Schuldgevoel en de tandarts
Jordar
lië en d
e Palestijner
PvdA biedt geen
mogelijkheid voor
evangelische politiek
Een protestantse
werkgemeenschap
voor de PvdA?
F
Zogezegd
jjPMT12 SEPTEMBER 1980
TROUW/KWARTET
13
oor Hans van Maanen
loewel tandcariës de meest voor-
omende ziekte ter wereld is, lijkt
et publiek het niet als een ernstig
robleem te beschouwen. De mees-
i mensen menen dat het onmoge-
jk voorkomen kan worden en dat
et geen wezenlijke bedreiging voor
t gezondheid vormt: ze zijn niet
geneigd om de tandarts te be-
neken of goed voor hun gebit te
orgen. Er is nog een ander mecha
nisme dat remmend werkt op de
ebitsverzorging-
lebitsverzorging wordt gewoonlijk
leschouwd als verstandig, ratio
neel gedrag: mensen gaan naar de
handarts en poetsen hun tanden
Lomdat zewetenwat goed voor henis.
In feite zijn de meeste mensen ech-
jérniet in staat zelf de waarheid en
■waarheid van de uitspraken van
B tandarts en de doelmatigheid
ran zijn behandeling te toetsen.
)aarom zullen ze op zijn autoriteit
loeten afgaan, en over het alge-
leen worden zijn aanbevelingen
ik hoogst serieus genomen: ieder-
n weet dat het belangrijk is je
nden goed te poetsen en eens in
t half jaar in de martelstoel
aats te nemen. De tandarts geeft
eb oden, en het publiek probeert
ie geboden op te volgen in we
en is dat meer religieus dan ratio-
pel gedrag.
renzeer beseft echter vrijwel
idereen, dat hij of zij regelmatig de
and met die geboden licht: er zijn
laar weinig mensen die daadwer-
elijk, zonder intensieve begelei-
ing, volhouden te doen wat de
andarts hun opdraagt. Daardoor
omen de meeste mensen voor het
lemma te staan dat ze enerzijds
el de autoriteit van de tandarts
aanvaarden maar tegelijkertijd niet
doen wat hij zegt.
Ze hebben het idee tekort te schie
ten, en zullen hier meestal met een
schuldgevoel op reageren; een
schuldgevoel dat ongetwijfeld me
de is ingegeven door de angst voor
de gevolgen en die kunnen varië
ren van nog meer tandbederf tot
een kunstgebit, van een standje tot
uitsluiting van behandeling.
Verband
Nu heersen over tandverzorging en
tandartsbezoek, ook bij tandartsen,
meningen die niet gesteund worden
door de meest recente onderzoeks
gegevens. Het verband tussen tan
denpoetsen en gaatjes is nimmer
aangetoond (al staat wel vast dat er
een verband is tussen poetsen en
aandoeningen van het steunweefsel
van de tanden).
Omtrent het hoe en het hoe vaak
van het tandenpoetsen bestaan ook
onzekerheden. Het is in ieder geval
gebleken dat efficiëntie belangrij
ker is dan frequentie. Er zijn zelfs
onderzoekers die menen dat het vol
doende is om eens in de twee dagen
de tandenborstel te hanteren, mits
dat dan doelmatig gebeurt. De
meeste mensen blijken hoe dan ook
veel te kort te poetsen: drie, vier
minuten per keer is wel het mi
nimum.
Bij een aantal deskundigen heeft de
mening postgevat dat het niet no
dig, of zelfs nadelig is om eens in het
half jaar naar de tandarts te gaan.
Volgens hen voldoet, zeker voor ou
deren, eens in het hele of anderhal
ve jaar.
In de academische wereld gaan de
discussies over al deze zaken voort
de tandartspraktijk hebben zij
echter nog niet bereikt, en nog min
der het publiek.
Laten wij nu teruggaan naar de
gevoelens van tekortschieten, zoals
die leven bij mensen die menen hun
gebit te verwaarlozen Wat betekent
dit gevoel voor hun verdere gedrag?
Het cruciale argument is, dat hun
schuldgevoel hen juist kan weer
houden van het opvolgen van de
geboden van de autoriteit. En als ze
wel aan die eisen voldoen dan is dat
meer door een negatief gevoel
angst voor de gevolgen ingegeven
dan door een positief gevoel. Men
doet nu eenmaal niet graag iets
voor iemand die je steeds een ge
voel van tekortschieten geeft, en
men zou die persoon zelfs kunnen
saboteren.
Het is dit mechanisme (al staat het
niet los van andere) dat mensen
ervan weerhoudt om, ondanks hun
kennis, goed voor hun gebit te zor
gen sterker nog: het is juist de
kennisverschaffing die remmend
kan werken. Immers, het schuldge
voel wordt door reclameplaten en
mondelinge waarschuwingen ver
sterkt: je wordt eraan herinnerd dat
je je gebit niet optimaal verzorgt,
dat je tekort schiet, met het resul
taat dat die informatie niet motive
rend werkt maar dat je je nog meer
schaamt om naar de tandarts te
gaan.
Omgekeerd
Maar, en nu komen we aan het
tweede deel van het argument, als
de tandarts zijn eisen verlaagt en
zich toleranter opstelt jegens zijn
patiënten krijgen we een omge
keerd effect. Het schuldgevoel
neemt dan af, zodat men wat vrijer
ademt en zich minder „gedwongen"
voelt om naar de tandarts te gaan
en misschien beter voor het gebit
gaat zorgen.
Deze theorie kan binnen de tand
heelkunde worden geïllustreerd
met het idee dat het eten van een
appel een reinigende functie zou
hebben. Dit (inmiddels achterhaal
de) advies werd grif opgevolgd, en
wel omdat het een verlichting van
taken betekende. Tandenpoetsen
en naar de tandarts gaan zijn ten
slotte tijdrovende en weinig plezie
rige bezigheden. Velen laten bij te
hoge eisen de moed zakken, terwijl
ze wel willen proberen aan minder
hoge, haalbare eisen te voldoen.
Voorspelling
Op grond van deze gedachtengang
komen we dan tot de voorspelling
dat het tandartsbezoek en de ge-
bitsveizorging zal toenemen als de
informatie zich meer richt op het
verlichten van het schuldgevoel.
Wie zich schaamt omdat hij een
paar jaar niet naar de tandarts is
geweest, zal misschien weer gaan
als hij hoort dat hij niet de enige is
en dat dat niet hopeloos is; iemand
die hoort dat het inderdaad heel
moeilijk is om twee keer per dag te
poetsen is wellicht bereid om dat
één keer per dag of één keer per
twee dagen grondig te doen.
Het verlichten van schuldgevoelens
door het verlagen van eisen kan
bovendien geschieden zonder te
botsen met de normen van optimale
gebitsverzorging
Hans van Maanen is medisch socio
loog. Deze beschouwing is een be
werking van een hoofdstuk uit zijn
doctoraal scriptie.
oor H. J. Neuman
ecies tien jaar geleden hebben
ch in Jordanië gebeurtenissen af-
speeld die voor de geschiedenis
n de Palestijnse beweging (en in-
rect voor die van de Libanese re-
ibliek) van grote betekenis zijn
weest. In de periode vlak na 1948,
en de Palestijnen zich niet of nau-
üijks lieten voorstaan op hun ei-
n identiteit, schenen zich voor het
isjimitische koninkrijk Transjor-
nië grote mogelijkheden af te te
nen. Toen koning Abdallah in
50 de westelijke Jordaanoever
tor altijd" aan zijn rijk toevoegde
>de naam van zijn land verander-
in Jordanië, kon hij zich zelfs
toepen op een uitnodiging van de
Jestijnse Arabische gemeen-
Oap, zoals die een jaar tevoren
dens een congres in Jericho tot
drukking was gebracht.
laar deze betrekkelijke harmonie
toft niet lang bestaan. In juli 1951
erd Abdallah op het tempelplein
I Jeruzalem, bij het betreden van
f al-Aqsa moskee, door een Pales-
fo doodgeschoten. De moordenaar
Bto, toen hij achtervolgd werd,
K nog een schot op de kleinzoon
de verslagen vorst, de latere
toing Hoessein, maar de kogel
■tste af op een van de medailles
de jonge prins op zijn uniform
J>eg. Hoessein schreef later dat
ragedie, de wreedste van alle leer
testers" hem hielp veranderen
m een Jongen van zestien in een
®n. In hetzelfde boek („Uneasy
I the head") geeft de koning ook
jennen dat hij dr. Moesa Abdal-
n Hoesseini, een familielid van de
peiti, als de voornaamste aan
tonter beschouwt.
Li? es, Jeruzalem en andere
p»en kwam het steeds vaker tot
totons tra ties van Palestijnen.
wPte en/of Irak en/of Syrië had
den veelvuldig de hand in samen
zweringen die ten uitvoer werden
gelegd door Palestijnen en die ten
doel hadden de Hasjimitische dy
nastie, in de persoon van koning
Hoessein, niet alleen te verwijderen
van de westelijke Jordaanoever
maar ook van de troon in Amman.
De koning beschouwde pogingen
van Egypte en Syrië om via de Ara
bische Liga en de PLO de Palestijn-
se identiteit aan te wakkeren als
een bedreiging; hij verzette zich er
tegen en bood de hele Palestijnse
diaspora het Jordaanse staatsbur
gerschap aan.
Deze „palestinisering" van Jorda
nië, waar het bezit van de westelijke
Jordaanoever de voornaamste inzet
van was, vergde veel van Hoesseins
politieke evenwichtskunst. Hij
moest telkens zien te vermijden dat
de hem zeer toegedane bedoeïenen
op de oostelijke Jordaanoever al te
zeer in de verdrukking kwamen of
in hun waardigheid tekort werden
gedaan.
De Arabisch-Israëlische oorlog van
1967 waar Hoessein zich door Nas
ser in heeft laten betrekken bleek
uiteindelijk een zware slag in te
houden voor de politiek van de ko
ning. De westelijke Jordaanoever
kwam in Israëlische handen, 's ko-
.nings kleine maar gedisciplineerde
en moedige leger onderging een ern
stige nederlaag en er had een radi
calisering plaats van de Palestijnse
beweging die met zijn opvattingen
eigenlijk in het geheel niet strookte.
Aanvankelijk ondersteunde Hoes
sein pogingen van de Palestijnse
guerrilla's om in Israël een sabota-
ge-campagne op touw te zetten. Het
Jordaanse leger verleende hun
voedsel en onderdak, hielp hen de
Jordaan over te steken en verschaf
te hun zo nodig artilleriedekking.
Maar toen Israël langzamerhand
kans zag de bestandslijnen steeds
beter af te sluiten voor infiltranten
en toen desondanks de toeloop naar
Jordanië van P.L.O.-recruten uit de
Syrische opleidingskampen aan
hield, ontstonden er grote moeilijk
heden.
De jonge Palestijnen konden hun
operatie terrein vrijwel niet meer be
reiken, ze verveelden zich en kwa
men er in sommige gevallen toe hun
wapens te misbruiken in Jordanië
zelf, wegversperringen op te richten
en illegale belastingen te heffen.
Het precaire staatsbestel van Jor
danië liep daardoor gevaar. Nog er
ger werd de situatie als Palestijnse
commando-groepen wél wisten
door te dringen tot Israëlisch grond
gebied en de strijdkrachten van de
joodse staat overgingen tot
omvangrijke represailles tegen doe
len in Jordanië.
Natuurlijk had Hoessein het pro
bleem kunnen oplossen door zijn
bedoeïnen-leger te laten optrekken
tegen de Palestijnen. Maar dat zou
op dat moment zijn isolement in de
Arabische wereld hebben vergroot
en het voortbestaan van zijn dynas
tie in gevaar hebben gebracht. Ge
wapende conflicten deden zich wel
iswaar voor in november 1969 en in
februari en juni 1970 maar van een
echte „showdown" was voorlopig
geen sprake. De zaken kwamen er
evenwel anders voor te staan, nadat
president Nasser van Egypte in de
tweede helft van juli 1970 akkoord
ging met een Amerikaans plan (het
plan-Rogers) om de zgn. uitput
tingsoorlog aan het Suezkanaal te
beëindigen en het vuren te staken.
De grote massa van de Palestijnen
voelde zich bekocht.
Speciaal het militante „Volksfront
voor de Bevrijding van Palestina"
(van dr. George Habasj) wilde een
daad stellen. In september kaapten
guerrilla's van deze organisatie ver
scheidene passagiersvliegtuigen die
ze samenbrachten op een verlaten
Britse airstrip in Jordanië, Daw
son's Field. Zij hielden de passa
giers in gijzeling en eisten de vrijla
ting door Israël van een groot aan
tal Palestijnse gevangenen.
Nu besloot koning Hoessein wel de
gelijk de knoop door te hakken. Hij
gaf zijn leger opdracht de Palestijn
se guerrilla's aan te vallen en te
verdrijven. De maand waarin dit
gebeurde staat sindsdien bekend
als „Ajloel al-aswad", zwarte Sep
tember. Het verzet werd groten
deels opgeruimd (in juli 1971 deed
de koning zijn aanval nog eens dun
netjes over); de Palestijnen spreken
van 20.000 slachtoffers; in de zeer
voorzichtige schattingen van het
Internationale Rode Kruis wordt
een aantal van 3.500 doden ge
noemd. Syrië en Irak leken wel aan
stalten te maken de benarde Pales
tijnen te hulp te komen, maar uit
eindelijk lieten beide landen het
(om uiteenlopende redenen) toch af
weten.
Zwarte September heeft ertoe ge
leid dat Libanon het laatste en vrij
wel enige land langs de Israëlische
grenzen werd, vanwaar de Pales
tijnse guerrilla's hun aanvallen kon
den ondernemen. Een in wezen
zwakke republiek kwam zodoende
onder steeds zwaardere spanningen
te staan. Israël vond in maart 1978
aanleiding het hele zuiden van Li
banon te bezetten teneinde aldus de
Palestijnse guerrilla's uit dat ge
bied te verjagen. En dat heeft dan
weer geleid tot de oprichting van de
tijdelijke vredesmacht van de Vere
nigde Naties, UNIFIL, waarvan een
Nederlands pantserinfanteriebatal-
jon deel uitmaakt, nu alweer zo'n
anderhalf jaar
door Hans Feddema
De vraag „Waarom niet Den
Uyl" van ds A. A. Spijker
boer (Trouw van 29/8/1980)
aan de „groep van tachtig"
(welke overigens naast de
EPV géén nieuwe partij wil,
maar een samenbundeling
van evangelisch-progressie-
ve krachten) beantwoorden
wij negatief, onder meer op
grond van de volgende over
wegingen.
Ten eerste. Het is over het algemeen
wel gemeengoed onder christenen,
dat vij moeten bouwen aan een
leefbare wereld en de schepping
moeten bewerken en bewaren. Maar
dat in het evangelie door de profe
ten en vooral Jezus Messias ook is
aangegeven hoe te werken aan een
vreedzame wereld, begint pas re
cent door te dringen. Denken we
maar aan de zendingsconferentie
van de wereldraad in Melbourne
met als thema „Het koninkrijk
Gods".
Het is van groot belang dit overal iri
de wereld nader uit te werken, om
dat vandaag een leefbare wereld
uitgesloten is, als er geen vreedza
me wereld tot stand wordt ge
bracht. Een atoomoorlog en het
zich er op voorbereiden, d.wz. het
niet uitsluiten daarvan vloeken met
(het bewerken en bewarên van) de
schepping, zijn contra het leven en
de leefbare wereld en dus tegen de
wil van God. Hiermee mag niet wor
den volstaan, vooral ook omdat met
name Jezus, die de wetten van de
schepping doorzag, tevens in posi
tieve zin aangaf hoe een vreedzame
wereld tot stand te brengen.
Ten tweede.' De evangelische weg
om te komen tot een vreedzame
wereld, mag in verband met de kri
tieke situatie in de wereld, niet blij
ven steken in vrijblijvende praat
stukken van kerkelijke en weten
schappelijke conferenties, maar
dient in de praktijk handen en voe
ten te krijgen. Partijvorming is
daarvoor één van de geëigende mid
delen. Een beweging en ook een
partij is volgens de conceptie van
het evangelie van het koninkrijk
geen onjuist middel om de doelen
van dat koninkrijk dichterbij te
brengen. Iedere scheppingsactivi
teit vraagt een middel, maar dan
wel een middel dat in overeenstem
ming is met het nagestreefde doel.
Ter derde. In de politiek wordt men
voortdurend geconfronteerd met
nieuwe feiten. De schepping is dy
namisch. Politieke feiten moeten
dan ook continu getoetst worden
aan de basis van de partij en dus
ook aan het idee van en de strategie
voor het rijk van vrede en gerechtig
heid. Een homogene partij hom
geen in uitgangspunt, in einddoel
en ook in strategie om dat einddoel
te bereiken is daarom van belang.
Ten vierde. In een heterogene partij
zoals PvdA. en PPR zal men wel het
een en ander kunnen bereiken,
maar zal nimmer het idee van het
Koninkrijk Gods, het Vredesrijk of
de vreedzame wereld en vooral ook
de evangelische weg om dat te be
reiken, tot ontwikkeling kunnen ko
men. En het is juist van belang dat
dit snel tot ontwikkeling komt, ge
zien de kritieke situatie waarin de
mensheid zich bevindt. We hebben
niet zo veel tijd meer. En als men in
Nederland daarmee begint, kan dit
een uitstralend effect hebben op
andere landen van de wereld, vooral
ook, nu de leefbare wereld centraal
staat op de komende assemblee van
de Wereldraad van Kerken in 1983
in Canada. Een evangelische partij,
die zich richt op een vreedzame
wereld zal, in de huidige situatie,
altijd samen met anderen deel uit
maken van de derde weg om zo te
werken aan een uitweg in het con
flict tussen kapitalisme en commu
nisme, de mondiale burgeroorlog
vanaf 1917, Zij zal dan ook altijd
naast de „hervormende" partijen
met (een) andere inspiratiebron-
(nen) gaan staan, zoals b.v. die van
de sociaal-democraten. Juist ook
als je vanuit een duidelijk uitgang
spunt en een heel eigen identiteit
niet in maar néést een partij als de
PvdA gaat staan, kim je ook op zulk
een partij een inspirerende en mat
heid doorbrekende uitwerking
hebben.
Geweld
Ten zesde. Naast de idee van en de
strategie voor een vreedzame we
reld is er de oude visie van het
evangelie als een kracht tot behoud
van de status quo. Deze concepties
staan diametraal tegenover elkaar.
Dat heeft niet te maken met een
verschil tussen een katholieke of
een reformatorische visie. Het ligt
veel dieper. Het gaat om het ver
staan van het evangelie.
Ook de vraag, hoe je vanuit het
evangelie tegenover macht en de
overheid staat, hangt hiermee sa
men. Gaat het b.v. om macht van de
geweldstaat of om de macht van de
geweldlozen? Gaat het om heersen
de of dienende macht? Discussie
over deze zaak is m.a.w in hoge
mate geboden. En dan niet binnens
kamers in een partij, zoals het CDA,
waarin beide tegenover elkaar
staande visies vertegenwoordigd
zijn hetgeen overigens verlam
mend werkt in een partij maar
voor het front van de kiezers.
Om te discussiëren moet je, aldus
een Franse uitdrukking, een ge
meenschappelijk uitgangspunt
hebben. Maar die discussie komt er
niet als je dat uitgangspunt laat
varen.
Als je toetreedt tot een heterogene
partij geef je bij voorbeeld het CDA
impliciet het monopolie van „chris
telijke" politiek en kun je het niet
meer aanspreken op het evangelie
En dat terwijl die discussie over de
politieke betekenis van het evange
lie van zulk een doorslaggevend be
lang is. Juist ook in de verkiezings
tijd, als de mensen voor een keus
worden gesteld.
Groepsgevoel
Ten zevende. Zolang er geen evan
gelisch politiek alternatief voor het
CDA is, zal in de hitte van de verkie
zingsstrijd gemakkelijk op het
groepsgevoel van de christenen
kunnen worden ingespeeld. Een on
eigenlijk element gaat dan een rol
spelen. Christenen krijgen dan het
idee dat ze de partij met de C in het
vaandel niet in de steek mogen
laten.
Een evangelische tak mag alleen al
om strategische redenen niet ont
breken in een samenwerkingsver
band van democratisch-progressie-
ve partijen. Een progressieve meer
derheid zal anders nog lang op zich
laten wachten. En die is van wezen
lijke betekenis om „iets gedaan te
krijgen", om de woorden van Spij
kerboer te gebruiken. Het gaat
m.a.w. om precies het tegenstelde
van versplintering. Niet het indivi
dueel toetreden tot de PvdA. maar
het werken aan de partijpolitieke
scheiding der geesten van christen
lijkt zowel principëel als praktisch
het antwoord op 11 oktober en op
de uitdagingen van deze tijd.
Dr 1. P. Feddema is lid van de
kerngroep van de „tachtig", die
besloten hebben op 11 oktober a.s.
niet mee te gaan in het CDA.
door A. A. Spijkerboer
Op de podiumpagina van de vorige
week zegt Jan Renes, de voorzitter
van de Evangelische Progressieve
Volkspartij, dat zijn partij uit wil
komen boven de tegenstelling tus
sen kapitalisme en communisme.
Als ik hem goed begrepen heb, is
het socialisme voor hem geen alter
natief, omdat het geen antwoord
heeft op de door deze tegenstelling
opgeroepen vragen.
Ik zet dan meteen een hele rij vraag
tekens. Wil de EPV bij voorbeeld
helemaal af van de ondernemings
gewijze produktie? De overheid kan
door wettelijke regelingen de onder
nemingen goed in de hand krijgen,
en door heffingen, subsidies, fiscale
regelingen en een slagvaardige
prijspolitiek kan ze het marktme
chanisme regelen. Het is misschien
heel laag bij de gronds van me ge
dacht, maar het is voor de meeste
mensen toch wel erg belangrijk dat
er goederen van goede kwaliteit te
gen betaalbare prijzen op de markt
komen, en daar draagt de onderne
mingsgewijze produktie wel iets toe
bij.
Nog iets anders: voor alle door Re-
nes genoemde vragen, óók voor de
vraag of de economische groei be
vorderd of afgeremd moet worden,
kun je bij de PvdA terecht. Wouter
Gortzak, de directeur van de Wiardi
Beckmanstichting, heeft eens ge
zegd, dat het socialisme kritiek op
het bestaande inhoudt ook als
dat bestaande door het socialisme
zelf tot stand is gebracht en dat is
een van de aantrekkelijke kanten
van het socialisme.
C en E
Bij de E van de EPV rijzen voor mij
dezelfde vragen als bij de C van het
CDA. Het is mij een raadsel hoe
gereformeerden, die nog geen twin
tig jaar geleden hervormde domi
nees van de kansel weerden, omdat
die ter zake van de belijdenis van de
reformatie niet te vertrouwen wa
ren, nu in zee gaan met een CDA
waarin deze belijdenis nu werkelijk
geen enkele rol meer speelt. Hetzelf
de geldt voor de confessionelen en
de gereformeerde bonders in de her
vormde kerk voorzover ze CDA
stemmen: in de kerk komen ze ieder
op hun wijze op voor de belijdenis,
maar bij de C van het CDA lijken ze
die helemaal vergeten te zijn.
Bij de E van de EPV denkt Renes
niet alleen aan het evangelie maar
ook aan andere openbaringsgods
diensten. Hoe is het mogelijk! Als
het woord evangelisch niets meer te
maken heeft met het feit dat God in
Jezus Christus eens en voorgoed in
de geschiedenis van Israël en de
heidenen heeft ingegrepen, verliest
het iedere betekenis. De E van de
EPV is net zo leeg als de C van het
CDA en de PvdA heeft over E's en
C's tenminste geen pretenties.
Veertien dagen geleden stelde ik op
deze pagina de vraag: waarom niet
Den Uyl? Ik ga nu een stap verder:
waarom nu de ARP verdwijnt
geen protestantse werkgemeen
schap voor de PvdA? Als we de lijn
van de Heidelbergse Catechismus
(die veel mooier is dan de Neder
landse Geloofsbelijdenis) en van de
Barmer Thesen uit 1934 aanhouden,
hebben we genoeg houvast aan el
kaar. Als je in de vijfde Barmer
these leest dat God de staat heeft
ingesteld om, onder uitoefening en
gebruik van macht, in deze onver
loste wereld naar menselijk inzicht
en naar menselijk vermogen voor
recht en vrede te zorgen, dat de
kerk vertrouwt op het Woord, waar
door God alle dingen draagt, en dat
de kerk niet moet doen alsof ze de
staat is, evenmin als de staat moet
doen alsof hij de kerk is, weet je al
heel wat. In deze werkgemeenschap
zouden we kunnen nadenken over
evangelie en politiek en daar zullen
we wel nooit over uitgedacht raken.
We zouden er verder onze kennis
van de sociaal-democratie kunnen
verdiepen, want veel socialisten zijn
ons een paar mijl vooruit.
Renes zegt dat elke gebundelde ma
nifestatie van een streven naar
evangelische politiek binnen de
PvdA door deze partij afgewezen is
en wordt. Het kan natuurlijk niet
onze bedoeling zijn een evangeli
sche actiegroep binnen de PvdA te
vormen, en zeker niet een evangeli
sche knokploeg, zoals de Nieuwe
Linkse maffia in de PvdA een jaar
of tien geleden honderden verdien
stelijke socialisten tegen de grond
geslagen heeft, en dat met voor de
meeste Nieuw Linksers geen ander
doel dan om zelf aan de macht te
komen. Nee, een protestantse werk
gemeenschap voor de PvdA zou een
kweekplaats kunnen zijn voor men
sen die zich via deze partij onbaat
zuchtig en met kennis van zaken
aan ons land willen wijden. Ik heb
inmiddels mijn licht eens opgesto
ken bij een kopstuk van de PvdA en
te horen gekregen dat niets in de
statuten van deze partij zo een op
zet verbiedt
Dus waarom niet? Het vaderland is
me altijd nog te lief om het aan de
WD, het CDA, fantasten en extre
misten van diverse pluimage over te
laten.
A. Jelsma: De kwaliteit van fietspa
den doet vermoeden dat de verant
woordelijke functionarissen niet
fietsen (V.U.-Amsterdam)
E. P. J. Myjer: Een dienstplichtig
leger bevordert de betrokkenheid
van het gehele volk bij de nationale
verdediging en verdient ook uit
dien hoofde de voorkeur boven een
beroepsleger (R.U.-Groningen)
J. de Vente: Zonder dat zij conces
sies behoeven te doen aan wezenlij
ke spelelementen als concurrentie,
strijd, dynamiek, climax, kans.
overwicht en ondergang kunnen fa
brikanten van oorlogsspelletjes de
ze zonder meer vervangen door oe-
kosysteemspelletjes (V.U-Amster
dam)