De vruchtbare luiheid
van Amadeo Modigliani
Tegendraadse verhalen van Botho Strauss
2ATIRDAG 1 NOVEMBER 1980
TROUWKWARTET
17
■KUNST
Amadeo Modigliani, 64 werken in het Museum Saint-Georges te Luik, België, 't is lang geleden,
'n jaar of achttien, dat er in Europa zo'n groot overzicht van het werk van deze, met recht, unieke
kunstenaar te zien was. Uniek onvergelijkelijk, maar ook: heerlijk, kostelijk.
door G. Kruis
Amadeo Modigliani is
één van die kunste
naars. van wie eigenlijk
iedereen met een beetje
algemene interesse wel
eens gehoord heeft.
Geen wonder, want er is
wat afgeschreven over
diens korte, felle leven.
De Irving Stones en de
Pierre la Mure's hebben
er zich weliswaar niet zo
gulzig op geworpen als
op. om maar een paar
„smakelijke" voorbeel
den te noemen, Van
Gogh, De Toulouse
Lautrec of Gauguin;
wonderlijk genoeg zijn
het bij Modigliani Juist
vaak de meer serieuze
schrijvers (over kunst)
die het niet laten kon
den zijn biografie aan te
dikken met overgelever
de, sensationele anek
doten.
Na het boek van zijn dochter,
kunsthistoricus en filosoof,
dat ln 1961 In Parijs (Edition
Ornnd) verscheen. „Modiglia
ni sans légende is dat alle
maal wat geluwd. ZIJ putte uit
onbetwistbare bronnen, fami
liedocumenten. brieven en
vooral het dagboek van Mo-
(flglianl's moeder. Eugène
Oarsin
En ze sprak met mensen, die
haar vader nog gekend had
den. Maar: „Juist de vrienden
van vroeger hielden kramp
achtig vast aan de legende,
mede de legende van hun el-
gen Jeugd; terwijl bovendien
het feit van mijn ln levenden
lijve aanwezig zijn. vaak als
een Indiscrete Inmenging ge
voeld werd ln de geheime on
veranderlijke wereld van hun
verbeelding."
Die verbeelding draaide om
een „buitengewoon knappe
verschijning met een lenig ge
spierd lichaam zoals Ohirlan-
dajo zijn opgeschoten Jonge
knapen placht te schilderen,
en met de inborst van een
sater". Die beschrijving vond
lk ln een geromantiseerde blo
grafie van Suzanne Valadon
en haar zoon Utrillo (John
Storm „The Valadon
Drama").
Sater
En die sater stortte zich na
aankomst in Parijs (1906) op
22-jarige leeftijd hals over kop
in alle geneugten die Mont-
martre toen te bieden had
Hij zou ook linea recta op het
huis van Pigeard. een be
faamd handelaar in verdoven
de middelen, afgestevend zijn.
Jeanne Modigliani: „Een ver
legen Jongen, goed gekleed,
die niet rookte en slechts met
mate wijn dronk."
Hij had al sinds 1898 tekenles
sen gevolgd en al laat zijn
moeder zich daar al direct
zeer enthousiast over uit. het
schilderijtje, dat hier op de
expositie hangt uit die tijd
een Toscaans landschapje
kun Je nu niet bepaald be
schouwen als een belofte voor
de toekomst. Modigliani was
in ieder geval geen wonder
kind. zoals bijvoorbeeld zijn
Nederlandse tijdgenoot Isaac
Israels, die op die leeftijd
veertien Jaar al „volwas
sen" werk maakte.
Ook de schilderijen die tij
dens zijn eerste jaren ln Parijs
tot stand kwamen getuigen
nauwelijks van die volkomen
aparte sfeer, die zijn latere
werk zo omstreeks 1915
zou krijgen.
Je ontkomt er ln dit geval niet
aan de vele invloeden te noe
men. ze zijn te duidelijk.
En ze zijn logisch, £o'n 22-
jarige Jongen, vers uit Italië,
die ln Parijs, ln het Bateau-
Lavolr. midden tussen de
avant-garde van die dagen te
rechtkomt.
Picasso had nog maar nauwe
lijks zijn roze periode achter
zich; Matisse had hem Juist
omstreeks die tijd attent ge
maakt op de schoonheid en
vooral de expressiviteit van
de negerplastiek, de beroem
de „aanloop" naar het kubis
me, „Les Demoiselles d'Avig-
non" schilderde hij ln 1907.
Maar ook zijn ingekeerde ker-
misfiguren de saltlmban-
ques lieten niet na op Mo-
Amadeo Modigliani: „Portret van Frans Hellens". 1918
dlgllanl grote indruk te ma
ken, net als trouwens het werk,
van Cézanne, De Toulouse
Lautrec. Matisse. Brancusl.
Behelpen
In 1909 ontmoette Modi, zoals
zijn vrienden hem noemden,
de Roemeense beeldhouwer
Brancusi, die hem overhaalde
ook te gaan beeldhouwen. Dat
zal hem maar weinig moeite
gekost hebben, want al Jaren
eerder, nog ln zijn studietijd,
had hij al eens gezegd eigen
lijk liever te willen beeldhou
wen, schilderen vond hij maar
behelpen. Maar toen was het
materiaal hem te duur.
Er wordt wel eens aangeno
men, dat hij tussen 1910 en
1914 hoofdzakelijk gebeeld
houwd heeft, maar bewijzen
zijn daar niet voor. Ook op
deze expositie zijn maar twee
plastieken en een paar beeld
houwerstekeningen Jeanne
Modigliani veronderstelt dat
hij de raad van zijn vrienden
heeft opgevolgd: die vonden,
dat hij zijn sculpturen maar
het best in het „Hollands Ka
naal" kon gooien.
Ze moeten veel gepraat heb
ben, Modigliani en Brancusl:
gepraat, niet getheoretiseerd,
want evenals Brancusi al hak
kend zijn organisch-essentiële
vormen ontdekte, vond Mo
digliani. al doende, zijn stijl,
die wel zeer karakteristiek,
maar öök verre van problema
tisch is.
Maar „naar men zegt" gebeur
de dat natuurlijk weer op een
marihuana- en alcoholfuif bij
Pigeard. waar Modigliani
plotseling verrukt uitriep „Ik
heb het gevonden." Hij hield
de andere feestvierders toen
een tekening voor van een
vrouw met een langgerekte
hals en amandelvormige
ogen. Daaruit is dan weer ge
put om de stelling te verkon
digen dat die toegepaste de
formaties in.;eer?te instantie
tot stand gekomen zouden
zijn in een roes. Volgens Jean
ne. die overigens zijn latere
verslaafdheid zeker wel toe
geeft, is dat de meest hard
nekkige en dwaze van alle le
gendes. Dat maken trouwens
de schilderijen en tekeningen
op deze tentoonstelling je zon
der meer duidelijk.
Manierisme
't Is een wat vreemde ervaring
zoveel Modlgliani's bijeen te
zien. Onderling is er eigenlijk
weinig kwaliteitsverschil; er
wordt na 1915 ook nauwelijks
meer geëxperimenteerd er
Is hier één divislonlstisch in
streepjes opgebouwd schil
derijtje je bent ervan onder
de Indruk, Je voelt een soort
overspringen van bewogen
heid, je wordt gepakt door het
prachtige koloriet en toch
krijg je af en toe tussendoor
wel eens even de idee: hé hier
heeft'ie snel even een contour-
tje neergezet en het ingezeept.
Het moet dan toch dat manie
risme zijn, kenmerkend, ka
rakteristiek of niet, dat zo'n
reactie veroorzaakt
Steeds weer dat langgerekte,
steeds weer dat iets scheef ge
houden hoofd Maar hij
boeit je dan toch plotseling
Amadeo Modigliani: „Zittend naakt", 1916
weer, want aan de andere
kant straalt de bewondering
er af; ln de meeste van zijn
portretten en naakten
weerloos en broos brengt
Modigliani een ode aan de
vrouw; aan de vrouwen die hij
en die hem beminden, die
voor hem poseerden en die
hem meermalen van de hon
gerdood redden.
Niettegenstaande zijn ge
zondheidstoestand en zijn
verslaving, had hij de laatste
Jaren toch een enorme pro-
duktie. Alleen al in 1917 zou
hij honderd vijfentwintig
schilderijen gemaakt hebben!
Misschien iets overdreven,
madr helemaal onwaarschijn
lijk Is het ook weer niet als Je
hoort hoe snel hij werkte.
De beeldhouwer Lipchitz ver
telde dat de prijs die hij voor
één zitting vroeg 10 franks en
wat alcohol bedroeg. Lipchitz,
die hem eigenlijk wat wilde
laten verdienen, had gehoopt,
dat hij voor een portret van
hem en zijn vrouw een paar
dagen nodig had, maar in een
halve dag was het gebeurd.
Het laatste jaar van zijn leven
deelde Modigliani met Jeanne
Hébuterne, de vrouw van wie
hij zoveel prachtige portret
ten maakte (er is op dit toch
uitgebreide overzicht maar
één tekening).
Ondergang
Gedurende die tijd doen enke
le vrienden nog al het mogelij
ke hem te redden van de tota
le ondergang. De kunsthande
laar Zborowski zorgde voor
een verblijf in het zuiden, de
oude Renoir schonk een schil
derij om van de opbrengst hen
te helpen, er wordt een exposi
tie georganiseerd in Londen
met enthousiaste kritieken
maar op 25 januari 1920 sterft
Amadeo Modigliani op 36-jari
ge leeftijd in het Hópital de la
Charité. In de vroege ochtend
van de volgende dag springt
Jeanne Hébuterne uit het
raam van het atelier op de
vijfde verdieping.
Uiteraard heeft deze trieste le
vensloop vooral kort na de
dood van de kunstenaar, bij
gedragen tot het grote succes
dat hij daarna oogstte. Van
zijn schilderijen zijn er enorm
veel gereproduceerd en over
de hele wereld verspreid. Ik
ben zelfs eens een ik zal het
nooit vergeten bijna hele
maal verbleekt portret tegen
gekomen in een bilik (bam
boe) hutje ln de dessa Madje-
nang, midden op Java.
Maar als Je nu weer zo'n ten
toonstelling gezien hebt, is
dat pathetische leven toch ei
genlijk maar moeilijk in ver
band te brengen met de mees
te van zijn probleemloze,
schone scheppingen, die meer
het bestaan omschrijven zoals
Modigliani zelf zei het te on
dergaan: „Ik flaneer maar
wat, een vruchtbare luiheid is
mijn enige arbeid
Modigliani, tot 14 december
1980 in het Museum van he
dendaagse kunst Saint-Geor
ges, En Féronstrée 86, Luik
(België). Dagelijks, ook 's zon
dags van 10-18 uur, 's woens
dagsavonds ook van 19-22
uur. Toegang 50 frank 3,30),
catalogus 300 fr (ongeveer 21
gulden).
Van de Duitse auteur Botho Strauss, hier vooral bekend vanwege zijn toneelstukken, is in vertaling een tweetal
verhalen uitgekomen die ieder voor zich verrassen door hun oorspronkelijk woordgebruik en die helder en overtuigend
overkomenTussen de beide verhalen bestaat echter een onduidelijke relatie die het lezen tot een irritante zaak kan maken
door Hans Ester
Het is geen gemakkelijke opgave,
om van de twee zojuist in Neder
landse vertaling verschenen ver
halen van Botho Strauss een in
druk te geven. Een korte samen
vatting van de inhoud van „Mar-
lene's zuster" en „Theorie van de
dreiging" doet de ingewikkelde
opbouw van deze verhalen ge
weld aan. Maar ik wil toch probe
ren, de rudimentaire gebeurtenis
sen op een rijtje te zetten om de
verhaalelementen daarna van
uit de verwarrende ervaringen bij
het lezen in een andere benade
ring tot hun ware proporties te
rug te brengen.
Het eerste verhaal. .Mariene's zuster" cir
kelt rondom de problematische relatie
tussen Mariene en haar negen Jaar oudere
zuster. Deze zuster is in verband met een
bloedziekte in Amerika opgegroeid, de
enige plaats, waar deze ziekte te behande
len was. Toen Marlene's zuster tweeënt
wintig was. keerde zij naar Duitsland te
rug om daar te studeren. De zusters zagen
elkaar pas voor het eerst, toen Mariene
dertien was.
Wanneer hier sprake is van de relatie tus
sen twee zusters, dan toch vooral die van
Marlene's zuster tot Mariene. De laatste is
voor haar zuster het middelpunt van haar
gevoelens, het centrum van haar genegen
heid. Alles draait om Mariene. Haar zuster
bestaat niet zonder Mariene. De titel
drukt dat goed uit door voor de betiteling
van de een de naam van de ander te
gebruiken. De hoofdfiguur wordt met een
geleende naam aangeduid.
Met Marlene's gevoelens ligt het anders
Wat voor de zuster hoogste liefdesvervul
ling en verwezenlijking van de eigen iden
titeit Is, vormt voor Mariene juist de ver
nietiging van haar eigen ik. Daarom wil ze
afstand bewaren tot haar zuster. Deze
zuster wordt pas ln de leefgemeenschap
van Mariene en haar vrienden opgeno
men, wanneer ze plechtig heeft beloofd,
haar genegenheid voor Mariene om te
zetten in een beheerst, gelijkmatig, alge
meen aanvaardbaar gevoelen. Die belofte
legt ze af. Maar het blijft twijfelachtig of
daarmee tijd en toekomst gewonnen zijn.
De vraag is of het begin van het verhaal
Marlene's zuster is blijkbaar opgenomen
in een kolonie van landarbeiders wat
speeltijd betreft niet na de belofte van het
slot ligt. Het verhaal zou dan de verkla
ring kunnen zijn voor de wanhoop, het
uitgeleefd zijn, waarmee het verhaal
„Marlene's zuster' opent. Ik aarzel al weer
bij het schrijven van deze zin.
Niet minder problematisch is „Theorie
van de dreiging". De hoofdfiguur van dit
verhaal is een schrijver, die in een tuin
huisje ver buiten de stad op inspiratie zit
te wachten Hij wordt opgebeld door een
bevriende psychiater, die hem confron
teert met een vrouw, die aldoor schreeuwt
en niet te kalmeren is. Deze Lea beweert,
dat ze een aantal jaren met de schrijver
heeft samengewoond. De hoofdfiguur ont
kent dat.
In zijn herinnering heeft hij samengeleefd
met een zekere S. Ondanks het uiteenlo
pen der herinneringsbeelden trekt Lea bij
de schrijver in. In weerwil van de onzeker
heid, die ten aanzien van Lea's identiteit
is blijven bestaan, werpt de schrijver zich
op zijn nieuwe taak, het schrijven van een
studie over die riskante grensgevallen
van het schrijven, waarin een lustverho
gende angst en een angstverwekkende
lust leiden tot de hoogste bedreiging van
de schrijvende auteur, onderzocht aan de
Botho Strauss: ...subjectieve uitspraken...
hand van centrale teksten en zelfgetuige-
nissen der auteurs van mijn voorkeur."
(blz. 71) Nadat het werk. „Theorie van de
dreiging." aardig gevorderd is, komt de
schrijver tot een verbijsterende conclusie.
Zijn eigenhandig geschreven studie blijkt
uit niets anders te bestaan dan een reeks
hele en halve citaten Lea is inmiddels in
toenemende mate uit het gezichtsveld van
de schrijver verdwenen. Op een dag is ze
helemaal weg. De schrijver besluit dan om
naar Kopenhagen te gaan om daar zijn
oude vriendin S. te bezoeken. Op het
vliegveld treft hij zijn vriend, de psychia
ter. Diens gedrag verwondert hem. Wan
neer hij in de spiegel kijkt, ziet hij. dat hij
zich het uiterlijk van Lea heeft toegeëi
gend: „Wat ik altijd had gewild, hoefde ik
nu niet langer te zoeken. Ik was Lea. Of
althans: ik had mij alles eigen gemaakt
wat er van Lea was overgebleven. Het is
mij onmogelijk te zeggen of dit het resul
taat was van een langdurige verering of
een lafhartige roofmoord." (blz. 101).
Blijkbaar heeft het bestaan van Lea iets
te maken met de schrijfactiviteit van de
hoofdfiguur Of Lea is of niet is. houdt
vermoedelijk verband met de wijze waar
op de schrijver zich de wereld om zich
heen toeëigent. Na herlezing van dit ver
haal kom ik tot de conclusie, dat de schrij
vende hoofdfiguur de tastbare werkelijk
heid om zich heen alleen indirect kan
benaderen. Tussen realiteit en beleving
daarvan schuift hij het schrijven of het
lezen als noodzakelijke tussenfase. Hij
heeft het kunstmatige, de kunst, nodig om
het leven aan te kunnen. Daardoor kwijnt
het door Lea gepersonifieerde leven weg.
Het slot is slechts een pseudo-vereniging,
zoals het schrijven pseudo-origineel was.
De werkelijkheid vervluchtigt, zowel in de
beleving van het moment als in d"è herin
nering.
Waarheidsgehalte
Ik moet het voorlopige karakter van bo
venstaande zinnen nog eens beklemtonen.
Bij iedere weergave van de inhoud van
deze verhalen zou: „vermoedelijk" of „on
der voorbehoud" moeten staan. Een van
de redenen daarvoor is, dat in het eerste
verhaal niet duidelijk is, wie hierin aan
het woord is. Is het een verteller, die zijn
figuren als marionetten laat bewegen,
denken, liefhebben of denkt de lezer mee
vanuit de gedachten en het spreken van
deze figuren zelf? In het tweede verhaal
vertelt de schrijver over zijn ervaringen
vanuit zijn persoonlijke zicht Dit per
spectief leidt ertoe, dat het waarheidsge
halte van een uitspraak in dit verhaal
nooit vaststaat. Iedere uitspraak blijft
binnen de grenzen van het subjectieve Er
is geen oriëntatiepunt om waarheid van
onwaarheid te onderscheiden. Versterkt
wordt deze leeservaring door de wijze
waarop de verhalen beginnen. Als een
ongewenste bezoeker komt de lezer het
verhaal binnen.
Anders gezegd: het verhaal valt bij de
lezer met de deur in huis.
Wat bracht mij ertoe om deze verhalen uit
te lezen? Waarom bleef ik geboeid door
deze verhalen, die zich blijkens het vooraf
gaande zo weinig aan de lezer gelegen
laten liggen? Het antwoord ligt in de enor
me hoeveelheid originele gedachten en
formuleringen, die deze verhalen bieden.
De moeilijkheden bij het lezen van deze
verhalen van Botho Strauss schuilen niet
in de afzonderlijke zinnen en alinea's. De
segmenten van deze verhalen hebben
vaak een aforistisch karakter. Ze zijn op
zich beschouwd helder en overtuigend. Ze
zijn verrassend door hun oorspronkelijke
woordgebruik. Maar de relatie tussen de
afzonderlijke delen onderling is onduide
lijk. Daar ligt het probleem voor de lezer.
Tussen de scherpte, de raakheid der for
muleringen en de vage contouren van de
hoofdfiguren is een kloof, die blijft be
staan, hoe je het verhaal, ook wendt of
keert.
Voor wie de toneelstukken van Botho
Strauss kent, zal het duidelijk zijn, dat de
verhalen uit „Marlene's zuster" overeen
komsten vertonen met zijn toneelstukken
als „Bekannte Gesichter, gemischte Ge-
fühle", „Trilogie des Wiedersehens", en
„Gross und klein". Op de vraag naar de
zin van het bestaan wordt geen antwoord
gegeven. De teksten wijzen eerder in de
richting van zinloosheid. Maar het thema
heeft zodanig vorm aangenomen, dat het
de lezer blijft irriteren en boeien.
Botho Strauss, „Marlene's xuster". „Twee
verhalen" werd uitstekend vertaald door
Theodor Duquesnoy en verscheen bij De
Arbeiderspers. Aantal bis.: 101. Prijs:
16,50. Het boek heeft een intrigerende
omslag. Afgebeeld is de aquarel „Pein-
lich" van Gottfried Helnwein.