Wilhelmina: gedreven en vol plichtsbesef ifÉRC DAG 30 AUGUSTUS 1980 TROUW/KWARTET 13 „Laat koningin Wilhelmina eigengereid en fel zijn geweest, erg gespannen soms, als het erop aan kwam voelde ze zich echter in al huur vezels betrokken bij het wel en wee van haar volk." Morgen is het honderd jaar geleden dat koningin Wilhelmina werd geboren. Op haar achttiende werd ze koningin, een ambt dat ze een halve eeuw zou bekleden. Een geschreven portret van een van de markantste telgen van het Oranje-huis. oningin Wilhelmina tijdens een toespraak voor Radio Oranje i Londen. b" Koningin Wilhelmina, kort voor het aanvaarden der regering, in het park van paleis Soestdijk. Schilderij voor Willy Martens, 1898. Koningin Wilhelmina legt een margriet bij de fusilladeplaats, Terneuzen 4 maart 1945. door dr. A. F. Manning Van de koningen en koninginnen die wij sinds de ondergang van de rermolmde Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hebben gekend, heeft koningin Wilhelmi na het langst geregeerd. Morgen, 31 augustus, zal het honderd jaar geleden zijn dat ze in het paleis aan het Haagse Noordeinde werd ïeboren. Ze is een van de mar- tantste Oranjes geweest: een vor- stin die door haar haast tomeloze nzet voor het Nederland van de serste helft van deze eeuw bijzon der veel heeft betekend. Als koningin zelfbewust en met een diep plichtsbesef, als mens vaak stroef en niet vrij van zwart wit denken. Ze won aan populariteit in 1918, maar werd eigenlijk pas geliefd aan het einde van de jaren dertig. In de oorlogstijd was ze een bron van inspiratie en groeide ze uit tot natio naal symbool. Dat laatste moet niet op pervlakkig worden verstaan, want se conden voor hun dood door het vuurpelo ton hebben veel Nederlanders haar met de schreeuw „Leve de Koningin" gehono reerd, in de wezenlijke zin van het woord. Driftig jHaar jeugd bracht ze door in Het Loo, dat prachtig paleis, door stadhouder-koning Willem in aan de rand van de Veluwe Bebouwd en thans door kundige restaura teurs voorwerp van authentieke verras- lend mooie gedaantewisseling. Haar vroegste herinneringen waren die van het kind dat met vaders wandelstok speelde en gek was op dieren. Ze had konijntjes, een ezel en geitjes en reed in een ponywa gen rond. Haar vader verwende zijn jong dochtertje, dat levenslang geen kwaad woord over hem wilde horen. Hij overleed op 73-jarige leeftijd; Wilhelmina was toen tien en haar moeder 32 jaar oud. Als kind was Wilhelmina niet gemakkelijk; ze wist dat ook goed. Als ze nukken had of als veertien- vijftienjarige stevige ruzies maakte met haar rechtlijnige gouvernan te, werd ze niet flink genoeg aangepakt. Ze was ongeduldig en soms driftig en bepaald niet op haar mondje gevallen: zelf nuanceerde ze de laatste eigenschap tot „avoir la langue bien pendue." Bepaald geen „doetje" dus; ze zou later bekennen: „Ik was en bleef altijd slecht van aanne men en een ongezeggelljke leerling." Het prinsesje was zonder meer een intelli gent kind maar had het grote nadeel dat ze veel te „afgeschermd" werd grootge bracht: in een wereld van volwassenen die als een knipmes voor haar bogen. In een van haar befaamde beeldspraken heeft ze die vlijmscherp „de kooi" genoemd. Haar werd ingehamerd dat ze al binnen enkele jaren de zware verantwoordelijkheid van het koningschap moest torsen. Dan werd alles van haar verwacht en moest ze on noemelijk veel doen en betekenen. Ze moest vooral flink zijn, niet gemakzuchtig of slap. Ze mocht zich nooit laten gaan. Haar moeder wilde haar een degelijker opvoeding geven dan de kinderen uit het eerste huwelijk van Willem III hadden gekregen. Benepen Koningin Emma stond dat mag worden gezegd voor een moeilijke opgave. In een tijd vol benepen conventies en van stijfheid krakend protocol moest zij haar dochtertje van elf inprenten dat ze konin gin zou worden als ze achttien was. Wilhel mina kon geen normale jeugd hebben, maar moest besef van haar hoge taak worden bijgebracht, moest nogmaals als elf-, twaalfjarige met grijze notabe len en ministers naast zich officiële diners uitzitten en met hen leren converseren. Op zo'n leeftijd was ze heel officieel gast vrouw van de keizerin van Duitsland, als later geklaagd zou worden dat koningin Wilhelmina niet vrij was van krampach tigheid in omgang met anderen, niet uit blonk in onbevangenheid, ligt dat zeker ook aan haar jeugd. Maar hadden haar moeder en haar opvoe ders in de jaren negentig anders moeten handelen? Ik geloof niet dat het veel an ders had gekund, althans niet naar de maatstaven van toen. Bij Wilhelmina moest het een ten koste van het ander gaan: ze heeft haar jeugd opgeofferd aan haar taak, van haar koningschap een roe ping gemaakt. In de Jaren vóór haar inhuldiging reisde prinses Wilhelmina met haar moeder stad en land af. Koningin Emma heeft in het belang van de monarchie en dus niet slechts voor de dynastie! een ongeloof lijke activiteit ontwikkeld: tientallen werkbezoeken brachten moeder en doch ter tot allerlei provinciale uithoeken. Dat was nodig omdat na koning Willem m, bepaald sedert de laatste twintig Jaar van zijn regering, de monarchie en dynastie best een injectie konden gebruiken. De regentes zocht met de troonopvolgster de bevolking op; ze lieten zich zien en dat had een waardevolle functie in een tijd waarin de krant nog bij lange na niet in alle huisgezinnen was doorgedrongen, van radio niemand droomde en een reisje naar de provincie uit Den Haag per rijtuig of per trein moest gebeuren en in elk geval een hele onderneming betekende. Zéér aanwezig rzrm Het waren geen loze woorden die de Jonge koningin uitsprak bij haar inhuldiging: Ze nam zich voor „te regeren zoals van een vorstin uit het Huis van Oranje wordt verwacht." ZIJ herhaalde de woorden: „Oranje kan nooit, ja nooit genoeg voor Nederland doen." Wilhelmina ontwikkel de zich verwonderlijk snel voor een jonge vrouw die vanaf haar achttiende verjaar dag in korte tijd koningin werd, trouwde, al in 1902 een miskraam van een vier en een half maands kindje moest verwerken en van de staatszaken zo goed op de hoogte was dat ze partij kon geven aan haar ministers. Vijftig jaar lang, en wat voor jaren, is ze als koningin zéér aanwe zig geweest. Koningin Wilhelmina heeft willens en wetens doorlopend gebruik ge maakt van de gelegenheid om zelfstandig te beslissen: volgens de grondwet moest ze immers instemmen met elke regerings daad. Ze zette zich eigenlijk af tegen een negentiende eeuwse liberale opvatting dat de persoon van de constitutionele vorst eigenlijk geen betekenis meer had. Kuyper"^- met wie ze het overigens niet goed kon vinden kreeg als kabinetfor mateur in 1901 resoluut het kader waar binnen hij moest werken: katholieken in het kabinet, van Heutez' beleid in Indië voortzetten, grotere zorg voor de militie en neutraliteit ten aanzien van de Boerenoorlog. Na Kuyper zouden alle vol gende kabinetsformateurs en er zouden er vele zijn merken dat ze wist wat ze wilde. Nu viel het zo uit dat tijdens haar regering opmerkelijk veel extra-parle mentaire kabinetten zijn opgetreden. En dat in brede lagen het gebrekkig functio neren van de parlementaire democratie werd gekritiseerd. Het dient dan onder streept te worden dat het soms veerkrach tig optreden van de koningin géén risico meebracht af te glijden in autoritaire rich ting. Dat kwam omdat haar koningschap minder gericht was op de staat als politie ke onderneming en méér op de bevolking. Het ging haar niet om de eigen positie maar om Nederland. Londense tijd Tegenwoordig wordt de aandacht wel eens te sterk afgeleid naar haar omgang met haar ministers in de Londense tijd. Daarbij speelt strijk en zet de vraag mee of de koningin streefde naar Koninklijke Kabinetten zoals onder koning Willem L Zonder te ontkennen dat ze met name in het laatste oorlogsjaar overwogen heeft dat versterking van de koninklijke macht wenselijk was, moet toch worden gewaar schuwd voor te sterke en voorbarige con clusies. Het waren gedachten in een situatie waar in koningin Wilhelmina droomde van ver regaande vernieuwing op zedelijk en maatschappelijk gebied en waarin ze geen vertrouwen meer stelde in het kabinet. Toen ze de onhaalbaarheid van haar be doelingen bemerkte, aanvaardde ze dat ook. In die oorlogsjaren was de rol van de koningin tegenover haar ministers preg nanter, maar zou het geen tekort beteke nen indien het anders was geweest? Het was een noodsituatie voor land en volk, het parlement functioneerde niet en een ministersploeg was niet zeer krachtig. De koningin wist via de radio het volk te bereikenen te inspireren. Haar ongeduldig duwen tegen het kabinet kan verklaard worden uit haar overtuiging dat ze zo snel als kon de Londense ministers, voortgeko men uit het vooroorlogse bestel, moest vervangen door goede vaderlanders uit bevrijd gebied. Die moesten de vurig ver belde vernieuwing realiseren. Hoogspanning ^zizrz Had ze zich tijdens de Eerste Wereldoor log een koningin op wacht gevoeld, de Tweede beleefde ze onder hoogspanning. Ze had hem zien aankomen en met Colijn had ze ruzie gemaakt omdat hij het niet nodig vond op een bepaald moment van internationale crisis de mobilisatie af te kondigen. De Duitse inval ervoer ze als een persoonlijke belediging. Kenmerkend voor haar was haar telefoontje buiten de ministers om met de Engelse koning: hem belde ze de Tweede Pinksterdag in het holst van de morgen om vijf uur met het dringend verzoek gevechtsvliegtuigen te sturen. De Engelse koning noteerde in zijn dagboek dat hij zijn adjudant aan vankelijk niet geloofde toen die meldde wie er aan de telefoon was: „It is not often one is rung up at that hour, and especially by a Queen. But in these days anything may happen." (Het gebeurt met vaax oat men op dit uur wordt gebeld, zeker niet door een koningin, maar deze dagen kun je alles verwachten). Dat ze naar Enge land moest wijken viel haar onnoemelijk zwaar. Eind mei 1940 in een toespraak voor Engeland en Amerika drukte zij zich over de radio als volgt uit: „Nuchtere en gewichtige redenen streden tegen het natuurlijk gevoel dat mij en de mijnen drong te blijven." Ze voelde en wist zich evenwel „hét symbool van Ne derland" en noemde zich „een vrouw die weinig meer dan een jaar geleden tot in het diepst van haar ziel geroerd is door de algemene aanhankelijkheid van een warm gevoelend volk, dat het jubileum vierde voelend volk, dat het Jubileum vierde rende veertig Jaar gepoogd heeft haar Volk te dienen en dat zal blijven doen tot haar laatste ademtocht." Laat koningin Wilhelmina eigengereid en fel zijn geweest, erg gespannen soms. als het erop aan kwam voelde ze zich echter in al haar vezels betrokken bij het wel en wee van haar volk. Ze voelde zich gedre ven door de overtuiging dat Oranje en Nederland historisch verbonden waren en door de zekerheid van Gods leiding. Ze was staatshoofd en werd meer en meer koningin van de Nederlandse bevolking. Het valt op dat de bevolking haar toewij ding altijd heeft gewaardeerd. Tegenstan ders van monarchie en dynastie konden haar koningschap nooit als iets onbenul ligs voorstellen. Kritiek op de persoon van de koningin had men niet. En vergelijkt men de obligate herdenkingsartikelen bij het zilveren Jubileum in 1923 met die van het 40-Jarige in 1938, dan valt op hoezeer de waardering en genegenheid waren ge groeid, hoe dichter ook de katholieke en zelfs de socialistische bevolkingsgroepen naar de troon waren geschoven. Bij de gelegenheid van haar aftreden, in 1948, schreef het socialistisch dagblad Het Vrije Volk: „De wijze waarop koningin Wilhel mina met tact en wijsheid het constitutio nele evenwicht heeft tot stand gebracht tussen volk en troon, heeft de staatkundi ge band tussen deze twee sterk beves tigd." Bij alle politieke moeilijkheden, ka binetswisselingen en niet in het minst tijdens de zwarte jaren '40-'45 is het voor Nederland een groot voordeel geweest dat het zo een uitgesproken sterke persoon lijkheid als vorstin heeft gehad. Wilhelmi na maakte het zichzelf noch haar omge ving gemakkelijk, maar men behoeft niet eens de blik vergelijkenderwijs naar ande re landen en vorsten te richten om het resultaat van haar regeren zeer positief te waarderen. Onvrede Haar ongeduld en gedrevenheid kwamen ook voort uit het voortdurend gevoel van onvrede met de bestaande toestand die aan koningin Wilhelmina knaagde. Niet dat ze naar diepgaande veranderingen van maatschappelijke structuren streef de, maar ze wilde corrigeren en wantoe standen verbeteren. Van haar diep geloof in Christus' Licht had ze nooit een geheim gemaakt, maar vanaf het eind van de jaren dertig ijverde ze steeds sterker en openlijker voor geestelijke vernieuwing. Ze riep op tot geestelijke en morele herbe wapening en inkeer tot God. Toen de maatschappelijke vernieuwing na de be vrijding achterwege bleef en tot haar te leurstelling de hoop op grotere eenheid en werkelijk begrip voor de anderen IJdel bleek te zijn, trok zij zich terug om haar godsdienstig leven te verdiepen en daar van te getuigen. Haar religieuze belang stelling had iets mystiek-zwevends, was minder helder gelijnd dan haar staatkun dig optreden maar hoorde even intens tot haar wezen. Wilhelmina was een vorstin die zich tot haar hoge ambt geroepen voelde en de bijzondere verbondenheid tussen haar en het Nederlandse volk on derstelde. Haar dochter typeerde haar le ven als een voortdurend „werken, zwoe gen en scheppen." Inderdaad, deze Oran je-vorstin had alles over voor de Neder landse zaak zoals zij die zag. (Dr. A. F. Manning is hoogleraar in de geschiedenis van de twintigste eeuw aan de universiteit van Nijmegen).

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13