De Verzinnertjes
Sociale verdediging als
een andere mogelijkheid
Denken in Parijs
Maatschappijleer zonder diepgang
MAANDAG 6 OKTOBER 19S0
BOEKEN
TROUW/KWARTET
H 11
Dingeman van der Stoep is be
halve directeur van uitgeverij
Bosch Keuning te Baarn ook
-schrijver geweest. Het laatste
is hij trouwens nög. Baarnse
gereformeerden krijgen in hun
kerkbode regelmatig bijdragen
van zijn hand onder ogen en
binnenkort komt bij zijn uitge-
verij een nieuw boek van hem,
dat „Voeten in de aarde" heet,
gebonden 19,50 kost en waar
uit we hieronder een fragment
publiceren.
Oudere lezers zullen zich mis
schien Van der Stoeps vooroor
logse roman „Zijn dat uw kin
deren?" herinneren, iets min
der oudere lezers hebben stel
lig nog weet van zijn cursief in
Trouw onder de titel „August
en Alida" en als 't een beetje
wil, denken we glimlachend te
rug aan „Laterveer wil het
rechte weten", een roman
waarin Van der Stoep even
doeltreffend als vriendelijk
een zeer op fatsoen gesteld
christelijk burgerdom te kijk
zet.
Trouwens, ook in zijn nieu
we boek „Voeten in de aarde"
vallen de milde spot en de van
genegenheid getuigende ironie
van Van der Stoep op.
door D. van der Stoep
pe kerkeraad heeft ook sinds jaar
en dag zorgen omtrent het echtpaar
Kromkamp, dat helemaal achterin
de buurtschap woont dicht bij de
brug over de Wetering en bij het
kroegje Ik Leer Nog. Dat kroegje
annex slijterij stelt niet veel voor.
Er schijnt daar vroeger een tol ge-
te zijn en een voetveer over de
Wetering Daar is het cafeetje nog
een overblijfsel van. Er komen wat
I passanten, vrachtrijders, schippers,
hengelaars, fietsers uit de stad. Za
terdagavonds is er aanloop van boe
renjongens die nog geen verkering
hebben en een slijterij heeft enige
klandizie van mensen die voor een
'verjaardag, een bruiloft of een be
grafenis een drankje komen kopen.
De beste klanten, zo is het alge
meen gevoelen, zijn echter de
Kromkampen, Janus en Maartje.
allebei uit een goed nest, maar alle
bei enig kind en van kindsbeen af ai
wat eigenaardig, eenzelvig, afzijdig,
afgetrokken. Toen ze elkaar vonden
gingen ze als een klit aan elkaar
hangen, maar samen bleven ze even
eenzelvig en eenkennig als ze afzon
derlijk geweest waren. En nu zijn ze
dan samen gezellig aan de drank en
niet zo'n klein beetje. Janus is pol
derjongen in dieftst van de provin
cie en heeft dus een arbeidersinko
men. Omdat ze geen kinderen heb
ben doet Maartje er een paar werk
huizen bij. Volgens zeggen maar
wie kan precies achter de waarheid
ien - zijn ze elkaar in de drank
jd volkomen trouw. Als ze drin
ken toen ze het samen en ze doen
hel gezel Lig thuis. Volgens zeggen
weer met hetzelfde voorbehoud
men ze bij de ochtendboterham
vast een voorproefje, maar zetten ze
hem 's avonds pas goed op. Hun
probleem is echter hoe langer hoe
meer geworden dat de middelen
gaan ontbreken om hun liefhebberij
te bekosten. Janus doet. hoewel hij
al tegen de vijftig loopt, zijn dage
lijks werk nog steeds naar behoren
en ook Maartje geeft in haar werk
huizen geen reden tot klagen. Ze
hebben dus elke week een aardig
rCginnetje maar voor woensdag,
donderdag en vrijdag moet er toch
naar andere middelen worden uit
jezien. En zo zijn alle dingen in huls
zo langzamerhand versjacherd. Ook
het harmonium is er aan gegaan en
op een ochtend heeft Maartje zelfs
het veren bed uit de bedstee op een
kruiwagen geladen en is ermee naar
Ik Leer Nog gereden. Ze kreeg er
twee liter jenever voor. Het is duide
lijk. dat de buurvrouwen de gebeur
tenissen op de voet volgden en ook
toen Maartje weer binnen was. er
een goed georganiseerde kijk- en
•luisterdienst op na hielden. Maartje
zat 's middags met een olijke glim
lach op haar Janus te wachten. Hij
kwam moe. hongerig en vooral dor
stig thuis, verdrietig omdat hij
maar al te goed wist dat er geen
druppel meer onder de kurk was.
Toen zag hij Maartje aan de tafel
zitten met de twee flessen voor zich.
Hogelijk verbaasd keek hij er naar,
maar ze nam hem aan de hand mee
naar de bedstee en wees naar de
geel geverfde planken, waarop 's
morgens nog het bed gelegen had.
De zon brak helemaal door op zijn
gezicht. Hij keek haar met bewon
dering aan. sloeg zijn armen om
haar heen en zei luid doch teder:
wat ben je toch een verzinnertje.
Het is van die tijd af dat ze in de
buurtschap ook wel De Verzinner
tjes worden genoemd.
Voor de kerkeraad zou het pro
bleem van Janus en Maartje mis
schien iets gemakkelijker aan te
pakken zijn als zij hun dronken
schap in het openbaar beoefenden.
Maar daar is geen sprake van.
's Zondags fietsen ze tweemaal naar
de kerk, waarbij Janus Maartje bij
de schouder vasthoudt, om haar,
vooral bij tegenwind, het fietsen
lichter te maken. Ze zitten eerbiedig
onder het gehoor en zingen harte
lijk de trage psalmen mee: 'k Zal
eeuwig zingen van Gods goedertle-
renheèn. Ze zingen het met een op
recht uitziende blijdschap. Ze zitten
ook netjes In de kleren. Daarin be
tracht de diaconie de grootste zorg
vuldigheid. Ze werkt in het verbor
gen, maar 't is wel duidelijk, dat er
in dit geval in plaats van een gelde
lijke uitkering goederen worden
verstrekt. De diaconie heeft er ook
voor gezorgd, dat er weer een bed in
de bedstee kwam en daarna een
hartig woordje met de baas van Ik
Leer Nog gesproken. Wat moet een
gereformeerde kerkeraad beginnen
met twee notoire alcoholisten, die
niemand kwaad doen, maar toch
wel aanstoot geven omdat hun huis-
Je aan de Wetering speciaal op za
terdagavond het mikpunt is van het
getreiter der loslopende jeugd. Glu
ren. kloppen, ruitje tikken, steen
tjes gooien. schimpscheuten
schreeuwen met als hoogste voldoe
ning dat Janus dronken naar buiten
komt om be-be-leefd te verzoe-zoe-
ken met dat geso-ge-so-gesodemie-
ter op te houden.
Toen Janus en Maartje belijdenis
deden beloofden zij zich te zullen
onderwerpen aan de kerkelijke ver
maning en tucht, indien het mocht
gebeuren (wat God genadig verhoe
de) dat zij zich in leer of leven
kwamen te misgaan. Leerstellig
valt er niets op hen aan te merken,
maar God heeft niet genadig ver
hoed dat er aan hun leven een be
hoorlijk steekje los is geraakt. Wat
de dominee en de ouderling op huis
bezoek dus kunnen doen is hen ern
stig vermanen met dit kwaad eens
en voorgoed te breken. Levert her
haaldelijk vermaan geen resultaat
op dan zou hen pastoraal gesproken
als eerste tuchtmaatregel de toe
gang tot de Tafel des Heren moeten
worden ontzegd. Maar Janus en
Maartje zijn uit zichzelf reeds zo
wijs op de avondmaalszondagen,
viermaal per Jaar, de kerkgang voor
gezien te houden. En de kerkeraad
Iaat het wel üt zijn hoofd de Verzin
nertjes deswege te gaan vermanen.
Hier schiet de wijsheid van de op
zieners te kort. Er is van on- en
derhalve van overmacht sprake. Als
de dominee en de ouderling bij Ja
nus en Maartje op huisbezoek ko
men treffen ze hen nooit onbe
kwaam aan. De in de komende
week te brengen huisbezoeken wor
den Immers altijd 's zondags van de
kansel afgekondigd, zodat de men
sen er op kunnen rekenen. Welnu,
Janus en Maartje rekenen er op en
ontvangen in hun kaalgeslagen wo
ninkje de ambtsdrager zo waardig
als zij kunnen en onderwerpen zich
gewillig aan de kerkelijke verma
ning en tucht. Wanneer er huisbe
zoek is zitten Janus en Maartje
dicht bij elkaar en houden eikaars
hand vast, zoals verlooide stelletjes
doen. Op de gestelde vragen geven
ze de gewilde antwoorden. Hebben
ze God lief? Ja, dat doen ze. Besef
fen ze dat hetgeen ze doen kwaad is
in de ogen des Heren? Ja, dat besef
fen ze. Vragen ze wel eens om verge
ving? Ja, dat doen ze. Maar begrij
pen ze niet dat als ze hun zonde
belijden, ze die dan ook laten moe
ten? Ze knikken. Waarom doen ze
het dan toch? Hebben ze verdriet?
Nee, ze hebben geen verdriet. Hoe is
het toch begonnen? Ze halen de
schouders op. Zo maar. Ze houden
toch wel van elkaar? Hun handen
verstrengelen zich inniger. O Ja, ze
houden van elkaar. Ze moeten, zegt
de dominee, maar dikwijls aan God
vragen om de verzoeking te kunnen
weerstaan. Ze knikken. Ja, dat zul
len ze doen. En dan gaat de domi-,
nee voor in gebed en draagt deze
broeder en zuster op in de hoede"
van de hemelse Vader, bij wie verge
ving te vinden is, die mildelijk geeft
en niet verwijt. Wat er van de Ver
zinnertjes terecht moet komen weet
Hij alleen. Het moet overgelaten
worden aan Hem en aan de erosie
die onherroepelijk door de tijd in
samenwerking met de alcohol in
hun geest en lichaam zal worden
teweeg gebracht. Wat moet men in
deze zaak met tuchtmaatregelen?
Je zou het gevoel hebben dat je
kinderen sloeg, zegt de (nieuwe) do
minee.
Een jaar nadat hij zijn intrede heeft
gedaan, worden op een stormachti
ge ochtend de lichamen van broe
der en zuster Kromkamp opgehaald
uit het water van de Wetering ach
ter het huis. Barmhartige mensen
houden het erop, dat Janus en
Maartje door de duisternis misleid,
zoals de krant dat noemt, te water
zijn geraakt. De Wetering loopt vlak
achter hun erfje en de schoeiing is
daar hoog. Er stond 's avonds een
behoorlijke storm en het was aarde
donker. De barmhartige mensen
klampen zich vast aan het feit, dat
de schuurdeur open stond en half
uit zijn hengsels hing. Misschien
hebben ze die dicht willen doen
omdat ze het geklepper niet langer
konden verdragen. De weg naar de
schuur hebben ze in het egyptische
duister tastenderwijs moeten zoe
ken en dan raak je gemakkelijk de
richting kwijt. Toen ze werden ge
vonden was Janus gekleed in een
bombazijnen broek en een blauw
boezeroen en Maartje had een blau
we jurk aan en een bont schort voor.
Ze waren dus nog niet naar bed
geweest. Uit het arrangement der
dingen ln de kamer bleek dat er
geen druppel drank in huis was
noch geweest was die avond.
door dr. A. H. Heering
De vaak heftige debatten
over de kernwapens verto
nen een belangrijk punt van
overeenkomst met die over
de kernenergie: ten aanzien
van beide wordt te weinig
gesproken over alternatieve
mogelijkheden. Daarom is
het een goede zaak dat kort
geleden een boek is uitgeko
men, dat een aantal eerder
gepubliceerde artikelen van
gezaghebbende figuren uit
binnen- en (vooral) buiten
land over het denkbeeld van
„sociale verdediging" be
handelt. Belangwekkend
hierin zijn allereerst de om
schrijvingen die de auteurs
van dat begrip geven.
Dr Hylke Tromp opvolger van
prof. Röling als hoogleraar in de
polemologie, de wetenschap van
oorlog en vrede, te Groningen
stelt dat sociale verdediging, in te
genstelling met territoriale verdedi
ging (verdediging van grondgebied),
beoogt „verdediging van .sociale
structuren': mensen, hun samenle
ving, hun organisatie, hun geloof"
(blz. 13). Gebruik van geweld dan
wel van geweldloze middelen is vol
gens hem niet van essentiële bete
kenis voor het begrip. De waarde
van dit laatste Is, dat het een goed
hulpmiddel vormt om te wijzen op
andere (en betere) mogelijkheden
van verdediging dan de militaire.
Prof. Gene Sharp van de Harvard
universiteit in de V.S. hij hield ln
het voorjaar ln ons land twee voor
drachten over zijn denkbeelden
geeft de volgende definitie: „een
defensiepolitiek waarbij voorbereid
vereet van de bevolking gebruikt
wordt om de vrijheid, soevereiniteit
en gezagsstructuur van een samen
leving te beschermen tegen interne
staatsgrepen en externe invasies en
bezettingen. Het doel is dergelijke
aanvallen af te schrikken en in
voorkomend geval te verijdelen."
Voor hem houdt „sociaal" eveneens
ln „niet-militair" (blz. 35) en niet-
gewelddadig.
De derde auteur Is Johan Galtung,
bekend als oprichter van het Noorse
instituut voor vredesonderzoek en
van het „Journal of Peace Re
search". Hij gaat consequent uit
van het eerder genoemde onder-
scheld tussen territoriale en sociale
verdediging, waarbij hij de laatste
kort aanduidt als „de verdediging
van een levenswijze" (blz. 55). Zij is
naar zijn opvatting per definitie
niet-militair, maar behoeft niet ge
weldloos te zijn; immers zij kan ook
de vorm van een guerrilla aanne
men, waarin Galtung veel overeen
komsten met geweldloze verdedi
ging ziet
Daarentegen zit Adam Roberts
(verbonden aan de London School
of Economics) weer op de golflengte
van Sharp, waar hij „civilian defen
ce" (aan deze term geeft hij de voor
keur) aldus definieert: „een goed
voorbereid en gecoördineerd beleid
ter verdediging van een samenle
ving door middel van burgerlijk ver
zet tegen binnenlandse bedreigin
gen (b.v. bezetting, blokkade, bom
bardementen enz.). Een dergelijk
beleid dient ter afschrikking van
verschillende aanvalsvormen en
verschaft een vérdedigingsstrategle
voor het geval er toch een aanval
plaatsvindt." (blz. 185)
De inhoud van de bijdragen is zeer
gevarieerd. Tromp gaat o.m. na, hoe
de gedachte van een alternatief de
fensiebeleid is opgekomen. Als oor
zaak noemt hij o.m. het groeiende
besef, dat militaire verdediging
geen veiligheid kan bieden, Omdat
zij dat wat moet worden verdedigd
juist dreigt te vernietigen. Ook
wijst hij op het ervaringsfeit dat
macht niet alleen uit de loop van
een geweer komt, doch economi
sche, psychologische, culturele, reli
gieuze, ideologisch enz. dimensies
heeft, die tot nu toe zijn veronacht
zaamd (blz. 12).
Van Sharp zijn twee artikelen opge
nomen. In het eerste behandelt hij
de vraag of sociale verdediging „een
optie voor West-Europa" is. Aller
eerst gaat hij na, welke resultaten
in de geschiedenis met burgerverzet
zijn opgedaan, m.n. tijdens de Duit
se bezetting van Nederland, Noor
wegen en Denemarken, alsmede in
de succesvolle afweer van de recht
se staatsgreep van Kapp en de zij
nen tegen de Duitse Weimarrepu-
bliek (1920) en tegen de dreiging van
een militaire greep naar de macht in
Frankrijk in 1961. Ook bespreekt
Sharp het verzet van de bevolking
van het Roergebied tegen de Frans-
Belgische bezetting in 1923 en de
acht maanden durende geweldloze
weerstand ln Tsjechoslowakije te
gen de bezetting door zes landen
van het Oostblok ln 1968. Ten slotte
geeft hij aan welke geweldloze
strijdmethoden toegepast kunnen
worden om een onwettige macht
hebber te beletten de samenleving
te beheersen. Sharps tweede bijdra
ge doet zijn voorkeur uitkomen
voor een „instrumentale" benade
ring van de sociale verdediging,
d.w.z. de opvatting dat „militaire
verdediging door sociale verdedi
ging kan worden vervangen zonder
dat er verder iets aan de bestaande
maatschappijstructuur hoeft te ver
anderen" (aldus Tromp in een korte
toelichting). Tegenover die benade
ring staat de „structurele", welke
ervan uitgaat dat radicale democra
tisering van de maatschappij een
voorwaarde voor sociale verdedi
ging is. Volgens Sharp is verdedi
ging van democratie noodzaak,
maar is het militaire apparaat als
instrument uit de tijd. Het moet dus
door een ander instrument, nl. hét
volksverzet, worden vervangen.
Vervolgens gaat hij in op de voorbe
reiding en strategieën daarvan.
Van Galtung ls, behalve een bijdra
ge over de kenmerken van sociale
versus territoriale verdediging
(waarvan de strekking hiervoor in
het kort is weergegeven), nog een
tweede artikel opgenomen, gewijd
aan de strategie van de niet-militai-
re verdediging. Hij pleit voor een
geleidelijke invoering daarvan,
waarbij militaire en niet-militaire
defensie tijdelijk naast elkaar kun
nen bestaan. De strategie van socia
le verdediging moet volgens hem
enerzijds gericht zijn op het recht
streeks verhinderen van onrecht
matige overheersing, anderzijds op
het kweken van begrip bij individu
ele representanten van de tegen
stander voor de belangen en het
lijden van de bevolking. Ter voor
koming van agressie dient het ver
zet tijdig tevoren voorbereid en de
bereidheid ertoe bij de bevolking
aangekweekt te worden; dit laatste
o.a. door een democratisch en soci
aal beleid, zodat de maatschappelij
ke structuur zelf een verdedigings
middel wordt.
Over sociale verdediging als alter
natief voor de afschrikkingsstrate
gie schrijven de Duitse sociale we
tenschappers Gemot Jochheim en
Volker Hornung. Na gewezen te
hebben op het „vreemde element"
dat de krijgsmacht in de democra
tie vormt, zetten de schrijvers de
grondbeginselen van de sociale ver
dediging uiteen, waarbij zij sterke
nadruk leggen op de structurele be
nadering. Overwegend theoretisch
van aard is het hoofdstuk van twee
Deense wetenschappers over de re
latie van sociale verdediging tot de
klassieke strategische theorie. Meer
directe politieke betekenis heeft
Adam Roberts' hoogst interssante
bijdrage, waarin hij de vraag tracht
te beantwoorden, of sociale verdedi
ging hetzij als alternatief voor, het
zij als aanvulling op de militaire
defensie in Zweden toegepast kan
worden (hij maakte over deze vraag
een studie in opdracht van de
Zweedse regering). Zijn voornaam
ste conclusies zijn, dat in een aantal
situaties (o.a. dreiging met nucleai
re vernietiging) sociale verdediging
de enig mogelijke is, maar dat zij
geen compleet vervangingsmiddel
voor de militaire defensie kan zijn.
De laatste bijdrage in de bundel
behandelt de kernvraag, hoe de om
schakeling van militaire naar socia
le verdediging („Umrüstung",
„transarmament") kan moet plaats-
vinden. Vier Zweedse onderzoekers
onderscheiden een viertal fasen: de
meningsvorming, de besluitvor
ming, de eigenlijke omschakeling
en de stabilisering. Van elk daarvan
geven zij een beknopte schets. Zij
nemen een tussenstandpunt in tus
sen „instrumentele" en „structure
le" benadering, door te stellen dat
de invoering van sociale verdedi
ging grote maatschappelijke veran
deringen veronderstelt, maar dat
het verkeerd is „alle pogingen om
de verdediging te veranderen uit te
stellen totdat we een radicaal nieu
we samenleving hebben" (blz. 234).
Anders dan Roberts wijzen zij de
combinatie van militaire en sociale
verdediging af, omdat naar hun me
ning de strategie en grondprincipes
daarvan te zeer van elkaar verschil
len, terwijl ook psychologische en
economische argumenten ertegen
pleiten. Wel is volgens hen in het
opbouwstadium van de sociale ver
dediging het voorlopig aanhouden
van het militaire apparaat wellicht
onvermijdelijk. Al met al biedt de
bundel een boeiende verscheiden
heid aan waardevol studiemateri
aal, dat ook voor de situatie van
Nederland van belang genoemd
mag worden.
„Sociale Verdediging", theorieën
over niet-milltaire verdediging als
alternatief voor geweldpolitiek en
nucleaire afschrikking. Uitg. Xeno-
Pax Christi. Omvang 255 pag.
Een illustratie uit het laatste boek
van C. van Heekeren, Trekkers en
blijvers, voorstellende de ouders
van de auteur op weg voor hun
woning. Het boek is een onopge
smukt verslag van een leven van
een ambtenaar in het oude Indië,
■met weinig ups en veel downs, maar
toch gekenmerkt door dat blijmoe
dige, ivat eigen is aan mensen, die
zich verbonden voelen met de
tropen.
Het is een eerlijk geschreven boek,
boeiend en onderhoudend. Voor de
velen, die mooie herinneringen
hebben aan het land van herkomst
of die er wel eens geweest zijn, een
boek met veel herkenningspunten.
C. van Heekeren: Trekkers en blij
vers, kroniek van een Haags-Indi
sche familie, 187 pagina's, geïllu
streerd, uitg. T. Wever, Franeker,
24,50.
door prof. dr. R. Bakker
Een drietal Belgische filoso
fen heeft het gewaagd, het
actuele denken in Parijs van
de laatste jaren te beschrij
ven. Het is waarlijk geen ge
ringe taak die de auteurs op
zich genomen hebben.
De in de jaren zestig en zeventig
sterk op de voorgrond tredende
denkers, die tot een bepaalde
school behoren en wier invloed te
vergelijken valt met Sartre na de
tweede wereldoorlog, worden in
kort bestek behandeld en wel zoda
nig dat de kerngedachten in deze
summiere beschouwing duidelijk
uit de verf komen. Het gaat om de
filosofen Lacan, Foucault, Althus-
ser en Derrida.
De wijsgerige problemen spelen
zich af rondom de taal. Er is een
grote verandering gekomen in de
opvattingen over de taal. Zo'n der
tig. veertig jaar geleden was het een
vanzelfsprekende zaak dat wie de
taal bestudeerde, van de mens
moest uitgaan die de taal sprak.
Eigenlijk kwam het hierop neer dat
dat het volstrekte uitgangspunt
van het filosoferen over de taal het
denken, het bewustzijn was. Eeu
wenlang was dan ook het bewust
zijn het voorwerp van wijsgerig on
derzoek. Een stroming die in het
begin van onze eeuw opkwam en
waaraan de naam „fenomenologie"
(leer der verschijningen) verbonden
is. kon nog een filosofie van het
bewustzijn genoemd worden omdat
zij een zuivere beschrijving wil ge
ven van wat zich in en aan het
bewustzijn voordoet. De ontwikke
ling van de fenomenologie legt an
dere accenten, maar centraal blijft
het sprekende en het schrijvende
Ik.
Nu blijkt het evenwel dat er zich
radicale wijzigingen hebben voorge
daan ten aanzien van de plaats en
de rol van dit Ik. Het Ik is niet
langer meer autonoom, eigenstan
dig, maar zijn waarde en plaats ont
leent het aan het geheel waarbin
nen het functioneert. Dit is een
kerngedachte van de stroming
waartoe de genoemde denkers be
horen: de gevarieerde stroming van
het structuralisme.
Het is een stroming die de weten
schap van de taal in het middelpunt
stelt. Maar dan gaat het niet meer
om de taal als het autonome pro-
dukt van het sprekende Ik, maar de
taal als een systeem, waaraan het Ik
zich moet onderwerpen. Het Ik is
ondergeschikt aan het taalsysteem.
Trekken we deze gedachte door
naar de psychoanalyse, dan zien we
dat het onbewuste een domineren
de positie heeft ingenomen. Dat on
bewuste is het niet-aanwezige, maar
het vormt de mogelijkheids voor
waarde voor het bewustzijn. De psy
choanalyticus let in zijn spreken
met de patiënt op deze „niet-aanwe
zige" factor. In ieder geval is ook
hier de leidende functie van het
bewustzijn verdwenen: het is geen
oorspronkelijke instantie meer.
maar komt tot stand en wel door
identificatie door anderen en met
anderen. De taal van het onbewuste
is de taal van de Ander, die de mens
van voor zijn geboorte tot na zijn
dood begeleidt
Het Ik is van zijn centrum beroofd,
het heeft zijn soevereiniteit moeten
prijsgeven aan machten, structuren
en totaliteiten. Dit denken is vooral
in Frankrijk tot stand gekomen,
met name in Parijs: vandaar de
titel.
Het is een filosofie die van groot
realisme getuigt. Het tijdperk van
het geloof in een allesomvattende
filosofie is voorbij. Zij kan in onze
tijd alleen nog bestaan in een nau
we verbondenheid met de weten
schappen. De belangstelling voor
deze wetenschappelijke filosofie
laat zich o.m. verklaren door het
besef van de moderne mens dat hij
door de wetenschappen en haar re
sultaten (techniek, natuurweten
schap) wordt verpletterd. Hij onder
gaat dit alles als een anonieme
macht die zich op praktisch alle
gebieden laat gelden. De taalweten
schap geeft ons te verstaan dat wij
aan wetten en regels onderworpen
zijn die ons ontsnappen en de psy
choanalyse leert ons dat wij datge
ne zijn waarvan wij geen weet, geen
bewuste kennis hebben. We zijn er
dagelijks getuige van dat we wor
den gemanipuleerd door elementen
waarop we geen vat krijgen. Zo kun
nen we doorgaan: een realistische,
want een relativistische filosofie.
De betrekkelijkheid en de eindig
heid van de mens komen levens
groot te voorschijn.
Dit boekt vergt een grote mate van
concentratie en om-denken. Oude
vertrouwde zekerheden worden ter
discussie gesteld Wie zich wil ver
diepen in dit actuele denken, krijgt
in het laatste hoofdstuk: „De ach
tergronden", een literatuurover
zicht van de bovenste plank. Alleen
daarom al is deze studie, geschre
ven door E. Berns, S. Ijsseling en R.
Moyaert, meer dan waardevol.
E. Berns, S. IJsseling en P.
Moyaert: Denken in Parijs. Uitg.
Samson. Omvang 271 pag. Prijs
ƒ35,-
Van de maatschappljboeken die
Kalkwlek voor mavo en havo heeft
geschreven, zijn inmiddels al meer
flan honderdduizend exemplaren
verkocht. Als je bedenkt dat veel
jnaatschappijleerdocenten en
POcentes geen raad weten met een
noek omdat het vaak zo star ls en
Maatschappijleer aan moet sluiten
pij de actualiteit van de leerlingen,
dat een indrukwekkend aantal.
Kalkwlek heeft die schoolboeken
bewerkt tot het boekje „Leer mij de
maatschappij kennen". Volgens de
Uitgever is het bedoeld voor het
y^emene'1 publiek dat nooit de
feitelijke kennis over de maat
schappij op gerichte wijze aange
reikt heeft gekregen. Dat aan zo'n
boekje grote behoeft zou bestaan,
moet blijken uit het feit dat vorig
jaar ongeveer 280.000 mensen aan
een of andere vorm van volwasse
nen-educatie hebben deelgenomen,
zoals Teleac, moeder-mavo's, V08-
cursussen en dergelijke.
Eerlijk gezegd weet ik niet of de
mensen op die cursussen nu op een
boekje zitten te wachten als dit van
Kalkwlek. Het ls zeker geen slecht
boekje en als je niets van sociologie
weet. leer Je wel enkele begrippen
en mogelijk dat je na lezing van het
boekje zelfs op een wat andere ma
nier tegen de samenleving aankijkt.
Maar om er echt iets aan te hebben,
zou het minder afstandelijk en min
der oppervlakkig moeten zijn. Met
afstandelijk, bedoel ik dat het ln
wezen niet gaat over de problemen
die het samenleven van mensen op
roept. Het is veel meer een beschrij
ving van begrippen en structuren.
Het boekje zou veel spannender ge
worden zijn als Kalkwiek uitgegaan
was van actuele politieke en sociale
problemen, die geanalyseerd had en
vervolgens zou hebben beschreven
hoe verschillende groeperingen in
onze samenleving, al naar gelang
hun mens- en maatschappijbe
schouwing, daar verschillende op
lossingen voor kiezen.
Hier en daar wordt wel naar funda
mentele tegenstellingen verwezen,
maar nergens ls van enige diepgang
sprake. Ook al is het boekje als
basisboek bedoeld, als een eerste
kennismaking met maatschappij
leer, het schiet, vrees ik, door die
oppervlakkigheid en vooral door
die beschrijvende methode, zijn
doel voorbij.
H.L.
Leer mij de maatschappij kennen,
inzicht voor wie weten wil, door W.
F. Kalkwiek, uitg. Meulenhoff In
formatief, Amsterdam, 144 blz. Prijs
17,50.
Goedkoop
volmaakt genot
„Volgens kenners", zo veizekert mij
het persbericht „is transcendente
seks de sleutel tot volmaakt genot".
De uitgever schrijft dit bij het boek
van J. Gilles: „Transcendente seks,
een meditatieve gids voor min
naars". Of de aanbeveling helemaal
waar ls zal de lezer zelf moeten
beoordelen. Het boek biedt daartoe
ln elk geval een duidelijke handlei
ding. Het lijkt me wel aanbeveling
te verdienen alvorens de lessen uit
het boek in praktijk te brengen
eerst in overleg te treden met de
partner (het boek spreekt niet in
termen van echtgenoten). Het kon
anders wel eens lelijk schrikken
worden als de ene persoon onvoor
bereid in termen van het boek
gaat luisteren naar het lied van zijn
hart, streeft naar samensmeltende
aura's, samen wil zingzeggen, of in
de marithuna-houding wil plaatsne
men. Maar met behulp van het
boek, dat een en ander onbe
schroomd duidelijk maakt, valt
wellicht een mooie samenwerking
op dit moeilijke terrein op te bou-
J. Gilles: Transcendente seks; een
meditatieve gids voor minnaars.
Uitg. Elsevier, Amsterdam/Brussel
(171 p.)