orfKTat stelt die uitverkoop nog voor?
In verwachting
nd
Een wibbeltrein
en een nostalgiseur Nk
JOCI irdig?
ISOCIAAL BERECHT!
rET
RDAG 26 JULI 1980
"BINNENLAND!
mensen waren de laatste tijd heel wat sjagrljniger dan
Iers, zegt een serveerster die tijdens de uitverkoop-drukte
bediende in een warenhuis-restaurant. Een verkoopster bij I koopsters maar vaak lastig. Trouw ging op verkenning: wat
een kledingstand viudt de kinderen en de echtgenoten van de I betekent de uitverkoop nog?
ir Clsca Dresselhuis
eniging
hstichlia
Barneve, Dje uitverkoop,
at nu eigenlijk nog wat tegen-
in een
ïrsfooi^
85 roks
i meisji
lijk in
overii
in het
i woneqftQi
n (eigen
een
3ing en
V,
ij zich
voor de
t hun
i naar
opvc
ziet niet meer. dat twee vrou-
elk aan een kant van dezell-
staan te trekken. Dat soort
trelen behoort tot het verle-
Maar er zijn toch nog altijd
mensen, die in de uitverkoop
en kijken of er iets voor hen
is," vertelt een verkoopster
C. en A. Zij en haar collega's
iben drukke dagen achter de
want het slechte weer deed
i veel mensen hun toevlucht
[ken in overdekte winkelcentra
warenhuizen.
C. en A. waren het vooral vrouwen, die
iwege de vakantie meestal wel „voor-
i" waren van kinderen en man. „Die
zijn vaak hopeloos lastig. Die
verstoppertje spelen, met de lift
oeien of ze zitten met vettige vingers
aan. Wanneer de ouders ze niet
ien, moeten wij het doen. Sommige
stallen hun kinderen gewoon bij de
dan kunnen wij als onbetaalde
woflfcjie fungeren. Na een half uurtje, wan-
werba r K de hebben gehad van
ivo» m te passen en te bekijken, komen ze
ptu kinderen weer halen," vertelt deze ver-
jpster
de echtgenoten zijn vaak niet de
kkelijksten. „Die mannen worden mee
lt, omdat ze nu eenmaal samen uit
a. Je ziet ze hier ongelukkig rondhan-
'Is er hier geen stoel?' is het eerste dat
vragen Of: Ts er hier geen bar?', of:
pilsje zou er best ingaan.' Het zijn
alleen de vrouwen, die er plezier
""met hebben in een zaak als de onze rond te
R. Eikc larrelen en tussen de afgeprijsde kleren
/ijhe to kijken."
Dreef,
g van
echtba
uli 199
7 te V
ator.
L.E, K«
ch tref ik op „een dagje uitverkoop"
best wat mannen bij C. en A. aan:
fcestal met ijsmutsen getooide gastar-
ln er Iders, die druk tussen de afgeprijsde
;en zoeken. Ook mannen, die zich
toezicht van him vrouw, in goedko-
lacks moeten hijsen, maar daar dulde-
niet veel plezier aan beleven.
beeft C. en A. bij deze uitverkoop in
de aanbieding gehad? „We hebben erg
veel zomerkleren moeten afprijzen. Door
het slechte weer zijn die dit Jaar in de
normale verkoop niet goed verkocht We
kunnen ze niet tot volgend jaar bewaren,
dus alles moet eruit Dat betekent, dat we
hier jurken van negentien gulden hebben
hangen. Die gaan gauw weg. Verder heb
ben de mensen al veel winterkleren ge
kocht niet in de uitverkoop, maar gewoon
uit de nieuwe collectie. Het slechte weer
spoorde ze klaarblijkelijk aan om maar
alvast truien en winterjurken te kopen."
Boeken
Het is ook hard gelopen met de verkoop
van uitverkoopartikelen, op de boekenaf-
deling van V. en D. Robbert, een zestienja
rige vakantiekracht dit jaar overgegaan
naar de vijfde klas van het atheneum,
heeft deze stand onder zijn hoede. „Weet
je wat enorm loopt? Die goedkope detecti
ves, van drie voor drie gulden. Ook het
boek „Mysteries uit de bijbel" voor een
rijksdaalder doet het prima, net zoals de
afgeprijsde puzzelwoordenboeken. Ik
denk, dat al die mensen in de regen in hun
tentje of caravan hebben zitten puzzelen.
Tussendoor lees ik zelf af en toe een
stripboek, maar ik heb niet veel vrije tijd,
want Je ziet hoe druk het hier ls. Boven
dien moet ik ook nog de tassen- en para
plu-afdeling in de gaten houden."
„Vorige week stond ik bij de afgeprijsde
grammofoonplaten, dat liep ook goed,"
vertelt hij. Maar dan moet hij snel terug
naar zijn kassa, waar een oudere heer vijf
gulden vijftig helemaal in dubbeltjes en
kwartjes staat neer te tellen voor „Waar
heid en leugen in het verzet" van Mathleu
Smadts. „Ik heb thuis een flinke verzame
ling boeken over de oorlog, maar deze had
ik nog niet. Wat fijn, dat ik die hier zo
goedkoop op de kop kon tikken," meldt
hij blij, terwijl zijn vrouw, voor alle zeker
heid, toch maar een nieuwe paraplu aan
schaft
Gitaren
Ook de achttien-jarige Benna, verkoop
ster in een muzlekzaak heeft het de afgelo
pen dagen flink druk gehad. „De eerste
dag van de uitverkoop hadden we voor
half tien al vier gitaren verkocht. Daar
komen dan echt mensen om, die speciaal
tot de uitverkoop gewacht hebben om
zo'n instrument aan te schaffen. Blokflui
ten en andere kleinere muziekinstrumen
ten zijn ook goed verkocht. Bladmuziek
minder. We doen ook eigenlijk alleen
maar hits van vorig Jaar in de uitverkoop.
Nee, de mensen staan gelukkig niet aan de
instrumenten te trekken, maar je ziet wel,
dat de een staat te wachten of de ander
die gitaar nu wel of niet zal nemen. Zodra
zo iemand het instrument neerlegt, is de
ander er als de kippen bij om het te
kopen."
Haar vriend is verkoper in een ijzerhandel,
waar huishoudelijke artikelen, elektrische
gereedschappen en tuinspullen worden
verkocht. In zijn zaak moet de uitverkoop
nog beginnen. Toch heeft hij de laatste
weken redelijk verkocht, omdat heel wat
mensen hun vakantie blijken te gebruiken
om het huis op te knappen. Zodoende
moeten er boormachines en andere appa
ratuur worden aangeschaft. „De mensen
gaan zelf meubels in elkaar zetten, nieuwe
gordijnen ophangen en zo. Nu ze toch de
deur niet uitkonden vanwege het slechte'
weer, hebben ze klaarblijkelijk besloten
hun tijd maar nuttig te besteden. Wat we
in ieder geval niet verkocht hebben de
laatste tijd, zijn tuinsproelers."
Sjagrijniger
Bij winkelen hoort koffiedrinken, het
liefst met een flinke slagroompunt. „Het is
hier de laatste tijd abnormaal druk ge
weest, veel drukker dan anders. Je kon
merken, dat de mensen, die hier in de
buurt op campings zitten, naar dit winkel
centrum kwamen om in leder geval droog
te zitten. Dat liep dan meestal uit op
winkelen en koopjes halen. Daarna krijg
Je die gezinnen, vaak met een stel Jenge
lende kinderen, hier in de zaak. Ik vond de
mensen de laatste UJd echt een stuk sja-
grljnlger dan anders. Ze hadden veel min
der geduld, wilden onmiddellijk het be
stelde op tafel zien en voor zo weinig
mogelijk geld, zoveel mogelijk eten heb
ben," vertelt de 22-Jarige serveerster Han-
neke.
Na ruim twee Jaar geleden eindexamen
gymnasium-b te hebben gedaan, is ze ei
genlijk blijven hangen in een restaurant
in het Hllversumse winkelcentrum Hil-
vertshof. „Een beetje uit de hand gelopen
vakantiewerk," noemt ze het zelf.
Ze heeft de afgelopen tijd aardig wat
gekanker moeten aanhoren. „De mensen
waren nogal kortaangebonden, vooral de
moeders. Dat begrijp ik wel, want die
moeten de kinderen maar proberen in
toom te houden. Vaders trekken zich
daarvan meestal niet veel aan. En wan
neer je steeds met zeurende kinderen
moet rondsjouwen, begrijp ik wel dat het
humeur er niet zonniger op wordt. Het is
alleen vervelend dat ze dat dan op ons
afreageren. Ik snap niet, dat mensen, ter
wijl ze vakantie hebben, nog zo zitten te
jakkeren. Ze moeten snel-snel hun eten
hebben, alsof ze over vijf minuten alweer
een afspraak hebben, terwijl ze meestal
niks hebben te doen. Je merkte met dat
slechte weer trouwens ook goed, dat de
mensen zichzelf eens extra verwenden
met een gebakje of zo. Ook de kinderen
kregen wat extra's: de kindermenuutjes
vlogen de deur uit."
De échte
Tenslotte nog even de échte uitverkoop
in: bij V. en D. naar een stand waar
afgeprijsde tupperware-schaaltjes voor de
ijskast worden verkocht. Daar staan grote
drommen vrouwen omheen. „Nou ja, het
is misschien geen echte tupperware, het
komt geloof ik uit Taiwan, maar het is een
stuk goedkoper dan normaal," zegt een
oudere Indonesische vrouw. Een andere
vrouw zegt: „Ik kom hier toevallig langs
en zie die doosjes. Ik had die net nodig.
Nou, dan neem ik ze mee, maar ik ga er
met de uitverkoop niet extra op uit. Nee
hoor, alleen wanneer ik toevallig iets te
gen het lijf loop, dat ik nodig heb, koop ik
het"
Een wat zorgelijke middelbare vrouw, die
alle verschillende doosjes probeert, ver
telt, dat ze ze voor een dochter moet
aanschaffen. „Die heeft net een eigen fla
tje en nu heeft ze die dingen nodig. Ze
belde me op en vroeg of ik ze in de
uitverkoop wilde gaan halen. Nou ja,
zoiets doe Je als moeder dan." Twee be
jaarde vrouwen schaffen zich ook een
paar heel kleine opbergschaaltjes aan. De
eenpersoons-porties zijn misschien toch
nog vaak te groot voor hen.
Zelf heb ik ook nog maar wat gekocht: een
afgeprijsde broek, van 65 voor 35 gulden.
door Huub Elzerman
rooi'.
Bent u zwanger?" vroeg de directeur van de
rasserij aan het eind van het sollicitatiegesprek.
)e Turkse vrouw ze was pas zeventien
'REC! ïhudde verbaasd haar hoofd. „Nee," zei ze, timide
(gen haar toekomstige baas. „Niet zwanger!
e". k In dat geval," hernam de directeur," kunt u
lorgen als wasserijhulp bij ons in dienst treden. We
eginnen om half acht."
'oor de jonge Turkse was het haar eerste baan in
ederland en daarom viel het haar misschien niet
lirect op dat ze sneller vermoeid raakte, dan
roeger. Maar ze voelde zich wel enigszins onrustig.
Die vraag van haar baas spoelde ook nog steeds
loorhaar hoofd.
.Zou ik misschien toch in verwachting zijn?," vroeg
ij zich af. Eigenlijk wilde ze er niet over nadenken.
Ze moest werken, geld verdienen en de komst van
(en kind zou nu niet goed uitkomen. „Bovendien,"
lelnsde zij, „ben ik al vaker over tijd geweest en
toen was er ook niets aan de hand."
Vier weken na de indiensttreding bij de wasserij
maakte zij met haar fiets een ongelukkige val. Ze
werd met ontvellingen en pijn in haar buik naar de
(erste hulp van een ziekenhuis gebracht en daar
fond de dienstdoende arts dat er voor die buikpijn
de hulp van een vrouwenarts moest worden
Ingeroepen. De vrouwenarts betastte voorzichtig de
buik van de vrouw, voelde de licht vergrote
baarmoeder en greep onmiddellijk naar zijn
foptone, een afluisterapparaat dat de geluiden in
de buik versterkt weergeeft. Uit de luidspreker
klonk luid en duidelijk het snelle ritme van
kinderlijke hart tonen.
.Over uw kindje hoeft u zich geen zorgen te
Oaken," zei de arts op vriendelijke toon toen hij
klaar was met het onderzoek. „Uw zwangerschap is
totact..alles is goed," voegde hij eraan toe, toen hij
baar vragende blik zag. De Turkse bleek drie
oaanden zwanger te zijn en de arts raadde haar aan
om zich zo spoedig mogelijk onder controle te
tellen van een verloskundige. Dat deed ze, maar
aangezien er met haar zwangerschap verder niets
aan de hand was, werkte ze gewoon door. Aan haar
baas vertelde ze wèl van haar val van haar fiets.
Over de „ontdekking" in het ziekenhuis repte ze
®et geen woord. Tegen het eind van de proeftijd
let de werkgever de vrouw weten dat er een
medische keuring nodig was, alvorens hij haar in
vaste dienst zou nemen. Tijdens die keuring
vertelde de Turkse dat zij zwanger was en zo kwam
k werkgever op het laatste nippertje in de
achtste week van de proeftijd te weten wat er aan
de hand was. Eén dag voor het verstrijken van de
Proeftijd ontsloeg hij haar wegens het verstrekken
van onjuiste inlichtingen tijdens de sollicitatie.
Daar was uiteraard niets tegen te doen, want een
arbeidscontract kan binnen de proeftijd nu
I eenmaal op een gemakkelijke manier worden
verbroken. Door de werknemer, maar ook door de
werkgever en die hoeft zich dan niet eens te
beroepen op laakbaar gedrag van zijn werknemer.
De Turkse stond op straat, ze naderde de vijfde
maand van haar zwangerschap en ze besefte dat
geen enkele werkgever haar onder die
omstandigheden in dienst zou nemen. Ze vroeg WW
aan. Van de bedrijfsvereniging kreeg ze het
volgende briefje:
„Omwille van het verkrijgen van de functie
wasserijhulp hebt u op 24 Januari, hoewel daarom
werd gevraagd, aan de werkgever verzwegen dat u
zwanger was. Vervolgens bent u op 25 januari bij de
werkgever in dienst getreden op een proeftijd van
twee maanden. Nadat u tijdens deze proeftijd
alsnog aan de werkgever hebt medegedeeld dat u
zwanger was, werd u in verband daarmede
ingaande 21 maart ontslagen. Op 7 april heeft een
arts verklaard dat de bevalling vermoedelijk zal
plaatsvinden op 4 augustus. Door die
omstandigheid draagt uw aangegeven
werkloosheid geen onvrijwillig karakter zodat u
terzake van deze werkloosheid geen uitkering
krachtens de WW toekomt.
Tot zover de brief van de bedrijfsvereniging. De
strekking ls duidelijk: Sollicitanten èn werkgevers
mogen tijdens het sollicitatiegesprek de fraaiste
voorstelling van zaken geven over zichzelf of over
hun bedrijf. Dat is allemaal toegestaan. Jokken
mag niet. De werkgever die de meest miserabele
baan aanprijst als een lot uit de loterij, kan de pech
hebben dat zijn werknemer nog in de proeftijd
opstapt. Maar voor de werknemer liggen de zaken
anders. Indien hij „onjuiste inlichtingen bij het
indlensttreden" geeft, kan hij ontslag krijgen en
dat heeft hij dan aan zichzelf te wijten. Met andere
woorden: Hij (of zij) is door eigen toedoen dus
niet-onvrijwillig werkloos en in zo'n geval heeft
hij geen recht op WW.
Het verweer van de Turkse vrouw dat ze niet had
gelogen, omdat ze tijdens de sollicitatie niet wist
dat ze zwanger was, mocht niet baten. Ze kreeg
geen WW. De beroepsrechter dacht daar anders
over. De weigering van de bedrijfsvereniging om
een WW-uitkering te verstrekken is alleen terecht
indien met voldoende zekerheid kan worden
gesteld, dat de vrouw redelijkerwijze wél op de
hoogte moest zijn van haar zwangerschap,
redeneerde de rechter. Ze was tijdens de sollicitatie
drie maanden zwanger, bij een arts of vroedvrouw
was ze nog niet geweest en voor de rechter stond
dus allerminst vast dat de vrouw wist dat er een
kind op komst was. Er zijn vrouwen die veel langer
zwanger zijn, voordat ze beseffen wat er aan de
hand is. Hij gunde de Turkse het voordeel van de
twijfel en gelastte de bedrijfsvereniging alsnog in
de buldel te tasten.
Daar voelden de sociale verzekeringsmannen niets
voor. „Wacht eens even," riepen zij. „Natuurlijk
wist deze vrouw dat zij zwanger was, want in het
ziekenhuis is haar zwangerschap toch vastgesteld
mede aan de hand van de gegevens die zij zelf heeft
verstrekt? Ze heeft toch zelf moeten aangeven
hoelang ze over tijd was?"
De rechter had natuurlijk gewoon „kletskoek"
kunnen roepen, maar dat doen rechters niet. „Deze
overweging komt mij volstrekt onbegrijpelijk
voor," zei hij zuinig. De sociale
verzekeringsmannen vonden hun
gedachtenspinsels helemaal niet zo onzinnig.
Integendeel, ze vermoedden nog steeds dat de
Turkse hen fopte. Ze verdachten haar ervan dat zij
onder valse voorwendselen probeerde sociale
verzekeringspenningen in de wacht te slepen en dat
moest worden voorkomen. Om klaarheid te krijgen
legde de bedrijfsvereniging de zaak voor aan de
Centrale Raad van Beroep. Dit college stond voor
de niet geringe opgave om twee jaar nadat het kind
was geboren uit te maken of de moeder na drie
maanden zwangerschap wel of niet wist dat ze in
blijde verwachting was. Nadat de vrouw wederom
had uitgelegd dat ze het écht niet wist en dat ze al
eens eerder.zonder resultaat" enkele maanden
over tijd was geweest, gaf de centrale raad toe dat
een definitief antwoord niet was te geven.
„Maar," zo vervolgde de raad, „zelfs al zou ze
hebben gedacht dat ze mogelijk niet zwanger was,
dan nog had het op haar weg gelegen om de
werkgever te attenderen op de mogelijkheid van
zwangerschap. HIJ zou haar dan eventueel na een
medisch consult niet in dienst hebben genomen
en zij zou dan niet verzekerd zijn Ingevolge de
Werkloosheidswet. Nu zij door onjuiste of
onvolledige inlichtingen een baan heeft gekregen
die zij anders niet zou hebben gekregen, ls het
ontslag en de daaruit voortvloeiende werkloosheid
niet onvrijwillig. De bedrijfsvereniging heeft
terecht een uitkering geweigerd," besliste de raad.
Zo hoorde de Turkse vrouw dat haar in het geheel
het voordeel van de twijfel niet werd gegund. Met
haar „blijde verwachting" was ze nergens welkom.
Niet op de arbeidsmarkt en al evenmin bij de
bedrijfsvereniging.
De beide kinderen die, gevolgd
door hun moeder, de treincoupé
binnenstormen, nemen geen
blad voor de mond. Met luide
stem geven zij lucht aan hun
verwondering over het stalen
voertuig waarin zij verblijven en
de snelheid waarmee het zich
voortbeweegt. De ene op ver
baasde toon uitgesproken vraag
volgt op de andere: waar zit de
motor, hoe kan het dat de wielen
zo keurig op de rails blijven, hoe
komt het dat de hulzen die ver
der van de spoorbaan af staan
langer met je „meereizen" dan
de dingen waar de trein vlak
langs suist, waar zit de „chauf
feur"? De moeder weet lang niet
op elke vraag een antwoord, ik
voel soms met haar mee maar
al spoedig dwalen mijn gedach
ten een zijpad op. Het heeft er
veel van weg dat deze twee kin
deren veelvuldig in auto's en zel
den of nooit in een ordentelijke
trein zitten en wat missen
dergelijke Jonge mensjes ontr
stellend veel. Al dat interessante
gedoe met treinen en al dat be
weeg op de stations, de indruk
wekkende figuur van de conduc
teur met zijn knipwerktuig, de
hele romantiek van de ijzeren
snelwegen, het wordt hun alle
maal onthouden. Bij die gedach
te voegt zich een andere: wat
kan de vakantie ook het inwen
dige van een trein grondig van
aanzien doen veranderen. Ver
dwenen zijn de routinematig,
wat verveeld en soms met zicht
bare tegenzin naar hun werk rei
zende dames en heren forensen,
wier gemoedstemming in het be
gin van deze eeuw zo aardig be
schreven is door Charles Boisse-
vain, de in 1927 overleden oud-
hoofdredacteur van het Alge
meen Handelsblad. De forens,
schreef Boissevain, „rijdt twee
maal per dag in een sneltrein en
kijkt uit of bederft zijn oog met
het lezen van een wlbbelend
blad, dat, hoe stevig en onwan
kelbaar van beginsel, toch wib-
belt door wibbelende handen in
den wibbelenden trein". De fo
rensen met hun problemen heb
ben het veld dus geruimd en hun
plaatsen zijn ingenomen door
enthousiastelingen, die hun ge
voelens vaak net zo vrij de loop
laten als Nicolaas Beets in de
4ii jaar 10ü jaiir geicuen dat hèi
jfrk begon. De heilssoldaten in
^htsamenkomst nog w eon«;
ml authentieke uniformen uit r
Uit „De Strijdkreet" van het Le
ger des Heils.
vorige eeuw deed toen hij over
het stoom-wonder dichtte: „Sto
men, stomen, stomen Vliegen
langs de baan! Wie wil zitten
dromen, Mag met paarden
gaan".
Er zijn in de zomertijd méér aar
dige waarnemingen te doen. Zo
meldt een lezer dat zijn oog viel
op een ongewoon bord bij een
antiekhandelaar, die zich het
winkelende volk presenteerde
als „erkend nostalgiseur" een
handige maar toch ook wel aar
dige vondst van een neringdoen
de die tracht in te spelen op de
belangstelling voor alles wat van
doen heeft met grootmoeders
tijd. Een andere lezer schrijft
over een uitdrukking waarmee
hij minder vrede kan hebben
naarmate hij er langer over na
denkt. We zeggen „niets is min
der waar" als we willen zeggen
dat iets héél erg waar is, maar
van die mededeling klopt eigen
lijk niets. Als we een soort waar
heids-schaal zouden tekenen,
een lijn lopend van honderd pro
cent tot nul procent waarheid,
zou datgene waarvan we zeggen
„niets is minder waar" zich on
der aan die lijn moeten bevin
den, bij nul dus, want er is niéts
van waar, niets kan minder zijn.
Boven in de schaal, bij honderd
procent, kan zich slechts datge
ne bevinden, waarvan wij zou
den kunnen zeggen: ólles is min
der waar. Het spraakmakende
volk is dus weer eens ontmas
kerd als tegen-de-draad-in en
heerlijk onlogisch want krijg
zo'n uitdrukking er maar eens
uit!
Weer een andere lezer stoot zich
nogal eens aan een tekst die hij
her en der in gebouwen aantreft:
de directie stelt zich niet aan
sprakelijk voorOnzin, vindt
de schrijver, natuurlijk stelt een
directie zichzelf niet aansprake
lijk, niemand stelt zichzelf aan
sprakelijk, je kunt alleen een én-
der aansprakelijk stellen en wel
bij de instelling die daarvoor in
onze rechtsstaat is: de justitie.
Uit een andere brief blijkt erger
nis over het modieuze gebruik
van het woord „ooit" in plaats
van „eens". Soms komt men er
helemaal niet uit en gebruikt
men ze allebei, zoals de lezer
voor de radio hoorde: „heb Je zelf
ooit eens medicijnen gestu
deerd"? Een lezeres meldt dat zij
het niet over haar hart kan ver
krijgen haar hondje, nader aan
geduid haar teefje, met „zij" aan
te duiden (en zij denkt daarmee
in de geest van de Nederlands-
Belgische spellingsdeskundigen,
die in 1953 het bekende „groene
boekje" publiceerden; zij vinden
het „volkomen natuurlijk" dat Je
de kat „hij" noemt). Verscheide
ne lezers tenslotte blijken er
geen vrede mee te hebben dat
„smaak" gebruikt wordt in
plaats van „mening" („naar mijn
smaak Al met al ontroeren
de bezorgdheid over onze taal!
Als „uitsmijter" een kleine toe
voeging aan wat ik vorige week
schreef over het gerommel met
de tussen-s. Ik ontdekte dat ook
een bij uitstek „vredig" woord
als „heilssoldaat" aanleiding
kan geven tot taai-twisten. Bijna
alle woordenboeken die ik erop
nasloeg geven het woord met één
s (heilsoldaat), maar de nieuwste
Van Dale maakt er twee s'en van
en ook in „De Strijdkreet", het
blad van het Leger des Heils.
vond ik het met twéé. dus zoals
ik het hiervoor schreef en zoals
ik het ook alleen maar wens te
schrijven want we schrijven
toch ook: heilsleger!