Isherwood over z'n goeroe: eerlijk en kritisch betoog Literaire erfenis van vergeten schoolmeester grote stripgolf Bijtende spot, verpakt in prachtige tekenstijl Het huwelijk als algebra Moeite waard Te wijdlopig Hoofd uit kelder Boeken over onderwijs JTDINSDAG 2 SEPTEMBER 1980 BOEKEN TROUW/KWARTET H 13 door Wim Hora Adema In ..My gum and his disciple" beschrijft Christopher Isherwood zijn relatie met Swami Prabhavananda. die in Hollywood aan het hoofd stond van een Centrum, waar de philosofie en het geloof van de Hindoe leer worden onderwezen. Isherwood kwam in de jaren veertig door vrienden, Gertdd Heard en Aldous Huxley, met de Zwami in contact, hij speelde met de gedachte tot het geloof toe te treden en woonde een tijd lang in het centrum. Al kwam hij tenslotte tot de conclusie, dat het leven van een monnik niet voor hem was weggelegd, de Swami bleef totzijn dood in 1976 Isherwood's geestelijke mentor. Om voor een goed begrip even de zaken op een rijtje te zetten: Christopher Isherwood werd in 1904 geboren als zoon van een conventionele Engelse „upper middle class" familie, werd dienovereenkomstig naar een bekende public school gestuurd en studeerde in Cambridge. Hij rebelleerde tegen die achtergronden cfoor zich openlijk als homo-seksueel en politiek-links op te stellen. Op zijn 24ste publiceerde hij zijn eerste roman, „All the conspirators" (waarin een broer en zus in opstand komen tegen hun overheersende moeder), en hij werd vooral bekend door zijn „Mr. Norris changes trains" (1935) en „Goodbye to Berlin" (1939) over zijn ervaringen in het voor-oorlogse Duitsland. In januari 1939 vertrok hij naar de Verenigde 8taten, waar hij in Hollywood werk vond. Swami Prabhavananda was een volgeling van Ramakrishna (1836- 1886), die wordt beschouwd als een heilige, die op één lijn kan worden gesteld met Mozes en Mohammed. Eén van diens voornaamste discipelen was Swami Brahmananda en diens belangrijkste volgeling. Swami Prabhavananda, werd naar Zuid- Califomlë gezonden om daar de leer te verbreiden. Je zou dus in vergelijking met het Christendom kunnen zeggen, dat Isherwood een man ontmoette, die persoonlijk Petrus of Johannes had gediend. Toen Isherwood in Amerika aankwam had hij veel van zijn politieke overtuiging verloren. Hij was pacifist geworden, omdat Heinz, de Duitser met wie hij jaren lang had samen geleefd, in militaire dienst moest en het voor hem onmogelijk was om, hoe indirect dan ook, diens dood te helpen veroorzaken. Hij schrijft daarover .Natuurlijk zijn er een dozijn manieren waarop Je tot de pacifistische overtuiging kunt komen. En ik twijfel er niet aan, dat er mensen zijn, die daar eerlijk op algemene principes toe komen. Ze weten eenvoudig, dat het verkeerd voor hen is om te doden. Maar ik ben nooit in staat geweest om een idee te bevatten anders dan door een persoon." Vla het pacifisme kwam hij weer in contact met Gerald Heard, wiens theorie was, dat je om een pacifist te zijn eerst vrede in Jezelf moest vinden. Dat was het beginpunt van de weg, die naar de 8waml leidde. Isherwood schrijft daarover in zijn boek, dat voor een deel is opgebouwd uit dagboekfragmenten en voor een deel met herinneringen, die de notities uit het dagboek aanvullen: „Ik heb al laten zien, hoe Gerald me niet alleen bij de Swami introduceerde, maar eerst mijn geest voorbereidde op de leer van de Swami. Zonder zijn hulp zou ik zeker nooit mijn weg naar 1946 Ivar Avenue hebben gevonden. Daarvoor zal ik hem dankbaar zijn zo lang als ik leef." Het meest boeiende van de beschrijving van de jaren, die Isherwood om en in het Centrum en vooral in gezelschap van de Swami doorbracht, is zijn poging om zijn leven, óók zijn liefdesleven, in overeenstemming te brengen met het nieuwe geloof. De Swami, een heel wijze en geduldige man, met veel gevoel voor betrekkelijkheid en voor humor, maakte het hem niet moeilijk. Als Isherwood hem over seks vraagt, zegt hij dat alle seks, ongeacht de verhouding, een vorm van gehechtheid is en uiteindelijk moet worden opgegeven. Maar dat zal vanzelf gebeuren naarmate men meer vorderingen in het leven maakt „Hoe verder Je naar het noorden reist, hoe verder je van het zuiden bent." Mensen op zoek naar een geloof hebben het nooit gemakkelijk, laat staan als ze. opgegroeid in de westerse christelijke cultuur (hoe zeer ze zich dan ook van het christendom hebben afgekeerd) proberen zich in de Hindoe leer in te passen. Heen en weer geslingerd tussen overtuiging en twijfel kwam daar bij Isherwood nog het gevoel bij, dat veel van zijn intellectuele vrienden hem een beetje uitlachten of kritiek op hem hadden, zoals W.H. Auden, één van zijn beste vrienden: „Altlle heidense poespas het spijt me, beste, maar dat gaat niet." Hij beschrijft zo'n ervaring, als hij al zes maanden in het Centrum woont en zich op veel punten heeft leren aanpassen. „Vandaag begon Swami Vishawananda ons een lofzang te leren: Ram, Ram, Ram, Jaya, Ram. Het klinkt zo idioot net als de gefingeerde Tibetaanse zang in The Ascent of F6. En het is een voortreffelijk voorbeeld van het soort dingen, dat ik moet leren accepteren. Als ik een te zwakke maag heb om een beetje Sanskriet te slikken, hoe kan ik dan ooit mijn vrienden bewijzen, dat er op deze plaats meer is dan eigenaardigheid. Ik denk hoe ze om Vishwananda zouden lachen en er zijn ogenblikken, dat ik hen allemaal razend haat iedereen bulten het Centrum daar zitten ze, snieren en toch doen ze niets om uit te vinden waar het allemaal om gaat. Maar in wezen haat ik mijzelf dat ik niet sterk genoeg ben om hen te overtuigen. Om te leven in deze synthese van Oost en West is het 9HHR meest waardevolle pionierswerk dat ik me kan voorstellen het doet er niet toe wie het daar mee eens is of niet Gisteravond zei Swami tegen me:Jk kan je één ding beloven. Je zult er nooit spijt van hebben, dat Je hier bent gekomen. Nooit." Desondanks zegt hij óók: „Swami is mijn enige verbinding met geestelijk leven." Door alle (negatieve) publlkaties van de laatste jaren over Oosterse sekten en goeroe's begon ik met een zekere achterdocht te lezen. Maar Isherwood schrijft zo eerlijk en zo kritisch over zijn ervaringen, dat Je weerstand geleidelijk verdwijnt en Je tot dezelfde conclusie komt als Auden: „Jouw Swami is heel duidelijk een heilige, natuurlijk." Christopher Isherwood: „My Guru and his disciple." Ultf. Eyre Methuen. Londen. Omvang 338 pag. Het boek is (nog) niet in Neder landse vertaling beschikbaar. door Koos van Weringh Onlangs stond in deze krant het verslag van een gesprek met mr. Bernard van Tijn over zijn ervaringen in een gevangenkamp op Java in het begin van de jaren veer tig. In dat kamp bevond zich toen ook Rob Nieuwehhuys, groot kenner niet alleen van de „Indische", maar ook van de Nederlandse literatuur. In dat kamp is over litera tuur gesproken, want Van Tijn maakte Nieuwenhuys attent op het werk van Henri Hartog. Jaren later zal Nieu wenhuys in een door hem verzorgde bloemlezing werk van Hartog opnemen. Ik had nooit leta van Hartog gelezen en zou daar waarschijnlijk ook nooit toe gekomen zijn als De En gelbewaarder enige UJd geleden niet een boekje aan hem gewijd had. Het bevat twee schetsen van Hartog, Een zomeravond en In d*r nieuwe wontng en ook een uitvoeri ge biografische schets die ls samen gesteld door Jan. Noordegraaf en Arte IJzerman. Daarin wordt een boelend overzicht gegeven van wat deze schrijver ln zijn korte leven heeft beziggehouden. Met advies Henri Hartog (1869-1904) was onder wijzer in Schiedam en deed in de schaarse vrije UJd waarover hij be schikte verwoede pogingen enige li teraire activiteiten te ontwikkelen. door Ruud Verdonck Het is wat vervelend voor de verzamelaar die net einde lijk Jerry Spring compleet had gekregen maanden lang stripwinkels algelopen maar uitgeverij Dupuis gaat de hele strip opnieuw uitbrengen. Net zoals met de serie Jan Kordaat, waarvan dit voorjaar het eerste deel weer verscheen. Die herdrukken moeten nu maar gezien worden als een eerbetoon aan de tekenaar Joseph Gillain. Op 19 juni van dit jaar is hij overleden, 66 jaar oud. In het kader van de reeks „Jeugd zonden" verschenen eerder al afle veringen uit de serie „Blondie en Blinkie" (verzin hier zelf de bijpas sende huidskleur bij). Ook weer werk van Gillain. Onbegrijpelijke geheimzinnigheid rondom twee jon gens, die op de laatste pagina in drie plaatjes ontrafeld wordt: Zeilen in zwaar weer Voor velen leken lijkt zeilen langs de kust veiliger dan oceanen over steken. Dat laatste heeft minder te maken met stroming, de branding, de lage wal, rotsen en ondiepten. Hoe zo goed mogelijk het wijde wa ter te bevaren en dat bovendien onder ongunsUge weersomstandig heden, wordt verteld in „Dit is zwaar weer zeilen" van Erroll Bruce. Een handzaam, rijk geïllustreerd boek. De auteur put ook uit de schat van ervaring van anderen. Niemand minder dan Adlard Coles, auteur van het standaardmerk „Zwaar weer zeilen" komt tot de uitspraak dat zijn concurrerent Bruce een uit nemende prestatie met het samen stellen van dit handboek heeft ver richt Erroll Bruce: „Dit is zwaar weer teilen". Ui tg. De Boer Maritiem, Haarlem. („Dit is"-serie) Omvang 136 pag. Prijs 29,90. Inspecteur, ik geloof dat ik u heel wat uitleggen kan Heel ie^s anders dan Jerry Spring, de cowboyheid aan de beste kant van de wet, of Jan Kordaat, de kordate die namen van sommige striphelden ook detective. Maar allemaal wel werk van Gillain. HIJ tekende onder het pseudoniem Jijé. Een geval van Hergé: initialen omgedraaid en geschreven zoals op z'n Frans uitgesproken. Jijé is voor een belangrijk deel bepalend ge weest voor de Belgische strlpschool. Hij begon in 1939 bij en met Robbe does (Splrou voor de onderkant van België) waar vooral na de Tweede Wereldoorlog een stripexpolosie volgde. Jijé was bij Robbedoes de supervisor, begeleider en raadgever. Onder hem kwamen tekenaars als Franquin (Guust Flater), Hublnon (Buck Danny) en Morris (Lucky Luke) te werken. In hun strips zijn de twee richtingen van Gillain zichtbaar. Het realistische werk van Jerry Spring en het cartoon-achtige dat in Blondie en Blinkie tot uiting kwam. Tot nog niet zo lang geleden deed vrijwel iedere striptekenaar wel een poging de stijl of een van Jijés stijlen over te nemen. Bij Rob bedoes leidde dat tot een herken baarheid waar bijvoorbeeld Hergés blad Kuifje niet op eigen kracht aan kon komen. Dat was de verdienste van Joseph Gillain, voor een belangrijk deel tenminste. Want is de strip Kuifje altijd van Hergé zelf gebleven, Gil lain zette zijn medewerkers aan door hem zelf ontworpen strips. Een studio-Jijé ontstond zo niet, maar wel een Jijé-rich ting waaraan de Belgische strip veel faam dankt. Die faam is overigens tanende. De laatste Jaren produceerde de groep rond Jijé weinig meer. De kwaliteit van Robbedoes is tot bedenkelijk niveau gedaald. Misschien moet daarom de dood van Joseph Gillain ook maar gezien worden als het einde van de grote Belgische stripgolf. Gezien de kwa liteit en het belang voor de ontwik keling van de strip, is het nu inder daad tijd voor de herdrukken. Jijé: Kamiliola. Avonturen van Blondie en Blinkie, opnieuw uitge geven in de serie Jeugdzonden. Uit geverij: Dupuis. Prijs: 5,75. Hij weigerde zich neer te leggen bij het harde en moeilijke bestaan, dat hij mtt nog de extra handicap van een zeer zwakke gezondheid moest leiden. In het lesgeven aan kinderen uit de eerste klas van de lagere school in niet erg vrolijke schoollokalen vond hij weinig bevrediging. Hij gaat schrijven en probeert datgene wat hij om zich heen ziet op papier te krijgen. Vol onzekerheid over zijn mogelijk heden op literair gebied neemt hij contact op met Lode wijk van Deys- sel en deze geeft hem zo nu en dan advies. Na Hartogs vroege dood ls in de bundel Sjojelen zijn werk bij eengebracht, met een „voorrede" van Van Deyssel. Het werk van Hartog ls „uit het leven gegrepen", zoals dat heet. We treffen daarin een tamelijk precieze beschrijving aan van het leven van het Schiedamse proletariaat, de mensen uit „zwart" Schiedam. Voordat Hartog zich zette tot het opzetten en uitwerken van zijn lite raire schetsen maakte hij uiterst nauwkeurige aantekeningen van wat hij ln de buurt hoorde en zag. 'Nergens vreugde' De verhalen zijn niet vrolijk, maar dat was de buurt waar de schrijver werkte ook niet Een recensent van SJofelen schreef: „Nergens vreugde. Nergens in geen enkele van al die schetsen. Het is er altijd grauw; altijd grijs". Volgens W. ,J. M. A. Asselbergs (Anton van Duinkerken) behoort Hartogs boek „tot de ge voeligste voortbrengselen van de naturalistische school". Dat lijkt mij een aardige typering. Iemand die wil weten hoe het proletariaat aan het einde van de vorige eeuw leefde en zwoegde doet er goed aan de literaire schetsen van Hartog te lezen. Juist omdat hij zo naturalis tisch te werk gaat hebben zij grote sociaal-historische betekenis. Hartog had gekozen voor de socia listische beweging, maar in zijn lite raire werk wordt het socialisme niet als de oplossing van de problemen van het proletariaat voorgesteld. Een schrijver moet zich niet met. politieke actie bezighouden, meent hij. Bij zijn waardering van de kunst is de kwaliteit bepalend en niet de gezindheid. Belangwekkend in.dit verband is een discussie over de vraag of socia listen de tachtigjarige Jozef Israëls wel kunnen gelukwensen. In de Groningse gemeenteraad stemde de socialist J. H. Schaper tegen een voorstel van de jarige kunstenaar een brief te sturen. Hartog acht dat geen goede houding. In een artikel in Het Volk, het dag blad van de SDAP, noemt hij Is raels „een eerlijk en groot kunste naar", die ook voor de arbeiders zijn verdiensten heeft De gesprekken over deze onderwer pen zijn sinds 1904 onverminderd voortgegaan, tot op de huidige dag. Ook in dit opzicht heeft dit boekje betekenis. Noordegraaf en- IJzer man hebben aan één van de „verge- tenen" uit onze literatuur, zoals Vic tor van Vriesland Hartog eens ge noemd heeft, op sympathieke wijze de verdiende aandacht besteed. Jan Noordegraaf en Arie IJzerman, Henri Hartog, schrijver van zwart Schiedam. De Engelbewaarder Amsterdam. Prijs 8,50. In de boekhandel of door overmaken van dat bedrag op postgiro 4475900 Ln.v. De Engelbewaarder, Am sterdam. M. J. Kok, rustend hulsarts, heeft een naar zijn mening grote ontdek king gedaan, waarmee het huwe lijksleven in Nederland ln het alge meen en het scheldlngspercentage in het bijzonder wel eens belangrijk zouden kunnen veranderen. In zijn boek „Huwelijk, plus of min" legt hij uit wat hij daaromtrent heeft uitgeplust en de voorgeschiede nis daarvan. Zijn grote menselijke belangstel ling zegt de flaptekst dreef hem tot het vinden van een verkla ring van allerlei huwelijksproble matiek, hoewel een hooggeleerde collega (zegt Kok zelf in zijn inlei ding) wel wat vraagtekens bij het hem voorgelegde manuscript zette. De auteur zelf echter aarzelt niet zijn inzichten reeds op pagina 2 te vergelijken met die van Louis Pas teur en van dominee Stirling, de uitvinder van de Stirlingmotor. Het voorgaande betreft de flaptekst en de eerste twee pagina's van het boek. Daarna volgt een betoog waarin allerlei factoren een voor mij nog steeds onduidelijke rol spelen (de gp+, de gp- is!) „dat de partner in het hele bestaan een bijzondere plaats inneemt en dat de seksuele streving uitsluitend functioneert in de bestaande persoonlijke relatie." Dit leidt tot het inzicht ik moet weer even letterlijk citeren „dat ln een zeer bepaalde huwelijksver houding (de gg-gp-(hooguit gp±)-gg+, resp. de gg+-gg-gp- (hoogult gp±) verhouding) de har monie in dat huwelijk ernstig ver stoord kan worden." Men ziet: eigenlijk ls het huwelijk een kwestie van algebra. En het gekke is, dat de auteur op deze rekenarij verzot lijkt te zijn, terwijl naar mijn indruk dc boodschap die hij wil brengen daardoor vrijwel ge heel ondergesneeuwd wordt. Ik ver moed namelijk dat de auteur wil zeggen, dat de enige goede basis voor een huwelijk liefde ls. Dat ls een sympathieke, zij het his torisch gezien aanvechtbare bood schap. Maar de kwasle-wetenschap- pelijke werkwijze van de schrijver gecombineerd met een verwarde betoogtrant maakt dat ik zijn andere bedoelingen (ais hij die heeft) niet heb kunnen begrijpen. M. J. Kok: Huwelijk, plus of min. Uitg.: Omni boek. Den Haag (190 p). Prijs 29,—. JJ.K. door Ruud Verdonok In Frankrijk bloeit de getekende humor voor mensen die tegen een stootje kunnen. In bladen als Hara- Kiri, Charlie Hebdo en Pardon, om er een paar te noemen, staan reek sen grappen vol rauwe satire. Een uitvloeisel eigenlijk nog van mei '68 toen ln pamfletten de bijtende teke ningen verschenen van een groep kunstenaars die naar het Parijse slagveld werd gezogen. Er trad een verharding op in de uitbeelding. In Nederland is zo'n verharding ook zichtbaar geweest in de Provo-tijd, maar die heeft zich ook zich nooit zo kunnen ontwikkelen als de Franse. Zeker niet toen koploper Bernard Holtrop (Willem) naar Parijs ging. Hij is er nog steeds een vooraan staand tekenaar, in één adem ge noemd met Jijé, Wolinski en Sem- pé. Hoe verschillend hun stijlen ook zijn. Die van de Franse kant is rauw. Daar vliegen reeds de darmen door het beeld, daar sterft weer iemand een dood die normaliter reeds uren ingetreden zou zijn. Er vloeit bloed, veel bloed. Alles mag, boven of on der de gordel. Bloot dus ook, veel bloot. Fijnzinnig is anders. Maar dat is ook niet de bedoeling. Het gaat om satire, want de makers willen iets meer met hun werk, be halve amuseren. En dan kom Je met bloemetjes aanzienlijk minder ver dan met bloed. Het is met dat genre dus een kwes tie van „houden van". Maar er is nóg iets mee. Behalve dat het eigenzinnig is, staat het artis tiek ook nog op een hoog peil. Een voorbeeld daarvan vindt u in de boekjes „Zwarte humor mannen in het wit" en „Sporthumor", beide van Claude Serre. Serre (42) hoort thuis bij de bijtende tekenaars. Maar hij heeft een eigen tak. Hij maakt er puur grafische werkjes van. Dat heeft soms een merkwaardig effect Zijn cartoons ogen op het eerste gezicht, midden in een lap tekst, niet als grap. Het lijken il lustraties. Pas bij de tweede keer kijken valt het op wat Serre be doelt. En dan blijkt hij toch al gauw weer rauw. Maar erg knap getekend vooral. Re gelmatig gaan er bij het zien van zijn cartoons bellen rinkelen: die ken ik al. Alleen, de manier waarop Serre het heeft getekend, geeft de zaak een hele nieuwe draai. Een extra dimensie ook. Nog zo'n kwaliteit: hij werkt vrijwel steeds zonder woorden. Cartoonis ten van het beste soort zijn pas tevreden als ze zonder letter tekst hun idee geslaagd op papier krij gen. Cartoonisten van de slechtste soort maken een tekening en verzin nen er dan ter verduidelijking nog een regel tekst bij. Vroeger had je er ook nog die er voor de lezer behulp zaam „Zonder woorden" onder zet ten. Maar dat is voorbij. Claude Serres „Sporthumor" is nog leuker dan .Zwarte humor man nen in het wit", waarvoor hij overi gens als in 1973 de prijs voor de zwarte humor kreeg. Met humor in de sport haalt hij een aantal hoog standjes uit die tot het beste in deze soort gerekend mogen worden. Aanbevolen, moet Je er dan bij zet ten. Maar ja, die darmen en dat bloed. Voor de liefhebber dus. Claude Serre: „Zwarte humor mannen in bet wit" en „Sporthu mor". Uitgeverij: Panda. Prijs per deel: 9,90 gulden. Meneer Abel is een opmerkelijke en verfrissende verschijning in de zo langzamerhand overbevolkte we reld van speurders en mlsdaadbe- strijders. Hij is een bedaagd en eer biedwaardig ingezetene van een kleine Franse provinciestad. Een echte heer, en zo laat hij zich ook door de gehele roman noemen. Op een avond ls hij getuige van de ontvoering van een Jonge vrouw. Meneer Abel had de politie kunnen waarschuwen, maar om persoonlij ke redenen wil hij zelf het onder zoek op zich nemen. Hoewel hij achtervolgd wordt door geweld, geheimzinnige verdwijnin gen en moord trekt de amateur- speurder, die zijn taak ziet als een bijna goddelijke missie, verder op zijn dwaalspoor, dat rechtstreeks naar een catastrofale ontknoping leidt. Een banaal en zeer teleurstel lend slot voor meneer Abel. In Franse kritieken is Demouzon de nieuwe Simenon genoemd. De ver gelijking dringt zich bijna vanzelf sprekend op bij het lezen van zijn soms achteloze sfeertekeningen en karakterbeschrijvingen van dit pro vinciale Frankrijk. Maar door Demouzon zo'n etiket op te plakken, doe Je tekort aan zijn oorspronkelijkheid. Hij blijkt een intelligent schrijver te zijn en Je moet zijn vertellingen oplettend volgen, wil Je niet, net als meneer Abel zelf, het spoor bijster raken. Zeer de moeite waard. Demouzon: "Meneer Abel'. Uitg. El sevier. Omvang 168 pag. Prijs 17.50. J. R. ■Een kuil voor een ander* (Grave Mistake) heet de laatste detective van de in Nieuw Zeeland geboren Ngaio Marsn. Zij is de schepper van de breed ontwikkelde inspecteur Sir Roderick Alleyn, die ook weer in deze roman komt opdraven. Een rijke, vrolijke weduwe en een te elfder ure veranderd testament, dat zijn Marsh's ingrediënten, plus een bonte rij verdachten, die het allen gedaan zouden kunnen hebben. Ze worden soms wat al te uitvoerig beschreven en dat maakt 'De kuilwat aan de forse kant. Wie heeft de weduwe vermoord? Ik zelf gokte op de tuinman, maar eigen lijk alleen omdat uitgerekend hij op het omslag stond. En laat ik nou nog gelijk hebben ook! Maar Ja, zo'n duidelijke aanwijzing had inspec teur Alleyn niet. Ngaio Marsh: 'Een knil voor een ander*. Prisma-detective. Uitg. Spectrum. Omvang 218 pag. Prijs 5.90. J. R. Ursula Curtlss, de Amerikaanse misdaadauteur, heeft in de loop der jaren een veel gelezen oeuvre opge bouwd, dat voor een groot gedeelte ln de Prisma-detectives verscheen: "De dood ligt begraven', "Dreiging in de mist' en ln koele woede'. Haar laatste heet 'Dejnan in de kelder' (The Menace within) en speelt zich af in de omgeving van Albuquerque in de Amerikaanse staat New Mexico. Een niet zo span nend, maar wel boeiend verhaal: een oudere dame bewoont een een zaam huis, waarvan ze niet weet dat het een schuilkelder bezit De ingang is weggewerkt onder de vaste vloerbedekking. Een moorde naar op de vlucht houdt zich schuil in die kelder. Als de bewoonster plotseling een hoofd uit het kamer brede tapijt ziet komen, krijgt ze een beroerte, die haar verlamt en het spreken onmogelijk maakt Haar nicht die de paniek in haar ogen ziet, probeert haar gerust te stellen: zij zal wel een nachtje op het huis passen. Het wordt me het nachtje weL Ursula Curtiss: 'De man in de kel der*. Prisma-detective. Uitg. Spec trum. Omvang 152 pag. Prijs 5.90. HANDBOEK „Onderwijs in Ne derland" geeft in ruim tweehonderd pagina's een overzicht van het Ne derlandse onderwijsbestel. Het boek, waarvan nu de tweede druk is verschenen, is geschreven door dr. J. Aarts. dr. N. Deen en prof. dr. J. Giesbers. Wolters-Noordhoff, 33,25. TAAL „Taalonderwijs en vor ming", door Ans Brekelmans, Bart van der Leeuw, Marij Smits en Eric de Vries, gaat over taalonderwijs voor volwassenen. Kernvraag: hoe maak je volwassenen weerbaar. So cialistisch Onderwijsfront, Toorop- straat 63, Nijmegen. VRIJ TEMPO Dr. C. J. J. van Schalk is een leraar die op school veel ervaring heeft opgedaan met de zogenaamde vrije-tempo-werk- wijze. Dat houdt niet alleen in dat leerlingen hun eigen tempo bepa len, maar ook dat de verhouding leraar-leerling radicaal verandert. Onderwijs volgens de ideeën van de psycholoog Rogers, zou je kunnen zeggen. „Onderwijs in vrij tempo" is te bestellen bij de schrijver. Den nenlaan 34, Woensdrecht. POENBOEK De studentenorga nisatie LOO en LOHBO hebben ook dit Jaar weer een boekje ge maakt om studenten voor te lichten over hun financiële situatie Het kost ƒ6,50 en is te bestellen door overmaking van dit bedrag op post giro 213001. WSD, Delft, onder ver melding van de titel.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13