Strijd tegen beunhazerij in de alternatieve geneeskunde Beni-Mellal een vreemde uitleg bij het Valkhof i SOCIAAL BERECHT! ZATERDAG 2 AUGUSTUS 1980 TROUW/KWARTET I BINNENLAND! De niet-officiële zo men wil: alternatieve geneeskunde kan allang niet meer worden bestempeld als een randver schijnsel in deze maatschappij. Volgens recente gegevens bezochten vorig jaar zo'n 1,8 miljoen Nederlanders een dergelijke genezer, wat neerkomt op jaarlijks ongeveer I zeven miljoen consulten. voor een wat serieuzere benadering. Onder voorzitterschap van prof. dr. P. Muntendam is van staatswege de commissie I Volgens dr. L. Meinsma van de vereniging tegen kwakzalve- Alternatieve Geneeswijzen al enkele jaren bezig via onder zoek „het kaf van het koren" te scheiden. Echter ook in de kring van de niet-officiële genezers zit men niet stil. rij is hier sprake van een zeer ongezonde ontwikkeling, maar hoofdredacteur F. Bol pleitte onlangs in Medisch Contact door Kees de Leeuw „EUSDEN Overeenkomstig de relatie tussen kerk en sekten zou je vele niet-officiële geneeswijzen als onbetaalde rekeningen van de officiële geneeskunde kunnen be schouwen. In een aantal hiervan zijn gedachten en methoden te vinden, die door de universitaire geneeskunde zijn verwaarloosd. Hiermee is echter nog niets ge zegd over de juistheid van deze gedachten of betrouwbaarheid van die methoden. In zijn boek „Geneeswijzen in Neder land". een standaardwerk over de niet- universitaire geneeskunde, komt de arts Paul van Dijk maar liefst tot 117 metho den. die in ons land op kleine of grote schaal worden toegepast. Daaronder vallen niet alleen meer gangbare behande lingen als acupunctuur en homeopathie, maar ook wat duister aandoende zaken als koppenzetten, houtaskuur en aard- stralen. Het is heel goed mogelijk, dat sinds het verschijnen van „Geneeswijzen in Neder land" in 1976, dit aantal methoden fors is uitgebreid, want iedereen kan en mag zich alternatieve genezer noemen. Als ik mij morgen „bekeer" tot de therapie van de groene erwten en door middel van een gedistingeerd bord in de tuin laat weten, dat ik hierin praktizeer, kan niemand mij een strobreed in de weg leggen. Er is ook in dit wereldje sprake van wild groei en beunhazerij en die tegen te gaan is één van de doelstellingen van de pas opgerichte vereniging van natuurgenees kundig therapeuten. Het opbouwen van een betrouwbare alternatieve gezond heidszorg staat hoog in haar vaandel ge schreven. Malafide In die zin zou je kunnen zeggen, dat de strijd van dr. L. Meinsma, die echter zo goed als „al het alternatieve" als oplichte rij beschouwt tot op zekere hoogte ook haar strijd is. Voor de duidelijkheid voegt Jelle Boersma (secretaris van de vereni ging van natuurgeneeskundig therapeu ten), eraan toe: „Je hebt kwakzalvers en zalfkwakkers". En wat de eerste categorie betreft: zolang de Nederlandse overheid niets doet om praktijken van malafide genezers tegen te gaan, zullen bonafide genezers moeten proberen hieraan paal en perk te stellen. De doelstelling van de vereniging is twee ledig. Ze wil de ontwikkeling en de toepas sing van de natuurlijke geneeswijze in Nederland in de meest ruime betekenis van het woord bevorderen en daarnaast de belangen behartigen van haar leden op het gebied van hun beroepsuitoefening. Het ledental loopt momenteel tegen de veertig, maar Jelle Boorsma voorziet bin nen niet al te lange tijd een groei naar enkele honderden. Hoeveel alternatieve genezers er in Neder land zijn. is in feite maar moeilijk vast te stellen. Paul van Dijk spreekt in zijn boek over zo'n achthonderd niet-officiële gene zers. maar er worden ook schattingen ge daan van twaalf- tot vijftienhonderd. Daaronder bevinden zich tevens helder zienden en magnetiseurs, maar de vereni ging wijst hen niet bij voorbaat af. Integratie „Integendeel", aldus Jelle Boorsma, „wij stellen ons bewust voor iedereen open, omdat we op dit terrein tot integratie willen komen. Onder natuurlijke genees wijze verstaan we die vorm van genezen, die stoornissen in de gezondheid benadert vanuit de gehele mens, waarbij het ver sterken van de zelfgenezende vermogens van de mens vooropstaat. Met name door het bevorderen van een natuurlijke leef wijze. zonodig met behulp van natuurlijke middelen en behandelingsmethoden." Hij legt uit, dat als iemand meent zich in deze omschrijving te kunnen vinden, hij in principe zich kan aanmelden als lid. De Jelle Boorsma: „Je hebt kwakzalvers en zalfkwakkers." vereniging wil echter ook aan kwaliteits bewaking gaan doen en de voor de hand liggende vraag is natuurlijk, hoe men dat denkt te verwezenlijken, met andere woorden: hoe kun je vaststellen of iemand betrouwbaar is als alternatieve genezer en wanneer is er sprake van boerenbedrog? Binnen de vereniging is daarover erg lang gepraat en de gedachten gaan uit naar een ballotagecommissie. Daarin hebben naast de neutrale voorzitter twee mensen zitting, die de opleiding kunnen beoorde len en een man of vrouw, die deskundig is op het specifieke terrein van het lid-in- spé. Op basis daarvan hoopt men de vere niging zelf te kunnen vrijwaren van beun hazen en notoire oplichters, die de alter natieve geneeskunde alleen maar in dis krediet brengen. Hoewel er in Nederland opleidingen, zoals de academie voor natuurgeneeskunde, en cursussen zijn voor natuurgenezers, blijf je een groep houden, die alleen kan bogen op de „gave", die ze naar haar zeggen heeft meegekregen. Jelle Boorsma be aamt, dat een beoordeling daar van ie mands kwaliteiten een stuk moeilijker ligt, maar hij denkt dat met de hulp van deskundigen op bijvoorbeeld het terrein van de parapsychologie er toch uit te komen moet zijn. Hij merkt verder op, dat wie zich niet houdt aan de regels en richt lijnen van de vereniging als lid zal worden geroyeerd. Zo wil men als vereniging bereiken, dat het lidmaatschap hiervan enige garantie geeft voor een kwalitatieve hulpverlening, wat ook in het belang is van de patiënt, die nu veelal maar moet afwachten in welke handen hij valt. Die hulpverlening zal qua tarieven aan bepaalde normen gebonden dienen te zijn, want ook hier is er sprake van een zekere wildgroei. Tarieven De vereniging zelf heeft plannen voor een basis-tarief van zo'n dertig gulden. Wie 35 gulden vraagt, zal beslist niet meteen wor den geschrapt als lid, maar bij honderd gulden zal de vereniging wel degelijk in grijpen. want zo iemand maakt het duide lijk te bont. Ofschoon Nederland naar verhouding nog al wat alternatieve genezers telt, is een groot aantal van hen geen arts en daar door volgens de wet van 1865 niet bevoegd tot het uitoefenen van de geneeskunst. De vereniging stelt, dat vanaf het tijdstip van invoering van deze wet er van verschillen de kanten is geprotesteerd tegen de mono poliepositie, die hierdoor ontstond voor artsen die aan een universiteit werden opgeleid. „De burger is vrij zijn godsdienst te kie zen. de opvoeding van zijn kinderen te regelen, zich bloot te stellen aan allerlei gevaren, zoals het verkeer en het werken in chemische fabrieken, maar zijn zieke lichaam toevertrouwen aan de therapeut van zijn keuze, dat mag hij niet. Hij mag geen vertrouwen schenken aan een alternatief genezer zonder medeplich tig te zijn aan het overtreden van de wet, zo wordt enigszins pathetisch opgemerkt. „Toch valt niet te ontkennen dat alterna tieve genezers op dit moment een wezen lijke bijdrage leveren aan de gezondheids zorg in Nederland, maar er bestaat nog steeds geen wettelijke regeling voor alter natieve geneeswijzen. Het ontbreken daarvan heeft mede tot gevolg, dat iede reen zich als alternatief genezer kan vesti gen, wat de problenjen alleen maar groter maakt." De natuurgeneeskundig therapeuten stre ven binnen verenigingsverband dan ook naar een wettelijke erkenning van het beroep van alternatief genezer en naar het verkrijgen van bevoegdheden om een zelf standige praktijk uit te oefenen. Jelle Boorsma: „Wij vinden dat ieder mens het recht heeft zijn eigen genezer te kiezen Daarom willen we bijvoorbeeld af van de huidige regel, dat een patiënt alleen op verwijzing van een huisarts een natuurge nezer mag bezoeken, wil hij de behande ling vergoed krijgen van het ziekenfonds." Vaste baan Boorsma die zelf de medische wereld van dichtbij kent als verpleegkundige gaf deze vaste baan op en vestigde zich onlangs na een omleiding te hebben gevolgd aan de academie voor natuurgeneeskunde in Amsterdam, als alternatieve genezer in Leusden. „Ik heb uit idealisme voor dit werk gekozen, maar ik moet er ook mijn brood mee verdienen, al kom ik er mo menteel nauwelijks van rond." Zijn ideaal is niet alleen een verdieping van het vak en het uitwisselen van gegevens tussen niet-officiële genezers onderling, maar toch ook proberen een samenwerking tot stand te brengen met de universitaire geneeskunde. Hij voegt eraan toe „Als beroepsvereni ging zullen we een reëel gesprek niet uit de weg gaan en door zelf orde te scheppen in de chaos van nu hopen we. dat dit zal leiden tot een herziening van de mogelijk heden. waarover zowel arts als natuurge neeskundige kunnen beschikken." door Huub Elzerman Zo'n vier vijf weken was de Marokkaan thuis, toen het besef tot hem doordrong dat vakanties voorbij vliegen. De datum dat hij terug moest naar Nederland, terug naar de assemblage-fabriek, kwam al in zicht. Voor zijn gevoel was hij pas heel kort thuis. De Marokkaan werd er niet vrolijker op. Een paar dagen later werd hij geveld door maagklachten, buikpijn en diarrhee. De man ging naar een arts en hij kreeg te horen dat hij dertig dagen rust moest houden. Zijn vertrek naar Nederland werd uitgesteld. Nu is het zonneklaar dat zo'n man alle schijn tegen zich heeft. De verleiding voor een gastarbeider om de vakantie met behulp van een ziekmelding te verlengen is uiteraard groot. Het is de enige methode om met behoud van salaris wat langer bij de familie te blijven. Maar al is zo'n verdachtmaking gemakkelijk gemaakt: er zijn ook wel andere mogelijkheden. Iemand kan in het vooruitzicht dat hij moet vertrekken écht ziek worden en het is in Marokko zeer wel mogelijk om tegen een heuse besmetting aan te lopen. Waar niet trouwens. Het gaat er om wie uitmaakt of een werknemer al te snel roept dat hij pijn heeft of dat er sprake is van een ziekte Vanuit Nederland is dat antwoord al een paar jaar geleden gegeven. Op grond van het Administratief Akkoord met Marokko wordt bij ziekmeldingen de Caisse Nationale de Sécurité Sociale ingeschakeld Om in Marokko in aanmerking te komen voor een uitkering in Nederland dient de werknemer aan de behandelend arts een bewijs van arbeidsongeschiktheid te vragen. Dat bewijs levert hij met de aanvraag om een uitkering in bij de Caisse. De Caisse schakelt dan een controlerend arts in en die man deelt de werknemer mee hoe lang hij vermoedelijk arbeidsongeschikt zal blijven. Alle paperassen gaan vervolgens naar de bedrijfsvereniging in Nederland. Daar wordt dan tenslotte over het wel of niet verstrekken van de uitkering beslist Ook de Marokkaan uit dit verhaal bewandelde keurig volgens de voorschriften deze weg. Met het bewijs van arbeidsongeschiktheid afgegeven door de huisarts begaf hij zich naar de Caisse in Beni-Mellal. Daar werd hij op 22 januari nog eens onderzocht door een controlerend geneesheer Deze arts was het met de huisarts eens dat een periode van dertig dagen rust op zijn plaats was. Toen ging er iets fout. De Caisse stuurde de gegevens naar Nederland en daar kreeg de dienstdoende beambte van de bedrijfsvereniging het bijgesloten formulier MN 116 onder ogen Het formulier was ingevuld en ondertekend door een medewerker-arts van de Caisse. In Marokko wilde men kennelijk zekerheid hebben, want deze arts was na de huisarts en de controleur de derde die de Marokkaanse gastarbeider had onderzocht. „Ik heb", schreef hij. „deze werknemer onderzocht op 22 januari en verklaar dat deze werknemer arbeidsongeschikt is geworden op 19 januari De werknemer is weer arbeidsgeschikt?: Ja. Laatste dag van de arbeidsongeschiktheid: 19 januari. „Eigenaardig", zei de beambte. „De man is op 19 januari arbeidsongeschikt geworden en hij is op dezelfde dag weer hersteld verklaard. Dat is vast geen ernstige ziekte geweest." Nu was de Marokkaan inmiddels al weer terug in Nederland en ook hier was hij weer eens onderzocht. Dit maal door een sociale verzekeringsarts. „Eens even kijken", mompelde de beambte, „wat die arts meldt." Hij greep de kaart en las: „Werknemer terug in Nederland. Zou diarrhee hebben. Pijnaangifte in de onderbuik Soepele buik, normale peristaltiek. tong niet beslagen. Geen zieke indruk „Aha", zei de beambte. „Ik denk niet dat het bestuur van de bedrijfsvereniging in dit geval een ziekengelduitkering geeft. Eigenlijk weet ik wel zeker dat hij naar zijn geld kan fluiten." Dat klopte. De bedrijfsvereniging stuurde een briefje, waaruit bleek dat de Marokkaan ter zake van zijn ziekte op 19 januari geen ziekengeld kreeg Hij was volgens de sociale verzekeringsmannen op die datum niet arbeidsongeschikt. „Hoe kunnen ze dat nu zeggen", vroeg de Marokkaan zich verbaasd af „Ik heb toch van twee afzonderlijke artsen gehoord dat ik dertig dagen rust moest houden. Dat zeggen ze toch niet voor niets?" Hij legde zijn zaak voor aan de Rechtskundige Dienst van de FNV De vakbonds-juristen zagen er wel brood in en zij spanden een zaak aan bij de Raad van Beroep Het succes was niet overweldigend De voorzitter van de Raad begon met het aanvragen van een nieuw medisch onderzoek en zo kwam de Marokkaan bij de vijfde arts terecht. Deze arts een internist tekende in zijn rapport onder andere aan: „In Marokko kreeg hij van zijn arts medicamenten en een dieet voorgeschreven. Er werden geen foto's gemaakt. Hij deelde mij mede dat door ander eten in Marokko hij al vak^r maagklachten had gehad. Conclusie: Uit de mij ter beschikking staande gegevens en mede door het oordeel van de Caisse besluit ik tot arbeidsgeschiktheid op 19 januari „In dat geval", oordeelde de raad, „zien wij geen reden om af te wijken van het oordeel van de Caisse. temeer niet daar ook de sociale verzekeringsarts tot de conclusie is gekomen dat de klager op 19 januari niet arbeidsongeschikt was „Wat nu?" vroeg de Marokkaan hulpeloos aan zijn juridische adviseurs. „In beroep gaan". antwoordden zij resoluut." We vechten door." Zo kwam de zaak na drie jaar voor de Centrale Raad van Beroep. „Deze man", zei de raadsman van de Marokkaan, „heeft zich geheel in overeenstemming met de voorschriften tot de Caisse gewend, is onderzocht door een door de Caisse aangewezen controlerend arts en heeft te horen gekregen dat hij dertig dagen rust moest houden. Deze arts heeft dat ook schriftelijk aan de Caisse gemeld, maar in de zogeheten MN-116 verklaring merkt een medewerker-arts van de Caisse zelf op dat de man op 19 januari arbeidsgeschikt is. Dat is onbegrijpelijk en niet consistent. Een goede uitvoering van de Ziektewet en het Administratief Akkoord brengt met zich mee dat de bedrijfsvereniging de opvattingen van de controlerend arts volgt. Aan deze man mag daarom geen uitkering worden geweigers." Het vertrekpunt van de raadsman was duidelijk. Hoe zouden de rechters dit keer reageren? De artsen in Nederland waren immers ook niet zo overtuigd van de ziekte van de Marokkaan De centrale raad was op zijn zachts gezegd enigszins ontstemd. Om te beginnen bleek dat de bedrijfsvereniging pas na ruim twee jaar de moeite had genomen om aan de Caisse opheldering te vragen over de tegenstrijdige adviezen van de controlerend arts in Beni-Mellal en de medewerker- arts van de Caisse zelf. „Bovendien", merkte de raad op. „blijkt uit het Administratief Akkoord duidelijk dat de stem van de controlerend arts de doorslag geeft. Naar ons oordeel had het op de weg van de bedrijfsvereniging gelegen om in een veel eerder stadium nadere inlichtingen in te winnen bij de Caisse en niet pas na twee jaar Aan de Marokkaan is ten onrechte een uitkering geweigerd Wat er precies fout was gegaarttussen de Caisse en Beni-Mellal bleef onopgehelderd, maar de Marokkaan kreeg ztjn uitkering En daar ging het hem om. Wie zich na aankomst op het spoorwegstation in Nijmegen de moeite van een wandeling naar het Valkhof getroost vindt, om met de oude psalm negentien te spreken, „daarin grooten loon". Het uitzicht over de Waal is van af deze hooggelgen plaats onver getelijk. ver strekt zich het daar achter gelegen land uit en vóór en boven dit alles uit rijst trots de Waalbrug omhoog. Het is een van de oorden waar de geschie denis je als het ware van alle zijden tegemoet waait. De ruïnes in het park en de fraai herstelde kapel voeren je naar de Middel eeuwen maar wie zich herin nert hoe op zondag 17 september 1944 de hemel schier verduisterd werd door de overtrekkende ge allieerde luchtvloot zal hier voor al terugdenken aan de spannen de maanden vol ontmoedigende mislukkingen die op de luchtlan dingen volgden: Nijmegen was maandenlang frontstad, de kale. lege plekken die je op weg van het station naar het Valkhof zag herinneren nog steeds daaraan (en aan het bombardement, eer- der in '44). De geschiedenis blijft boeien als je wat door het park wandelt en plotseling op een fraaie over een weg gebouwde brug staat. In een ijzeren boog staat in grote, wat ouderwetse letters vermeld dat de brug gebouwd is als een eer bewijs aan enige heren die zich in de vorige eeuw verdienstelijk gemaakt hebben voor de uitleg van de stad. Misschien vragen velen zich wel. af wat voor bijzon dere. vele raadsels oplossende uitleg de heren verschaft hebben maar een blik in het woorden boek zou de verbaasde toeschou wer snel uit de droom helpen. „Uitleg" is een in onbruik ge raakt („verouderd, historisch", zegt Van Dale) woord voor stads uitbreiding buiten de oude mu ren of wallen. Zó oud is dat ver ouderde karakter overigens nog niet: in een door mij zorgvuldig bewaarde vijftiende druk van Koenen Endepols (uit de jaren twintig of dertig) ontbreekt die typering nog. in de 25ste druk.uit; 1960 staat zij wel. Zd snèl kuh- - nen de dingen in dit landje ver anderen! Die veranderingen kun je soms toejuichen, soms kun je ze slechts met weemoed of zelfs spijt gadeslaan. Het laatstge noemde ervaar ik als ik een his torische uitlating weergegeven vind op een wijze die een belang rijk deel van het tijdsgebonden karakter eraan ontneemt. Om dat te illustreren moet ik Nijme gen verlaten en, thuis, het eerste deel („Voorspel") van dr L. de Jongs oorlogsgeschiedenis ter hand nemen. Het gaat me om een gebeurtenis die in februari 1933 en nog lang daarna ongewo ne opwinding teweegbracht. Op het iparineschip De Zeven Pro vinciën deed zich in Indië muite rij voor nadat de salarissen ver minderd waren. De muiters voe ren langs Sumatra, maar toen het schip zich bij Straat Soenda bevond werd er ingegrepen: een marinevliegtuig liet niet naast (zoals afgesproken was) maar óp het schip een bom vallen: 23 mensen kwamen om en een aan tal werd gewond. Vóórdat die bom viel had Hendrik Colijn, toen nog geen minister maar nog a.r. fractieleider, in een gesprek met „Het Vaderland" een krasse uitlating gedaan:dit klaar geval van muiterij moet worden onderdrukt, zoo noodig, door het schip met een torpedo naar den bodem van den oceaan te zen den". Deze woorden, die Colijns - reputatie van gezagshandhaver bevestigden, werden vooral door zijh tegenstanders veelvuldig aangehaald en dat leidde er weer toe dat ze van a.r. zijde verde digd werden: in een met het oog op de verkiezingen van 1933 uit gegeven „handleiding voor huis bezoekers" werd het volgende antwoord op mogelijke kritiek aangereikt: „Dit woord is het meest barmhartige dat gespro ken kan worden Had ieder op deze wijze gesproken, dan was er geen bloed gevloeid." Na deze uitweiding haast ik mij te zeggen wat me in dr. L. de Jongs weergave mishaagt: de uitlating van Colijn staat er (ui teraard) wel in, maar de dubbele o in ..zoo noodig" is verdwenen en wat me pijnlijker treft, de indrukwekkende uitgangs-n die bij Colijn zo vaak duidelijk te horen was, is nergens meer te bekennen: „de bodem van de oceaan." Het beeld is armer ge worden. het is zoiets als een mid deleeuws ridder in een confectie- pakje! De muiterij heeft veel gevolgen gehad; onder meer kwam er een „ambtenarenverbod": over heidsdienaren mochten van een aantal organisaties geen lid meer zijn en ze niet meer steu nen. Dat de regering daarbij wel wat ver ging (een poosje waren Alle uitgaven van de linkse Ar beiderspers voor militairen ver boden) laat ik hier rusten wel vermeld ik een voornemen dat in oktober 1933 aangekondigd werd: ambtenaren zouden geen actie mogen voeren tegen het regeringsbeleid. Dat riep protes ten op, vooral van de ambtena renbonden en de regering ver anderde „actie" in „agitatie", wat de zaak er niet veel duidelij ker op maakte (dat is ook het oordeel van J. C. H. Blom die een proefschrift over de muiterij en haar gevolgen schreef). Wie nu in woordenboeken nagaat wat „agitatie" betekent, vindt soms als een van de verklarende woor den „actie". Maar agitatie klonk revolutionairder en sinds 1918 was het woord „revolutie" een spookbeeld en zij werd begin 1933 nog vooral van „links" ge vreesd. En waarschijnlijk had „actie" toen nog niet zo'n ingang gevonden in de betekenis die nu. tot leedwezen van sommige or- delievenden. overheerst

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 17