Sen vluchthuis voor noegetergde mannen s? Hoogvlieger Geen botertje tot den boom iSOCIAAL BERECHT! 20 SEPTEMBER 1980 REPORTAGE! 17 rt moet een man beginnen die wanhopig en vertwijfeld is, morbeeld doordat zijn vrouw weggelopen is? De Brugge- ar Herman Haled heeft een plan: een 'vluchtlyiis' moet er ï(nr Haro Hielkema komen, waar zo'n 'moegetergde' man opgevangen kan worden. Een centrum waar de man geborgenheid vindt en waar hij anoniem kan zijn, een veilig nest. hou van vrouwen," e,k Herman Haled, een jarige inwoner van hJjgge. „Vrouwen zijn angrijk. Hoe zou ik t van ze kunnen hou- Het is toch een ''"(uw geweest, die mij de wereld gebracht ft!" En toch is Her- d Haled de initiatief- ca van het plan om „vluchthuis voor ^Jegetergde mannen" te richten. topgesteld: Haled is niet zins een beweging tegen ^feminisme aan te wakke- Hij lijkt wel de laatste, öch militant zou willen ten tegen „de vrouw" of ■fan mening is dat de man dt onderdrukt en dat har- icties nodig zijn om in die itie verbetering te bren- De Bruggenaar spreekt >ntegen wel over de „her- idering" die de man ver- En in het bijzonder gt hij aandacht voor de tergde man. i taalkenners als Vla- n kunnen een dergelijk ld hanteren: moegetergd. d. sociaal werker in Brug- d omstreken, geeft uitleg: tgetergd wil zeggen dat je echt niet meer ziet zitten, oorzaken waaraan je kunt doen. Het kan een y non zijn, die je moege- maakt. Maar het kan systeem zijn. Omdat ief ben op het maat- •lljk vlak, heb ik kun- ;n dat er veel mannen xgd zijn en dat het bleem is, waar oplos voor gezocht moeten jen". Haled is er de man niet naar om een beetje lacherig over „de man" en diens herwaarde ring te praten. De tweede aan leiding om met een plan voor een vluchthuis voor moege tergde mannen zeg maar kortweg: een mannenhuis te komen, is het feit dat Haled in scheiding ligt. Zijn persoon lijke ervaringen en het veel vuldig praten over zijn proble men liggen aan de gedachte van een vluchthuis ten grond slag. „Ik weet wat het bete kent moegetergd te zijn", zegt Herman heel ernstig. Hij weidt niet uit over de proble men. die hij heeft, omdat de rechter nog een uitspraak moet doen inzake de echt scheiding. Veilig nest Een jaar geleden ging Her mans vrouw er vandoor. El lendig heeft hij zich gevoeld, wanhopig en vertwijfeld. Met z'n ziel onder z'n arm en de blik op een troosteloze toe komst. Een „vluchthuis" zou. zegt Herman nu, de mogelijk heid kunnen zijn om mannen in een dergelijke toestand op te vangen. „Een centrum waar je geborgenheid kunt vinden, waar je anoniem kunt zijn en je problemen aan deskundi gen kunt voorleggen. Een vei lig nest ook, waar je na de spanningen en moeilijkheden kimt werken aan een nieuwe toekomst." Van de man wordt maar aan genomen dat hij een dergelijk' „consultatiebureau" en vluchthuis niet nodig heeft, als er een relatieconflict is uit gebroken (het gaat niet alleen om echtelijke ruzies, zegt Ha- led met nadruk, maar ook om problemen met de verloofde, de vriendin of vriend). Maar Herman spreekt uit ervaring, als hij die veronderstelling verwerpt. „Mannen zijn mis schien vlugger geneigd In een relatieconflict fysiek geweld te gebruiken. Vrouwen gaan vaak geraffineerder te werk, zij grijpen wellicht sneller naar moreel geweld. Ik ben overigens niet van plan deze zaak te veralgemeniseren, zo van: de man slaat en de vrouw kwelt. Die regel is niet als vast te hanteren. Maar de ervaring leert dat vrouwen gauwer tot pesterijen overgaan". Herman spreekt over vrouwen die „koeieneren". die kleine dingetjes doen die afzonder lijk te verwaarlozen zijn maar die op een rij moegetergde mannen opleveren. „Wat denk je van een man die elke avond als ie thuis komt, dat gerecht op tafel ziet, waaraan hij een hekel heeft. Of die zich ver heugt op een voetbalmatch op de tv en merkt dat zijn vrouw haar vriendin, aan wie hij zo'n hekel heeft. uitgenodigd heeft. Het is de opstapeling van kleine zaakjes, van 's mor gens tot 's avonds; treiterin gen, pesterijen." Het systeem Het is niet alleen de vrouw, het kan ook het systeem zijn. dat mannen moegetergd maakt. Zoals het juridische systeem in Vlaanderen, bij voorbeeld. „Dat kan zo dwangmatig zijn, dat je je wanhopig afvraagt wanneer er een einde komt aan onno zelheden. In Vlaanderen moet je om de echtscheiding erdoor te krijgen, bewijzen dat de an der fout zit. Dat is stupide, er worden aan twee kanten fou ten gemaakt. In de praktijk komt het er op aan dat Je een rappe tong hebt en dat je veel punten van schuld bij de an der kunt opnoemen. Wie het meeste kan liegen over de an der, wint het. Daarnaast speelt mee dat zolang de echtscheiding niet is uitge sproken je niet met een andere vrouw gezien mag wor den. Dan kan het gerecht na melijk zeggen dat je een ver houding hebt, ook al drink je met iemand alleen maar een kopje koffie. Als je in schei ding ligt, kun je hier niks meer doen. Een huis kopen is er niet bij. bijvoorbeeld. Voor dui zend francs kun je hier trou wen, maar scheiden kost je zo zestigduizend francs." Herwaardering Het gaat om de herwaarde ring van de man, zegt Herman Haled nog weer eens. „De man zit in een rollenpatroon; van hem worden macht en presta ties verwacht. Wil hij zich waarmaken, dan moet hij aan die verwachtingen voldoen. Een man mag niet wenen, een man heeft geen opvang nodig. Ik ben het wel eens met de opvatting van de belangenve reniging van gescheiden man nen dat de man in onze huidi ge rechtspraak automatisch gediscrimineerd wordt. Hij is meestal de schuldige, hij raakt meestal zijn kinderen kwijt bij een scheiding." Bij de plannen voor een vluchthuis, die pas onlangs zijn gelanceerd maar inmid dels al vele reacties hebben opgeroepen, gaan de initia tiefnemers in de eerste plaats uit van de zelfhulp-gedachte. „Ik geloof dat iemand het best geholpen kan worden, als hij geconfronteerd wordt met ie mand die hetzelfde probleem heeft of heeft gehad. De bege leiding van deskundigen zoals een dokter, een psychiater of een maatschappelijk werker, is daar ondergeschikt aan. Niet altijd natuurlijk, want bij een maagzweer heb je niet zo veel aan een gesprek met ie mand die ook een maagzweer heeft." Geen vrouwenha ters Ook een moegetergde vrouw is welkom in het toekomstige mannenhuis, zegt Haled. „Wij zetten ons zeker niet af tegen de vrouw. Wij worden geen vrouwenhaters, wij vormen ook geen tegenpool van een vrouwenhuis. Integendeel zou ik zeggen, wij vormen een noodzakelijke aanvulling Ook mannen moeten zich los weken uit het gestandariseer- de normen- en rollenpatroon. Man en vrouw verschillen niet zoveel, wordt wel gezegd Eén lapje vlees. Maar elk individu heeft z'n eigen identiteit. Ik hoop dat er nog eens iemand zal opstaan, die zegt: emanci patie is niks Nu heb je eman cipatie van vrouwen en man nen. straks voor kinderen of bejaarden of huisdieren. Het komt er bij mij op aan dat je als mens gewaardeerd wordt en de plaats in de samenle ving krijgt, waar je recht op hebt". Maar zo ver is het (nog) lang niet. erkent Haled. „Wij zijn allemaal verdrukten," zegt hij wat mismoedig. „Ik vanwege het feit dat mijn vrouw mij verlaten heeft en gij, omdat ge van uw baas dit verhaal moet maken. Samen moeten we streven naar een betere maat schappij. waarin ieder respect op kan brengen voor de ander. We zitten nu in een samenle ving die redeneert in de lijn van de jaloezie, de afgunst en de roddel: de man is slecht of de vrouw is slecht, daar gaat het om. Ook bij het gerecht. Als een man en een vrouw in echtscheiding liggen, zijn het de advocaten die tegenover elkaar staan niet die man en die vrouw, die staan in feite buitenspel." Urenlang kan Haled praten over de positie van de man en de noodzaak van een vlucht huis. „We kunnen aantonen dat er behoefte aan bestaat, maar ik vrees dat we op het gebrek aan financiën blijven steken. Niemand van ons is kapitaalkrachtig. Het mooiste zou zijn als de overheid een subsidie geeft voor een experi ment van bijvoorbeeld twee jaar. Waarom kunnen er wel vrouwenhuizen zijn en geen mannenhuizen?" Therapie Is de hele actie die Herman Haled met z'n vrienden voert en het voortdurend praten over hulp aan mannen, die dreigen te vereenzamen, niet een soort therapie voor de Bruggenaar zelf? Hij glim lacht bij deze vraag. „Ja, ik kan wel zeggen dat het voor mij een soort loutering is dat ik er zo mee bezig ben. Ik was in een zwarte tunnel terecht gekomen. Het heeft lang ge duurd voordat ik een licht puntje zag. Ik heb een beetje in de absurditeit geleefd. Als man zit je in een harnas: als je daar buiten treedt of valt, ben je geen ridder meer. Dat is weer typisch dat rollenpa troon. Ik ben van plan om mijn ideeën en ervaringen in een brochure neer te schrij ven. gericht aan het feminis me en met de titel 'Hoe zwak is het sterke geslacht...' Aan het slot relativeert Haled zijn hele verhaal: „Alles wat ik zeg, zijn de ideeën van één persoon, die ook niet weet of hij het bij het rechte eind heeft. Ik praat uit onmacht. Maar ik zou niet willen dat het bij praten alleen bleef. Ik wil geen salonsocialist zijn op een centraal verwarmde barri cade". door Huub Elzerman Paul na een paar jaar pittige studie aan de sluchtvaartschool zijn opleiding tot eersvlieger afrondde, wilde hij nog maar één to De lucht in. Nu is een vliegbrevet de pulling van menige jongensdroom, maar de en liggen ook in deze sector niet voor het ipen. Net als andere schoolverlaters moest Paul En bij welke maatschappij komt zo'n lende vlieger in Nederland bijna itisch terecht? Inderdaad, bij onze nationale Ji:de KLM I kunnen u niet direct plaatsen." zei de ioneelsfunctionaris van de ïtvaartmaatschappij tegen PauL" U komt op wachtlijst, totdat er een plaats vrij is. Ter rbrugging van die periode kunnen we u een elijke baan aanbieden bij de gronddienst." elang gaat dat duren?" vroeg de aspirant- #ger. „Daar kan ik op dit moment helaas geen Riitsel over geven," zei de personeelsman. aar dat is waarschijnlijk een kwestie van vele anden. Als alles meezit tenminste." Paul «pteerde een keurige kantoorbaan en na een tal maanden kwam hij er achter dat de toneelsman niets te veel had gezegd. Pas na n twee jaar kreeg hij te horen dat er een plaats verkeersvlieger vrijkwam. „We stellen als waarde dat u de bijscholingscursus van de [sluchtvaartschool volgt." werd hem gezegd, cursus duurt drie maanden.' vond het uitstekend. Hij was eindelijk van de tbtlijst af en wat hem betrof kon het grote ïtuur in de lucht beginnen. Er moest nog één nigheid worden geregeld. „Hoe overbrug ik die 'maanden." vroeg hij. „Daar hebben we een i Ihchot regeling voor, werd hem te verstaan sven. Daar kunt u zonder meer gebruik van "ik je de koekoek." dacht Paul. ..Er zijn ïenden werknemers, mèt en zonder een baan. öch op kosten van de gemeenschap laten scholen. Waarom zou ik dan die drie maanden 'moeten betalen?" Hij zegde zijn kantoorbaan in vroeg voor de drie cursus-maanden bij de teentelijke sociale dienst een uitkering chtens de Wet werkloosheidsvoorziening aan. u kan geen uitkering worden verleend," reef de sociale dienst terug." aangezien u tijdens 'deelname aan de herscholingscursus bij de niet als werkloos in de zin van de wet kunt aangemerkt. Wij maken u er op attent dat u kunt maken van een voorschotregeling van tis onzin." liet Paul weten, in de Wet heids voorziening staat duidelijk dat mers, die een door het arbeidsbureau ezen vakopleiding volgen recht hebben op ering. Ik zie niet in waarom een cursus, die "e van mijn beroepsuitoefening verplicht moet volgen, niet door het arbeidsbureau als vakopleiding kan worden erkend." Paul pakte de zaak vervolgens voortvarend aan. Hij stuurde een bezwaarschrift aan B. en W. en tegelijkertijd vroeg hij aan de directeur van het gewestelijk arbeidsbureau om „erkenning" van de bijscholingscursus. Het antwoord van de directeur kwam het eerst binnen. Tot zijn genoegen las Paul dat het arbeidsbureau bereid was de bijscholingscursus aan te wijzen als een voor hem noodzakelijk te volgen vakopleiding. Zijn plezier was echter van korte duur. want ook B. en W. klommen in de pen. Het college schreef de volgende brief: „Uw verzoek is afgewezen, omdat u tijdens uw deelname aan de herscholingscursus op de Rijksluchtvaartschool niet als werkloos in de zin van de wet kunt worden aangemerkt. Degene, wiens voor werkzaamheden beschikbare tijd geheel in beslag wordt genomen door studie in dit geval uw herscholingscursus kan niet als werkloos worden beschouwd. Bovendien bent u door uw cursus niet beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Inmiddels hebben wij kennis genomen van de brief van de directeur van het arbeidsbureau, waarin deze alsnog uw herscholingscursus als vakopleiding aanwijst. In tegenstelling tot de directeur van het arbeidsbureau menen wij, dat uw herscholingscursus niet kan vallen onder het begrip „vakopleiding" als bedoeld in de Wet Werkloosheidsvoorziening. Deze cursus leidt niet op voor een bepaald vak, maar heeft slechts ten doel reeds aanwezige vakkennis aan te vullen. Onzes inziens heeft de directeur aan het begrip „vakopleiding" een ruimere inhoud gegeven dan in het wetsartikel wordt bedoeld. Gelet op het bovenstaande blijven wij van mening dat uw aanvraag om een uitkering terecht is afgewezen." Het humeur van Paul werd er niet beter op Kribbig besloot hij de zaak tot op de bodem uit te zoeken en hij wendde zich tot de Raad van Beroep. De zaak was er inmiddels niet eenvoudiger op geworden, want behalve de vraag of de bijscholingscursus van de Rijksluchtvaartdienst op kosten van de gemeenschap kon worden gevolgd, lag nu ook de vraag op tafel of een gemeentebestuur zonder meer een beslissing van een directeur van een arbeidsbureau naast zich neer kan leggen. Het arbeidsbureau is immers bevoegd om een werkloze met behoud van zijn uitkering een vakopleiding te laten volgen. Dat kan een opleiding zijn aan een van de centra voor vakopleiding volwassenen, maar ook een door het arbeidsbureau zelf aangewezen opleiding. Verder kreeg deze zaak waarschijnlijk niet helemaal ongewild het karakter van een proefproces. Wanneer Paul zijn zaak zou winnen, dan bood dat uiteraard aan tientallen cursisten van de Rijksluchtwaartdienst de gelegenheidook bij de sociale dienst aan te kloppen. Zo'n regeling is aanmerkelijk goedkoper dan de voorschotregeling van de KLM. Waarom zou ook een riant betaalde verkeersvlieger niet op de kleintjes mogen letten? Paul had al een flink stuk van de wereld gezien toen de uitslag van zijn zaak binnenkwam: Hij werd in het gelijk gesteld en de gemeente kreeg opdracht om haar afwijzing te herzien. „Betalen kunnen we altijd nog," redeneerde het gemeentebestuur, „want als we nu toegeven dan staat er morgen misschien weer zo'n cursist op de stoep." Het gemeentebestuur ging op zijn beurt in beroep en zo kwam de zaak bij de Centrale Raad terecht. Opnieuw stonden er twee vragen te beantwoorden: Mocht het gemeentebestuur de aanwijzingen van de directeur van het arbeidsbureau naast zich neerleggen en was de aspirant-vlieger terecht een uitkering ontzegd? De centrale raad gaf toe dat iemand die een door het arbeidsbureau aangewezen vakopleiding volgt recht heeft op een uitkering. „Het staat ter beoordeling van de directeur van het arbeidsbureau of hij al dan niet overgaat tot aanwijzing van een dergelijke opleiding. Maar deze bevoegdheid laat onverlet de op het gemeentebestuur rustende taak om zelfstandig te beoordelen of de aanwijzing van de directeur inderdaad betrekking heeft op een vakopleiding," aldus de raad. En was de bijscholingscursus van Paul dan een vakopleiding? .Nee," antwoordde de raad. „Zijn vakopleiding was immers al voltooid, toen hij de Rijksluchtvaartschool verliet. Dat zijn kennis door bijscholing moest worden opgehaald en voorzover nodig moest worden aangevuld, was een voorwaarde om als verkeersvlieger in dienst te kunnen treden, maar bestempelde de cursus niet tot een vakopleiding Zo verloor Paul alsnog zijn gevecht om drie maanden uitkering. Zowel hij als de cursisten na hem moesten gedurende de drie maanden zelf in hun onderhoud voorzien. Erg veel pijn kan dat deze financiële hoogvliegers niet hebben gedaan. De niet bepaald vrolijk stem mende verhalen die op Prinsjes dag te horen waren hebben som migen misschien een oud woord in de gedachten of in de mond gegeven: 't is armoe! Dat woord mag anderen overdreven in de oren geklonken hebben (in com mentaren werd er terecht op ge wezen dat we nog steeds een welvarend land zijn), de gedach te die erachter zat was wel be grijpelijk. De vette jaren zijn im mers voorbij, de wat minder vet te lijken begonnen en het is voor niemand plezierig op de welstandsladder een stapje te rug te moeten doen. Nu is „armoe", of liever voluit „armoede", een woord met meer dan één betekenis. Behalve de toestand van iemand die weinig bezit of behoeftig is. kunnen we er ook mee bedoelen: ellende, narigheid. Voorbeelden vinden we in uitdrukkingen als „van ar moe in slaap vallen", „van armoe de radio afzetten". We zullen het er maar op houden dat wie op Prinsjesdag genoemde verzuch ting slaakte vooral de tweede betekenis in het hoofd had; dan zat hij het dichtst bij de waar heid. Misschien is er ook wel iemand geweest die zó ontgoocheld of murw geslagen was door de stroom droeve berichten en be schouwingen dat hij ons volk een stelletje „armoedzaaiers" ge noemd heeft. Daarmee is hij dan ongetwijfeld wat ver gegaan, maar hij heeft wel een woord van stal gehaald waarover heel wat te doen geweest is. Wie meent dat een armoedzaaier iemand is die armoede om zich heen zaait (zoals een onrustzaaier dat met onrust doet) zit er flink naast: het is vreemd genoeg iemand die zelf armoe lijdt, de volle nadruk ligt op het eerste deel van de samenstelling Over de vraag hoe die betekenis ontstaan is heeft de taalkundige J A. Meij- ers eens een leuke veronderstel ling geuit. Hij wees erop dat vooral in oostelijke dialecten ar moede „ruzie" betekent en een armoedzaaier ruziemaker Hij achtte het niet onmogelijk dat mensen, die in hun eigen dialect een armoedzaaier slechts als ru- ✓richtcn stand weer gezond te maken, angs de gd advies In dc particuliere sector gaat het vooral om paringen, de hoogte van het inkomenspeil. Allereerst 0 miljoen omdat de loonkosten in belangrijke mate procent medebepalend zijn voor dc produktiekosten »r van dc bedrijven en daarmee voor I».— Uit de troonrede, zoals die in de staatscourant afgedrukt was. ziezoeker kenden, het woord ge bruikt hebben in een streek waar men „armoede" alleen kende als het tegenovergestelde van rijk dom en zo zou de betekenis langzaam verschoven kunnen zijn. Dat „armoedzaaier" nog geen oud woord is weet mis schien niet iedereen: in het in 1881 verschenen eerste deel van het grote Woordenboek der Ne derlandse Taal, kwam het niet voor. In de woordenstroom die op Prinsjesdag over ons arme volk uitgegoten werd („arm dan in nog een andere betekenis: bekla genswaardig) was het overigens niet alles botertje tot de boom, het is in deze krant al gesigna leerd. Niet elke beeldspraak kon ik helemaal meebeleven; zo had ik moeite met de in de stukken binnengeslopen opmerking dat de raad van State door de late indiening van de voorstellen werd „geconfronteerd met een tijdsklem" Ook wist ik niet goed wat ik me moest voorstellen van de „dynamische informatie" die minister Tuijnman gegeven wil zien aan de op busstations ver toevende reizigers en chauffeurs In de ditmaal in vrij eenvoudige taal gestelde troonrede ging het onder meer over „de hoogte van het inkomenspeil". en dat lijkt me dubbel-op, want „hoogte" en „peil" (in deze betekenis) zijn ongeveer synoniem. Met moeilij ke woorden in nota's en begro tingen zullen we wel moeten le ven. maar waarom doodgewone dingen soms zo ingewikkeld ge zegd? Als er meer bureau's voor rechtshulp komen gaat het over „verdere verdichting van het net van vestigingen" en als er meer hulp gegeven wordt is er sprake van „vergroting van de gereali seerde hulpstroom" Naast de ministeriële en ambte lijke betogen waren er op Prins jesdag de commentaren, waarin je van het ene sterke woord in het andere viel: onthutsend, ver bijsterend. schandelijk, bescha mend, teleurgesteld, huivering wekkend. Van dergelijke harde muziek word je al gauw doof en de vraag komt op waar men de krachttermen vandaan denkt te halen als de staat écht om zeep geholpen wordt. Eerlijkheid ge biedt te zeggen dat er ook een paar leuke dingen ten beste ge geven zijn. Zo vond ik de „bouw van luchtkastelen in plaats van huizen" wel een aardige vondst en minister Albeda's uitspraak dat de barre winter van 1980-81 voor de deur staat deed me den ken aan wat ik vroeger van zeer bejaarde mensen hoorde over de voor hen onvergetelijke „barTe winter van negentig" (1890). Maar veel stukken-opstellers had ik graag voor één keer een regeltje van onze grote Vondel voorgehouden. Die heeft eens het advies gegeven alles goed te overwegen alvorens het op te schrijven: toetst uwe inbeel dingen. vonden en gedachten, of- ze der penne en den dagh waer- digh zyn Voor wie het van belang vindt ook de in het voorgaande neerge schreven uitdrukking „botertje tot de boom" komt in Vondel voor. Het „lantspel" De Leeu wendalers, dat de dichter schreef ter gelegenheid van het einde van de tachtigjarige oorlog, ein digde met de regels: „De koeien geven melck en room/Het is al boter tot den boom/Men zingt er Pais en Vre." In goeie Vondeluit gaven staat er dan natuurlijk een verklaring bij: men dacht aan een vat met zó vette melk dat er tot op de bodem boter te vinden was We zijn wat te ver van de natuur afgeraakt om dit soort zegswijzen direct te door gronden

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 17