
moet worden uitgesteld tot na dez« kriti
sche leeftijd" Het symposium heeft dan
ook niet voor niets als thema: „Kinderchi
rurgie geen kleinigheid".
Prof. dr. J. A R. Sanders-Woudstra, kin
derpsychiater Sophia-kinderziekenhuis in
Rotterdam, gaat vandaag nader in op de
psychiatrische en psychologische aspec
ten ervan. Zij is van mening, dat een
chirurgische ingreep bij een kind risico's
kan meebrengen, die zijn latere ontwikke
ling beïnvloeden. Hoe jonger het kind is,
hoe groter dit gevaar. Vooral bij een jon
gen of meisje beneden de vijf Jaar.
Ziekte betekent altijd een grotere behoef
te aan geborgenheid en de ziekenhuisop
name staat daar lijnrecht tegenover, want
opname houdt in een scheiding van de
moeder en de vertrouwde huiselijke omge
ving, aldus prof. Sanders. Daarbij komt,
dat jonge kinderen nog een slecht ontwik
keld besef van tijd hebben, waardoor de
duur van de opname erg belangrijk is.
Voor een peuter zal zelfs het verblijf in het
ziekenhuis van één dag en één nacht een
eeuwigheid betekenen
Zij wijst er verder op, dat in de denkwe
reld van het kind het principe van „oog
om oog. tand om tand" overheerst en dat
deze gedachtenganjj niet of nauwelijks
voor correctie vatbaar is. Ziekte, opname
in het ziekenhuis en pijnlijke ingrepen
beleeft de kleuter dan ook als straf voor
ondeugendheden, met alle angsten van
dien.
Toch is voorbereiding door ouders en art
sen op de opnamen en het uitleggen wat er
gaat gebeuren, belangrijk. Hoe slechter de
relatie tussen ouder en kind, hoe groter de
angsten van de kleuter en hoe traumati
scher een ziekenhuisopname met een chi
rurgische ingreep. Het komt er al met al
op neer. dat een operatie een geestelijk
belastende en ingrijpende gebeurtenis is,
aldus kinderpsychiater Sanders.
Een onderzoek in Engeland onder verant
woordelijkheid van de National Health
Service heeft dit al eerder aangetoond.
Vierduizend kinderen in de leeftijd van
twee tot vijf jaar, die in maart 1946 langer
dan een week in het ziekenhuis lagen
werden zo'n 27 jaar lang gevolgd. De con
clusie uit dit onderzoek dat deze kinderen
meer gedragssoorrusseq en leer- en op
voedingsmoeilijkheden vertonen en vaker
in aanraking'komen met justitie dan kin
deren. die niet in die tijd gedurende een
dergelijke periode waren opgenomen.
Thera Boelen: „Met dat alles in het ach
terhoofd probeert de vereniging zoveel
mogelijk voorlichting te geven. Ook aan
de ouders, want zij merken de problemen
vaak pas, als hun kind in het ziekenhuis
moet worden opgenomen. Wij van onze
kant zeggen: kijk goed uit, wat je doet en
laat het niet alleen aan ziekenhuis en arts
over om uit te maken of er opgenomen en
geopereerd dient te worden
door Rob Foppema
Een meteoroloog die als zodanig optreedt in het openbaar, moet altijd uitleggen
waarom de weersverwachting nog altijd niet betrouwbaarder is. Het klinkt wat
ondankbaar, maar het lijkt toch een soort sociaal-psychologische natuurwet te
zijn. In elk geval maakte prof. ir. J. A. Wisse er geen uitzondering op toen hij zich
vorige week in Eindhoven formeel voorstelde als bijzonder hoogleraar in het
buitenklimaat, in het bijzonder in verband met toepassingen in de bouwkunde.
Het weer komt over ons, en
dat voelen we. Tot in onze
botten en soms tot In onze
ziel. „Zonder enig patroon
of regelmaat veroorzaakt
het vernietiging van het
gewas of een overvloedige
oogst, brengt het nu eens
rampspoed en dan weer
welvaart", zei professor
Wisse in zijn intreerede In
Eindhoven. „Het lijkt wel
of de ontmythologisering
van het wereldbeeld niet
heeft plaatsgevonden wat
betreft de machten van de
atmosfeer. De mens
kan het weer niet beheer
sen en de wetenschaps
mensen kunnen het on
danks de moderne techno
logie maar gebrekkig voor
zeggen."
Voor een zinnig gebruik
van die informatie vond
Wisse het belangrijk om
aan te geven wat er bij die
meteorologen wel en niet
bekend is en begrepen
wordt van het weer. De mo
derne meteorologie begint
omstreeks 1600 wanneer
Galllleï de thermometer
uitvindt en, een halve eeuw
later. Toricelli de barome
ter. Luchtdruk de drij
vende kracht achter de
wind en temperatuur
zijn nog steeds de basisge
gevens voor wat wij als
weer ervaren, plus de
kringloop van water en wa
terdamp
Maar meteen waarschuwt
Wisse dat Je er met meten
niet bent. Waarnemen „is
meer dan getallen verza
melen om te rekenen."
Het observeren, het
aanschouwen van de na
tuurkundige processen in
de atmosfeer, is nodig
om tot meteorologisch in
zicht te geraken. Want elke
meting is een steekproef.
„Het is uitgesloten om in
de atmosfeer zoveel waar
nemingen te verrichten dat
de toestand precies is vast
gelegd. Daarvoor is de at
mosfeer te groot en te ver
anderlijk."
En voor de interpretatie
van waarnemingen, van
steekproeven, moet een
model van de atmosfeer
worden gehanteerd. „De
kwaliteit van de model
voorstelling is bepalend
voor een Juiste waardering
van de waarneming"
Daarmee komt er een sub
jectief element in het ver
haal. „Men kan zo vervuld
zijn van een weerkaart
waarop model-voorstellin
gen als hoge- en lagedruk
gebieden en fronten zijn
getekend. dat de af
stand tot de atmosferische
werkelijkheid te groot
wordt."
Na 1950 heeft de meteoro
loog er twee belangrijke in
strumenten bij gekregen:
de computer waarmee aan
het gedrag van die „te gro
te" atmosfeer in meer de
tails gerekend kan worden,
en de weersatelllet die sa
menhangende meetgege
vens over gigantische op
pervlakten aanbiedt. Wisse
vat de koe bij de horens:
„Waarom zijn de weersver
wachtingen voor vandaag
en morgen na 1955 dan niet
wezenlijk verbeterd en is
alleen de verwacl\tlngster-
mijn met overmorgen uit
gebreid? De vooruitgang
wordt bemoeilijkt door
problemen van theoreti
sche en van praktische
aard."
Natuurlijk wordt het ge
drag van de atmosfeer be
heerst door welbekende
wetten der natuurkunde.
„Maar het oplossen van dit
systeem van vergelijkin
gen voor een vochtig gas
op een draaiende bol met
gecompliceerde randvoor
waarden, stuit op funda
mentele problemen." Je
zult, zelfs voor de compu
ter. vereenvoudigingen
moeten aanbrengen, en het
is maar de vraag hoe ver
antwoord dat lukt. En ver
der is nog steeds de atmos
feer te groot. „Bij het op
lossen van het voorspel-
probleem is helaas de be
perkte beschikbaarheid
van waarnemingen een
sterk belemmerende fac
tor." Een lagedrukgebied
is een ingewikkeld circula
tiesysteem in de atmos
feer, aldus Wisse, waarvan
de afmeting kan variëren
van honderden tot duizen
den kilometers. De afstand
tussen waarnemingssta
tions „varieert van een
paar honderd kilometers
boven land tot meer dan
duizend kilometer boven
grote delen- van de oce
aan". Op basis daarvan
kun Je de grote lijnen van
de ontwikkeling maar tot
een paar dagen vooruit
met enige nauwkeurigheid
berekenen, „binnen afzien
bare tijd zelfs tot vier da
gen vooruit".
„Maar wat er in detail in de
bovenlucht gebeurt bij het
voorbijtrekken van een la
gedrukgebied. kan met het
netwerk van radlosondes-
tations niet worden geob
serveerd Het weer wordt
ook bepaald door buien,
wolkenvelden en opklarin
gen. land- en zeewind,
mist, nachtvorst en veel
andere markante ver
schijnselen op nog kleinere
schaal."
Het ligt voor de hand, zegt
Wisse, dat Je een fijnmazi
ger net van waarnemingen
nodig hebt om daar yat op
te krijgen. Maar dat is het
enige niet, „ook hier moet
de vooruitgang bepaald
worden door de wisselwer
king tussen waarneming,
begripsvorming en wiskun
de" Kortom, de modellen
om ook het „kleine" weer
met voldoende nauwkeu
righeid vooruit te bereke
nen. ontbreken nog. En de
waarnemingen trouwens
ook. daar hebben de weer-
satellieten ook weinig aan
bijgedragen. „Weliswaar
kan naast de bewolking,
het verloop van de tempe
ratuur met de hoogte om
de dertig kilometer worden
bepaald, maar de resulta
ten zijn te onnauwkeurig
voor het doel. In feite is op
onze breedten de bijdrage
van satellieten tot de waar
nemingen in de bovenlicht
te verwaarlozen."
En de verwachting voor
het „kleine" weer tot mor
genochtend wordt dus nog
steeds opgesteld door de
weerman van vlees en
bloed, die naast waarne
mingen ook ervaring en in
tuïtie gebruikt en dus geen
computer. „Het gereed
schap van deze vakman
bestaat in de eerste plaats
uit ongeveer duizend ge
lijktijdige (synoptische)
observaties van het weer
door even zo vele trouwe
waarnemers, die te land en
ter zee bij nacht en ontij
berichten aan hem doorge
ven. Op basis van deze ge
gevens, aangevuld met sa
tellietfoto's van de bewol
king. beelden van de
buienradar en de waarne
mingen in de bovenlucht,
formuleert de synoptisch
meteoroloog met fysisch
inzicht en ruime ambach
telijke ervaring zijn ver
wachting."
Die bevat dan ook opmer
kelijk veel meer details
dan de verwachting voor
overmorgen. Die is vooral
gebaseerd op het „grote"
computerwerk, maar munt
dan ook uit in formulerin
gen als „kans op een droge
periode van minstens
twaalf iiur: veertig tot
tachtig procent". Toch kan
dat soort informatie tech
nisch heel zinnig gebruikt
worden, aldus Wisse, spre
kend over de invloed van
het weer op bouwwerk
zaamheden. een onderdeel
van het specialisme waar
voor hij van het KNMI een
dag per week naar Eindho
ven is gehaald.
Je kunt anticiperen op lage
temperaturen, langdurige
of hevige neerslag, glad
heid, bewerkbaarheid van
de bodem, beschikbaar
daglicht en vele andere as
pecten bij het uitvoeren
van werkzaamheden. Als
je de mogelijke invloeden
van het weer op het werk
op een rijtje hebt, moet je
met een beslissingsmodel
uitmaken wat je het beste
kunt doen. Daarin speelt
de kans op slecht weer in
derdaad in die abstracte
vorm in mee. En. „toepas
sing van dergelijke beslis
singsmodellen bevordert
een rationele bedrijfsvoe
ring in hoge mate", aldus
prof. Wisse.
De merkwaardige
„donkere vingers" die
van het oppervlak van
de planeet Saturnus
zich tot aan de middel
ste ring lijken uit te
strekken, zijn niet de
enige nieuwe bijzon
derheid op de foto's
van de Amerikaanse
Voyager 1, die Satur
nus met toenemende
snelheid nadert. Deze
opname toont dat de
ringen zelf, die door
aardse telescopen een
strakke indruk maken,
bij nader inzien een no
gal onregelmatige
structuur hebben.
De
diep-zwarte band over
het oppervlak van de
planeet is de schaduw
van de gezamenlijke
ringen.