Schuldgevoel en de tandarts Jordar lië en d e Palestijner PvdA biedt geen mogelijkheid voor evangelische politiek Een protestantse werkgemeenschap voor de PvdA? F Zogezegd jjPMT12 SEPTEMBER 1980 TROUW/KWARTET 13 oor Hans van Maanen loewel tandcariës de meest voor- omende ziekte ter wereld is, lijkt et publiek het niet als een ernstig robleem te beschouwen. De mees- i mensen menen dat het onmoge- jk voorkomen kan worden en dat et geen wezenlijke bedreiging voor t gezondheid vormt: ze zijn niet geneigd om de tandarts te be- neken of goed voor hun gebit te orgen. Er is nog een ander mecha nisme dat remmend werkt op de ebitsverzorging- lebitsverzorging wordt gewoonlijk leschouwd als verstandig, ratio neel gedrag: mensen gaan naar de handarts en poetsen hun tanden Lomdat zewetenwat goed voor henis. In feite zijn de meeste mensen ech- jérniet in staat zelf de waarheid en ■waarheid van de uitspraken van B tandarts en de doelmatigheid ran zijn behandeling te toetsen. )aarom zullen ze op zijn autoriteit loeten afgaan, en over het alge- leen worden zijn aanbevelingen ik hoogst serieus genomen: ieder- n weet dat het belangrijk is je nden goed te poetsen en eens in t half jaar in de martelstoel aats te nemen. De tandarts geeft eb oden, en het publiek probeert ie geboden op te volgen in we en is dat meer religieus dan ratio- pel gedrag. renzeer beseft echter vrijwel idereen, dat hij of zij regelmatig de and met die geboden licht: er zijn laar weinig mensen die daadwer- elijk, zonder intensieve begelei- ing, volhouden te doen wat de andarts hun opdraagt. Daardoor omen de meeste mensen voor het lemma te staan dat ze enerzijds el de autoriteit van de tandarts aanvaarden maar tegelijkertijd niet doen wat hij zegt. Ze hebben het idee tekort te schie ten, en zullen hier meestal met een schuldgevoel op reageren; een schuldgevoel dat ongetwijfeld me de is ingegeven door de angst voor de gevolgen en die kunnen varië ren van nog meer tandbederf tot een kunstgebit, van een standje tot uitsluiting van behandeling. Verband Nu heersen over tandverzorging en tandartsbezoek, ook bij tandartsen, meningen die niet gesteund worden door de meest recente onderzoeks gegevens. Het verband tussen tan denpoetsen en gaatjes is nimmer aangetoond (al staat wel vast dat er een verband is tussen poetsen en aandoeningen van het steunweefsel van de tanden). Omtrent het hoe en het hoe vaak van het tandenpoetsen bestaan ook onzekerheden. Het is in ieder geval gebleken dat efficiëntie belangrij ker is dan frequentie. Er zijn zelfs onderzoekers die menen dat het vol doende is om eens in de twee dagen de tandenborstel te hanteren, mits dat dan doelmatig gebeurt. De meeste mensen blijken hoe dan ook veel te kort te poetsen: drie, vier minuten per keer is wel het mi nimum. Bij een aantal deskundigen heeft de mening postgevat dat het niet no dig, of zelfs nadelig is om eens in het half jaar naar de tandarts te gaan. Volgens hen voldoet, zeker voor ou deren, eens in het hele of anderhal ve jaar. In de academische wereld gaan de discussies over al deze zaken voort de tandartspraktijk hebben zij echter nog niet bereikt, en nog min der het publiek. Laten wij nu teruggaan naar de gevoelens van tekortschieten, zoals die leven bij mensen die menen hun gebit te verwaarlozen Wat betekent dit gevoel voor hun verdere gedrag? Het cruciale argument is, dat hun schuldgevoel hen juist kan weer houden van het opvolgen van de geboden van de autoriteit. En als ze wel aan die eisen voldoen dan is dat meer door een negatief gevoel angst voor de gevolgen ingegeven dan door een positief gevoel. Men doet nu eenmaal niet graag iets voor iemand die je steeds een ge voel van tekortschieten geeft, en men zou die persoon zelfs kunnen saboteren. Het is dit mechanisme (al staat het niet los van andere) dat mensen ervan weerhoudt om, ondanks hun kennis, goed voor hun gebit te zor gen sterker nog: het is juist de kennisverschaffing die remmend kan werken. Immers, het schuldge voel wordt door reclameplaten en mondelinge waarschuwingen ver sterkt: je wordt eraan herinnerd dat je je gebit niet optimaal verzorgt, dat je tekort schiet, met het resul taat dat die informatie niet motive rend werkt maar dat je je nog meer schaamt om naar de tandarts te gaan. Omgekeerd Maar, en nu komen we aan het tweede deel van het argument, als de tandarts zijn eisen verlaagt en zich toleranter opstelt jegens zijn patiënten krijgen we een omge keerd effect. Het schuldgevoel neemt dan af, zodat men wat vrijer ademt en zich minder „gedwongen" voelt om naar de tandarts te gaan en misschien beter voor het gebit gaat zorgen. Deze theorie kan binnen de tand heelkunde worden geïllustreerd met het idee dat het eten van een appel een reinigende functie zou hebben. Dit (inmiddels achterhaal de) advies werd grif opgevolgd, en wel omdat het een verlichting van taken betekende. Tandenpoetsen en naar de tandarts gaan zijn ten slotte tijdrovende en weinig plezie rige bezigheden. Velen laten bij te hoge eisen de moed zakken, terwijl ze wel willen proberen aan minder hoge, haalbare eisen te voldoen. Voorspelling Op grond van deze gedachtengang komen we dan tot de voorspelling dat het tandartsbezoek en de ge- bitsveizorging zal toenemen als de informatie zich meer richt op het verlichten van het schuldgevoel. Wie zich schaamt omdat hij een paar jaar niet naar de tandarts is geweest, zal misschien weer gaan als hij hoort dat hij niet de enige is en dat dat niet hopeloos is; iemand die hoort dat het inderdaad heel moeilijk is om twee keer per dag te poetsen is wellicht bereid om dat één keer per dag of één keer per twee dagen grondig te doen. Het verlichten van schuldgevoelens door het verlagen van eisen kan bovendien geschieden zonder te botsen met de normen van optimale gebitsverzorging Hans van Maanen is medisch socio loog. Deze beschouwing is een be werking van een hoofdstuk uit zijn doctoraal scriptie. oor H. J. Neuman ecies tien jaar geleden hebben ch in Jordanië gebeurtenissen af- speeld die voor de geschiedenis n de Palestijnse beweging (en in- rect voor die van de Libanese re- ibliek) van grote betekenis zijn weest. In de periode vlak na 1948, en de Palestijnen zich niet of nau- üijks lieten voorstaan op hun ei- n identiteit, schenen zich voor het isjimitische koninkrijk Transjor- nië grote mogelijkheden af te te nen. Toen koning Abdallah in 50 de westelijke Jordaanoever tor altijd" aan zijn rijk toevoegde >de naam van zijn land verander- in Jordanië, kon hij zich zelfs toepen op een uitnodiging van de Jestijnse Arabische gemeen- Oap, zoals die een jaar tevoren dens een congres in Jericho tot drukking was gebracht. laar deze betrekkelijke harmonie toft niet lang bestaan. In juli 1951 erd Abdallah op het tempelplein I Jeruzalem, bij het betreden van f al-Aqsa moskee, door een Pales- fo doodgeschoten. De moordenaar Bto, toen hij achtervolgd werd, K nog een schot op de kleinzoon de verslagen vorst, de latere toing Hoessein, maar de kogel ■tste af op een van de medailles de jonge prins op zijn uniform J>eg. Hoessein schreef later dat ragedie, de wreedste van alle leer testers" hem hielp veranderen m een Jongen van zestien in een ®n. In hetzelfde boek („Uneasy I the head") geeft de koning ook jennen dat hij dr. Moesa Abdal- n Hoesseini, een familielid van de peiti, als de voornaamste aan tonter beschouwt. Li? es, Jeruzalem en andere p»en kwam het steeds vaker tot totons tra ties van Palestijnen. wPte en/of Irak en/of Syrië had den veelvuldig de hand in samen zweringen die ten uitvoer werden gelegd door Palestijnen en die ten doel hadden de Hasjimitische dy nastie, in de persoon van koning Hoessein, niet alleen te verwijderen van de westelijke Jordaanoever maar ook van de troon in Amman. De koning beschouwde pogingen van Egypte en Syrië om via de Ara bische Liga en de PLO de Palestijn- se identiteit aan te wakkeren als een bedreiging; hij verzette zich er tegen en bood de hele Palestijnse diaspora het Jordaanse staatsbur gerschap aan. Deze „palestinisering" van Jorda nië, waar het bezit van de westelijke Jordaanoever de voornaamste inzet van was, vergde veel van Hoesseins politieke evenwichtskunst. Hij moest telkens zien te vermijden dat de hem zeer toegedane bedoeïenen op de oostelijke Jordaanoever al te zeer in de verdrukking kwamen of in hun waardigheid tekort werden gedaan. De Arabisch-Israëlische oorlog van 1967 waar Hoessein zich door Nas ser in heeft laten betrekken bleek uiteindelijk een zware slag in te houden voor de politiek van de ko ning. De westelijke Jordaanoever kwam in Israëlische handen, 's ko- .nings kleine maar gedisciplineerde en moedige leger onderging een ern stige nederlaag en er had een radi calisering plaats van de Palestijnse beweging die met zijn opvattingen eigenlijk in het geheel niet strookte. Aanvankelijk ondersteunde Hoes sein pogingen van de Palestijnse guerrilla's om in Israël een sabota- ge-campagne op touw te zetten. Het Jordaanse leger verleende hun voedsel en onderdak, hielp hen de Jordaan over te steken en verschaf te hun zo nodig artilleriedekking. Maar toen Israël langzamerhand kans zag de bestandslijnen steeds beter af te sluiten voor infiltranten en toen desondanks de toeloop naar Jordanië van P.L.O.-recruten uit de Syrische opleidingskampen aan hield, ontstonden er grote moeilijk heden. De jonge Palestijnen konden hun operatie terrein vrijwel niet meer be reiken, ze verveelden zich en kwa men er in sommige gevallen toe hun wapens te misbruiken in Jordanië zelf, wegversperringen op te richten en illegale belastingen te heffen. Het precaire staatsbestel van Jor danië liep daardoor gevaar. Nog er ger werd de situatie als Palestijnse commando-groepen wél wisten door te dringen tot Israëlisch grond gebied en de strijdkrachten van de joodse staat overgingen tot omvangrijke represailles tegen doe len in Jordanië. Natuurlijk had Hoessein het pro bleem kunnen oplossen door zijn bedoeïnen-leger te laten optrekken tegen de Palestijnen. Maar dat zou op dat moment zijn isolement in de Arabische wereld hebben vergroot en het voortbestaan van zijn dynas tie in gevaar hebben gebracht. Ge wapende conflicten deden zich wel iswaar voor in november 1969 en in februari en juni 1970 maar van een echte „showdown" was voorlopig geen sprake. De zaken kwamen er evenwel anders voor te staan, nadat president Nasser van Egypte in de tweede helft van juli 1970 akkoord ging met een Amerikaans plan (het plan-Rogers) om de zgn. uitput tingsoorlog aan het Suezkanaal te beëindigen en het vuren te staken. De grote massa van de Palestijnen voelde zich bekocht. Speciaal het militante „Volksfront voor de Bevrijding van Palestina" (van dr. George Habasj) wilde een daad stellen. In september kaapten guerrilla's van deze organisatie ver scheidene passagiersvliegtuigen die ze samenbrachten op een verlaten Britse airstrip in Jordanië, Daw son's Field. Zij hielden de passa giers in gijzeling en eisten de vrijla ting door Israël van een groot aan tal Palestijnse gevangenen. Nu besloot koning Hoessein wel de gelijk de knoop door te hakken. Hij gaf zijn leger opdracht de Palestijn se guerrilla's aan te vallen en te verdrijven. De maand waarin dit gebeurde staat sindsdien bekend als „Ajloel al-aswad", zwarte Sep tember. Het verzet werd groten deels opgeruimd (in juli 1971 deed de koning zijn aanval nog eens dun netjes over); de Palestijnen spreken van 20.000 slachtoffers; in de zeer voorzichtige schattingen van het Internationale Rode Kruis wordt een aantal van 3.500 doden ge noemd. Syrië en Irak leken wel aan stalten te maken de benarde Pales tijnen te hulp te komen, maar uit eindelijk lieten beide landen het (om uiteenlopende redenen) toch af weten. Zwarte September heeft ertoe ge leid dat Libanon het laatste en vrij wel enige land langs de Israëlische grenzen werd, vanwaar de Pales tijnse guerrilla's hun aanvallen kon den ondernemen. Een in wezen zwakke republiek kwam zodoende onder steeds zwaardere spanningen te staan. Israël vond in maart 1978 aanleiding het hele zuiden van Li banon te bezetten teneinde aldus de Palestijnse guerrilla's uit dat ge bied te verjagen. En dat heeft dan weer geleid tot de oprichting van de tijdelijke vredesmacht van de Vere nigde Naties, UNIFIL, waarvan een Nederlands pantserinfanteriebatal- jon deel uitmaakt, nu alweer zo'n anderhalf jaar door Hans Feddema De vraag „Waarom niet Den Uyl" van ds A. A. Spijker boer (Trouw van 29/8/1980) aan de „groep van tachtig" (welke overigens naast de EPV géén nieuwe partij wil, maar een samenbundeling van evangelisch-progressie- ve krachten) beantwoorden wij negatief, onder meer op grond van de volgende over wegingen. Ten eerste. Het is over het algemeen wel gemeengoed onder christenen, dat vij moeten bouwen aan een leefbare wereld en de schepping moeten bewerken en bewaren. Maar dat in het evangelie door de profe ten en vooral Jezus Messias ook is aangegeven hoe te werken aan een vreedzame wereld, begint pas re cent door te dringen. Denken we maar aan de zendingsconferentie van de wereldraad in Melbourne met als thema „Het koninkrijk Gods". Het is van groot belang dit overal iri de wereld nader uit te werken, om dat vandaag een leefbare wereld uitgesloten is, als er geen vreedza me wereld tot stand wordt ge bracht. Een atoomoorlog en het zich er op voorbereiden, d.wz. het niet uitsluiten daarvan vloeken met (het bewerken en bewarên van) de schepping, zijn contra het leven en de leefbare wereld en dus tegen de wil van God. Hiermee mag niet wor den volstaan, vooral ook omdat met name Jezus, die de wetten van de schepping doorzag, tevens in posi tieve zin aangaf hoe een vreedzame wereld tot stand te brengen. Ten tweede.' De evangelische weg om te komen tot een vreedzame wereld, mag in verband met de kri tieke situatie in de wereld, niet blij ven steken in vrijblijvende praat stukken van kerkelijke en weten schappelijke conferenties, maar dient in de praktijk handen en voe ten te krijgen. Partijvorming is daarvoor één van de geëigende mid delen. Een beweging en ook een partij is volgens de conceptie van het evangelie van het koninkrijk geen onjuist middel om de doelen van dat koninkrijk dichterbij te brengen. Iedere scheppingsactivi teit vraagt een middel, maar dan wel een middel dat in overeenstem ming is met het nagestreefde doel. Ter derde. In de politiek wordt men voortdurend geconfronteerd met nieuwe feiten. De schepping is dy namisch. Politieke feiten moeten dan ook continu getoetst worden aan de basis van de partij en dus ook aan het idee van en de strategie voor het rijk van vrede en gerechtig heid. Een homogene partij hom geen in uitgangspunt, in einddoel en ook in strategie om dat einddoel te bereiken is daarom van belang. Ten vierde. In een heterogene partij zoals PvdA. en PPR zal men wel het een en ander kunnen bereiken, maar zal nimmer het idee van het Koninkrijk Gods, het Vredesrijk of de vreedzame wereld en vooral ook de evangelische weg om dat te be reiken, tot ontwikkeling kunnen ko men. En het is juist van belang dat dit snel tot ontwikkeling komt, ge zien de kritieke situatie waarin de mensheid zich bevindt. We hebben niet zo veel tijd meer. En als men in Nederland daarmee begint, kan dit een uitstralend effect hebben op andere landen van de wereld, vooral ook, nu de leefbare wereld centraal staat op de komende assemblee van de Wereldraad van Kerken in 1983 in Canada. Een evangelische partij, die zich richt op een vreedzame wereld zal, in de huidige situatie, altijd samen met anderen deel uit maken van de derde weg om zo te werken aan een uitweg in het con flict tussen kapitalisme en commu nisme, de mondiale burgeroorlog vanaf 1917, Zij zal dan ook altijd naast de „hervormende" partijen met (een) andere inspiratiebron- (nen) gaan staan, zoals b.v. die van de sociaal-democraten. Juist ook als je vanuit een duidelijk uitgang spunt en een heel eigen identiteit niet in maar néést een partij als de PvdA gaat staan, kim je ook op zulk een partij een inspirerende en mat heid doorbrekende uitwerking hebben. Geweld Ten zesde. Naast de idee van en de strategie voor een vreedzame we reld is er de oude visie van het evangelie als een kracht tot behoud van de status quo. Deze concepties staan diametraal tegenover elkaar. Dat heeft niet te maken met een verschil tussen een katholieke of een reformatorische visie. Het ligt veel dieper. Het gaat om het ver staan van het evangelie. Ook de vraag, hoe je vanuit het evangelie tegenover macht en de overheid staat, hangt hiermee sa men. Gaat het b.v. om macht van de geweldstaat of om de macht van de geweldlozen? Gaat het om heersen de of dienende macht? Discussie over deze zaak is m.a.w in hoge mate geboden. En dan niet binnens kamers in een partij, zoals het CDA, waarin beide tegenover elkaar staande visies vertegenwoordigd zijn hetgeen overigens verlam mend werkt in een partij maar voor het front van de kiezers. Om te discussiëren moet je, aldus een Franse uitdrukking, een ge meenschappelijk uitgangspunt hebben. Maar die discussie komt er niet als je dat uitgangspunt laat varen. Als je toetreedt tot een heterogene partij geef je bij voorbeeld het CDA impliciet het monopolie van „chris telijke" politiek en kun je het niet meer aanspreken op het evangelie En dat terwijl die discussie over de politieke betekenis van het evange lie van zulk een doorslaggevend be lang is. Juist ook in de verkiezings tijd, als de mensen voor een keus worden gesteld. Groepsgevoel Ten zevende. Zolang er geen evan gelisch politiek alternatief voor het CDA is, zal in de hitte van de verkie zingsstrijd gemakkelijk op het groepsgevoel van de christenen kunnen worden ingespeeld. Een on eigenlijk element gaat dan een rol spelen. Christenen krijgen dan het idee dat ze de partij met de C in het vaandel niet in de steek mogen laten. Een evangelische tak mag alleen al om strategische redenen niet ont breken in een samenwerkingsver band van democratisch-progressie- ve partijen. Een progressieve meer derheid zal anders nog lang op zich laten wachten. En die is van wezen lijke betekenis om „iets gedaan te krijgen", om de woorden van Spij kerboer te gebruiken. Het gaat m.a.w. om precies het tegenstelde van versplintering. Niet het indivi dueel toetreden tot de PvdA. maar het werken aan de partijpolitieke scheiding der geesten van christen lijkt zowel principëel als praktisch het antwoord op 11 oktober en op de uitdagingen van deze tijd. Dr 1. P. Feddema is lid van de kerngroep van de „tachtig", die besloten hebben op 11 oktober a.s. niet mee te gaan in het CDA. door A. A. Spijkerboer Op de podiumpagina van de vorige week zegt Jan Renes, de voorzitter van de Evangelische Progressieve Volkspartij, dat zijn partij uit wil komen boven de tegenstelling tus sen kapitalisme en communisme. Als ik hem goed begrepen heb, is het socialisme voor hem geen alter natief, omdat het geen antwoord heeft op de door deze tegenstelling opgeroepen vragen. Ik zet dan meteen een hele rij vraag tekens. Wil de EPV bij voorbeeld helemaal af van de ondernemings gewijze produktie? De overheid kan door wettelijke regelingen de onder nemingen goed in de hand krijgen, en door heffingen, subsidies, fiscale regelingen en een slagvaardige prijspolitiek kan ze het marktme chanisme regelen. Het is misschien heel laag bij de gronds van me ge dacht, maar het is voor de meeste mensen toch wel erg belangrijk dat er goederen van goede kwaliteit te gen betaalbare prijzen op de markt komen, en daar draagt de onderne mingsgewijze produktie wel iets toe bij. Nog iets anders: voor alle door Re- nes genoemde vragen, óók voor de vraag of de economische groei be vorderd of afgeremd moet worden, kun je bij de PvdA terecht. Wouter Gortzak, de directeur van de Wiardi Beckmanstichting, heeft eens ge zegd, dat het socialisme kritiek op het bestaande inhoudt ook als dat bestaande door het socialisme zelf tot stand is gebracht en dat is een van de aantrekkelijke kanten van het socialisme. C en E Bij de E van de EPV rijzen voor mij dezelfde vragen als bij de C van het CDA. Het is mij een raadsel hoe gereformeerden, die nog geen twin tig jaar geleden hervormde domi nees van de kansel weerden, omdat die ter zake van de belijdenis van de reformatie niet te vertrouwen wa ren, nu in zee gaan met een CDA waarin deze belijdenis nu werkelijk geen enkele rol meer speelt. Hetzelf de geldt voor de confessionelen en de gereformeerde bonders in de her vormde kerk voorzover ze CDA stemmen: in de kerk komen ze ieder op hun wijze op voor de belijdenis, maar bij de C van het CDA lijken ze die helemaal vergeten te zijn. Bij de E van de EPV denkt Renes niet alleen aan het evangelie maar ook aan andere openbaringsgods diensten. Hoe is het mogelijk! Als het woord evangelisch niets meer te maken heeft met het feit dat God in Jezus Christus eens en voorgoed in de geschiedenis van Israël en de heidenen heeft ingegrepen, verliest het iedere betekenis. De E van de EPV is net zo leeg als de C van het CDA en de PvdA heeft over E's en C's tenminste geen pretenties. Veertien dagen geleden stelde ik op deze pagina de vraag: waarom niet Den Uyl? Ik ga nu een stap verder: waarom nu de ARP verdwijnt geen protestantse werkgemeen schap voor de PvdA? Als we de lijn van de Heidelbergse Catechismus (die veel mooier is dan de Neder landse Geloofsbelijdenis) en van de Barmer Thesen uit 1934 aanhouden, hebben we genoeg houvast aan el kaar. Als je in de vijfde Barmer these leest dat God de staat heeft ingesteld om, onder uitoefening en gebruik van macht, in deze onver loste wereld naar menselijk inzicht en naar menselijk vermogen voor recht en vrede te zorgen, dat de kerk vertrouwt op het Woord, waar door God alle dingen draagt, en dat de kerk niet moet doen alsof ze de staat is, evenmin als de staat moet doen alsof hij de kerk is, weet je al heel wat. In deze werkgemeenschap zouden we kunnen nadenken over evangelie en politiek en daar zullen we wel nooit over uitgedacht raken. We zouden er verder onze kennis van de sociaal-democratie kunnen verdiepen, want veel socialisten zijn ons een paar mijl vooruit. Renes zegt dat elke gebundelde ma nifestatie van een streven naar evangelische politiek binnen de PvdA door deze partij afgewezen is en wordt. Het kan natuurlijk niet onze bedoeling zijn een evangeli sche actiegroep binnen de PvdA te vormen, en zeker niet een evangeli sche knokploeg, zoals de Nieuwe Linkse maffia in de PvdA een jaar of tien geleden honderden verdien stelijke socialisten tegen de grond geslagen heeft, en dat met voor de meeste Nieuw Linksers geen ander doel dan om zelf aan de macht te komen. Nee, een protestantse werk gemeenschap voor de PvdA zou een kweekplaats kunnen zijn voor men sen die zich via deze partij onbaat zuchtig en met kennis van zaken aan ons land willen wijden. Ik heb inmiddels mijn licht eens opgesto ken bij een kopstuk van de PvdA en te horen gekregen dat niets in de statuten van deze partij zo een op zet verbiedt Dus waarom niet? Het vaderland is me altijd nog te lief om het aan de WD, het CDA, fantasten en extre misten van diverse pluimage over te laten. A. Jelsma: De kwaliteit van fietspa den doet vermoeden dat de verant woordelijke functionarissen niet fietsen (V.U.-Amsterdam) E. P. J. Myjer: Een dienstplichtig leger bevordert de betrokkenheid van het gehele volk bij de nationale verdediging en verdient ook uit dien hoofde de voorkeur boven een beroepsleger (R.U.-Groningen) J. de Vente: Zonder dat zij conces sies behoeven te doen aan wezenlij ke spelelementen als concurrentie, strijd, dynamiek, climax, kans. overwicht en ondergang kunnen fa brikanten van oorlogsspelletjes de ze zonder meer vervangen door oe- kosysteemspelletjes (V.U-Amster dam)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13