Sen vluchthuis voor
noegetergde mannen
s?
Hoogvlieger
Geen botertje
tot den boom
iSOCIAAL BERECHT!
20 SEPTEMBER 1980
REPORTAGE!
17
rt moet een man beginnen die wanhopig en vertwijfeld is,
morbeeld doordat zijn vrouw weggelopen is? De Brugge-
ar Herman Haled heeft een plan: een 'vluchtlyiis' moet er
ï(nr Haro Hielkema
komen, waar zo'n 'moegetergde' man opgevangen
kan worden. Een centrum waar de man geborgenheid
vindt en waar hij anoniem kan zijn, een veilig nest.
hou van vrouwen,"
e,k Herman Haled, een
jarige inwoner van
hJjgge. „Vrouwen zijn
angrijk. Hoe zou ik
t van ze kunnen hou-
Het is toch een
''"(uw geweest, die mij
de wereld gebracht
ft!" En toch is Her-
d Haled de initiatief-
ca van het plan om
„vluchthuis voor
^Jegetergde mannen"
te richten.
topgesteld: Haled is niet
zins een beweging tegen
^feminisme aan te wakke-
Hij lijkt wel de laatste,
öch militant zou willen
ten tegen „de vrouw" of
■fan mening is dat de man
dt onderdrukt en dat har-
icties nodig zijn om in die
itie verbetering te bren-
De Bruggenaar spreekt
>ntegen wel over de „her-
idering" die de man ver-
En in het bijzonder
gt hij aandacht voor de
tergde man.
i taalkenners als Vla-
n kunnen een dergelijk
ld hanteren: moegetergd.
d. sociaal werker in Brug-
d omstreken, geeft uitleg:
tgetergd wil zeggen dat je
echt niet meer ziet zitten,
oorzaken waaraan je
kunt doen. Het kan een
y non zijn, die je moege-
maakt. Maar het kan
systeem zijn. Omdat
ief ben op het maat-
•lljk vlak, heb ik kun-
;n dat er veel mannen
xgd zijn en dat het
bleem is, waar oplos
voor gezocht moeten
jen".
Haled is er de man niet naar
om een beetje lacherig over
„de man" en diens herwaarde
ring te praten. De tweede aan
leiding om met een plan voor
een vluchthuis voor moege
tergde mannen zeg maar
kortweg: een mannenhuis
te komen, is het feit dat Haled
in scheiding ligt. Zijn persoon
lijke ervaringen en het veel
vuldig praten over zijn proble
men liggen aan de gedachte
van een vluchthuis ten grond
slag. „Ik weet wat het bete
kent moegetergd te zijn", zegt
Herman heel ernstig. Hij
weidt niet uit over de proble
men. die hij heeft, omdat de
rechter nog een uitspraak
moet doen inzake de echt
scheiding.
Veilig nest
Een jaar geleden ging Her
mans vrouw er vandoor. El
lendig heeft hij zich gevoeld,
wanhopig en vertwijfeld. Met
z'n ziel onder z'n arm en de
blik op een troosteloze toe
komst. Een „vluchthuis" zou.
zegt Herman nu, de mogelijk
heid kunnen zijn om mannen
in een dergelijke toestand op
te vangen. „Een centrum waar
je geborgenheid kunt vinden,
waar je anoniem kunt zijn en
je problemen aan deskundi
gen kunt voorleggen. Een vei
lig nest ook, waar je na de
spanningen en moeilijkheden
kimt werken aan een nieuwe
toekomst."
Van de man wordt maar aan
genomen dat hij een dergelijk'
„consultatiebureau" en
vluchthuis niet nodig heeft,
als er een relatieconflict is uit
gebroken (het gaat niet alleen
om echtelijke ruzies, zegt Ha-
led met nadruk, maar ook om
problemen met de verloofde,
de vriendin of vriend). Maar
Herman spreekt uit ervaring,
als hij die veronderstelling
verwerpt. „Mannen zijn mis
schien vlugger geneigd In een
relatieconflict fysiek geweld
te gebruiken. Vrouwen gaan
vaak geraffineerder te werk,
zij grijpen wellicht sneller
naar moreel geweld. Ik ben
overigens niet van plan deze
zaak te veralgemeniseren, zo
van: de man slaat en de vrouw
kwelt. Die regel is niet als vast
te hanteren. Maar de ervaring
leert dat vrouwen gauwer tot
pesterijen overgaan".
Herman spreekt over vrouwen
die „koeieneren". die kleine
dingetjes doen die afzonder
lijk te verwaarlozen zijn maar
die op een rij moegetergde
mannen opleveren. „Wat denk
je van een man die elke avond
als ie thuis komt, dat gerecht
op tafel ziet, waaraan hij een
hekel heeft. Of die zich ver
heugt op een voetbalmatch op
de tv en merkt dat zijn vrouw
haar vriendin, aan wie hij zo'n
hekel heeft. uitgenodigd
heeft. Het is de opstapeling
van kleine zaakjes, van 's mor
gens tot 's avonds; treiterin
gen, pesterijen."
Het systeem
Het is niet alleen de vrouw,
het kan ook het systeem zijn.
dat mannen moegetergd
maakt. Zoals het juridische
systeem in Vlaanderen, bij
voorbeeld. „Dat kan zo
dwangmatig zijn, dat je je
wanhopig afvraagt wanneer
er een einde komt aan onno
zelheden. In Vlaanderen moet
je om de echtscheiding erdoor
te krijgen, bewijzen dat de an
der fout zit. Dat is stupide, er
worden aan twee kanten fou
ten gemaakt. In de praktijk
komt het er op aan dat Je een
rappe tong hebt en dat je veel
punten van schuld bij de an
der kunt opnoemen. Wie het
meeste kan liegen over de an
der, wint het. Daarnaast
speelt mee dat zolang de
echtscheiding niet is uitge
sproken je niet met een
andere vrouw gezien mag wor
den. Dan kan het gerecht na
melijk zeggen dat je een ver
houding hebt, ook al drink je
met iemand alleen maar een
kopje koffie. Als je in schei
ding ligt, kun je hier niks meer
doen. Een huis kopen is er niet
bij. bijvoorbeeld. Voor dui
zend francs kun je hier trou
wen, maar scheiden kost je zo
zestigduizend francs."
Herwaardering
Het gaat om de herwaarde
ring van de man, zegt Herman
Haled nog weer eens. „De man
zit in een rollenpatroon; van
hem worden macht en presta
ties verwacht. Wil hij zich
waarmaken, dan moet hij aan
die verwachtingen voldoen.
Een man mag niet wenen, een
man heeft geen opvang nodig.
Ik ben het wel eens met de
opvatting van de belangenve
reniging van gescheiden man
nen dat de man in onze huidi
ge rechtspraak automatisch
gediscrimineerd wordt. Hij is
meestal de schuldige, hij
raakt meestal zijn kinderen
kwijt bij een scheiding."
Bij de plannen voor een
vluchthuis, die pas onlangs
zijn gelanceerd maar inmid
dels al vele reacties hebben
opgeroepen, gaan de initia
tiefnemers in de eerste plaats
uit van de zelfhulp-gedachte.
„Ik geloof dat iemand het best
geholpen kan worden, als hij
geconfronteerd wordt met ie
mand die hetzelfde probleem
heeft of heeft gehad. De bege
leiding van deskundigen zoals
een dokter, een psychiater of
een maatschappelijk werker,
is daar ondergeschikt aan.
Niet altijd natuurlijk, want bij
een maagzweer heb je niet zo
veel aan een gesprek met ie
mand die ook een maagzweer
heeft."
Geen vrouwenha
ters
Ook een moegetergde vrouw
is welkom in het toekomstige
mannenhuis, zegt Haled. „Wij
zetten ons zeker niet af tegen
de vrouw. Wij worden geen
vrouwenhaters, wij vormen
ook geen tegenpool van een
vrouwenhuis. Integendeel zou
ik zeggen, wij vormen een
noodzakelijke aanvulling
Ook mannen moeten zich los
weken uit het gestandariseer-
de normen- en rollenpatroon.
Man en vrouw verschillen niet
zoveel, wordt wel gezegd Eén
lapje vlees. Maar elk individu
heeft z'n eigen identiteit. Ik
hoop dat er nog eens iemand
zal opstaan, die zegt: emanci
patie is niks Nu heb je eman
cipatie van vrouwen en man
nen. straks voor kinderen of
bejaarden of huisdieren. Het
komt er bij mij op aan dat je
als mens gewaardeerd wordt
en de plaats in de samenle
ving krijgt, waar je recht op
hebt".
Maar zo ver is het (nog) lang
niet. erkent Haled. „Wij zijn
allemaal verdrukten," zegt hij
wat mismoedig. „Ik vanwege
het feit dat mijn vrouw mij
verlaten heeft en gij, omdat ge
van uw baas dit verhaal moet
maken. Samen moeten we
streven naar een betere maat
schappij. waarin ieder respect
op kan brengen voor de ander.
We zitten nu in een samenle
ving die redeneert in de lijn
van de jaloezie, de afgunst en
de roddel: de man is slecht of
de vrouw is slecht, daar gaat
het om. Ook bij het gerecht.
Als een man en een vrouw in
echtscheiding liggen, zijn het
de advocaten die tegenover
elkaar staan niet die man
en die vrouw, die staan in feite
buitenspel."
Urenlang kan Haled praten
over de positie van de man en
de noodzaak van een vlucht
huis. „We kunnen aantonen
dat er behoefte aan bestaat,
maar ik vrees dat we op het
gebrek aan financiën blijven
steken. Niemand van ons is
kapitaalkrachtig. Het mooiste
zou zijn als de overheid een
subsidie geeft voor een experi
ment van bijvoorbeeld twee
jaar. Waarom kunnen er wel
vrouwenhuizen zijn en geen
mannenhuizen?"
Therapie
Is de hele actie die Herman
Haled met z'n vrienden voert
en het voortdurend praten
over hulp aan mannen, die
dreigen te vereenzamen, niet
een soort therapie voor de
Bruggenaar zelf? Hij glim
lacht bij deze vraag. „Ja, ik
kan wel zeggen dat het voor
mij een soort loutering is dat
ik er zo mee bezig ben. Ik was
in een zwarte tunnel terecht
gekomen. Het heeft lang ge
duurd voordat ik een licht
puntje zag. Ik heb een beetje
in de absurditeit geleefd. Als
man zit je in een harnas: als je
daar buiten treedt of valt, ben
je geen ridder meer. Dat is
weer typisch dat rollenpa
troon. Ik ben van plan om
mijn ideeën en ervaringen in
een brochure neer te schrij
ven. gericht aan het feminis
me en met de titel 'Hoe zwak
is het sterke geslacht...'
Aan het slot relativeert Haled
zijn hele verhaal: „Alles wat ik
zeg, zijn de ideeën van één
persoon, die ook niet weet of
hij het bij het rechte eind
heeft. Ik praat uit onmacht.
Maar ik zou niet willen dat het
bij praten alleen bleef. Ik wil
geen salonsocialist zijn op een
centraal verwarmde barri
cade".
door Huub Elzerman
Paul na een paar jaar pittige studie aan de
sluchtvaartschool zijn opleiding tot
eersvlieger afrondde, wilde hij nog maar één
to De lucht in. Nu is een vliegbrevet de
pulling van menige jongensdroom, maar de
en liggen ook in deze sector niet voor het
ipen. Net als andere schoolverlaters moest Paul
En bij welke maatschappij komt zo'n
lende vlieger in Nederland bijna
itisch terecht? Inderdaad, bij onze nationale
Ji:de KLM
I kunnen u niet direct plaatsen." zei de
ioneelsfunctionaris van de
ïtvaartmaatschappij tegen PauL" U komt op
wachtlijst, totdat er een plaats vrij is. Ter
rbrugging van die periode kunnen we u een
elijke baan aanbieden bij de gronddienst."
elang gaat dat duren?" vroeg de aspirant-
#ger. „Daar kan ik op dit moment helaas geen
Riitsel over geven," zei de personeelsman.
aar dat is waarschijnlijk een kwestie van vele
anden. Als alles meezit tenminste." Paul
«pteerde een keurige kantoorbaan en na een
tal maanden kwam hij er achter dat de
toneelsman niets te veel had gezegd. Pas na
n twee jaar kreeg hij te horen dat er een plaats
verkeersvlieger vrijkwam. „We stellen als
waarde dat u de bijscholingscursus van de
[sluchtvaartschool volgt." werd hem gezegd,
cursus duurt drie maanden.'
vond het uitstekend. Hij was eindelijk van de
tbtlijst af en wat hem betrof kon het grote
ïtuur in de lucht beginnen. Er moest nog één
nigheid worden geregeld. „Hoe overbrug ik die
'maanden." vroeg hij. „Daar hebben we een
i Ihchot regeling voor, werd hem te verstaan
sven. Daar kunt u zonder meer gebruik van
"ik je de koekoek." dacht Paul. ..Er zijn
ïenden werknemers, mèt en zonder een baan.
öch op kosten van de gemeenschap laten
scholen. Waarom zou ik dan die drie maanden
'moeten betalen?" Hij zegde zijn kantoorbaan
in vroeg voor de drie cursus-maanden bij de
teentelijke sociale dienst een uitkering
chtens de Wet werkloosheidsvoorziening aan.
u kan geen uitkering worden verleend,"
reef de sociale dienst terug." aangezien u tijdens
'deelname aan de herscholingscursus bij de
niet als werkloos in de zin van de wet kunt
aangemerkt. Wij maken u er op attent dat u
kunt maken van een voorschotregeling van
tis onzin." liet Paul weten, in de Wet
heids voorziening staat duidelijk dat
mers, die een door het arbeidsbureau
ezen vakopleiding volgen recht hebben op
ering. Ik zie niet in waarom een cursus, die
"e van mijn beroepsuitoefening verplicht
moet volgen, niet door het arbeidsbureau als
vakopleiding kan worden erkend." Paul pakte de
zaak vervolgens voortvarend aan. Hij stuurde een
bezwaarschrift aan B. en W. en tegelijkertijd vroeg
hij aan de directeur van het gewestelijk
arbeidsbureau om „erkenning" van de
bijscholingscursus.
Het antwoord van de directeur kwam het eerst
binnen. Tot zijn genoegen las Paul dat het
arbeidsbureau bereid was de bijscholingscursus
aan te wijzen als een voor hem noodzakelijk te
volgen vakopleiding. Zijn plezier was echter van
korte duur. want ook B. en W. klommen in de pen.
Het college schreef de volgende brief: „Uw verzoek
is afgewezen, omdat u tijdens uw deelname aan de
herscholingscursus op de Rijksluchtvaartschool
niet als werkloos in de zin van de wet kunt worden
aangemerkt. Degene, wiens voor werkzaamheden
beschikbare tijd geheel in beslag wordt genomen
door studie in dit geval uw herscholingscursus
kan niet als werkloos worden beschouwd.
Bovendien bent u door uw cursus niet beschikbaar
voor de arbeidsmarkt. Inmiddels hebben wij kennis
genomen van de brief van de directeur van het
arbeidsbureau, waarin deze alsnog uw
herscholingscursus als vakopleiding aanwijst. In
tegenstelling tot de directeur van het
arbeidsbureau menen wij, dat uw
herscholingscursus niet kan vallen onder het begrip
„vakopleiding" als bedoeld in de Wet
Werkloosheidsvoorziening. Deze cursus leidt niet
op voor een bepaald vak, maar heeft slechts ten
doel reeds aanwezige vakkennis aan te vullen.
Onzes inziens heeft de directeur aan het begrip
„vakopleiding" een ruimere inhoud gegeven dan in
het wetsartikel wordt bedoeld. Gelet op het
bovenstaande blijven wij van mening dat uw
aanvraag om een uitkering terecht is afgewezen."
Het humeur van Paul werd er niet beter op Kribbig
besloot hij de zaak tot op de bodem uit te zoeken en
hij wendde zich tot de Raad van Beroep. De zaak
was er inmiddels niet eenvoudiger op geworden,
want behalve de vraag of de bijscholingscursus van
de Rijksluchtvaartdienst op kosten van de
gemeenschap kon worden gevolgd, lag nu ook de
vraag op tafel of een gemeentebestuur zonder meer
een beslissing van een directeur van een
arbeidsbureau naast zich neer kan leggen. Het
arbeidsbureau is immers bevoegd om een werkloze
met behoud van zijn uitkering een
vakopleiding te laten volgen. Dat kan een opleiding
zijn aan een van de centra voor vakopleiding
volwassenen, maar ook een door het arbeidsbureau
zelf aangewezen opleiding.
Verder kreeg deze zaak waarschijnlijk niet
helemaal ongewild het karakter van een
proefproces. Wanneer Paul zijn zaak zou winnen,
dan bood dat uiteraard aan tientallen cursisten van
de Rijksluchtwaartdienst de gelegenheidook bij
de sociale dienst aan te kloppen. Zo'n regeling is
aanmerkelijk goedkoper dan de voorschotregeling
van de KLM. Waarom zou ook een riant betaalde
verkeersvlieger niet op de kleintjes mogen letten?
Paul had al een flink stuk van de wereld gezien toen
de uitslag van zijn zaak binnenkwam: Hij werd in
het gelijk gesteld en de gemeente kreeg opdracht
om haar afwijzing te herzien. „Betalen kunnen we
altijd nog," redeneerde het gemeentebestuur,
„want als we nu toegeven dan staat er morgen
misschien weer zo'n cursist op de stoep." Het
gemeentebestuur ging op zijn beurt in beroep en zo
kwam de zaak bij de Centrale Raad terecht.
Opnieuw stonden er twee vragen te beantwoorden:
Mocht het gemeentebestuur de aanwijzingen van
de directeur van het arbeidsbureau naast zich
neerleggen en was de aspirant-vlieger terecht een
uitkering ontzegd?
De centrale raad gaf toe dat iemand die een door
het arbeidsbureau aangewezen vakopleiding volgt
recht heeft op een uitkering. „Het staat ter
beoordeling van de directeur van het arbeidsbureau
of hij al dan niet overgaat tot aanwijzing van een
dergelijke opleiding. Maar deze bevoegdheid laat
onverlet de op het gemeentebestuur rustende taak
om zelfstandig te beoordelen of de aanwijzing van
de directeur inderdaad betrekking heeft op een
vakopleiding," aldus de raad. En was de
bijscholingscursus van Paul dan een vakopleiding?
.Nee," antwoordde de raad. „Zijn vakopleiding was
immers al voltooid, toen hij de
Rijksluchtvaartschool verliet. Dat zijn kennis door
bijscholing moest worden opgehaald en voorzover
nodig moest worden aangevuld, was een
voorwaarde om als verkeersvlieger in dienst te
kunnen treden, maar bestempelde de cursus niet
tot een vakopleiding
Zo verloor Paul alsnog zijn gevecht om drie
maanden uitkering. Zowel hij als de cursisten na
hem moesten gedurende de drie maanden zelf in
hun onderhoud voorzien. Erg veel pijn kan dat deze
financiële hoogvliegers niet hebben gedaan.
De niet bepaald vrolijk stem
mende verhalen die op Prinsjes
dag te horen waren hebben som
migen misschien een oud woord
in de gedachten of in de mond
gegeven: 't is armoe! Dat woord
mag anderen overdreven in de
oren geklonken hebben (in com
mentaren werd er terecht op ge
wezen dat we nog steeds een
welvarend land zijn), de gedach
te die erachter zat was wel be
grijpelijk. De vette jaren zijn im
mers voorbij, de wat minder vet
te lijken begonnen en het is
voor niemand plezierig op de
welstandsladder een stapje te
rug te moeten doen.
Nu is „armoe", of liever voluit
„armoede", een woord met meer
dan één betekenis. Behalve de
toestand van iemand die weinig
bezit of behoeftig is. kunnen we
er ook mee bedoelen: ellende,
narigheid. Voorbeelden vinden
we in uitdrukkingen als „van ar
moe in slaap vallen", „van armoe
de radio afzetten". We zullen het
er maar op houden dat wie op
Prinsjesdag genoemde verzuch
ting slaakte vooral de tweede
betekenis in het hoofd had; dan
zat hij het dichtst bij de waar
heid.
Misschien is er ook wel iemand
geweest die zó ontgoocheld of
murw geslagen was door de
stroom droeve berichten en be
schouwingen dat hij ons volk
een stelletje „armoedzaaiers" ge
noemd heeft. Daarmee is hij dan
ongetwijfeld wat ver gegaan,
maar hij heeft wel een woord van
stal gehaald waarover heel wat
te doen geweest is. Wie meent
dat een armoedzaaier iemand is
die armoede om zich heen zaait
(zoals een onrustzaaier dat met
onrust doet) zit er flink naast:
het is vreemd genoeg iemand die
zelf armoe lijdt, de volle nadruk
ligt op het eerste deel van de
samenstelling Over de vraag
hoe die betekenis ontstaan is
heeft de taalkundige J A. Meij-
ers eens een leuke veronderstel
ling geuit. Hij wees erop dat
vooral in oostelijke dialecten ar
moede „ruzie" betekent en een
armoedzaaier ruziemaker Hij
achtte het niet onmogelijk dat
mensen, die in hun eigen dialect
een armoedzaaier slechts als ru-
✓richtcn stand weer gezond te maken,
angs de
gd advies In dc particuliere sector gaat het vooral om
paringen, de hoogte van het inkomenspeil. Allereerst
0 miljoen omdat de loonkosten in belangrijke mate
procent medebepalend zijn voor dc produktiekosten
»r van dc bedrijven en daarmee voor I».—
Uit de troonrede, zoals die in de staatscourant afgedrukt was.
ziezoeker kenden, het woord ge
bruikt hebben in een streek waar
men „armoede" alleen kende als
het tegenovergestelde van rijk
dom en zo zou de betekenis
langzaam verschoven kunnen
zijn. Dat „armoedzaaier" nog
geen oud woord is weet mis
schien niet iedereen: in het in
1881 verschenen eerste deel van
het grote Woordenboek der Ne
derlandse Taal, kwam het niet
voor.
In de woordenstroom die op
Prinsjesdag over ons arme volk
uitgegoten werd („arm dan in
nog een andere betekenis: bekla
genswaardig) was het overigens
niet alles botertje tot de boom,
het is in deze krant al gesigna
leerd. Niet elke beeldspraak kon
ik helemaal meebeleven; zo had
ik moeite met de in de stukken
binnengeslopen opmerking dat
de raad van State door de late
indiening van de voorstellen
werd „geconfronteerd met een
tijdsklem" Ook wist ik niet goed
wat ik me moest voorstellen van
de „dynamische informatie" die
minister Tuijnman gegeven wil
zien aan de op busstations ver
toevende reizigers en chauffeurs
In de ditmaal in vrij eenvoudige
taal gestelde troonrede ging het
onder meer over „de hoogte van
het inkomenspeil". en dat lijkt
me dubbel-op, want „hoogte" en
„peil" (in deze betekenis) zijn
ongeveer synoniem. Met moeilij
ke woorden in nota's en begro
tingen zullen we wel moeten le
ven. maar waarom doodgewone
dingen soms zo ingewikkeld ge
zegd? Als er meer bureau's voor
rechtshulp komen gaat het over
„verdere verdichting van het net
van vestigingen" en als er meer
hulp gegeven wordt is er sprake
van „vergroting van de gereali
seerde hulpstroom"
Naast de ministeriële en ambte
lijke betogen waren er op Prins
jesdag de commentaren, waarin
je van het ene sterke woord in
het andere viel: onthutsend, ver
bijsterend. schandelijk, bescha
mend, teleurgesteld, huivering
wekkend. Van dergelijke harde
muziek word je al gauw doof en
de vraag komt op waar men de
krachttermen vandaan denkt te
halen als de staat écht om zeep
geholpen wordt. Eerlijkheid ge
biedt te zeggen dat er ook een
paar leuke dingen ten beste ge
geven zijn. Zo vond ik de „bouw
van luchtkastelen in plaats van
huizen" wel een aardige vondst
en minister Albeda's uitspraak
dat de barre winter van 1980-81
voor de deur staat deed me den
ken aan wat ik vroeger van zeer
bejaarde mensen hoorde over de
voor hen onvergetelijke „barTe
winter van negentig" (1890).
Maar veel stukken-opstellers
had ik graag voor één keer een
regeltje van onze grote Vondel
voorgehouden. Die heeft eens
het advies gegeven alles goed te
overwegen alvorens het op te
schrijven: toetst uwe inbeel
dingen. vonden en gedachten, of-
ze der penne en den dagh waer-
digh zyn
Voor wie het van belang vindt
ook de in het voorgaande neerge
schreven uitdrukking „botertje
tot de boom" komt in Vondel
voor. Het „lantspel" De Leeu
wendalers, dat de dichter schreef
ter gelegenheid van het einde
van de tachtigjarige oorlog, ein
digde met de regels: „De koeien
geven melck en room/Het is al
boter tot den boom/Men zingt er
Pais en Vre." In goeie Vondeluit
gaven staat er dan natuurlijk
een verklaring bij: men dacht
aan een vat met zó vette melk
dat er tot op de bodem boter te
vinden was We zijn wat te ver
van de natuur afgeraakt om dit
soort zegswijzen direct te door
gronden