Diaghilev en Nyinski als kapstokken voor narcisme Nuchtere realiteit en duizelingwekkende droom 7ATËRDAG 4 OKTOBER 1980 ■KUNST! Vanavond gaat bij de Toneelgroep Globe (Eindhoven) het stuk Chinchilla van de auteur, tevens artistiek leider en regisseur van het Citizens Company of Glasgow, Robert D. Mac Donald in première. Hiermee haakt Globe in op de bewondering die momenteel, ook buiten de balletwereld, voor „Les Ballets Russes de Serge Diaghilev" (1909-1929) aan het groeien is en zelfs de kant van vercommercialisering dreigt op te gaan. door Eefje van Schaik De opschudding die Robert Mac- Donald twee Jaar geleden met zijn première van Chinchilla (de bijnaam van Serge Diaghilev) te weeg bracht, werd nogmaals ver hevigd door de gerechtelijke stappen die enkele ex-leden van het Ballets Russes wegens ver meende laster ondernamen; zon der resultaat overigens. Maar dat is niet de reden waarom de ac teurs van Globe en regisseur Paul Vermeulen Windsant na lang be raad gezamenlijk voor dit stuk kozen. Zij zien in MacDonalds interpretatie van Diaghilevs rol in de ballethistorie vooral herken bare problemen ten aanzien van hun eigen positie als uitvoerende kunstenaars. Het stuk gaat namelijk over enkele kun stenaars rond een leider die zich van hun vaderland en achterban afgesneden voe len. Hun gevoelens van isolement, een zaamheid en hun onderUnge gespannen seksuele relaties zijn zo menen Paul Vermeulen Windsant en Mia Meyer (dra maturge bij Globe) direct terug te vin den bij de ervaringen van de Globe-ac teurs. Die achten hun gang van Amsterdam naar Eindhoven vergelijkbaar met het vertrek van Diaghilev en zijn dansers van St. Petersburg naar Parijs (1909). Alle vul gariteiten en obsceniteiten, die achter de mythe van Diaghilev en zijn Ballets Rus ses verscholen gaan, wil Vermeulen Wind sant aangrijpen als een spiegel voor hun eigen narcisme In deze tijd van egotrippen en lk-gevoelens. Dat Globe door de keuze van dit stuk precies ln het gat van de huidige baUet- trend en de persoonsverheerlijking van Diaghilev en Nylnsky valt, wist hij van te voren niet en beschouwt hij slechts als een toevallige bijkomstigheid. MacDonald probeerde in zijn Chinchilla beslist niet een waarheidsgetrouwe recon structie van Diaghilevs impresariaat te geven, maar zocht uitsluitend naar aan- Diaghilev, Lausanne, 1915 knoplngspunten voor zijn eigen gevoelens van macht en onmacht als leidinggevend persoon te midden van kunstenaars. Daarmee werd zijn stuk een letterlijke „afrekening" van een legendarische figuur in een even legendarische balletgroep en. juist een anti-stuk tegen de huidige veraf goderij van Diaghilev en Nyinsky. Toverformules Nu gelden voor de geïsoleerde en betrek kelijk elitaire balletwereld de namen Di aghilev en Nylnsky wel als twee „toverfor mules", maar voor het grotere publiek, zeker het Nederlandse, zullen zij lang niet zo veelzeggend zijn. Wie waren zij eigen lijk? Serge Pavlovitch Diaghilev (1872-1929) was de Russische leider van „Les Ballets Russes" en Vaslav Fomich Nylnsky (1888- 1950) was gedurende de eerste zeven Jaar van deze groep, die voor een totale omwenteling binnen het West-Europese ballet zorgde zijn premier danseur en choreograaf. Over hen zijn zeer veel publi caties verschenen: een ieder die ook maar korte tijd ln hun nabijheid heeft gewerkt, voelde zich kennelijk geroepen daarover zijn eigen zegje te doen. Een ware hausse van ego-documenten vol met achterklap. Is daarvan het gevolg. Dat ln combinatie met schitterende foto boeken. Richard Buckle, een Engelse dans historicus, maakte ln 1975 korte met ten met deze goedkope roddel en schreef een grondige blografie van Nylnsky in 1979 gevolgd door de lijvige studie over Diaghilev. Het ls Intens tragisch dat van Diaghilev en Nylnsky geen bewegende beelden (de essentie van hun kunst) be waard zijn gebleven. Niettemin toont Buc kle op overtuigende wijze hoe ingrijpend hun beider betekenis voor de internatio nale danskunst was. De huidige ballet kunst is daarvan wel het springlevende bewijs, want tientallen balletten die onder Diaghilev zijn gemaakt staan nog steeds hoog genoteerd op de internationale bal letparade. De vernieuwing die Nylnsky daarbinnen teweeg bracht, ligt meer op het vlak van de bewegingspraktijk zelf en de door hem geleverde prestaties zijn nog steeds voor alle dansers van nu een lichtend voor beeld. Niet voor niets is de legende van Nyinsky, die slechts een carrière van ze ven Jaar beleefde (1909-1918), blijven voortbestaan. Revolutie Vanaf de eerste voorstelling van Les Bal lets Russes (19 mei 1909) in het Parijse Théatre du Chatelet zorgde Diaghilev ge durende twintig jaar voor een esthetische revolutie, zowel naar Inhoud als vormge ving in de danskunst. Rond 1900 was het West-Europese ballet Immers niet veel meer dan leeghoofdig amusement voor oudere heren, die via hun abonnement bij de Parijse Foyer de la Danse Terpslchoré tot een veredelde hoer maakten. Door zijn Russische balletinjectie bracht Diaghilev met zijn virtuose dansers als Pavlova, Karsavlna. Nylnsky en Bolm een noodzakelijke metamorfose tot stand, die niet alleen een openbaring was voor de choreografen en dansers en hun beperkte publiek, maar zeker ook voor veel compo nisten, en beeldende kunstenaars die zich altijd van ballet afzijdig hadden ge houden. Tussen 1909 en 1929 werd Diaghilevs bal letgroep een begrip en tevens een smelt kroes van snobistische en experimentele kunstenaars die met respect voor eikaars disciplines steeds opnieuw naar nieuwe vormen van theaterdans zochten, geheel naar dé slagzin van hun leider: „Verbaas mij!" Zijn energie en speurzin moeten hierbij onuitputtelijk zijn geweest: hij was een onverbiddelijke drijfveer, een meedogen loze tiran met een feilloos en scherpzinnig gevoel voor vernieuwing in stijlen. Vele destijds nog onbekendere schilders en componisten zijn door zijn opdrachten wereldberoemd geworden. Enkele voor beelden hiervan zijn Léon Bakst's ontwer pen voor L'après-mldi d'un Faun, Shéhé- razade en De Vuurvogel. Pablo Picasso's schetsen voor De Driekanten Steek. Para de en Pulcinella en Igor Strawinsky's composities voor De Vuurvogel, Petrousc- hka, Le Sacre du Printemps en Les Noces. Deze lijst kan worden aangevuld met klin kende namen als Matisse, Cocteau, Bra- que, Telitchev, Gabo. Pevsner, Larlonov, Gontcharova en componisten als Satie, Milhaud, Poulenc, Prokofiev en Ravel. En dit is nog maar een kleine greep uit de rijke grabbelton van Les Ballets Russes. Mythe Over het artistieke credo achter deze „my the" bestaan veel meningsverschillen met name in de balletwereld zelf. Was bijvoorbeeld Diaghilev inderdaad de au toritaire potentaat die bezit nam van zijn werknemers en die zijn geniale danser en choreograaf Nylnsky tot geestelijk isole ment dwong? Eén ding stond voor alle dansers en choreografen als een paal bo ven water, geen experiment ging hun baas te ver als de academische code van het traditionele ballet maar gehandhaafd bleef. Daarom onderwierp hij hen allen aan de tucht van Enrico Cecchetti, de Italiaanse balletmeester met de stok, die elke dag zijn training om tien uur 's mor gens begon en het repertoire doornam. Via hem zijn vele balletten uit die tijd, waarin notatie en registratie van dans door mid del van handschrift of film nog niet be stond, bewaard gebleven. De dansers die bij Cechetti trainden en de choreografen die zich na Diaghilevs dood in 1929 over de hele wereld verspreidden, konden daarvoor borg staan. Diaghilev stond een steeds veranderend beeld van totaaltheater in en door dans De danser Nijinsky gefotografeerd door de componist Strawinsky voor ogen en daarmee bedoelde hij een hechte samenwerking tussen choreograaf, dansers, ontwerper en componist, om één thema via gelijkwaardige inbreng van ólle kunsten te verbeelden. Dit basisidee le verde ook voor al die kunsten belangrijke impulsen op, hoewel het soms tot gevolg kon hebben dat de specifieke danskwali teiten van de solisten overtroefd dreigden te worden door overdadige kostuums, im posante decors of te ingewikkelde mu- zlekscores. Het zwakke punt in Diaghilevs beleid lag vooral in zijn afhankelijkheid van choreo grafen, zijn bewegingsleveranciers: een slag kunstenaars dat zeer dun gezaaid is. In twintig jaar heeft hij slechts met vijf samengewerkt, te weten Nylnsky. Fokine, Massine, Nyinska en Balanchine. Aan schilders en componisten had hij daaren tegen nooit gebrek. Conflicten Aanvankelijk werkte Diaghilev samen (tot 1915) met Michael Fokine, de choreo graaf die zelfs een monopoliepositie claimde. Dit leidde tot ernstige conflicten, vooral toen Diaghilev besloot zijn vriend, de danser Nyinsky als choreograaf naar voren te schuiven. Fokine liep tenslotte beledigd en verbitterd weg. Nyinsky's ex perimentele balletten, die stuk voor stuk voor schandalen zorgden door hun eroti sche of onverwacht spastische bewegin gen, voldeden niet altijd aan Diaghilevs verwachtingen, ook al bezorgden L'après midi d'un Faun, Jeux en Le Sacre du Printemps voor de nodige publiciteit. Over de werkelijke relatie tussen Diaghi lev en Nyinsky is zeer veel gespeculeerd en het is juist dit aspect waarmee MacDo nald zich in Chinchilla bezighoudt: hoe hebben deze beide mannen, wier carrières zo verweven zijn, ieder voor zich hun doodsangst weten te sublimeren? Hun verhouding eindigt abrupt als Nyins ky tot ieders verbazing, inclusief die van de bruid, het Hongaarse corps de ballet meisje Romola de Pulski ten huwelijk vraagt. Hun huwelijk te Buenos Aires in 1916 wordt van Diaghilevs kant bezegeld met een woedende ontslagbrief. Vanaf dat moment heeft Nyinsky zich in toenemen de mate teruggetrokken achter een muur van autisme en onverwachte agressies. Herhaalde pogingen van zijn collega's om hem hieruit te halen mislukten en tot zijn dood in 1959 heeft Nyinsky zijn beeld als mythe alleen nog maar versterkt door een dagboek en angstaanjagende tekeningen, die zijn paranoia benadrukken. Hij werd daardoor niet alleen voer voor psycholo gen maar ook een vette kluif voor de hedendaagse commercie. Het mysterie rond zijn genialiteit is nooit opgelost en zal dat ook niet worden. Ook MacDonald heeft op zijn manier zijn tanden in de kluif van dit psychologisch fenomeen gezet: de homo-erotische relatie tussen Diaghilev en Nyinsky, waarbij de eerste macht uitoefende als regelaar en de tweede als uitvoerder, maar beiden op hun eigen terrein als kunstenaars. Dat die kunst ballet heet, doet ln het stuk Chin chilla niet terzake. Daarmee ontkracht MacDonald zeer bewust het enige wat Diaghilev en Nyinsky in ieder geval ge meen hadden: hun eigen aandeel in de mythe van Les Ballets Russes. Het proza van Hans Vervoort en dat van Huub Beurskens verschilt hemelsbreed van elkaar. - Hans Vervoorts nieuwe boek „Met stijgende verbazing" is anekdotisch, Huub Beurskens' nieuweling „Noordzeepalmen" is experimenteel. Vervoort schrijft een realistisch en zeer leesbaar boek, Beurskens een fantastisch en toch leesbaar boek. Dat laatste dwingt meer respect af dan het eerste. door Rob Schouten Aan Met stijgende ver bazing van Hans Ver voort. noch aan Noord zeepalmen van Huub Beurskens, twee on langs verschenen ro mans, begon ik erg enthousiast. Van Ver voorts vroegere werk kon ik me niet veel meer herinneren dan dat het realistisch getinte anek dotes uit de wereld der marktonderzoekers uit de doeken deed. Geen grootse lezerservaring derhalve. De poezie en het proza van Huub Beurskens pasten me met. hun nogal geforceerd aandoende neologismen, vreemde zinsbouw en meer van zulke geijkte experimen tele procédés, tot nu toe wat al te gladjes in de experimen tele traditie van Kouwenaar. Hamelink en dergelijke schrij vers. Lezing van de nieuwe boeken van zowel Vervoort als Beurskens bleek echter nogal aan mijn oude oordeel te tornen Met stijgende verbazing is de eerste roman van Hans Ver voort. die voorheen verhalen en novellen publiceerde, schetsen vol weemoed en iro nie en huidige crises van mo derne mensen. Het nieuwe boek is in de ik-vorm geschre ven en heeft twee hoofdperso nen: Hans Derks en Bert Maas. Hans is de pleegbroer van Bert. Het heeft hem in het leven niet meegezeten. In In- dië is hij al op jonge leeftijd wees geworden en hij is gete kend met een wijnvlek, waar door hij enigszins gefru streerd is. Als hij eenmaal des ondanks gelukkig getrouwd is. verliest hij vrouw en kind bij een auto-ongeluk. Het verhaal begint op het mo ment waarop Hans. na zich twee jaar uit het volle leven te hebben teruggetrokken, de maatschappij weer binnen stapt. In casu is dat Berts marketingbureau waar hij een baan kan krijgen en Berts huis. waar hij zolang komt in wonen Het leven lijkt Bert goedgunstig gezind te zijn ge weest: hij heeft gestudeerd, staat nu aan het hoofd van een goedlopend bedrijf en heeft een mooie, lieve vrouw. Hij is wel in staat zijn pleeg broer op te vangen. Maar gaande het boek blijkt dat Bert langzaam bezig is zijn gestel en geheugen in de alco hol te verzuipen. Zijn vrouw verlaat hem. zijn pleegbroer probeert hem nog enigszins in het gareel te houden, en het einde van het liedje is dat Bert half en half tegen zijn zin in een afkickcentrum terecht komt. Maar op de laatste pa gina van het boek moet toch worden vastgesteld: „Hij was een alcoholist met alle leugen en zelfbedrog die daar bij horen." V eertigers Zo worden de rollen langzaam maar zeker omgedraaid en ten slotte is Hans degene gewor den die Bert uit het slop moet halen. „Met stijgende verba zing" heeft haar hoofdperso nen uit veertigers gerekru teerd. Vervoort laat ze aldus aan het woord: „Veertig en negenendertig waren we nu. de lichamen ouder en slapper, alle cellen al een paar keer vernieuwd, op sommige mo menten een ring van zelfver trouwen, maar meestal nog net zo onwennig en bang als ruim twintig jaar geleden." Kortom het gevaar voor de zoveelste modieuze neo-realis- tische roman over de midlife crisis pal om de hoek, maar Vervoort is er in geslaagd eraan te ontkomen Zijn hoofdpersonen zijn niet de ka rikaturen geworden, waarin het anekdotische genre tegen woordig grossiert, maar staan in een levensechte verhouding tot elkaar De ironische smaak in dit „doe-maar-gewoon" proza is er niet duimendik opgelegd: „Even stonden we zo. maar het was als afscheid te dwaas, en na een korte aarzeling sloeg ik mijn armen om haar heen en stonden we een tijdje tegen elkaar aangedrukt een warm gevoel uit te wisselen." Omdat „Met stijgende verba zing" de would-be leutigheid, treurigheid en nadrukkelijk heid, die zo langzamerhand bij het genre scheen te horen, mist. is het niet zo moeilijk om er een positief oordeel over te vellen. Het is een ro man die niet meer probeert te zijn dan hij is. die je als een trein leest en die de moeite van dat lezen best waard is. Dat het uiteindelijk niet veel meer is dan een goed verpakt verhaal, blijf ik een bezwaar vinden, maar van het proza uit de realistische school is „Met stijgende verbazing" een gunstige vertegenwoordiger. Huub Beurskens (32) hoort in een heel ander kamp thuis, dat der experimentelen. Dè taal is bij hem niet het van oudsher dienstverlenende in stituut dat tot taak heeft de diverse kanten des levens zo realistisch mogelijk te ver woorden, maar een bedrijf dat zijn eigen wetten opstelt. Beurskens wenst de werke lijkheid niet min of meer klak keloos te kopiëren. Hij wil er iets aan toevoegen. „Noord zeepalmen" gaat over de ge schiedenisleraar Johan Ade laar. Over hem werd in Beurs kens eerste prozawerk „De le guaan" gezegd: „Mogelijk trouwens ook dat Adelaar op latere leeftijd besloot om les te gaan geven, alleen maar om zichzelf als verscholene en zichtbare achter de tronies en pukkels van de andere leerlin gen toch in het lokaal aanwe zig te weten." In „Noordzee- palirten" is Adelaar weer de lesgevende adolescent. Zijn verhouding met zijn vrouw Galba ls spaak gelopen en de dertigjarige Adelaar begint een nieuwe relatie met de der tienjarige Michelle, een leer linge van zijn school. Zijn ver houding met het prille kind leidt vanzelfsprekend tot de nodige problemen: Adelaar wordt voor het schoolbestuur gedaagd. Adelaar doet een zelfmoordpoging. Adelaar vermoordt Michelle's nieuwe vriendje. Het is evenwel nog maar de vraag of het voorafgaande een juiste weergave van de feiten in „Noordzeepalmen" is, want tussen de regels door wordt duidelijk dat Adelaars hele verhaal, van de moord op het vriendje tot aan de affaire- Michelle als zodanig, waar schijnlijk uit Adelaars „pube rale" fantasie voortspruit. Zo is „Noordzeepalmen" geen verslag van een anekdote, maar van de twijfelachtige waarheid van die anekdote. De roman bestaat uit korte fragmenten, geschreven van uit twee verschillende per spectieven: een „ik" (Adelaar) die zijn relatie met Michelle boekstaaft, en een onbeken de, objectieve, instantie die de overige details van Adelaars bestaan vertelt. Ondanks die verschillende standpunten verliest de lezer de draad van het verhaal niet. Frans de Ro ver verweet Beurskens in Vrij Nederland dat hij zijn objec tieve instantie niet gebruikt heeft om de onzekerheid over het waarheidsgehalte van Adelaars eigen versie van de gebeurtenissen op te helde ren. Hij miskent daarmee de opzet van het boek. Het is juist Beurskens' bedoeling dat ook de lezer in onzeker heid blijft en niet de traditio nele superieure allesweter wordt. Flaptekst „Noordzeepalmen" wordt in de flaptekst een „proeve van fantoomproza" genoemd Het waarheidsgehalte van de werkelijkheid wordt voortdu rend in twijfel getrokken: „Als je eenmaal achter de werke lijkheid aanjaagt, valt ze voortdurend voor je ogen in scherven en zo blijf je aan het vegen en lijmen, terwijl de we reld alweer een paar maal om de as heeft gedraaid Adelaar is een man die zich niet wil loos aan de hem omringende werkelijkheid onderwerpt, maar zich onder het motto „Die Welt als Wille und Vor- stellung" uit het keurslijf van het alledaagse, „mogelijke" leven tracht te wringen, en op zoek is naar onmogelijkhe den: Noordzeepalmen, duinen aan de Middellandse Zee. Even relatief als de werkelijk heid van Adelaar wil de be schrijving van die werkelijk heid door Beurskens zijn: „Beschrijven is verschrijven en dat kan eindeloos ver. Bo vendien is voor de een iets anders fascinerend. En voor mij is op een ander ogenblik hetzelfde wellicht niet boei end, iets anders wel, of mis schien wel niets." Met alle raadsels waarmee de lezer na afloop van blijft zit ten, vind ik „Noordzeepal men" toch een sterk boek. Het is niet te fragmentarisch en té deconditionerend geschreven, het experimentele aspect er van appelleert meer aan het heldere verstand dan aan toe vallige associaties, en er wor den geen ondoorzichtige woordspelletjes gespeeld. Een passage als die over Adelaar en Michelle in de gangen van hun school, is ook op anekdo tisch niveau overtuigend ge schreven en over het hele boek verspreid komen fraaie lyrische stukken voor, zoals deze: „Toch was het dorp een klem. Geen mens gebeurden er ooit lianen in het hoofd, nooit schoven rinkelend van bellen Bali-tempels door het oor" Uit een soortgelijke klem wil dit proza zich bevrij den. en Beurskens is naar mijn mening in het verslag van die bevrijdingspoging goed geslaagd Hans Vervoort, Met stijgende verbazing, Amsterdam, De Arbeiderspers, 1980, 154 blz. 21,50. Huub Beurskens, Noordzee palmen, Amsterdam, Meulen- hoff. 1980. 140 blz. 22,50. Foto Trudy Nijman Hans Vervoort

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15