De Verzinnertjes Sociale verdediging als een andere mogelijkheid Denken in Parijs Maatschappijleer zonder diepgang MAANDAG 6 OKTOBER 19S0 BOEKEN TROUW/KWARTET H 11 Dingeman van der Stoep is be halve directeur van uitgeverij Bosch Keuning te Baarn ook -schrijver geweest. Het laatste is hij trouwens nög. Baarnse gereformeerden krijgen in hun kerkbode regelmatig bijdragen van zijn hand onder ogen en binnenkort komt bij zijn uitge- verij een nieuw boek van hem, dat „Voeten in de aarde" heet, gebonden 19,50 kost en waar uit we hieronder een fragment publiceren. Oudere lezers zullen zich mis schien Van der Stoeps vooroor logse roman „Zijn dat uw kin deren?" herinneren, iets min der oudere lezers hebben stel lig nog weet van zijn cursief in Trouw onder de titel „August en Alida" en als 't een beetje wil, denken we glimlachend te rug aan „Laterveer wil het rechte weten", een roman waarin Van der Stoep even doeltreffend als vriendelijk een zeer op fatsoen gesteld christelijk burgerdom te kijk zet. Trouwens, ook in zijn nieu we boek „Voeten in de aarde" vallen de milde spot en de van genegenheid getuigende ironie van Van der Stoep op. door D. van der Stoep pe kerkeraad heeft ook sinds jaar en dag zorgen omtrent het echtpaar Kromkamp, dat helemaal achterin de buurtschap woont dicht bij de brug over de Wetering en bij het kroegje Ik Leer Nog. Dat kroegje annex slijterij stelt niet veel voor. Er schijnt daar vroeger een tol ge- te zijn en een voetveer over de Wetering Daar is het cafeetje nog een overblijfsel van. Er komen wat I passanten, vrachtrijders, schippers, hengelaars, fietsers uit de stad. Za terdagavonds is er aanloop van boe renjongens die nog geen verkering hebben en een slijterij heeft enige klandizie van mensen die voor een 'verjaardag, een bruiloft of een be grafenis een drankje komen kopen. De beste klanten, zo is het alge meen gevoelen, zijn echter de Kromkampen, Janus en Maartje. allebei uit een goed nest, maar alle bei enig kind en van kindsbeen af ai wat eigenaardig, eenzelvig, afzijdig, afgetrokken. Toen ze elkaar vonden gingen ze als een klit aan elkaar hangen, maar samen bleven ze even eenzelvig en eenkennig als ze afzon derlijk geweest waren. En nu zijn ze dan samen gezellig aan de drank en niet zo'n klein beetje. Janus is pol derjongen in dieftst van de provin cie en heeft dus een arbeidersinko men. Omdat ze geen kinderen heb ben doet Maartje er een paar werk huizen bij. Volgens zeggen maar wie kan precies achter de waarheid ien - zijn ze elkaar in de drank jd volkomen trouw. Als ze drin ken toen ze het samen en ze doen hel gezel Lig thuis. Volgens zeggen weer met hetzelfde voorbehoud men ze bij de ochtendboterham vast een voorproefje, maar zetten ze hem 's avonds pas goed op. Hun probleem is echter hoe langer hoe meer geworden dat de middelen gaan ontbreken om hun liefhebberij te bekosten. Janus doet. hoewel hij al tegen de vijftig loopt, zijn dage lijks werk nog steeds naar behoren en ook Maartje geeft in haar werk huizen geen reden tot klagen. Ze hebben dus elke week een aardig rCginnetje maar voor woensdag, donderdag en vrijdag moet er toch naar andere middelen worden uit jezien. En zo zijn alle dingen in huls zo langzamerhand versjacherd. Ook het harmonium is er aan gegaan en op een ochtend heeft Maartje zelfs het veren bed uit de bedstee op een kruiwagen geladen en is ermee naar Ik Leer Nog gereden. Ze kreeg er twee liter jenever voor. Het is duide lijk. dat de buurvrouwen de gebeur tenissen op de voet volgden en ook toen Maartje weer binnen was. er een goed georganiseerde kijk- en •luisterdienst op na hielden. Maartje zat 's middags met een olijke glim lach op haar Janus te wachten. Hij kwam moe. hongerig en vooral dor stig thuis, verdrietig omdat hij maar al te goed wist dat er geen druppel meer onder de kurk was. Toen zag hij Maartje aan de tafel zitten met de twee flessen voor zich. Hogelijk verbaasd keek hij er naar, maar ze nam hem aan de hand mee naar de bedstee en wees naar de geel geverfde planken, waarop 's morgens nog het bed gelegen had. De zon brak helemaal door op zijn gezicht. Hij keek haar met bewon dering aan. sloeg zijn armen om haar heen en zei luid doch teder: wat ben je toch een verzinnertje. Het is van die tijd af dat ze in de buurtschap ook wel De Verzinner tjes worden genoemd. Voor de kerkeraad zou het pro bleem van Janus en Maartje mis schien iets gemakkelijker aan te pakken zijn als zij hun dronken schap in het openbaar beoefenden. Maar daar is geen sprake van. 's Zondags fietsen ze tweemaal naar de kerk, waarbij Janus Maartje bij de schouder vasthoudt, om haar, vooral bij tegenwind, het fietsen lichter te maken. Ze zitten eerbiedig onder het gehoor en zingen harte lijk de trage psalmen mee: 'k Zal eeuwig zingen van Gods goedertle- renheèn. Ze zingen het met een op recht uitziende blijdschap. Ze zitten ook netjes In de kleren. Daarin be tracht de diaconie de grootste zorg vuldigheid. Ze werkt in het verbor gen, maar 't is wel duidelijk, dat er in dit geval in plaats van een gelde lijke uitkering goederen worden verstrekt. De diaconie heeft er ook voor gezorgd, dat er weer een bed in de bedstee kwam en daarna een hartig woordje met de baas van Ik Leer Nog gesproken. Wat moet een gereformeerde kerkeraad beginnen met twee notoire alcoholisten, die niemand kwaad doen, maar toch wel aanstoot geven omdat hun huis- Je aan de Wetering speciaal op za terdagavond het mikpunt is van het getreiter der loslopende jeugd. Glu ren. kloppen, ruitje tikken, steen tjes gooien. schimpscheuten schreeuwen met als hoogste voldoe ning dat Janus dronken naar buiten komt om be-be-leefd te verzoe-zoe- ken met dat geso-ge-so-gesodemie- ter op te houden. Toen Janus en Maartje belijdenis deden beloofden zij zich te zullen onderwerpen aan de kerkelijke ver maning en tucht, indien het mocht gebeuren (wat God genadig verhoe de) dat zij zich in leer of leven kwamen te misgaan. Leerstellig valt er niets op hen aan te merken, maar God heeft niet genadig ver hoed dat er aan hun leven een be hoorlijk steekje los is geraakt. Wat de dominee en de ouderling op huis bezoek dus kunnen doen is hen ern stig vermanen met dit kwaad eens en voorgoed te breken. Levert her haaldelijk vermaan geen resultaat op dan zou hen pastoraal gesproken als eerste tuchtmaatregel de toe gang tot de Tafel des Heren moeten worden ontzegd. Maar Janus en Maartje zijn uit zichzelf reeds zo wijs op de avondmaalszondagen, viermaal per Jaar, de kerkgang voor gezien te houden. En de kerkeraad Iaat het wel üt zijn hoofd de Verzin nertjes deswege te gaan vermanen. Hier schiet de wijsheid van de op zieners te kort. Er is van on- en derhalve van overmacht sprake. Als de dominee en de ouderling bij Ja nus en Maartje op huisbezoek ko men treffen ze hen nooit onbe kwaam aan. De in de komende week te brengen huisbezoeken wor den Immers altijd 's zondags van de kansel afgekondigd, zodat de men sen er op kunnen rekenen. Welnu, Janus en Maartje rekenen er op en ontvangen in hun kaalgeslagen wo ninkje de ambtsdrager zo waardig als zij kunnen en onderwerpen zich gewillig aan de kerkelijke verma ning en tucht. Wanneer er huisbe zoek is zitten Janus en Maartje dicht bij elkaar en houden eikaars hand vast, zoals verlooide stelletjes doen. Op de gestelde vragen geven ze de gewilde antwoorden. Hebben ze God lief? Ja, dat doen ze. Besef fen ze dat hetgeen ze doen kwaad is in de ogen des Heren? Ja, dat besef fen ze. Vragen ze wel eens om verge ving? Ja, dat doen ze. Maar begrij pen ze niet dat als ze hun zonde belijden, ze die dan ook laten moe ten? Ze knikken. Waarom doen ze het dan toch? Hebben ze verdriet? Nee, ze hebben geen verdriet. Hoe is het toch begonnen? Ze halen de schouders op. Zo maar. Ze houden toch wel van elkaar? Hun handen verstrengelen zich inniger. O Ja, ze houden van elkaar. Ze moeten, zegt de dominee, maar dikwijls aan God vragen om de verzoeking te kunnen weerstaan. Ze knikken. Ja, dat zul len ze doen. En dan gaat de domi-, nee voor in gebed en draagt deze broeder en zuster op in de hoede" van de hemelse Vader, bij wie verge ving te vinden is, die mildelijk geeft en niet verwijt. Wat er van de Ver zinnertjes terecht moet komen weet Hij alleen. Het moet overgelaten worden aan Hem en aan de erosie die onherroepelijk door de tijd in samenwerking met de alcohol in hun geest en lichaam zal worden teweeg gebracht. Wat moet men in deze zaak met tuchtmaatregelen? Je zou het gevoel hebben dat je kinderen sloeg, zegt de (nieuwe) do minee. Een jaar nadat hij zijn intrede heeft gedaan, worden op een stormachti ge ochtend de lichamen van broe der en zuster Kromkamp opgehaald uit het water van de Wetering ach ter het huis. Barmhartige mensen houden het erop, dat Janus en Maartje door de duisternis misleid, zoals de krant dat noemt, te water zijn geraakt. De Wetering loopt vlak achter hun erfje en de schoeiing is daar hoog. Er stond 's avonds een behoorlijke storm en het was aarde donker. De barmhartige mensen klampen zich vast aan het feit, dat de schuurdeur open stond en half uit zijn hengsels hing. Misschien hebben ze die dicht willen doen omdat ze het geklepper niet langer konden verdragen. De weg naar de schuur hebben ze in het egyptische duister tastenderwijs moeten zoe ken en dan raak je gemakkelijk de richting kwijt. Toen ze werden ge vonden was Janus gekleed in een bombazijnen broek en een blauw boezeroen en Maartje had een blau we jurk aan en een bont schort voor. Ze waren dus nog niet naar bed geweest. Uit het arrangement der dingen ln de kamer bleek dat er geen druppel drank in huis was noch geweest was die avond. door dr. A. H. Heering De vaak heftige debatten over de kernwapens verto nen een belangrijk punt van overeenkomst met die over de kernenergie: ten aanzien van beide wordt te weinig gesproken over alternatieve mogelijkheden. Daarom is het een goede zaak dat kort geleden een boek is uitgeko men, dat een aantal eerder gepubliceerde artikelen van gezaghebbende figuren uit binnen- en (vooral) buiten land over het denkbeeld van „sociale verdediging" be handelt. Belangwekkend hierin zijn allereerst de om schrijvingen die de auteurs van dat begrip geven. Dr Hylke Tromp opvolger van prof. Röling als hoogleraar in de polemologie, de wetenschap van oorlog en vrede, te Groningen stelt dat sociale verdediging, in te genstelling met territoriale verdedi ging (verdediging van grondgebied), beoogt „verdediging van .sociale structuren': mensen, hun samenle ving, hun organisatie, hun geloof" (blz. 13). Gebruik van geweld dan wel van geweldloze middelen is vol gens hem niet van essentiële bete kenis voor het begrip. De waarde van dit laatste Is, dat het een goed hulpmiddel vormt om te wijzen op andere (en betere) mogelijkheden van verdediging dan de militaire. Prof. Gene Sharp van de Harvard universiteit in de V.S. hij hield ln het voorjaar ln ons land twee voor drachten over zijn denkbeelden geeft de volgende definitie: „een defensiepolitiek waarbij voorbereid vereet van de bevolking gebruikt wordt om de vrijheid, soevereiniteit en gezagsstructuur van een samen leving te beschermen tegen interne staatsgrepen en externe invasies en bezettingen. Het doel is dergelijke aanvallen af te schrikken en in voorkomend geval te verijdelen." Voor hem houdt „sociaal" eveneens ln „niet-militair" (blz. 35) en niet- gewelddadig. De derde auteur Is Johan Galtung, bekend als oprichter van het Noorse instituut voor vredesonderzoek en van het „Journal of Peace Re search". Hij gaat consequent uit van het eerder genoemde onder- scheld tussen territoriale en sociale verdediging, waarbij hij de laatste kort aanduidt als „de verdediging van een levenswijze" (blz. 55). Zij is naar zijn opvatting per definitie niet-militair, maar behoeft niet ge weldloos te zijn; immers zij kan ook de vorm van een guerrilla aanne men, waarin Galtung veel overeen komsten met geweldloze verdedi ging ziet Daarentegen zit Adam Roberts (verbonden aan de London School of Economics) weer op de golflengte van Sharp, waar hij „civilian defen ce" (aan deze term geeft hij de voor keur) aldus definieert: „een goed voorbereid en gecoördineerd beleid ter verdediging van een samenle ving door middel van burgerlijk ver zet tegen binnenlandse bedreigin gen (b.v. bezetting, blokkade, bom bardementen enz.). Een dergelijk beleid dient ter afschrikking van verschillende aanvalsvormen en verschaft een vérdedigingsstrategle voor het geval er toch een aanval plaatsvindt." (blz. 185) De inhoud van de bijdragen is zeer gevarieerd. Tromp gaat o.m. na, hoe de gedachte van een alternatief de fensiebeleid is opgekomen. Als oor zaak noemt hij o.m. het groeiende besef, dat militaire verdediging geen veiligheid kan bieden, Omdat zij dat wat moet worden verdedigd juist dreigt te vernietigen. Ook wijst hij op het ervaringsfeit dat macht niet alleen uit de loop van een geweer komt, doch economi sche, psychologische, culturele, reli gieuze, ideologisch enz. dimensies heeft, die tot nu toe zijn veronacht zaamd (blz. 12). Van Sharp zijn twee artikelen opge nomen. In het eerste behandelt hij de vraag of sociale verdediging „een optie voor West-Europa" is. Aller eerst gaat hij na, welke resultaten in de geschiedenis met burgerverzet zijn opgedaan, m.n. tijdens de Duit se bezetting van Nederland, Noor wegen en Denemarken, alsmede in de succesvolle afweer van de recht se staatsgreep van Kapp en de zij nen tegen de Duitse Weimarrepu- bliek (1920) en tegen de dreiging van een militaire greep naar de macht in Frankrijk in 1961. Ook bespreekt Sharp het verzet van de bevolking van het Roergebied tegen de Frans- Belgische bezetting in 1923 en de acht maanden durende geweldloze weerstand ln Tsjechoslowakije te gen de bezetting door zes landen van het Oostblok ln 1968. Ten slotte geeft hij aan welke geweldloze strijdmethoden toegepast kunnen worden om een onwettige macht hebber te beletten de samenleving te beheersen. Sharps tweede bijdra ge doet zijn voorkeur uitkomen voor een „instrumentale" benade ring van de sociale verdediging, d.w.z. de opvatting dat „militaire verdediging door sociale verdedi ging kan worden vervangen zonder dat er verder iets aan de bestaande maatschappijstructuur hoeft te ver anderen" (aldus Tromp in een korte toelichting). Tegenover die benade ring staat de „structurele", welke ervan uitgaat dat radicale democra tisering van de maatschappij een voorwaarde voor sociale verdedi ging is. Volgens Sharp is verdedi ging van democratie noodzaak, maar is het militaire apparaat als instrument uit de tijd. Het moet dus door een ander instrument, nl. hét volksverzet, worden vervangen. Vervolgens gaat hij in op de voorbe reiding en strategieën daarvan. Van Galtung ls, behalve een bijdra ge over de kenmerken van sociale versus territoriale verdediging (waarvan de strekking hiervoor in het kort is weergegeven), nog een tweede artikel opgenomen, gewijd aan de strategie van de niet-militai- re verdediging. Hij pleit voor een geleidelijke invoering daarvan, waarbij militaire en niet-militaire defensie tijdelijk naast elkaar kun nen bestaan. De strategie van socia le verdediging moet volgens hem enerzijds gericht zijn op het recht streeks verhinderen van onrecht matige overheersing, anderzijds op het kweken van begrip bij individu ele representanten van de tegen stander voor de belangen en het lijden van de bevolking. Ter voor koming van agressie dient het ver zet tijdig tevoren voorbereid en de bereidheid ertoe bij de bevolking aangekweekt te worden; dit laatste o.a. door een democratisch en soci aal beleid, zodat de maatschappelij ke structuur zelf een verdedigings middel wordt. Over sociale verdediging als alter natief voor de afschrikkingsstrate gie schrijven de Duitse sociale we tenschappers Gemot Jochheim en Volker Hornung. Na gewezen te hebben op het „vreemde element" dat de krijgsmacht in de democra tie vormt, zetten de schrijvers de grondbeginselen van de sociale ver dediging uiteen, waarbij zij sterke nadruk leggen op de structurele be nadering. Overwegend theoretisch van aard is het hoofdstuk van twee Deense wetenschappers over de re latie van sociale verdediging tot de klassieke strategische theorie. Meer directe politieke betekenis heeft Adam Roberts' hoogst interssante bijdrage, waarin hij de vraag tracht te beantwoorden, of sociale verdedi ging hetzij als alternatief voor, het zij als aanvulling op de militaire defensie in Zweden toegepast kan worden (hij maakte over deze vraag een studie in opdracht van de Zweedse regering). Zijn voornaam ste conclusies zijn, dat in een aantal situaties (o.a. dreiging met nucleai re vernietiging) sociale verdediging de enig mogelijke is, maar dat zij geen compleet vervangingsmiddel voor de militaire defensie kan zijn. De laatste bijdrage in de bundel behandelt de kernvraag, hoe de om schakeling van militaire naar socia le verdediging („Umrüstung", „transarmament") kan moet plaats- vinden. Vier Zweedse onderzoekers onderscheiden een viertal fasen: de meningsvorming, de besluitvor ming, de eigenlijke omschakeling en de stabilisering. Van elk daarvan geven zij een beknopte schets. Zij nemen een tussenstandpunt in tus sen „instrumentele" en „structure le" benadering, door te stellen dat de invoering van sociale verdedi ging grote maatschappelijke veran deringen veronderstelt, maar dat het verkeerd is „alle pogingen om de verdediging te veranderen uit te stellen totdat we een radicaal nieu we samenleving hebben" (blz. 234). Anders dan Roberts wijzen zij de combinatie van militaire en sociale verdediging af, omdat naar hun me ning de strategie en grondprincipes daarvan te zeer van elkaar verschil len, terwijl ook psychologische en economische argumenten ertegen pleiten. Wel is volgens hen in het opbouwstadium van de sociale ver dediging het voorlopig aanhouden van het militaire apparaat wellicht onvermijdelijk. Al met al biedt de bundel een boeiende verscheiden heid aan waardevol studiemateri aal, dat ook voor de situatie van Nederland van belang genoemd mag worden. „Sociale Verdediging", theorieën over niet-milltaire verdediging als alternatief voor geweldpolitiek en nucleaire afschrikking. Uitg. Xeno- Pax Christi. Omvang 255 pag. Een illustratie uit het laatste boek van C. van Heekeren, Trekkers en blijvers, voorstellende de ouders van de auteur op weg voor hun woning. Het boek is een onopge smukt verslag van een leven van een ambtenaar in het oude Indië, ■met weinig ups en veel downs, maar toch gekenmerkt door dat blijmoe dige, ivat eigen is aan mensen, die zich verbonden voelen met de tropen. Het is een eerlijk geschreven boek, boeiend en onderhoudend. Voor de velen, die mooie herinneringen hebben aan het land van herkomst of die er wel eens geweest zijn, een boek met veel herkenningspunten. C. van Heekeren: Trekkers en blij vers, kroniek van een Haags-Indi sche familie, 187 pagina's, geïllu streerd, uitg. T. Wever, Franeker, 24,50. door prof. dr. R. Bakker Een drietal Belgische filoso fen heeft het gewaagd, het actuele denken in Parijs van de laatste jaren te beschrij ven. Het is waarlijk geen ge ringe taak die de auteurs op zich genomen hebben. De in de jaren zestig en zeventig sterk op de voorgrond tredende denkers, die tot een bepaalde school behoren en wier invloed te vergelijken valt met Sartre na de tweede wereldoorlog, worden in kort bestek behandeld en wel zoda nig dat de kerngedachten in deze summiere beschouwing duidelijk uit de verf komen. Het gaat om de filosofen Lacan, Foucault, Althus- ser en Derrida. De wijsgerige problemen spelen zich af rondom de taal. Er is een grote verandering gekomen in de opvattingen over de taal. Zo'n der tig. veertig jaar geleden was het een vanzelfsprekende zaak dat wie de taal bestudeerde, van de mens moest uitgaan die de taal sprak. Eigenlijk kwam het hierop neer dat dat het volstrekte uitgangspunt van het filosoferen over de taal het denken, het bewustzijn was. Eeu wenlang was dan ook het bewust zijn het voorwerp van wijsgerig on derzoek. Een stroming die in het begin van onze eeuw opkwam en waaraan de naam „fenomenologie" (leer der verschijningen) verbonden is. kon nog een filosofie van het bewustzijn genoemd worden omdat zij een zuivere beschrijving wil ge ven van wat zich in en aan het bewustzijn voordoet. De ontwikke ling van de fenomenologie legt an dere accenten, maar centraal blijft het sprekende en het schrijvende Ik. Nu blijkt het evenwel dat er zich radicale wijzigingen hebben voorge daan ten aanzien van de plaats en de rol van dit Ik. Het Ik is niet langer meer autonoom, eigenstan dig, maar zijn waarde en plaats ont leent het aan het geheel waarbin nen het functioneert. Dit is een kerngedachte van de stroming waartoe de genoemde denkers be horen: de gevarieerde stroming van het structuralisme. Het is een stroming die de weten schap van de taal in het middelpunt stelt. Maar dan gaat het niet meer om de taal als het autonome pro- dukt van het sprekende Ik, maar de taal als een systeem, waaraan het Ik zich moet onderwerpen. Het Ik is ondergeschikt aan het taalsysteem. Trekken we deze gedachte door naar de psychoanalyse, dan zien we dat het onbewuste een domineren de positie heeft ingenomen. Dat on bewuste is het niet-aanwezige, maar het vormt de mogelijkheids voor waarde voor het bewustzijn. De psy choanalyticus let in zijn spreken met de patiënt op deze „niet-aanwe zige" factor. In ieder geval is ook hier de leidende functie van het bewustzijn verdwenen: het is geen oorspronkelijke instantie meer. maar komt tot stand en wel door identificatie door anderen en met anderen. De taal van het onbewuste is de taal van de Ander, die de mens van voor zijn geboorte tot na zijn dood begeleidt Het Ik is van zijn centrum beroofd, het heeft zijn soevereiniteit moeten prijsgeven aan machten, structuren en totaliteiten. Dit denken is vooral in Frankrijk tot stand gekomen, met name in Parijs: vandaar de titel. Het is een filosofie die van groot realisme getuigt. Het tijdperk van het geloof in een allesomvattende filosofie is voorbij. Zij kan in onze tijd alleen nog bestaan in een nau we verbondenheid met de weten schappen. De belangstelling voor deze wetenschappelijke filosofie laat zich o.m. verklaren door het besef van de moderne mens dat hij door de wetenschappen en haar re sultaten (techniek, natuurweten schap) wordt verpletterd. Hij onder gaat dit alles als een anonieme macht die zich op praktisch alle gebieden laat gelden. De taalweten schap geeft ons te verstaan dat wij aan wetten en regels onderworpen zijn die ons ontsnappen en de psy choanalyse leert ons dat wij datge ne zijn waarvan wij geen weet, geen bewuste kennis hebben. We zijn er dagelijks getuige van dat we wor den gemanipuleerd door elementen waarop we geen vat krijgen. Zo kun nen we doorgaan: een realistische, want een relativistische filosofie. De betrekkelijkheid en de eindig heid van de mens komen levens groot te voorschijn. Dit boekt vergt een grote mate van concentratie en om-denken. Oude vertrouwde zekerheden worden ter discussie gesteld Wie zich wil ver diepen in dit actuele denken, krijgt in het laatste hoofdstuk: „De ach tergronden", een literatuurover zicht van de bovenste plank. Alleen daarom al is deze studie, geschre ven door E. Berns, S. Ijsseling en R. Moyaert, meer dan waardevol. E. Berns, S. IJsseling en P. Moyaert: Denken in Parijs. Uitg. Samson. Omvang 271 pag. Prijs ƒ35,- Van de maatschappljboeken die Kalkwlek voor mavo en havo heeft geschreven, zijn inmiddels al meer flan honderdduizend exemplaren verkocht. Als je bedenkt dat veel jnaatschappijleerdocenten en POcentes geen raad weten met een noek omdat het vaak zo star ls en Maatschappijleer aan moet sluiten pij de actualiteit van de leerlingen, dat een indrukwekkend aantal. Kalkwlek heeft die schoolboeken bewerkt tot het boekje „Leer mij de maatschappij kennen". Volgens de Uitgever is het bedoeld voor het y^emene'1 publiek dat nooit de feitelijke kennis over de maat schappij op gerichte wijze aange reikt heeft gekregen. Dat aan zo'n boekje grote behoeft zou bestaan, moet blijken uit het feit dat vorig jaar ongeveer 280.000 mensen aan een of andere vorm van volwasse nen-educatie hebben deelgenomen, zoals Teleac, moeder-mavo's, V08- cursussen en dergelijke. Eerlijk gezegd weet ik niet of de mensen op die cursussen nu op een boekje zitten te wachten als dit van Kalkwlek. Het ls zeker geen slecht boekje en als je niets van sociologie weet. leer Je wel enkele begrippen en mogelijk dat je na lezing van het boekje zelfs op een wat andere ma nier tegen de samenleving aankijkt. Maar om er echt iets aan te hebben, zou het minder afstandelijk en min der oppervlakkig moeten zijn. Met afstandelijk, bedoel ik dat het ln wezen niet gaat over de problemen die het samenleven van mensen op roept. Het is veel meer een beschrij ving van begrippen en structuren. Het boekje zou veel spannender ge worden zijn als Kalkwiek uitgegaan was van actuele politieke en sociale problemen, die geanalyseerd had en vervolgens zou hebben beschreven hoe verschillende groeperingen in onze samenleving, al naar gelang hun mens- en maatschappijbe schouwing, daar verschillende op lossingen voor kiezen. Hier en daar wordt wel naar funda mentele tegenstellingen verwezen, maar nergens ls van enige diepgang sprake. Ook al is het boekje als basisboek bedoeld, als een eerste kennismaking met maatschappij leer, het schiet, vrees ik, door die oppervlakkigheid en vooral door die beschrijvende methode, zijn doel voorbij. H.L. Leer mij de maatschappij kennen, inzicht voor wie weten wil, door W. F. Kalkwiek, uitg. Meulenhoff In formatief, Amsterdam, 144 blz. Prijs 17,50. Goedkoop volmaakt genot „Volgens kenners", zo veizekert mij het persbericht „is transcendente seks de sleutel tot volmaakt genot". De uitgever schrijft dit bij het boek van J. Gilles: „Transcendente seks, een meditatieve gids voor min naars". Of de aanbeveling helemaal waar ls zal de lezer zelf moeten beoordelen. Het boek biedt daartoe ln elk geval een duidelijke handlei ding. Het lijkt me wel aanbeveling te verdienen alvorens de lessen uit het boek in praktijk te brengen eerst in overleg te treden met de partner (het boek spreekt niet in termen van echtgenoten). Het kon anders wel eens lelijk schrikken worden als de ene persoon onvoor bereid in termen van het boek gaat luisteren naar het lied van zijn hart, streeft naar samensmeltende aura's, samen wil zingzeggen, of in de marithuna-houding wil plaatsne men. Maar met behulp van het boek, dat een en ander onbe schroomd duidelijk maakt, valt wellicht een mooie samenwerking op dit moeilijke terrein op te bou- J. Gilles: Transcendente seks; een meditatieve gids voor minnaars. Uitg. Elsevier, Amsterdam/Brussel (171 p.)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11