I Verdraagzaam of geen discipline? Fwee werelden in één school an McNamara tot Brown Meneer nummer 7 De zes dissidenten in de CDA-fractie 15 AUGUSTUS 19B0 TROUW/KWARTET door Hans van den Broek Toen collega Hans de Boer na afloop van de CDA-conferen- tie ln Noordwljkerhout op 28 Juni j.L werd gevraagd hoe hij verklaarde dat het bijna ten val brengen van het kabinet door zes dissidenten samen met de oppositie de dag tevoren, geen sporen tijdens de conferentie had achtergelaten, ant woordde hij iets ln de geest van „bij het CDA kan dat". Ook Plet Steenkamp sprak van „de tolerantie binnen het CDA". Beiden zijn denk ik te optimistisch indien zij menen dat na dit zoveelste Incident binnen de CDA-gelederen weer over gegaan kan worden tot de orde van de dag. In ieder geval niet zondermeer in de CDA-fractie. oor Okke Jager Itraks stromen de scholen weer vol. ïoor velen zijn de herinneringen an hun schooltijd als gekookte lasen: zij kunnen de graten eruit «rljderen. Voor mijn generatie is Imoellijker: mijn gymnasiumtijd fel samen met de bezettingstijd lp de eerste schooldag kwamen wij oorgangetjes van houten schotten jover houten looppaadjes uit het bavende station van Rotterdam sagen (zoals Ines van Wiemen het beschreef) helemaal geeastad, alleen een modderige rairte met staketsels en raflghekken om het puin ln edvang te houden, met wegen vol aten en plassen en bruin beslijkte aas die uit de verte kwamen nzeulen om de treinreizigers te rroeren naar de restanten van de ld aan de horizon. Het onbekende esenteerde zich niet als het bdmzinnige, waarbij een nlfjarige mag vermoeden dat er i de hoek nog iets anders te iden is, maar als de leegte, het ets, dat ons terugvoerde naar de gtoen we als kleuter blijkens een tfttling panisch gedrag werden Knallen door de eerste innlanaking met het gat, die tevemde schokkendste was, omdat wij nog niets hadden om het gat mee te vullen (de angst was pas 'dj, toen we de dingen zagen men). Het gymnasium vanzelf de functie om het gat ;eren, om ons de illussle te dat wij er niet in konden |nen. toolgebouw aan het iwerplein was door de !T in beslag genomen: wij Desten uitwijken naar de trgslngel en later naar een bouw dat eenzaam in de Binvlakte stond. Er leek geen Bdere wereld aanwezig dan die van school, waarin wij volstrekt op Bar aangewezen waren. Toch aren er twee werelden in die ene thool. duidelijk af te bakenen in it zwart-wit denken van die agen: de enkele pro-Duitse leraar i leerlingen tegenover alle meren. at betekent het voor talfjarigen, als zij de tijd van de barbaren over wie een leraar hen met afgrijzen laat lezen, eensklaps verplaatst zien naar hun eigen tijd? De wreedheid van de Assyriërs uit de geschiedenis was er plotseling om ons heen, zodat het morele zwaartepunt van de geschiedenis werd verlegd. Ik voel nog de angst bij het gerucht in het laatste oorlogsjaar: de Duitsers komen alle Jongens vanaf 17 jaar ophalen; een leraar zou al met de rapporten uit het raam gesprongen zijn; wij renden over de vlakte die geen enkele schuilplaats bood, naar het station dat omsingeld werd, terwijl we als trossen aan de treeplank hingen van de laatste overvolle trein. Sindsdien konden we door de spoorwegstaking tijdens een heel curcusjaar de school niet meer bereiken; na vier Jaar het gat te hebben bedekt, werd ze alsnog door het gat verzwolgen. Steeds meer horen we beweren dat de huidige scholieren geen interesse hebben voor ervaringen van ouderen en gebeurtenissen ver weg, omdat zij nooit kennis gemaakt hebben met een strijd voor het bestaan: als kinderen wilden ze een ijsje en ze kregen het. Zelfs de godsdienst moet hün ontplooiing bevorderen; het eigenbelang maakt hen a-kerkelijk of vertrost-gelovlg. Als de docenten hun horizon willen verbreden, sluiten zij zich op in him eigen wereld: als zij hun identiteit maar vinden, als er voor hen straks maar een baan is of een plaats op de universiteit en een overzichtelijke wereld (daarom zijn er zoveel aanmeldingen voor een militaire opleiding). Het wordt tijd te protesteren tegen deze beeldvorming: louter geëngageerde leraren tegenover alleen maar gemakzuchtige leerlingen. Zijn de grenzen weer zo scherp te trekken als in de oorlog? Het is waar dat wij aan de universiteiten steeds meer studenten zien aankomen die, met een eierstruif van het milieu van herkomst nog in het haar, lijken op vogeltjes van wie de bekjes eerder opengaan dan de oogjes, en bij examenscripties blijkt dat menig kandidaat in elk geval op taalgebied alle besef van verantwoordelijkheid mist, terwijl toch de reflectie op de taal het oerbeeld van alle filosoferen is. Met i 1 heimwee herinner ik mij de taalgevoeligheid van mijn leermeesters, hun eenvoudige correctheid van formulering. En natuurlijk laat ook ik wel eens de verzuchting horen dat wij binnenkort blij mogen zijn, als de vierjarige universiteit het peil haalt van de voormalige HBS. Juist toen intelligente kinderen van arbeiders eindelijk naar het gymnasium konden gaan, werd het gymnasium afgeschaft. Er wordt steeds langer over gedaan om steeds minder te leren. Maar hebben wij het recht het bij zulke klachten te laten? Zeker niet. als wij denken aan al die gymnasiasten van vroeger, die van hun Latijn niet veel meer overhielden dan een paar losse versregels en een zekere verwaandheid (mensen kunnen een intellectuele status ontlenen aan wat zij vergeten zijn!). De vraag is: w64rom studeren ze langer op minder leerstof? BIJ velen is de reden: dat zij zich bij alles afvragen waar het eigenlijk voor dient. Docenten mogen dan niet tè gauw zeggen dat dit nu eenmaal pas duidelijk kan worden, nadat men hün vak onder de knie heeft Het is wel waar dat wij hun niet willen opleiden tot nóg meer tot doctorandus gebombardeerde volksjongens die de traditie haten omdat zij deze niet weten te hanteren en dat hun weigering om ervaringen van ouderen te aanvaarden zonder die zelf ervaren te hebben, het opstapeleffect van de cultuur ondermijnt (zo komen we zelfs nooit meer aan het alfabet toe). Maar het is óók waar dat de wereld zo snel verandert, dat jongeren al over ervaringen beschikken die ouderen missen. Vierduizend Jaar lang kon in China elke grijsaard elke jongeling de mond snoeren: zwijg knaap, ik heb meer bruggen overschreden dan JU straten. Maar zo wordt ervaring het masker van de volwassene, een onbeargumenteerd complex in de tijd (ik loop al zolang mee, düs...) of in de plaats (ik ben er geweest, ik kan erover oordelen) of in de herhaalbaarheid (ik heb dit al zo vaak gedaan). Zo ontneemt de volwassene de schooljaren bij voorbaat hun eigen waarde. Echte volwassenheid is het tegendeel van dit leedvermaak. Het is: zelfstandig staan in de onvermijdelijke afhankelijkheden, leven met onzekerheden en genoegen nemen met het feit niet klaar te zijn en morgen misschien weer anders te zijn. Godsdienstige volwassenheid is volgens Wijngaarden, dat we durven denken en geloven wat we eigenlijk denken en geloven. Zó kunnen de harten der vaderen worden toegebogen naar die van de kinderen. Juist de volwassen docenten staan het dichtst bij de jongeren. Zij imponeren door van elk imponeren al te zien. De Jeugd wordt wel bedreigd door gebrek aan ervaring, maar de oudere mens wordt even vaak een gevangene van zijn ervaring, een gewoontemens, een relativist. Moderne intellectuelen zijn veelal sceptici. Dat is net even iets anders dan het volwassen leven met onzekerheden. Er kan bij ouderen een diepere onverschilligheid voorkomen dan bij Jongeren. Wij moeten de zg. onverschilligheid van jongeren doorzien als afkeer van abstracties en stichtelijkheden. Als ze een grijpbare kans zien om iets concreets te doen dat succes belooft, is er plotseling een ven-assende activiteit, zoals toen duizenden scholleren te hulp wilden snellen bij de directe uitdaging van de watersnood. Maar hoe verlammend moet het zijn, als de maatschappij zegt: jullie zijn de generatie van de overbevolking, jullie hadden er eigenlijk niet geweest mogen zijn, er is geen werk voor Jullie, en in de kerk worden Jullie geduld, er wordt van Jullie geen werkelijke inbreng verwacht Het is geen wonder dat ze dan maar wat gaan meedeinen met de gevoelens van een groep waarin ze verzeild raken, als een gemakkelijke prooi voor mensen die graag aanhang om zich heen verzamelen. Dat kan uitlopen op de zelfmoord van een secte of een Baader Melnhof-groep. Als ouderen niet luisteren naar wat Jongeren bezielt, kunnen deze zo geïsoleerd raken met hun denkbeelden dat alles geoorloofd lijkt. Nog altijd kan een hele school in een gat verdwijnen. De vrees niet alleen dat de maat vol is, die maat is lelijk aan het overlo pen. Het meest schokkend was niet het feit dat het leven van dit kabi net even aan een zijden draad kwam te hangen, maar de manier waarop dat gebeurde, namelijk door een kleine minderheid uit de fractie die meende voor eigen ver antwoordelijkheid via overlopen naar de oppositie het lot van een geestverwant kabinet definitief te moeten bezegelen. Dat lijkt op het eenvoudig gebruik maken van het democratisch recht van iedere individuele parlementa riër om naar eigen inzicht zijn stem te bepalen. In werkelijkheid is het niet anders en niets minder dan een onaanvaardbaar partij-politiek dic taat van de (fractie)minderheid aan de eigen (fractie)meerderheid over een vitale beslissing als het al of niet heenzenden van het kabinet. Al enkele malen eerder (o.a. bij het kernwapendebat en het illegalende- bat) koos een aantal loyalisten de zijde van de oppositie tegen de overgrote meerderheid van de eigen fractie in Binnen de fractie bestaat een grote mate van verdraagzaamheid voor afwijkende standpunten en stem- dwang behoort niet tot deze spelre gels. Ruimte moet er zijn en moet er blijven. Maar die ruimte berust evenzeer op onderling vertrouwen dat bepaalde grenzen niet worden overschreden. Het gebruik van de smalle parlementaire basis waarop dit kabinet steunt om tegen de wil s. van de eigen fractiemeerderheid een kabinetsval te forceren is zo'n grensoverschrijding. Een voetballer raag rustig eens een bal aan een tegenstander kwijtraken. Echter het met behulp van die tegenstan der opzettelijk in eigen doel werken van de bal zal bij zijn ploeggenoten weinig begrip oogsten, hoewel de spelregels niets uitdrukkelijks daarover bevatten. Gebrek aan verdraagzaamheid? Nee, gewoon elementair gevoel voor wat binnen een team kan en niet iran Minderheid Een maand eerder dacht Jan van Houwelingen er kennelijk ook nog zo over. Op de vraag (Haagse Post 31/5) of een minderheid in de fractie de vrijheid heeft een kabinetscrisis te forceren antwoordde hij „niet als minderheid nee. Of als volledige fractie óf niet; dat zou ik een onein- genlijk gebruik vinden van de posi tie die Je dan toevaliggerwijs van wege de smalle coalitie hebt. Mocht Je dat wel willen doen, dan moet je er eerst uitstappen". En alsof dat niet overtuigend ge noeg was herhaalt hij even verder in hetzelfde vraaggesprek: „het kan niet zo zijn dat een handjevol men sen op ieder gewenst moment als ze hun zin niet krijgen, .voet bij stuk houden en het kabinet laten vallen. Zo'n minderheid heeft alle wapens öor H. J. Neuman nmy Carter heeft begin augus tijn handtekening gezet onder i document dat wordt aange- ud als „presidentiële richtlijn" residential Directive) no. 59. at er precies in staat, blijft voor lig een diep geheim. Maar zo- lel is wel duidelijk dat het gaat m de manier waarop de Verenig- Staten nu denken, indien het iverhoopt tot een oorlog zou ko len, hun strategische kernwa as te gebruiken. Na langdurige i intensief overleg met zijn advi- ur voor nationale veiligheidsza- en. Zbigniew Brnzezinski, en de linister van defensie. Harold rown, heeft de Amerikaanse resident besloten meer accent te fcgen op militaire" doelen (lan- ïerinrichtingen, vliegvelden, ha- ens, werven en wapenfabrieken, laar ook politieke en militaire 'süssingscentra) en minder op eden. Carter heeft een besluit rnomen dat zijn land weer iets erder verwijdert van de pure af- "Hlkking, een schrede temeer P de weg van een „countercity" een „counterforce" strate- le Wat zit hier nu eigenlijk chter? fie teruggaat in de geschiedenis Jan de NAVO, die zal ontdekken tet de bondgenoten aanvankelijk ernst hebben overwogen een ponventionele (dat wil zeggen pletrnucleaire) verdediging in het teven te roepen die volledig opge wassen zou zijn tegen de legers van ïe 8ovjet-Unie. Men had bere ed dat daarvoor een kleine honderd divisies nodig waren, als mede grote aantallen vliegtuigen en schepen. Op de conferentie van Lissabon spraken de NAVO- ministers in februari 1952, af, dat ze deze streefcijfers op korte ter mijn in werkelijkheid zouden om zetten. Dat wil zeggen: als de Ver enigde Staten bereid waren de rekening te voldoen, want daar zagen de Europese regeringen geen kans toe. De nieuwe Ameri kaanse président, Eisenhower, kreeg voorgerekend dat hem dit, in dollars van die tijd, op veertig tot vijftig miljard zou komen te staan. Hij voelde hier niets voor. Het resultaat was dat de Verenig de Staten, en de Europese bondgenoten in hun kielzog, een strategische zwenking van jewel ste maakten. Niet verdediging was nu meer het parool, maar afschrikking. Zou de Sowjet-Unie het wagen een nucleaire aanval op of een grootscheeps conventio neel offensief te ontketenen, dan zou ze het volle gewicht van het Amerikaanse kernwapenarsenaal te verduren krijgen. Conventione le strijdkrachten behoefden slechts de rol van struikeldraad te vervullen: de aanvaller die het in beweging bracht riep meteen een ontstellend onheil over zich af. Het mag misschien nog wel eens gezegd worden dat de man wiens naam men zo dikwijls verbindt met deze leer van de „massale vergelding", John Foster Dulles, in wezen veel genuanceerder over deze problematiek dacht dan de mythologen er later van gemaakt hebben. In 1956 en 1957 deed hij uitspraken die erop neerkwamen dat je niet op iedere beperkte uitdaging kon antwoorden met een algemene kernoorlog. De eerste raketten die kernwa pens over een grote afstand ver voerden waren uiterst onnauw keurig. Bij wijze van compensatie waren de ladingen daarentegen zeer zwaar. Kleine en goed be schermde doelen konden echter alleen door werkelijke voltreffers worden uitgeschakeld. Aangezien het percentage voltreffers gering was, richtte men de kernwapens in beginsel op niet of nauwelijks beschermde oppverlaktedoelen; in haast alle gevallen waren dat grote bevolkingscentra. Men noemde dit de „countercity" (te gen steden gerichte) strategie. Er zijn allerlei redeneringen opgezet om deze kernwapenstrategie voor te stellen als het resultaat van zorgvuldige deductie en combina tie, maar een echte keuze was het niet; gegeven de technologie van die dagen zat er niets anders op (behalve dan natuurlijk de af schaffing van de kernwapens zelf). De twijfel die op het laatst ook in Dulles' woorden doorklonk, greep intussen steeds meer om zich heen. Mensen als Henry Kissin ger, Robert Osgood, Albert Wohl- stetter en Maxwell Taylor brach ten fundamentele kritiek uit op de strategie van de „massale ver gelding". Was het werkelijk denk baar dat een land als de Verenig de Staten in koelen bloede hon derd of meer Russische steden in de as zou leggen als reactie op een beperkte aanvalsdaad van de Sowjet-Unie? Robert McNamara die onder Kennedy minister van defensie werd, merkte op dat het onmoge lijk was een geloofwaardige af schrikking te fabriceren uit een ongeloofwaardige daad. Vandaar dat men in zijn tijd de leer van struikeldraad en massale' vergel ding in de kast borg en daarvoor in de plaats de strategie van het aangepaste antwoord („flexible response") stelde, waarin de con ventionele strijdkrachten wat meer accent kregen. Maar McNamara was ook de eer ste Amerikaanse minister van de fensie die meedeelde (in een ver maarde toespraak te Ann Arbor, op 16 juni 1962) dat de strategi sche kernwapens van de Verenig de Staten niet meer uitsluitend gericht zouden zijn op vijandelij ke steden, maar ook op militaire en industriële doelen. Deze eerste aanzet tot een „counterforce" (te gen militaire doelen gerichte) strategie is in de daarop volgende jaren om allerlei redenen (onder andere het onkwetsbaar worden van de Russische intercontinen tale raketten) weer gedeeltelijk verlaten, maar toch blijkt uit deze toespraak dat de gedachte zelf al zo'n twintig jaar oud is. Tijdens het presidentschap van Richard Nixon is de „counterfor ce" strategie weer bewust uitge werkt. Dit kwam enerzijds door dat de president zelf „meer op- waarover de hele fractie beschikt. Dan ben Je eigenlijk bezig als een fractie binnen een fractie te opere reren en ik denk dat dat niet kan. Dan moet je eerlijk zijn, dan moet je de weg van Goudzwaard volgen, dan moet je eruit stappen". Wat blijft thans over van dergelijke loyaliteitsbetuigingen? Gaf de frac tie teveel vertrouwen aan collega's die er in de (vele) publiciteit nooit een geheim van maakten dat dit kabinet wat hun betreft beter van daag dan morgen kon vertrekken en dat terugkeer van deze coalitie als „zeer ongewenst" moest worden beschouwd? Deze en soortgelijke harte kreten der dissidenten konden wel degelijk hun nuttige bijdrage aan de kriti sche zin in de fractie leveren, echter alleen zolang de onderlinge solidari teit bespeurbaar bleef. Geconsta teerd moet worden dat die thans aangetast is. Op de zo langzamer hand spreekwoordelijke verdraag zaamheid van de fractiemeerder heid is met het Jongste optreden van zes dissidenten een wissel ge trokken waarbij het onderling ver trouwen zwaar, zo niet onherstel baar is beschadigd. Velen in de fractie voelen zich rond uit gemanipuleerd. Steun verlenen aan een motie-Scholten over Zuid- Afrika kon immers niet automa tisch inhouden dat bij niet-uitvoe- ring door het kabinet, tevens diende te worden meegewerkt aan de val van het kabinet, door steun aan een (oppositie)motie van wantrouwen. En dat is in feite de legitimatie waarop de dissidenten zich thans beroepen. De meerderheid was voor een olieboycot en dus is de minder heid gerechtigd zelf te beslissen over het voortbestaan van het wei gerachtige kabinet? Levert een cri sis overigens wèl een boycot op of is dat weer minder relevant? Hoe denkt collega Scholten die als voorzitter en enig lid van de fractiecommissie Buitenlandse Za ken de motie van wantrouwen van Den Uyl steunde hoe denkt hij binnen de fractie in de toekomst nog een meerderheid te kunnen ver werven voor de indiening van een Zuid-Afrika of enige andere be langrijke motie wanneer dat als een vrijbrief wordt opgevat om opposi tionele moties van wantrouwen te steunen? Dan kan nog in het mid den gelaten worden dat het kabinet belangrijke onderdelen van de mo tie wel bereid is uit te voeren en ten aanzien van de gevraagde eenzijdi ge olieboycot de minimumvoor waarde van deelname door alle EG- partners heeft laten vallen. Onzakelijk Daar gaat het hier echter niet om, al maakt het de steun der dissidenten aan de PvdA-motie van wantrou wen des te onzakelijker Kem van de zaak blijft dat geen fractie van welke politieke richting ook. kan aanvaarden dat een kleine minder heid uit haar midden met voorbij gaan van de meerderheid beslist over het gebruik van het zwaarste wapen waarover het parlement be schikt, namelijk het heenzenden van het kabinet. Daarbij is immers een zware afweging aan de orde die uitgaat boven de op zich belangrij ke zaak van Zuid-Afrika. Zo dient te worden beoordeeld wat een kabi netscrisis op dit moment betekent voor bij voorbeeld de ernstige so ciaal-economische problematiek in ons land of voor belangrijke aan de orde zijnde wetgeving als grondpo- litiek, abortus, leegstandswetge ving of VAD. Een dergelijke hoogst verantwoordelijke beslissing mag niet worden gemonopoliseerd door een minderheid ten koste van de meerderheid. Dat het hier ook nog gaat om een kabfnet van merendeels geestver wanten. maakt het op zich niet ver werpelijker hoogstens navranter. En dit door collega's die hun afkeer van „machtspolitiek" zo veelvuldig laten omroepen. Is zo vraagt men zich af. het dictaat van de minderheid te verkiezen bo ven het dictaat van de meerder heid? Waarom accepteert men wel sinds jaar en dag dat indiening van een willekeurige motie niet plaats vindt dan met Instemming van de fractiemeerderheid maar kan een minderheid wel zelfstandig beslis sen over het yoortbetaan van het kabinet? Is het naar huis zenden van een kabinet met een meerder heid van enkele stemmen een be slissing gedragen door „het brede maatschappelijke draagvlak" waar op zo vaak door dezelfde leden een beroep wordt gedaan? En is het nu wel zo zuiver en getuigend van res pect voor de democratie in de partij om vanaf de tot standkoming van dit kabinet een dreigende houding aan te nemen, maar niet eerder toe te slaan dan nadat de kandidaat stelling met z'n toch niet mis te verstane vingerwijzingen aan be trokkenen om puur partij organi satorische redenen (in verband met de CDA-fusie op 11 oktober a.s.) zo vroegtijdig is afgerond. Geen misverstand Geen misverstand. Het kabinet gaat niet vrij-uit. Lubbers noemde tijdens .het debat de verhouding met het kabinet stroef. Dat is nogal wat. Het kabinet dient zich daarop te bezinnen. Maar een constructieve dialoog met het kabinet zal niet mogelijk zijn als de fractie niet be gint eerst orde op eigen zaken te stellen, en verdraagzaamheid te on derscheiden van gebrek aan ele mentaire fractiediscipline, anders weet de fractievoorzitter ook niet wat en wie hij vertegenwoordigt. En daartoe behoort primair het (her) formuleren van een aantal basis spelregels die herhaling van het ge beurde op z'n minst onwaarschijn lijk maken. Aanvulling van het frac tiereglement terzake lijkt hier op z'n plaats het wordt thans waarlijk kiezen of delen: niet voor of tegen het kabinet maar primair voor of tegen de eigen (CDA)-fractie. Mr. H. van den Broek is lid van de Tweede Kamer-fractie van het CDA (bloedgroep KVP). ties" verlangde en niet wilde vol staan met de keuze tussen zelf moord en capitulatie, en ander zijds doordat de nauwkeurigheid van de intercontinentale raketten met sprongen toenam (aan te ne men valt dat er tussen deze twee factoren een aanzienlijke mate van interactie heeft bestaan). De gedachte die vooral in deze perio de opkwam en waartoe minister Schlesinger actief heeft bijgedra gen, is dat een potentiële aanval ler te gemakkelijker kan denken dat nucleaire represailles hem be spaard zullen blijven, naarmate de afschuw die de verdedigende partij daartoe moet overwinnen groter is. Bovendien is het niet alleen afschuw die de verdedigen de partij met name dus in het geval van een „countercity" stra tegie moet overwinnen; het is ook de wetenschap <at een kern salvo op de steden van dé agres sor door deze op precies dezelfde wijze zal worden beantwoord. De Jongste richtlijn van Carter, geïnspireerd door Brown, gaat verder in deze zelfde lijn. Zoals de Washington Post het dezer dagen uitdrukte: wat de Sowjet-Unie af schrikt is niet de omvang maar de zekérheid van nucleaire represail les. Er zitten aan deze Richtlijn no. 59 allerlei consequenties vast, die hier niet besproken zijn. Maar verlaging van de atoomdrempel behoort hier nauwelijks toe: de hoogte daarvan wordt groten deels door heel andere factoren bepaald. De deugdelijkheid of on deugdelijkheid van de conventio nele verdediging bijvoorbeeld. door Koos van Weringh Toen Amsterdam 700 Jaar bestond is iemand op ae aardige gedachte gekomen een voetbaltoernooi te or ganiseren, dat zich in twee dagen afspeelt. Op vrijdagavond twee wedstrijden en op zondagavond de verliezers en winnaars tegen elkaar. Zo'n toernooi in het begin van au gustus is vooral daarom zo aardig, voor de sportliefhebber dan, omdat het de leegte opvult die aanwezig is tussen de Tour de France en het begin van de voetbalcompetitie. Sinds 1977 heb ik steeds de eerste speelavond meegemaakt En sinds dat Jaar heb ik mij geërgerd aan de voorlichting die aan het publiek ook aan mij dus, gegeven wordt. Elk jaar denk ik ook weer, dat het de organisatoren zelf wel zal opvallen dat die voorlichting beter kan, maar ook nu weer blijkt dat de heren liever hun eigen hoofden zien afge drukt dan dat zij ons behoorlijk op de hoogte brengen over datgene waarvoor wij naar het stadion gaan. Voor het bedrag van één gulden krijg je een gekleurde folder, die in twee keer kan worden opengevou wen. Na de eerste handeling zie je een overzicht van de eregasten, de namen van de scheidsrechters, de namen van twee bedrijven die door een financiële garantie „dit grote voetbaltoernooi" mogelijk maken, een mooié bal met de wapens van de vier deelnemende ploegen en drie portretfoto's: van de burge meester van Amsterdam, van drs. S. C. Bakkenist, voorzitter van de Stichting Internationaal Voetbal toernooi Amsterdam en van Jack H. van Zanten, de organisator. Dat de burgemeester ons in zijn stad een sportief toernooi toewenst kan ik mij nog indenken: dat be hoort tot de taak van een burge meester. De andere heren wensen ons eveneens een sportief en span nend toernooi toe. Deze twee heren zien elk jaar kans een aantal regels prietpraat op te schrijven en dat, voorzien van hun foto en hun hand tekening te laten afdrukken. Als je het van een aantal jaren achter el kaar doorleest weet je precies wat adembenemend proza is De tweede handeling bestaat uit het geheel openvouwen van de fol der. We aanschouwen dan vier sta tiefoto's van de deelnemende vere nigingen, in kleur, met trainers en verzorgers erbij. De jongste folder is buitengewoon vermakelijk. Zo blijkt Ajax spelers met initialen te hebben, zoals P. Schrijvers en K. Bons ink, terwijl de andere ploegen gewone jongens in dienst hebben: Peter, Eddie, John en Karl-Heinz. Bij Bayern München moet „zittend v.Lnr." gelezen worden als „staand v.r.n.L". maar daar wil ik nog niet eens over vallen. Wat mij betreft mogen die heren hun koppen nog groter laten afdrukken en nog meer prietpraat uitslaan als wij maar zouden weten welke speler welk rugnummer heeft. Bij het begin van de wedstrijd wordt dat wel omgeroepen, maar de akoestiek is slecht en bovendien kan niemand dat onhouden. zeker niet aan het begin van het seizoen als die clubs ook nog vaak nieuwe, onbekende spelers hebben. Voort durend hoor je nu om je heen: „Wie heeft(volgt krachtterm, nergens worden meer krachttermen ge bruikt dan op een voetbaltribune) nummer 7?" Of een ander nummer. Het plezier dat de heren ons toe wensen zou aanzienlijk groter zijn als de wedstrijd werkelijk zou kun nen worden gevolgd. Maar mis schien moeten we juist heel dank baar zijn dat we voor vijfentwintig gulden de hoofden van deze weldoe ners mogen bekijken. Ik geef de voorkeur aan zakelijke voorlichting, die het mogelijk maakt te volgen waarvoor je komt: een wedstrijd van twee voetbalelf tallen. Volgend jaar om deze tijd weten we meer.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13