orfKTat stelt die uitverkoop nog voor? In verwachting nd Een wibbeltrein en een nostalgiseur Nk JOCI irdig? ISOCIAAL BERECHT! rET RDAG 26 JULI 1980 "BINNENLAND! mensen waren de laatste tijd heel wat sjagrljniger dan Iers, zegt een serveerster die tijdens de uitverkoop-drukte bediende in een warenhuis-restaurant. Een verkoopster bij I koopsters maar vaak lastig. Trouw ging op verkenning: wat een kledingstand viudt de kinderen en de echtgenoten van de I betekent de uitverkoop nog? ir Clsca Dresselhuis eniging hstichlia Barneve, Dje uitverkoop, at nu eigenlijk nog wat tegen- in een ïrsfooi^ 85 roks i meisji lijk in overii in het i woneqftQi n (eigen een 3ing en V, ij zich voor de t hun i naar opvc ziet niet meer. dat twee vrou- elk aan een kant van dezell- staan te trekken. Dat soort trelen behoort tot het verle- Maar er zijn toch nog altijd mensen, die in de uitverkoop en kijken of er iets voor hen is," vertelt een verkoopster C. en A. Zij en haar collega's iben drukke dagen achter de want het slechte weer deed i veel mensen hun toevlucht [ken in overdekte winkelcentra warenhuizen. C. en A. waren het vooral vrouwen, die iwege de vakantie meestal wel „voor- i" waren van kinderen en man. „Die zijn vaak hopeloos lastig. Die verstoppertje spelen, met de lift oeien of ze zitten met vettige vingers aan. Wanneer de ouders ze niet ien, moeten wij het doen. Sommige stallen hun kinderen gewoon bij de dan kunnen wij als onbetaalde woflfcjie fungeren. Na een half uurtje, wan- werba r K de hebben gehad van ivo» m te passen en te bekijken, komen ze ptu kinderen weer halen," vertelt deze ver- jpster de echtgenoten zijn vaak niet de kkelijksten. „Die mannen worden mee lt, omdat ze nu eenmaal samen uit a. Je ziet ze hier ongelukkig rondhan- 'Is er hier geen stoel?' is het eerste dat vragen Of: Ts er hier geen bar?', of: pilsje zou er best ingaan.' Het zijn alleen de vrouwen, die er plezier ""met hebben in een zaak als de onze rond te R. Eikc larrelen en tussen de afgeprijsde kleren /ijhe to kijken." Dreef, g van echtba uli 199 7 te V ator. L.E, K« ch tref ik op „een dagje uitverkoop" best wat mannen bij C. en A. aan: fcestal met ijsmutsen getooide gastar- ln er Iders, die druk tussen de afgeprijsde ;en zoeken. Ook mannen, die zich toezicht van him vrouw, in goedko- lacks moeten hijsen, maar daar dulde- niet veel plezier aan beleven. beeft C. en A. bij deze uitverkoop in de aanbieding gehad? „We hebben erg veel zomerkleren moeten afprijzen. Door het slechte weer zijn die dit Jaar in de normale verkoop niet goed verkocht We kunnen ze niet tot volgend jaar bewaren, dus alles moet eruit Dat betekent, dat we hier jurken van negentien gulden hebben hangen. Die gaan gauw weg. Verder heb ben de mensen al veel winterkleren ge kocht niet in de uitverkoop, maar gewoon uit de nieuwe collectie. Het slechte weer spoorde ze klaarblijkelijk aan om maar alvast truien en winterjurken te kopen." Boeken Het is ook hard gelopen met de verkoop van uitverkoopartikelen, op de boekenaf- deling van V. en D. Robbert, een zestienja rige vakantiekracht dit jaar overgegaan naar de vijfde klas van het atheneum, heeft deze stand onder zijn hoede. „Weet je wat enorm loopt? Die goedkope detecti ves, van drie voor drie gulden. Ook het boek „Mysteries uit de bijbel" voor een rijksdaalder doet het prima, net zoals de afgeprijsde puzzelwoordenboeken. Ik denk, dat al die mensen in de regen in hun tentje of caravan hebben zitten puzzelen. Tussendoor lees ik zelf af en toe een stripboek, maar ik heb niet veel vrije tijd, want Je ziet hoe druk het hier ls. Boven dien moet ik ook nog de tassen- en para plu-afdeling in de gaten houden." „Vorige week stond ik bij de afgeprijsde grammofoonplaten, dat liep ook goed," vertelt hij. Maar dan moet hij snel terug naar zijn kassa, waar een oudere heer vijf gulden vijftig helemaal in dubbeltjes en kwartjes staat neer te tellen voor „Waar heid en leugen in het verzet" van Mathleu Smadts. „Ik heb thuis een flinke verzame ling boeken over de oorlog, maar deze had ik nog niet. Wat fijn, dat ik die hier zo goedkoop op de kop kon tikken," meldt hij blij, terwijl zijn vrouw, voor alle zeker heid, toch maar een nieuwe paraplu aan schaft Gitaren Ook de achttien-jarige Benna, verkoop ster in een muzlekzaak heeft het de afgelo pen dagen flink druk gehad. „De eerste dag van de uitverkoop hadden we voor half tien al vier gitaren verkocht. Daar komen dan echt mensen om, die speciaal tot de uitverkoop gewacht hebben om zo'n instrument aan te schaffen. Blokflui ten en andere kleinere muziekinstrumen ten zijn ook goed verkocht. Bladmuziek minder. We doen ook eigenlijk alleen maar hits van vorig Jaar in de uitverkoop. Nee, de mensen staan gelukkig niet aan de instrumenten te trekken, maar je ziet wel, dat de een staat te wachten of de ander die gitaar nu wel of niet zal nemen. Zodra zo iemand het instrument neerlegt, is de ander er als de kippen bij om het te kopen." Haar vriend is verkoper in een ijzerhandel, waar huishoudelijke artikelen, elektrische gereedschappen en tuinspullen worden verkocht. In zijn zaak moet de uitverkoop nog beginnen. Toch heeft hij de laatste weken redelijk verkocht, omdat heel wat mensen hun vakantie blijken te gebruiken om het huis op te knappen. Zodoende moeten er boormachines en andere appa ratuur worden aangeschaft. „De mensen gaan zelf meubels in elkaar zetten, nieuwe gordijnen ophangen en zo. Nu ze toch de deur niet uitkonden vanwege het slechte' weer, hebben ze klaarblijkelijk besloten hun tijd maar nuttig te besteden. Wat we in ieder geval niet verkocht hebben de laatste tijd, zijn tuinsproelers." Sjagrijniger Bij winkelen hoort koffiedrinken, het liefst met een flinke slagroompunt. „Het is hier de laatste tijd abnormaal druk ge weest, veel drukker dan anders. Je kon merken, dat de mensen, die hier in de buurt op campings zitten, naar dit winkel centrum kwamen om in leder geval droog te zitten. Dat liep dan meestal uit op winkelen en koopjes halen. Daarna krijg Je die gezinnen, vaak met een stel Jenge lende kinderen, hier in de zaak. Ik vond de mensen de laatste UJd echt een stuk sja- grljnlger dan anders. Ze hadden veel min der geduld, wilden onmiddellijk het be stelde op tafel zien en voor zo weinig mogelijk geld, zoveel mogelijk eten heb ben," vertelt de 22-Jarige serveerster Han- neke. Na ruim twee Jaar geleden eindexamen gymnasium-b te hebben gedaan, is ze ei genlijk blijven hangen in een restaurant in het Hllversumse winkelcentrum Hil- vertshof. „Een beetje uit de hand gelopen vakantiewerk," noemt ze het zelf. Ze heeft de afgelopen tijd aardig wat gekanker moeten aanhoren. „De mensen waren nogal kortaangebonden, vooral de moeders. Dat begrijp ik wel, want die moeten de kinderen maar proberen in toom te houden. Vaders trekken zich daarvan meestal niet veel aan. En wan neer je steeds met zeurende kinderen moet rondsjouwen, begrijp ik wel dat het humeur er niet zonniger op wordt. Het is alleen vervelend dat ze dat dan op ons afreageren. Ik snap niet, dat mensen, ter wijl ze vakantie hebben, nog zo zitten te jakkeren. Ze moeten snel-snel hun eten hebben, alsof ze over vijf minuten alweer een afspraak hebben, terwijl ze meestal niks hebben te doen. Je merkte met dat slechte weer trouwens ook goed, dat de mensen zichzelf eens extra verwenden met een gebakje of zo. Ook de kinderen kregen wat extra's: de kindermenuutjes vlogen de deur uit." De échte Tenslotte nog even de échte uitverkoop in: bij V. en D. naar een stand waar afgeprijsde tupperware-schaaltjes voor de ijskast worden verkocht. Daar staan grote drommen vrouwen omheen. „Nou ja, het is misschien geen echte tupperware, het komt geloof ik uit Taiwan, maar het is een stuk goedkoper dan normaal," zegt een oudere Indonesische vrouw. Een andere vrouw zegt: „Ik kom hier toevallig langs en zie die doosjes. Ik had die net nodig. Nou, dan neem ik ze mee, maar ik ga er met de uitverkoop niet extra op uit. Nee hoor, alleen wanneer ik toevallig iets te gen het lijf loop, dat ik nodig heb, koop ik het" Een wat zorgelijke middelbare vrouw, die alle verschillende doosjes probeert, ver telt, dat ze ze voor een dochter moet aanschaffen. „Die heeft net een eigen fla tje en nu heeft ze die dingen nodig. Ze belde me op en vroeg of ik ze in de uitverkoop wilde gaan halen. Nou ja, zoiets doe Je als moeder dan." Twee be jaarde vrouwen schaffen zich ook een paar heel kleine opbergschaaltjes aan. De eenpersoons-porties zijn misschien toch nog vaak te groot voor hen. Zelf heb ik ook nog maar wat gekocht: een afgeprijsde broek, van 65 voor 35 gulden. door Huub Elzerman rooi'. Bent u zwanger?" vroeg de directeur van de rasserij aan het eind van het sollicitatiegesprek. )e Turkse vrouw ze was pas zeventien 'REC! ïhudde verbaasd haar hoofd. „Nee," zei ze, timide (gen haar toekomstige baas. „Niet zwanger! e". k In dat geval," hernam de directeur," kunt u lorgen als wasserijhulp bij ons in dienst treden. We eginnen om half acht." 'oor de jonge Turkse was het haar eerste baan in ederland en daarom viel het haar misschien niet lirect op dat ze sneller vermoeid raakte, dan roeger. Maar ze voelde zich wel enigszins onrustig. Die vraag van haar baas spoelde ook nog steeds loorhaar hoofd. .Zou ik misschien toch in verwachting zijn?," vroeg ij zich af. Eigenlijk wilde ze er niet over nadenken. Ze moest werken, geld verdienen en de komst van (en kind zou nu niet goed uitkomen. „Bovendien," lelnsde zij, „ben ik al vaker over tijd geweest en toen was er ook niets aan de hand." Vier weken na de indiensttreding bij de wasserij maakte zij met haar fiets een ongelukkige val. Ze werd met ontvellingen en pijn in haar buik naar de (erste hulp van een ziekenhuis gebracht en daar fond de dienstdoende arts dat er voor die buikpijn de hulp van een vrouwenarts moest worden Ingeroepen. De vrouwenarts betastte voorzichtig de buik van de vrouw, voelde de licht vergrote baarmoeder en greep onmiddellijk naar zijn foptone, een afluisterapparaat dat de geluiden in de buik versterkt weergeeft. Uit de luidspreker klonk luid en duidelijk het snelle ritme van kinderlijke hart tonen. .Over uw kindje hoeft u zich geen zorgen te Oaken," zei de arts op vriendelijke toon toen hij klaar was met het onderzoek. „Uw zwangerschap is totact..alles is goed," voegde hij eraan toe, toen hij baar vragende blik zag. De Turkse bleek drie oaanden zwanger te zijn en de arts raadde haar aan om zich zo spoedig mogelijk onder controle te tellen van een verloskundige. Dat deed ze, maar aangezien er met haar zwangerschap verder niets aan de hand was, werkte ze gewoon door. Aan haar baas vertelde ze wèl van haar val van haar fiets. Over de „ontdekking" in het ziekenhuis repte ze ®et geen woord. Tegen het eind van de proeftijd let de werkgever de vrouw weten dat er een medische keuring nodig was, alvorens hij haar in vaste dienst zou nemen. Tijdens die keuring vertelde de Turkse dat zij zwanger was en zo kwam k werkgever op het laatste nippertje in de achtste week van de proeftijd te weten wat er aan de hand was. Eén dag voor het verstrijken van de Proeftijd ontsloeg hij haar wegens het verstrekken van onjuiste inlichtingen tijdens de sollicitatie. Daar was uiteraard niets tegen te doen, want een arbeidscontract kan binnen de proeftijd nu I eenmaal op een gemakkelijke manier worden verbroken. Door de werknemer, maar ook door de werkgever en die hoeft zich dan niet eens te beroepen op laakbaar gedrag van zijn werknemer. De Turkse stond op straat, ze naderde de vijfde maand van haar zwangerschap en ze besefte dat geen enkele werkgever haar onder die omstandigheden in dienst zou nemen. Ze vroeg WW aan. Van de bedrijfsvereniging kreeg ze het volgende briefje: „Omwille van het verkrijgen van de functie wasserijhulp hebt u op 24 Januari, hoewel daarom werd gevraagd, aan de werkgever verzwegen dat u zwanger was. Vervolgens bent u op 25 januari bij de werkgever in dienst getreden op een proeftijd van twee maanden. Nadat u tijdens deze proeftijd alsnog aan de werkgever hebt medegedeeld dat u zwanger was, werd u in verband daarmede ingaande 21 maart ontslagen. Op 7 april heeft een arts verklaard dat de bevalling vermoedelijk zal plaatsvinden op 4 augustus. Door die omstandigheid draagt uw aangegeven werkloosheid geen onvrijwillig karakter zodat u terzake van deze werkloosheid geen uitkering krachtens de WW toekomt. Tot zover de brief van de bedrijfsvereniging. De strekking ls duidelijk: Sollicitanten èn werkgevers mogen tijdens het sollicitatiegesprek de fraaiste voorstelling van zaken geven over zichzelf of over hun bedrijf. Dat is allemaal toegestaan. Jokken mag niet. De werkgever die de meest miserabele baan aanprijst als een lot uit de loterij, kan de pech hebben dat zijn werknemer nog in de proeftijd opstapt. Maar voor de werknemer liggen de zaken anders. Indien hij „onjuiste inlichtingen bij het indlensttreden" geeft, kan hij ontslag krijgen en dat heeft hij dan aan zichzelf te wijten. Met andere woorden: Hij (of zij) is door eigen toedoen dus niet-onvrijwillig werkloos en in zo'n geval heeft hij geen recht op WW. Het verweer van de Turkse vrouw dat ze niet had gelogen, omdat ze tijdens de sollicitatie niet wist dat ze zwanger was, mocht niet baten. Ze kreeg geen WW. De beroepsrechter dacht daar anders over. De weigering van de bedrijfsvereniging om een WW-uitkering te verstrekken is alleen terecht indien met voldoende zekerheid kan worden gesteld, dat de vrouw redelijkerwijze wél op de hoogte moest zijn van haar zwangerschap, redeneerde de rechter. Ze was tijdens de sollicitatie drie maanden zwanger, bij een arts of vroedvrouw was ze nog niet geweest en voor de rechter stond dus allerminst vast dat de vrouw wist dat er een kind op komst was. Er zijn vrouwen die veel langer zwanger zijn, voordat ze beseffen wat er aan de hand is. Hij gunde de Turkse het voordeel van de twijfel en gelastte de bedrijfsvereniging alsnog in de buldel te tasten. Daar voelden de sociale verzekeringsmannen niets voor. „Wacht eens even," riepen zij. „Natuurlijk wist deze vrouw dat zij zwanger was, want in het ziekenhuis is haar zwangerschap toch vastgesteld mede aan de hand van de gegevens die zij zelf heeft verstrekt? Ze heeft toch zelf moeten aangeven hoelang ze over tijd was?" De rechter had natuurlijk gewoon „kletskoek" kunnen roepen, maar dat doen rechters niet. „Deze overweging komt mij volstrekt onbegrijpelijk voor," zei hij zuinig. De sociale verzekeringsmannen vonden hun gedachtenspinsels helemaal niet zo onzinnig. Integendeel, ze vermoedden nog steeds dat de Turkse hen fopte. Ze verdachten haar ervan dat zij onder valse voorwendselen probeerde sociale verzekeringspenningen in de wacht te slepen en dat moest worden voorkomen. Om klaarheid te krijgen legde de bedrijfsvereniging de zaak voor aan de Centrale Raad van Beroep. Dit college stond voor de niet geringe opgave om twee jaar nadat het kind was geboren uit te maken of de moeder na drie maanden zwangerschap wel of niet wist dat ze in blijde verwachting was. Nadat de vrouw wederom had uitgelegd dat ze het écht niet wist en dat ze al eens eerder.zonder resultaat" enkele maanden over tijd was geweest, gaf de centrale raad toe dat een definitief antwoord niet was te geven. „Maar," zo vervolgde de raad, „zelfs al zou ze hebben gedacht dat ze mogelijk niet zwanger was, dan nog had het op haar weg gelegen om de werkgever te attenderen op de mogelijkheid van zwangerschap. HIJ zou haar dan eventueel na een medisch consult niet in dienst hebben genomen en zij zou dan niet verzekerd zijn Ingevolge de Werkloosheidswet. Nu zij door onjuiste of onvolledige inlichtingen een baan heeft gekregen die zij anders niet zou hebben gekregen, ls het ontslag en de daaruit voortvloeiende werkloosheid niet onvrijwillig. De bedrijfsvereniging heeft terecht een uitkering geweigerd," besliste de raad. Zo hoorde de Turkse vrouw dat haar in het geheel het voordeel van de twijfel niet werd gegund. Met haar „blijde verwachting" was ze nergens welkom. Niet op de arbeidsmarkt en al evenmin bij de bedrijfsvereniging. De beide kinderen die, gevolgd door hun moeder, de treincoupé binnenstormen, nemen geen blad voor de mond. Met luide stem geven zij lucht aan hun verwondering over het stalen voertuig waarin zij verblijven en de snelheid waarmee het zich voortbeweegt. De ene op ver baasde toon uitgesproken vraag volgt op de andere: waar zit de motor, hoe kan het dat de wielen zo keurig op de rails blijven, hoe komt het dat de hulzen die ver der van de spoorbaan af staan langer met je „meereizen" dan de dingen waar de trein vlak langs suist, waar zit de „chauf feur"? De moeder weet lang niet op elke vraag een antwoord, ik voel soms met haar mee maar al spoedig dwalen mijn gedach ten een zijpad op. Het heeft er veel van weg dat deze twee kin deren veelvuldig in auto's en zel den of nooit in een ordentelijke trein zitten en wat missen dergelijke Jonge mensjes ontr stellend veel. Al dat interessante gedoe met treinen en al dat be weeg op de stations, de indruk wekkende figuur van de conduc teur met zijn knipwerktuig, de hele romantiek van de ijzeren snelwegen, het wordt hun alle maal onthouden. Bij die gedach te voegt zich een andere: wat kan de vakantie ook het inwen dige van een trein grondig van aanzien doen veranderen. Ver dwenen zijn de routinematig, wat verveeld en soms met zicht bare tegenzin naar hun werk rei zende dames en heren forensen, wier gemoedstemming in het be gin van deze eeuw zo aardig be schreven is door Charles Boisse- vain, de in 1927 overleden oud- hoofdredacteur van het Alge meen Handelsblad. De forens, schreef Boissevain, „rijdt twee maal per dag in een sneltrein en kijkt uit of bederft zijn oog met het lezen van een wlbbelend blad, dat, hoe stevig en onwan kelbaar van beginsel, toch wib- belt door wibbelende handen in den wibbelenden trein". De fo rensen met hun problemen heb ben het veld dus geruimd en hun plaatsen zijn ingenomen door enthousiastelingen, die hun ge voelens vaak net zo vrij de loop laten als Nicolaas Beets in de 4ii jaar 10ü jaiir geicuen dat hèi jfrk begon. De heilssoldaten in ^htsamenkomst nog w eon«; ml authentieke uniformen uit r Uit „De Strijdkreet" van het Le ger des Heils. vorige eeuw deed toen hij over het stoom-wonder dichtte: „Sto men, stomen, stomen Vliegen langs de baan! Wie wil zitten dromen, Mag met paarden gaan". Er zijn in de zomertijd méér aar dige waarnemingen te doen. Zo meldt een lezer dat zijn oog viel op een ongewoon bord bij een antiekhandelaar, die zich het winkelende volk presenteerde als „erkend nostalgiseur" een handige maar toch ook wel aar dige vondst van een neringdoen de die tracht in te spelen op de belangstelling voor alles wat van doen heeft met grootmoeders tijd. Een andere lezer schrijft over een uitdrukking waarmee hij minder vrede kan hebben naarmate hij er langer over na denkt. We zeggen „niets is min der waar" als we willen zeggen dat iets héél erg waar is, maar van die mededeling klopt eigen lijk niets. Als we een soort waar heids-schaal zouden tekenen, een lijn lopend van honderd pro cent tot nul procent waarheid, zou datgene waarvan we zeggen „niets is minder waar" zich on der aan die lijn moeten bevin den, bij nul dus, want er is niéts van waar, niets kan minder zijn. Boven in de schaal, bij honderd procent, kan zich slechts datge ne bevinden, waarvan wij zou den kunnen zeggen: ólles is min der waar. Het spraakmakende volk is dus weer eens ontmas kerd als tegen-de-draad-in en heerlijk onlogisch want krijg zo'n uitdrukking er maar eens uit! Weer een andere lezer stoot zich nogal eens aan een tekst die hij her en der in gebouwen aantreft: de directie stelt zich niet aan sprakelijk voorOnzin, vindt de schrijver, natuurlijk stelt een directie zichzelf niet aansprake lijk, niemand stelt zichzelf aan sprakelijk, je kunt alleen een én- der aansprakelijk stellen en wel bij de instelling die daarvoor in onze rechtsstaat is: de justitie. Uit een andere brief blijkt erger nis over het modieuze gebruik van het woord „ooit" in plaats van „eens". Soms komt men er helemaal niet uit en gebruikt men ze allebei, zoals de lezer voor de radio hoorde: „heb Je zelf ooit eens medicijnen gestu deerd"? Een lezeres meldt dat zij het niet over haar hart kan ver krijgen haar hondje, nader aan geduid haar teefje, met „zij" aan te duiden (en zij denkt daarmee in de geest van de Nederlands- Belgische spellingsdeskundigen, die in 1953 het bekende „groene boekje" publiceerden; zij vinden het „volkomen natuurlijk" dat Je de kat „hij" noemt). Verscheide ne lezers tenslotte blijken er geen vrede mee te hebben dat „smaak" gebruikt wordt in plaats van „mening" („naar mijn smaak Al met al ontroeren de bezorgdheid over onze taal! Als „uitsmijter" een kleine toe voeging aan wat ik vorige week schreef over het gerommel met de tussen-s. Ik ontdekte dat ook een bij uitstek „vredig" woord als „heilssoldaat" aanleiding kan geven tot taai-twisten. Bijna alle woordenboeken die ik erop nasloeg geven het woord met één s (heilsoldaat), maar de nieuwste Van Dale maakt er twee s'en van en ook in „De Strijdkreet", het blad van het Leger des Heils. vond ik het met twéé. dus zoals ik het hiervoor schreef en zoals ik het ook alleen maar wens te schrijven want we schrijven toch ook: heilsleger!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11