Isherwood over z'n goeroe:
eerlijk en kritisch betoog
Literaire erfenis van
vergeten schoolmeester
grote stripgolf
Bijtende spot, verpakt in
prachtige tekenstijl
Het huwelijk
als algebra
Moeite waard
Te wijdlopig
Hoofd uit kelder
Boeken over
onderwijs
JTDINSDAG 2 SEPTEMBER 1980
BOEKEN
TROUW/KWARTET H 13
door Wim Hora Adema
In ..My gum and his disciple"
beschrijft Christopher Isherwood
zijn relatie met Swami
Prabhavananda. die in Hollywood
aan het hoofd stond van een
Centrum, waar de philosofie en het
geloof van de Hindoe leer worden
onderwezen. Isherwood kwam in de
jaren veertig door vrienden, Gertdd
Heard en Aldous Huxley, met de
Zwami in contact, hij speelde met
de gedachte tot het geloof toe te
treden en woonde een tijd lang in
het centrum. Al kwam hij tenslotte
tot de conclusie, dat het leven van
een monnik niet voor hem was
weggelegd, de Swami bleef totzijn
dood in 1976 Isherwood's
geestelijke mentor.
Om voor een goed begrip even de
zaken op een rijtje te zetten:
Christopher Isherwood werd in 1904
geboren als zoon van een
conventionele Engelse „upper
middle class" familie, werd
dienovereenkomstig naar een
bekende public school gestuurd en
studeerde in Cambridge. Hij
rebelleerde tegen die
achtergronden cfoor zich openlijk
als homo-seksueel en politiek-links
op te stellen. Op zijn 24ste
publiceerde hij zijn eerste roman,
„All the conspirators" (waarin een
broer en zus in opstand komen
tegen hun overheersende moeder),
en hij werd vooral bekend door zijn
„Mr. Norris changes trains" (1935)
en „Goodbye to Berlin" (1939) over
zijn ervaringen in het voor-oorlogse
Duitsland. In januari 1939 vertrok
hij naar de Verenigde 8taten, waar
hij in Hollywood werk vond.
Swami Prabhavananda was een
volgeling van Ramakrishna (1836-
1886), die wordt beschouwd als een
heilige, die op één lijn kan worden
gesteld met Mozes en Mohammed.
Eén van diens voornaamste
discipelen was Swami
Brahmananda en diens
belangrijkste volgeling. Swami
Prabhavananda, werd naar Zuid-
Califomlë gezonden om daar de leer
te verbreiden. Je zou dus in
vergelijking met het Christendom
kunnen zeggen, dat Isherwood een
man ontmoette, die persoonlijk
Petrus of Johannes had gediend.
Toen Isherwood in Amerika
aankwam had hij veel van zijn
politieke overtuiging verloren. Hij
was pacifist geworden, omdat
Heinz, de Duitser met wie hij jaren
lang had samen geleefd, in militaire
dienst moest en het voor hem
onmogelijk was om, hoe indirect
dan ook, diens dood te helpen
veroorzaken. Hij schrijft daarover
.Natuurlijk zijn er een dozijn
manieren waarop Je tot de
pacifistische overtuiging kunt
komen. En ik twijfel er niet aan, dat
er mensen zijn, die daar eerlijk op
algemene principes toe komen. Ze
weten eenvoudig, dat het verkeerd
voor hen is om te doden. Maar ik
ben nooit in staat geweest om een
idee te bevatten anders dan door
een persoon."
Vla het pacifisme kwam hij weer in
contact met Gerald Heard, wiens
theorie was, dat je om een pacifist
te zijn eerst vrede in Jezelf moest
vinden. Dat was het beginpunt van
de weg, die naar de 8waml leidde.
Isherwood schrijft daarover in zijn
boek, dat voor een deel is
opgebouwd uit dagboekfragmenten
en voor een deel met herinneringen,
die de notities uit het dagboek
aanvullen: „Ik heb al laten zien, hoe
Gerald me niet alleen bij de Swami
introduceerde, maar eerst mijn
geest voorbereidde op de leer van
de Swami. Zonder zijn hulp zou ik
zeker nooit mijn weg naar 1946 Ivar
Avenue hebben gevonden.
Daarvoor zal ik hem dankbaar zijn
zo lang als ik leef."
Het meest boeiende van de
beschrijving van de jaren, die
Isherwood om en in het Centrum en
vooral in gezelschap van de Swami
doorbracht, is zijn poging om zijn
leven, óók zijn liefdesleven, in
overeenstemming te brengen met
het nieuwe geloof. De Swami, een
heel wijze en geduldige man, met
veel gevoel voor betrekkelijkheid
en voor humor, maakte het hem
niet moeilijk. Als Isherwood hem
over seks vraagt, zegt hij dat alle
seks, ongeacht de verhouding, een
vorm van gehechtheid is en
uiteindelijk moet worden
opgegeven. Maar dat zal vanzelf
gebeuren naarmate men meer
vorderingen in het leven maakt
„Hoe verder Je naar het noorden
reist, hoe verder je van het zuiden
bent."
Mensen op zoek naar een geloof
hebben het nooit gemakkelijk, laat
staan als ze. opgegroeid in de
westerse christelijke cultuur (hoe
zeer ze zich dan ook van het
christendom hebben afgekeerd)
proberen zich in de Hindoe leer in te
passen. Heen en weer geslingerd
tussen overtuiging en twijfel kwam
daar bij Isherwood nog het gevoel
bij, dat veel van zijn intellectuele
vrienden hem een beetje uitlachten
of kritiek op hem hadden, zoals
W.H. Auden, één van zijn beste
vrienden: „Altlle heidense poespas
het spijt me, beste, maar dat gaat
niet."
Hij beschrijft zo'n ervaring, als hij
al zes maanden in het Centrum
woont en zich op veel punten heeft
leren aanpassen. „Vandaag begon
Swami Vishawananda ons een
lofzang te leren: Ram, Ram, Ram,
Jaya, Ram. Het klinkt zo idioot
net als de gefingeerde Tibetaanse
zang in The Ascent of F6. En het is
een voortreffelijk voorbeeld van het
soort dingen, dat ik moet leren
accepteren. Als ik een te zwakke
maag heb om een beetje Sanskriet
te slikken, hoe kan ik dan ooit mijn
vrienden bewijzen, dat er op deze
plaats meer is dan eigenaardigheid.
Ik denk hoe ze om Vishwananda
zouden lachen en er zijn
ogenblikken, dat ik hen allemaal
razend haat iedereen bulten het
Centrum daar zitten ze, snieren
en toch doen ze niets om uit te
vinden waar het allemaal om gaat.
Maar in wezen haat ik mijzelf dat
ik niet sterk genoeg ben om hen te
overtuigen. Om te leven in deze
synthese van Oost en West is het
9HHR
meest waardevolle pionierswerk
dat ik me kan voorstellen het
doet er niet toe wie het daar mee
eens is of niet Gisteravond zei
Swami tegen me:Jk kan je één
ding beloven. Je zult er nooit spijt
van hebben, dat Je hier bent
gekomen. Nooit." Desondanks zegt
hij óók: „Swami is mijn enige
verbinding met geestelijk leven."
Door alle (negatieve) publlkaties
van de laatste jaren over Oosterse
sekten en goeroe's begon ik met een
zekere achterdocht te lezen. Maar
Isherwood schrijft zo eerlijk en zo
kritisch over zijn ervaringen, dat Je
weerstand geleidelijk verdwijnt en
Je tot dezelfde conclusie komt als
Auden: „Jouw Swami is heel
duidelijk een heilige, natuurlijk."
Christopher Isherwood: „My Guru
and his disciple." Ultf. Eyre
Methuen. Londen. Omvang 338
pag. Het boek is (nog) niet in Neder
landse vertaling beschikbaar.
door Koos van Weringh
Onlangs stond in deze krant
het verslag van een gesprek
met mr. Bernard van Tijn
over zijn ervaringen in een
gevangenkamp op Java in
het begin van de jaren veer
tig. In dat kamp bevond zich
toen ook Rob Nieuwehhuys,
groot kenner niet alleen van
de „Indische", maar ook van
de Nederlandse literatuur.
In dat kamp is over litera
tuur gesproken, want Van
Tijn maakte Nieuwenhuys
attent op het werk van Henri
Hartog. Jaren later zal Nieu
wenhuys in een door hem
verzorgde bloemlezing werk
van Hartog opnemen.
Ik had nooit leta van Hartog gelezen
en zou daar waarschijnlijk ook
nooit toe gekomen zijn als De En
gelbewaarder enige UJd geleden
niet een boekje aan hem gewijd
had. Het bevat twee schetsen van
Hartog, Een zomeravond en In d*r
nieuwe wontng en ook een uitvoeri
ge biografische schets die ls samen
gesteld door Jan. Noordegraaf en
Arte IJzerman. Daarin wordt een
boelend overzicht gegeven van wat
deze schrijver ln zijn korte leven
heeft beziggehouden.
Met advies
Henri Hartog (1869-1904) was onder
wijzer in Schiedam en deed in de
schaarse vrije UJd waarover hij be
schikte verwoede pogingen enige li
teraire activiteiten te ontwikkelen.
door Ruud Verdonck
Het is wat vervelend voor de
verzamelaar die net einde
lijk Jerry Spring compleet
had gekregen maanden
lang stripwinkels algelopen
maar uitgeverij Dupuis
gaat de hele strip opnieuw
uitbrengen. Net zoals met de
serie Jan Kordaat, waarvan
dit voorjaar het eerste deel
weer verscheen.
Die herdrukken moeten nu maar
gezien worden als een eerbetoon
aan de tekenaar Joseph Gillain. Op
19 juni van dit jaar is hij overleden,
66 jaar oud.
In het kader van de reeks „Jeugd
zonden" verschenen eerder al afle
veringen uit de serie „Blondie en
Blinkie" (verzin hier zelf de bijpas
sende huidskleur bij). Ook weer
werk van Gillain. Onbegrijpelijke
geheimzinnigheid rondom twee jon
gens, die op de laatste pagina in
drie plaatjes ontrafeld wordt:
Zeilen in
zwaar weer
Voor velen leken lijkt zeilen langs
de kust veiliger dan oceanen over
steken. Dat laatste heeft minder te
maken met stroming, de branding,
de lage wal, rotsen en ondiepten.
Hoe zo goed mogelijk het wijde wa
ter te bevaren en dat bovendien
onder ongunsUge weersomstandig
heden, wordt verteld in „Dit is
zwaar weer zeilen" van Erroll Bruce.
Een handzaam, rijk geïllustreerd
boek.
De auteur put ook uit de schat van
ervaring van anderen. Niemand
minder dan Adlard Coles, auteur
van het standaardmerk „Zwaar
weer zeilen" komt tot de uitspraak
dat zijn concurrerent Bruce een uit
nemende prestatie met het samen
stellen van dit handboek heeft ver
richt
Erroll Bruce: „Dit is zwaar weer
teilen". Ui tg. De Boer Maritiem,
Haarlem. („Dit is"-serie) Omvang
136 pag. Prijs 29,90.
Inspecteur, ik geloof dat ik u
heel wat uitleggen kan
Heel ie^s anders dan Jerry Spring,
de cowboyheid aan de beste kant
van de wet, of Jan Kordaat, de
kordate die namen van sommige
striphelden ook detective.
Maar allemaal wel werk van Gillain.
HIJ tekende onder het pseudoniem
Jijé. Een geval van Hergé: initialen
omgedraaid en geschreven zoals op
z'n Frans uitgesproken. Jijé is voor
een belangrijk deel bepalend ge
weest voor de Belgische strlpschool.
Hij begon in 1939 bij en met Robbe
does (Splrou voor de onderkant van
België) waar vooral na de Tweede
Wereldoorlog een stripexpolosie
volgde. Jijé was bij Robbedoes de
supervisor, begeleider en raadgever.
Onder hem kwamen tekenaars als
Franquin (Guust Flater), Hublnon
(Buck Danny) en Morris (Lucky
Luke) te werken. In hun strips zijn
de twee richtingen van Gillain
zichtbaar. Het realistische werk van
Jerry Spring en het cartoon-achtige
dat in Blondie en Blinkie tot uiting
kwam. Tot nog niet zo lang geleden
deed vrijwel iedere striptekenaar
wel een poging de stijl of een van
Jijés stijlen over te nemen. Bij Rob
bedoes leidde dat tot een herken
baarheid waar bijvoorbeeld Hergés
blad Kuifje niet op eigen kracht aan
kon komen.
Dat was de verdienste van Joseph
Gillain, voor een belangrijk deel
tenminste. Want is de strip Kuifje
altijd van Hergé zelf gebleven, Gil
lain zette zijn medewerkers aan
door hem zelf ontworpen strips. Een
studio-Jijé ontstond zo niet, maar
wel een Jijé-rich ting waaraan de
Belgische strip veel faam dankt.
Die faam is overigens tanende. De
laatste Jaren produceerde de groep
rond Jijé weinig meer. De kwaliteit
van Robbedoes is tot bedenkelijk
niveau gedaald.
Misschien moet daarom de dood
van Joseph Gillain ook maar gezien
worden als het einde van de grote
Belgische stripgolf. Gezien de kwa
liteit en het belang voor de ontwik
keling van de strip, is het nu inder
daad tijd voor de herdrukken.
Jijé: Kamiliola. Avonturen van
Blondie en Blinkie, opnieuw uitge
geven in de serie Jeugdzonden. Uit
geverij: Dupuis. Prijs: 5,75.
Hij weigerde zich neer te leggen bij
het harde en moeilijke bestaan, dat
hij mtt nog de extra handicap van
een zeer zwakke gezondheid moest
leiden.
In het lesgeven aan kinderen uit de
eerste klas van de lagere school in
niet erg vrolijke schoollokalen vond
hij weinig bevrediging. Hij gaat
schrijven en probeert datgene wat
hij om zich heen ziet op papier te
krijgen.
Vol onzekerheid over zijn mogelijk
heden op literair gebied neemt hij
contact op met Lode wijk van Deys-
sel en deze geeft hem zo nu en dan
advies. Na Hartogs vroege dood ls
in de bundel Sjojelen zijn werk bij
eengebracht, met een „voorrede"
van Van Deyssel.
Het werk van Hartog ls „uit het
leven gegrepen", zoals dat heet. We
treffen daarin een tamelijk precieze
beschrijving aan van het leven van
het Schiedamse proletariaat, de
mensen uit „zwart" Schiedam.
Voordat Hartog zich zette tot het
opzetten en uitwerken van zijn lite
raire schetsen maakte hij uiterst
nauwkeurige aantekeningen van
wat hij ln de buurt hoorde en zag.
'Nergens vreugde'
De verhalen zijn niet vrolijk, maar
dat was de buurt waar de schrijver
werkte ook niet Een recensent van
SJofelen schreef: „Nergens vreugde.
Nergens in geen enkele van al die
schetsen. Het is er altijd grauw;
altijd grijs". Volgens W. ,J. M. A.
Asselbergs (Anton van Duinkerken)
behoort Hartogs boek „tot de ge
voeligste voortbrengselen van de
naturalistische school". Dat lijkt
mij een aardige typering. Iemand
die wil weten hoe het proletariaat
aan het einde van de vorige eeuw
leefde en zwoegde doet er goed aan
de literaire schetsen van Hartog te
lezen. Juist omdat hij zo naturalis
tisch te werk gaat hebben zij grote
sociaal-historische betekenis.
Hartog had gekozen voor de socia
listische beweging, maar in zijn lite
raire werk wordt het socialisme niet
als de oplossing van de problemen
van het proletariaat voorgesteld.
Een schrijver moet zich niet met.
politieke actie bezighouden, meent
hij. Bij zijn waardering van de
kunst is de kwaliteit bepalend en
niet de gezindheid.
Belangwekkend in.dit verband is
een discussie over de vraag of socia
listen de tachtigjarige Jozef Israëls
wel kunnen gelukwensen. In de
Groningse gemeenteraad stemde
de socialist J. H. Schaper tegen een
voorstel van de jarige kunstenaar
een brief te sturen. Hartog acht dat
geen goede houding.
In een artikel in Het Volk, het dag
blad van de SDAP, noemt hij Is
raels „een eerlijk en groot kunste
naar", die ook voor de arbeiders zijn
verdiensten heeft
De gesprekken over deze onderwer
pen zijn sinds 1904 onverminderd
voortgegaan, tot op de huidige dag.
Ook in dit opzicht heeft dit boekje
betekenis. Noordegraaf en- IJzer
man hebben aan één van de „verge-
tenen" uit onze literatuur, zoals Vic
tor van Vriesland Hartog eens ge
noemd heeft, op sympathieke wijze
de verdiende aandacht besteed.
Jan Noordegraaf en Arie IJzerman,
Henri Hartog, schrijver van zwart
Schiedam. De Engelbewaarder
Amsterdam. Prijs 8,50. In de
boekhandel of door overmaken van
dat bedrag op postgiro 4475900
Ln.v. De Engelbewaarder, Am
sterdam.
M. J. Kok, rustend hulsarts, heeft
een naar zijn mening grote ontdek
king gedaan, waarmee het huwe
lijksleven in Nederland ln het alge
meen en het scheldlngspercentage
in het bijzonder wel eens belangrijk
zouden kunnen veranderen. In zijn
boek „Huwelijk, plus of min" legt
hij uit wat hij daaromtrent heeft
uitgeplust en de voorgeschiede
nis daarvan.
Zijn grote menselijke belangstel
ling zegt de flaptekst dreef
hem tot het vinden van een verkla
ring van allerlei huwelijksproble
matiek, hoewel een hooggeleerde
collega (zegt Kok zelf in zijn inlei
ding) wel wat vraagtekens bij het
hem voorgelegde manuscript zette.
De auteur zelf echter aarzelt niet
zijn inzichten reeds op pagina 2 te
vergelijken met die van Louis Pas
teur en van dominee Stirling, de
uitvinder van de Stirlingmotor.
Het voorgaande betreft de flaptekst
en de eerste twee pagina's van het
boek. Daarna volgt een betoog
waarin allerlei factoren een voor mij
nog steeds onduidelijke rol spelen
(de gp+, de gp- is!) „dat de partner
in het hele bestaan een bijzondere
plaats inneemt en dat de seksuele
streving uitsluitend functioneert in
de bestaande persoonlijke relatie."
Dit leidt tot het inzicht ik moet
weer even letterlijk citeren „dat
ln een zeer bepaalde huwelijksver
houding (de gg-gp-(hooguit
gp±)-gg+, resp. de gg+-gg-gp-
(hoogult gp±) verhouding) de har
monie in dat huwelijk ernstig ver
stoord kan worden."
Men ziet: eigenlijk ls het huwelijk
een kwestie van algebra. En het
gekke is, dat de auteur op deze
rekenarij verzot lijkt te zijn, terwijl
naar mijn indruk dc boodschap die
hij wil brengen daardoor vrijwel ge
heel ondergesneeuwd wordt. Ik ver
moed namelijk dat de auteur wil
zeggen, dat de enige goede basis
voor een huwelijk liefde ls.
Dat ls een sympathieke, zij het his
torisch gezien aanvechtbare bood
schap. Maar de kwasle-wetenschap-
pelijke werkwijze van de schrijver
gecombineerd met een verwarde
betoogtrant maakt dat ik zijn
andere bedoelingen (ais hij die
heeft) niet heb kunnen begrijpen.
M. J. Kok: Huwelijk, plus of min.
Uitg.: Omni boek. Den Haag (190 p).
Prijs 29,—.
JJ.K.
door Ruud Verdonok
In Frankrijk bloeit de getekende
humor voor mensen die tegen een
stootje kunnen. In bladen als Hara-
Kiri, Charlie Hebdo en Pardon, om
er een paar te noemen, staan reek
sen grappen vol rauwe satire. Een
uitvloeisel eigenlijk nog van mei '68
toen ln pamfletten de bijtende teke
ningen verschenen van een groep
kunstenaars die naar het Parijse
slagveld werd gezogen. Er trad een
verharding op in de uitbeelding. In
Nederland is zo'n verharding ook
zichtbaar geweest in de Provo-tijd,
maar die heeft zich ook zich nooit zo
kunnen ontwikkelen als de Franse.
Zeker niet toen koploper Bernard
Holtrop (Willem) naar Parijs ging.
Hij is er nog steeds een vooraan
staand tekenaar, in één adem ge
noemd met Jijé, Wolinski en Sem-
pé. Hoe verschillend hun stijlen ook
zijn.
Die van de Franse kant is rauw.
Daar vliegen reeds de darmen door
het beeld, daar sterft weer iemand
een dood die normaliter reeds uren
ingetreden zou zijn. Er vloeit bloed,
veel bloed. Alles mag, boven of on
der de gordel. Bloot dus ook, veel
bloot. Fijnzinnig is anders. Maar
dat is ook niet de bedoeling. Het
gaat om satire, want de makers
willen iets meer met hun werk, be
halve amuseren. En dan kom Je met
bloemetjes aanzienlijk minder ver
dan met bloed.
Het is met dat genre dus een kwes
tie van „houden van".
Maar er is nóg iets mee. Behalve dat
het eigenzinnig is, staat het artis
tiek ook nog op een hoog peil. Een
voorbeeld daarvan vindt u in de
boekjes „Zwarte humor mannen
in het wit" en „Sporthumor", beide
van Claude Serre. Serre (42) hoort
thuis bij de bijtende tekenaars.
Maar hij heeft een eigen tak. Hij
maakt er puur grafische werkjes
van.
Dat heeft soms een merkwaardig
effect Zijn cartoons ogen op het
eerste gezicht, midden in een lap
tekst, niet als grap. Het lijken il
lustraties. Pas bij de tweede keer
kijken valt het op wat Serre be
doelt. En dan blijkt hij toch al gauw
weer rauw.
Maar erg knap getekend vooral. Re
gelmatig gaan er bij het zien van
zijn cartoons bellen rinkelen: die
ken ik al. Alleen, de manier waarop
Serre het heeft getekend, geeft de
zaak een hele nieuwe draai. Een
extra dimensie ook.
Nog zo'n kwaliteit: hij werkt vrijwel
steeds zonder woorden. Cartoonis
ten van het beste soort zijn pas
tevreden als ze zonder letter tekst
hun idee geslaagd op papier krij
gen. Cartoonisten van de slechtste
soort maken een tekening en verzin
nen er dan ter verduidelijking nog
een regel tekst bij. Vroeger had je er
ook nog die er voor de lezer behulp
zaam „Zonder woorden" onder zet
ten. Maar dat is voorbij.
Claude Serres „Sporthumor" is nog
leuker dan .Zwarte humor man
nen in het wit", waarvoor hij overi
gens als in 1973 de prijs voor de
zwarte humor kreeg. Met humor in
de sport haalt hij een aantal hoog
standjes uit die tot het beste in deze
soort gerekend mogen worden.
Aanbevolen, moet Je er dan bij zet
ten. Maar ja, die darmen en dat
bloed. Voor de liefhebber dus.
Claude Serre: „Zwarte humor
mannen in bet wit" en „Sporthu
mor". Uitgeverij: Panda. Prijs per
deel: 9,90 gulden.
Meneer Abel is een opmerkelijke en
verfrissende verschijning in de zo
langzamerhand overbevolkte we
reld van speurders en mlsdaadbe-
strijders. Hij is een bedaagd en eer
biedwaardig ingezetene van een
kleine Franse provinciestad. Een
echte heer, en zo laat hij zich ook
door de gehele roman noemen.
Op een avond ls hij getuige van de
ontvoering van een Jonge vrouw.
Meneer Abel had de politie kunnen
waarschuwen, maar om persoonlij
ke redenen wil hij zelf het onder
zoek op zich nemen.
Hoewel hij achtervolgd wordt door
geweld, geheimzinnige verdwijnin
gen en moord trekt de amateur-
speurder, die zijn taak ziet als een
bijna goddelijke missie, verder op
zijn dwaalspoor, dat rechtstreeks
naar een catastrofale ontknoping
leidt. Een banaal en zeer teleurstel
lend slot voor meneer Abel.
In Franse kritieken is Demouzon de
nieuwe Simenon genoemd. De ver
gelijking dringt zich bijna vanzelf
sprekend op bij het lezen van zijn
soms achteloze sfeertekeningen en
karakterbeschrijvingen van dit pro
vinciale Frankrijk.
Maar door Demouzon zo'n etiket op
te plakken, doe Je tekort aan zijn
oorspronkelijkheid. Hij blijkt een
intelligent schrijver te zijn en Je
moet zijn vertellingen oplettend
volgen, wil Je niet, net als meneer
Abel zelf, het spoor bijster raken.
Zeer de moeite waard.
Demouzon: "Meneer Abel'. Uitg. El
sevier. Omvang 168 pag. Prijs
17.50.
J. R.
■Een kuil voor een ander* (Grave
Mistake) heet de laatste detective
van de in Nieuw Zeeland geboren
Ngaio Marsn. Zij is de schepper van
de breed ontwikkelde inspecteur
Sir Roderick Alleyn, die ook weer in
deze roman komt opdraven. Een
rijke, vrolijke weduwe en een te
elfder ure veranderd testament, dat
zijn Marsh's ingrediënten, plus een
bonte rij verdachten, die het allen
gedaan zouden kunnen hebben. Ze
worden soms wat al te uitvoerig
beschreven en dat maakt 'De
kuilwat aan de forse kant. Wie
heeft de weduwe vermoord? Ik zelf
gokte op de tuinman, maar eigen
lijk alleen omdat uitgerekend hij op
het omslag stond. En laat ik nou
nog gelijk hebben ook! Maar Ja, zo'n
duidelijke aanwijzing had inspec
teur Alleyn niet.
Ngaio Marsh: 'Een knil voor een
ander*. Prisma-detective. Uitg.
Spectrum. Omvang 218 pag. Prijs
5.90.
J. R.
Ursula Curtlss, de Amerikaanse
misdaadauteur, heeft in de loop der
jaren een veel gelezen oeuvre opge
bouwd, dat voor een groot gedeelte
ln de Prisma-detectives verscheen:
"De dood ligt begraven', "Dreiging in
de mist' en ln koele woede'.
Haar laatste heet 'Dejnan in de
kelder' (The Menace within) en
speelt zich af in de omgeving van
Albuquerque in de Amerikaanse
staat New Mexico. Een niet zo span
nend, maar wel boeiend verhaal:
een oudere dame bewoont een een
zaam huis, waarvan ze niet weet dat
het een schuilkelder bezit
De ingang is weggewerkt onder de
vaste vloerbedekking. Een moorde
naar op de vlucht houdt zich schuil
in die kelder. Als de bewoonster
plotseling een hoofd uit het kamer
brede tapijt ziet komen, krijgt ze
een beroerte, die haar verlamt en
het spreken onmogelijk maakt
Haar nicht die de paniek in haar
ogen ziet, probeert haar gerust te
stellen: zij zal wel een nachtje op
het huis passen. Het wordt me het
nachtje weL
Ursula Curtiss: 'De man in de kel
der*. Prisma-detective. Uitg. Spec
trum. Omvang 152 pag. Prijs 5.90.
HANDBOEK „Onderwijs in Ne
derland" geeft in ruim tweehonderd
pagina's een overzicht van het Ne
derlandse onderwijsbestel. Het
boek, waarvan nu de tweede druk is
verschenen, is geschreven door dr.
J. Aarts. dr. N. Deen en prof. dr. J.
Giesbers. Wolters-Noordhoff,
33,25.
TAAL „Taalonderwijs en vor
ming", door Ans Brekelmans, Bart
van der Leeuw, Marij Smits en Eric
de Vries, gaat over taalonderwijs
voor volwassenen. Kernvraag: hoe
maak je volwassenen weerbaar. So
cialistisch Onderwijsfront, Toorop-
straat 63, Nijmegen.
VRIJ TEMPO Dr. C. J. J. van
Schalk is een leraar die op school
veel ervaring heeft opgedaan met
de zogenaamde vrije-tempo-werk-
wijze. Dat houdt niet alleen in dat
leerlingen hun eigen tempo bepa
len, maar ook dat de verhouding
leraar-leerling radicaal verandert.
Onderwijs volgens de ideeën van de
psycholoog Rogers, zou je kunnen
zeggen. „Onderwijs in vrij tempo" is
te bestellen bij de schrijver. Den
nenlaan 34, Woensdrecht.
POENBOEK De studentenorga
nisatie LOO en LOHBO hebben
ook dit Jaar weer een boekje ge
maakt om studenten voor te lichten
over hun financiële situatie Het
kost ƒ6,50 en is te bestellen door
overmaking van dit bedrag op post
giro 213001. WSD, Delft, onder ver
melding van de titel.