lyrisch werkstuk over bier KRAK Sölle door getekend lijden en medelijden De actualiteit van Darwin Max Weber: voortrekker van de sociale wetenschappen kenfout i nader schouwd Moeilijk groepswerk in middelbaar onderwijs NDERDAG 24 JULI 1980 BOEKEN TROUW/KWARTET P6 H11 TdTnAV» door Ruud Verdonck Er mag dan een aanzienlijke joeveelheid bier worden ge- ironken, kenners zijn Neder- anders niet. Ze hebben toch voornamelijk dorst. Als het maar koud en geel is, met schuim van boven. De laatste jaren is er. met name in de grote steden, zoiets als een bie- rencultur ontstaan. Dat erbij ge proefd wordt of het ook smaakt Doet men er maar voldoende ly- nsch bij. dan is men al rap een kenner. Een levensgenieter Er zijn enkele café s gespecialiseerd in die cultus. De meeste zuchten onder de lening van de brouwer die maar één soort bier kent- zijn bier. Te leveren in de specialiteiten, gewoon en oud bruin. Kenmerkend voor deze instelling is de Euro-fles. Een standaardverpak- king voor het bier. Zo'n besluit kan de kwaliteit van het geleverde pro- dukt nooit ten goede komen. Hier is gekozen voor veel. snel en handig. ^Er is één glas in twee maten, ge- oon of groot. Kleintjes pils komen it een limonadeglas. Nee. om nou te zeggen dat de alco holische versnapering nummer één, hier last heeft van cultuur, nee, dat niet Waar nog bij komt dat de kleine bierencultus al snel is opge pikt door het volkje dat er ook een status in ziet Dan nog liever koud. geel en schuimig. Kleine brouwerijen Nederland heeft een serie kleine brouwerijen gekend. Ze zijn vrijwel alle verdwenen. Economisch onder legden geloven dat er ook geen kans meer is op een grote verscheiden heid in bieren. Daarvoor is het marktaandeel van Heineken con cern te groot geworden. Een stan- daardfles, een standaardglas en een standaar dsmaak. Onlangs hield het culinaire magazi ne van de Franse fijnproevers Gault en Millau, een Benelux bierproeve- rij. Een drama voor Heineken dat de finale niet eens haalde. Vijf Ne derlandse bieren kwamen wel in de top twaalf terecht. Gulpen. Brand, Brouwers Bier, Amstel en Leeuw bier Maar de eerste twee plaatsen gingen toch naar België. Het land van de duizend soorten bier. Dat moet ook een tegenvaller zijn geweest Want na het boek „Bier" van de Belg Wilfried Patroons, leek het erop alsof er nergens zo fameus gebrouwen werd als daar. Patroons werd er bijkans lyrisch van. Heden, verleden en toekomst, het Belgisch bier steunt op vakmanschap en f- de. En dan och arme, net eerst tweede. Niet eens gewoon ee twaalf. In „Bier" jubelt Patroons na een kroegentocht van drie jaar, over de Belgische brouwers en hun bieren. In 1953 waren er nog 663 brouwerij en, in 1977 nog 125. Dit jaar zullen het er wel weer minder zijn. Het voordeel van de Eurofles te laat onderkend, zeker. Want aan de smaak kan het niet liggen, dat heeft Patroons onderzocht. Folklore Zijn boek valt in twee delen uiteen. Het eerste deel gaat over bieren in het algemeen. Hoe ze gebrouwen worden, maar ook het bier en de folklore en het bier en de kunst. Voor een beetje bierkenner geen nieuws, voor een België kenner ook niet. Het is wel erg hap-snap werk. Dat ligt ook aan het soort boek natuurlijk. Het is een boek waarbij men uiteindelijk de keuze niet kon maken, zijn de plaatjes nou belang- eéL; Jef Hendricks en brouwerij Maes, waar hij ook zeer tevre den over is. rijk of gaat het om de tekst. Te zien aan het formaat zou het om de plaatjes moeten gaan. Maar daar voor heeft de inhoud toch te veel pretenties. Zo valt het in een mooi gat: het is geen plaatjesboek en geen leesboek. Het is een boek voor in een notenhouten wandmeubel Boorman Het tweede en grootste deel van Patroons' werk is besteed aan de bestaande brouwerijen. Dat is het leukste gedeelte omdat hier weer het Algemeen Wereldtijdschrift voor Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen, die du bieuze onderneming van Boorman, onverbiddelijk toeslaat. Daar staat reeds Jef Hendrickx en hij wijst in de verte waar de brouwe rij Maes te Waarloos opdoemt. „Van hem vernamen wij dat Egide Maes in 1880 de brouwerij heeft opgericht en dat nadien zijn zonen Gustaaf, Ferdinand en Theofiel in het bedrijf kwamen." En hoe is het met de directeur Jef? „Voor de huidige di rectie, die sedert geruime tijd het bedrijf te Waarloos leidt, heeft Jef Hendrickx niets dan lof. „Ge moet het toch maar kunnen, nietwaar mijnheer." Inderdaad, je moet het maar kun nen, zoiets opschrijven in een boek. Het meest plaatselijke sufferdje zou zich nog even bedenken voor het dit soort teksten opnam. Nemen we de brouwerij Cerkel te Diest. „Dat de brouwerij zich in de recessie van de laatste decennia kon handhaven en zelfs op vooruit gang kan bogen dankt zij in grote mate aan het talent van Paul Cer kel, een bedrijfsleider die de moder ne technieken in de brouwersnijver heid nauwgezet blijft volgen". Of Clarijsse te Oudenaarde: „Brou werij Felix bestaat reeds 200 jaar en werd in 1946 overgenomen door de familie Clarijsse, waarvan Willy de huidige directeur is: een rustig en bezadigd man naar wie het goed luisteren is". Zo. Willy ook weer beet voor pak weg, 1500 exemplaren van „Bier". Nog een te scheren? „Ginder-Ale is geen klein bier, dat merkt men aan de vrachtwagens die dagelijks over onze wegen snorren. Hartelijkheid is eveneens kenmerk van alle mede werkers, van de portier tot de di rectie." Anekdotes Dit wordt nog een leuk boek op deze manier. „Camille Pepersack is een zeer belezen man die bovendien een ganse avond met anekdotes en ge zegdes kan vullen. Een ervan was een uitspraak van de Franse schrij ver Baudelaire: 'Les Beiges boivent de la bière qui est déja bu', waarbij hij zinspeelde op de gist die zich in de fles bevindt bij de hergisting van een bier als Speciale Aerts" Wat nu? Baudelaire? „Belgen drin ken bier dat al eens gedronken is". Dezelfde Baudelaire van „Arm Bel gië". Die schreef toch dat Belgen zo'n ongemeen raar volk vormden. „U scheldt hun de huid vol. Ze voe len zich gestreeld en geloven dat ze gecomplimenteerd worden". Bau delaire krijgt z'n gelijk bij Camille Pepersack, die zo belezen man. Nog eentje dan, over de brouwerij De Smedt te Opwijk. „Niet alleen het bier getuigt van kwaliteit, ook de directie en het personeel ademt deze geest uit". Ongetwijfeld heeft Patroons drie vrolijke jaren doorgebracht met zijn werkstuk. Maar zo hoog als hij het bier prijst, zo laag komt hij terecht als het over serieuze infor matie gaat voor de bierencultus. Het boek is gewoon een modieuze vermomming van een public rela tions werkstuk. Wilfried Patroons: „Bier". Uitge verij: Standaard. 208 pag. Prijs: 62,50 gulden. door dr. C. Rijnsdorp Het ls lang geleden 11908), dat de socialistische dichter C. S. Adema van Scheltema een omschrijving gal van wat naar zijn opvatting een gedicht moest zijn. „Een mu ziekstuk van woorden en ge dachten, dat door zoveel mo gelijk mensen moet kunnen worden gevoeld en begre pen." Nu is het mij uitslui tend te doen om dat woord „muziekstuk". Wat dat mu zikale betreft, al sinds Jaren is de muziek uit de poëzie verdwenen. Ik heb het wel eens zó geformu leerd: „Van zingen (b.v. Boutens), via bezield spreken (b.v. Henriëtte Roland Holst en Marsman) naar praten." De strofische bouw is geen regel meer en evenmin het rijm, al komen beide nog wel voor. Het mo derne gedicht lijkt op poëzie alleen nog maar door de manier van druk ken. Volgens ouderwetse begrippen is het gehakt proza. De bekende Duitse theologe Döro- thee Sölle dicht in deze zelfde trant. Ze publiceerde verleden jaar te Ber lijn een bundel, getitel Fliegen Ier- nen. Harmina van der Vinnen heeft voor een Nederlandse vertaling ge zorgd, die onder de titel Leren vlie gen, gedichten bij Ten Have te Baam is uitgegeven. Het boekje telt 90 blz. en kost 11,50. Het is dus nogal een omvangrijke bundel, zo dat voor de oorpsronkelijke Duitse tekst helaas geen ruimte overbleef. Nu laat zich dat moderne soort poë zie heel wat gemakkelijker vertalen dan die van vroeger, toen het her dichten in een andere taal een sub tiel meesterschap vergde, zonder dat de vertaling ooit gelijkwaardig was aan het origineel. Dorothee Söl le spreekt van leren vliegen, wat neerkomt op fladderen. Een be scheiden titel, de lezer moet geen hoge vlucht verwachten. Maar vlie gen is dan toch wel de norm. Ver langt ze naar de hoge vlucht van de klassieke poëzie, of wordt met dit woord „vliegen" iets anders bedoeld dan dichterlijke verhevenheid? Dat laatste lijkt me het meest waar schijnlijk. Ik zou dat willen vliegen in de geest van het hele bundeltje kunnen weergeven met „proberen te geloven binnen een verbrande wereld." Dorothee Sölle zoekt de synthese van theologische en maat schappelijke betrokkenheid en dat is noch theologisch, noch maat- iel kinderen op de basisschool iben problemen met rekenen, is een bekend feit. Waar de ^OMzafcen liggen is veel minder be kkend, ondanks een uitgebreide lite ratuur over dit onderwerp. In het begin van het boek „De rekenfout nader besclïo'viwd", van drs. H. H. Boonstra. worden we meegenomen de discussie die er door diverse deskundigen op dit gebied wordt gevoerd. In het praktische deel van het boek worden verschillende on derwerpen uit het rekenen Bespro ken. Hierin wordt bewust een keus gemaakt. De schrijver beperkt zich tot hoofdrekenen en het cijferend rekenen. Eingelijk is het Wel jam mer dat het voorbereidend rekenen zoals dat plaatsvindt in de kleuter school (o.a. met speelleermiddelen) niet ter sprake komt. Naar mijn mening is dit dófirom een gemis, omdat aangetoond is dat een groot deel van de rekenproblemen daar z'n oorsprong vindt. Anderzijds ben ik het met de schrij ver eens dat veel typen fouten het ii gevolg zijn van een almaar verder gaan in het leerproces zonder acht te slaan op het feit of alle leerlingen de voorafgaande stof voldoende be heersen. Boonstra pleit dan ook voor het principe van „Beheersings- leren" (de leerlingen gaan pas ver der met een volgende type opgaven als ze de voorafgaande deeltaak be heersen). Omdat dit bij elke leerling anders ligt zal de leerkracht moeten individualiseren. In dat verband wordt verwezen naar „Voordelen van alternatief beoordelen" van de zelfde auteur. Th. C. 1 Drs. H. H. Boonstra: „De rekenfout nader beschouwd". Uitg. Intro Nij- kerk. Omvang 124 pag. Prijs /18.50. „Opleider, het zal je vak maar we ren". T. Rijkers. Uitg. H. Nelissen. Bloemendaal. 220 blz. prijs, 32,50. Het boek is bestemd voor iedereen die zich bezighoudt met scholing, training, en vormingswerk, zowel in onderwijs als bedrijfsleven. Tevens is het bestemd voor degenen die zich voorbereiden op het specifieke begeleidingswerk in de dienstverle nende sektoren. Het boek ia ont staan uit vele discussies en begelei- dingsgesprekken die de auteur de 1 afgelopen jaren met cursisten heeft gehad. Heel in het bijzonder wordt aandacht besteed aan de rol van de opleider in relatie tot studenten en cursisten tijdens de uitvoering van de opleiding. door Jan J. Boersema Het afgelopen jaar ver scheen er alleen al ln Ameri ka een handvol studies over Darwin en het Darwinisme. De beroemde reis met de Beagle werd verfilmd en zijn werk opnieuw uitgegeven. Vanwaar deze hernieuwde belangstelling? Voor wat betreft het hier besproken boek, een vertaalde heruitgave van Darwins bekendste werk „De oor sprong der soorten", ingeleid en be werkt door R. E. Leakey, speelt een fijne commerciële neus zeker een rol. Dit schitterend geïllustreerde en uitgevoerde boek zal ongetwij feld plezierig meedobberen op de niet aflatende stroom goed ogende lees- en kijkboeken over „de na tuur". Ook de sterk toegenomen belangstelling voor bepaalde histo rische onderwerpen zal bij de ver koop zeker voor wat economische wind in de zeilen zorgen. De vraag blijft uiteraard of er ook inhoudelij ke argumenten zijn die een heruit gave in deze vorm rechtvaardigen. Ik dacht van wel en wil in het kader van deze bespreking twee punten noemen. Allereerst lijkt met de mo gelijkheid, dat door deze uitgave een groter aantal mensen Darwin zeil zullen gaan lezen, zeer positief te waarderen. Al was het alleen al om. zoals ik, eens te meer onder de indruk te komen van zijn fantas tisch scherpe waarnemingsvermo gen. Ongelofelijk, hoe goed deze etholoog-avant-la-lettre heeft rond gekeken en daarvan op zeer leven dige wijze verslag wist te doen. Ook een confrontatie met Darwins eigen ideeën lijkt me in deze tijd, met een overdosis aan voorbewerkte en tweedehands Informatie, geen over bodige luxe. Maar wat zijn eigenlijk zijn ideeën en, nog belangrijker, wat zijn ze vandaag nog waard? De eerste vraag lijkt eenvoudig te beantwoorden. De centrale these van het boek is immers: Soorten zijn niet constant (en alle afzonder lijk door God geschapen), maar ver anderen voortdurend onder invloed van natuurlijke slectie. Moeilijker wordt het, wanneer je zijn argumen ten voor deze these, die als een rode draad door zijn boek loopt, volgt. Naast veel zekerheden wemelt het dan van de vragen en het valt op hoe diep Darwin de problemen, die bij hem opkwamen of hem voor de voeten werden geworpen, heeft doordacht. Ongeacht of het nu reli gieuze, geologische of biologische zaken waren. In zijn vragen en kri tisch denkvermogen is Darwin, mijns inziens, overtuigender dan in zijn antwoorden. Zelfs voor de hoofdvraag van zijn boek geldt dat. Zeker, natuurlijke selectie is een krachtig werkzaam mechanisme ge bleken, maar als verklaring voor het ontstaan van nieuwe soorten lijkt het toch ontoereikend. Er is veel voor te zeggen „the origin of species" eerder te beschouwen als een researchprogramma dan als een uiteenzetting van een weten schappelijke theorie. Een research programma overigens, met een enorme heuristische waarde en baanbrekend voor de moderne evo lutie-theorie. Over deze ontwikkeling en over de huidige status van de evolutiebiolo gie geeft Leakey in zijn „ten gelei de" waardevolle informatie. Hieruit blijkt, dat voor de meeste weten schappers de evolutietheorie zoiets is als de democratie: gebrekkig maar wel het beste wat beschikbaar is. Hierover valt te twisten en per soonlijk ben ik van mening dat b.v. de keus tussen evolutionisme of cre- ativisme niet op wetenschappelijke gronden alleen ten gunste van de een of de ander beslist kan worden. Ik ga er daarbij gemakshalve even vanuit dat je deze theorieën als el kaar uitsluitend moet bezien; iets wat Darwin b.v. nooit voor z'n reke ning zou durven nemen. Lees er z'n slothoofdstuk maar op na. De evolutietheorie is de laatste tijd ook in Nederland ln verhevigde ma te ln discussie. Daarbij doel ik niet in de eerste plaats op de recente bijdrage die van fundamentalisti sche zijde (b.v. door de E.O.) gele verd wordt want deze schiet me, niet eens zozeer als bioloog, maar wel als Christen, voortdurend ln het verkeerde keelgat. Ook de opmer kingen van 't Hart en Hillenius con tra Karei van het Reve (over het tautologische karakter van de evo lutietheorie) en die van Kousbroek (over de evolutietheorie als weten schappelijke theorie) lijken me, hoewel interessant, weinig meer dan een herhaling van de debatten zoals die Jaren geleden al zijn ge voerd door mensen als May. May- nard Smith, Popper en Lakatos. Wat mij daarentegen een, zij het ook niet compleet nieuwe, discussie waard lijkt ls het normatieve karak ter dat schuil gaat in de evolutlethe- Het werk van de zestig jaar geleden overleden socioloog Max Weber is niet makkelijk te lezen. Degenen die iets van Weber af weten, zullen hun kennis vaak uit de tweede hand hebben. In ieder geval zullen er maar weinig mensen zijn die het hele werk van deze breed georiën teerde geleerde kunnen overzien. Wat dat betreft is het niet verwon derlijk dat het onder redactie van prof. H. P. M. Goddijn geschreven boek „Max Weber. Zijn leven, werk en betekenis" ls samengesteld uit bijdragen van niet minder dan elf auteurs, die elk een aspect van We- bers oeuvre belichten. Bij het lezen van sommige hoofd stukken krijg je de indruk dat de weer sterk in de belangstelling ge komen Weber toch een optelsom is van specialismen: Weber als gods dienstsocioloog of als rechtssocio- loog. Weber als methodoloog of als onderzoeker van het verschijnsel van de bureaucratie. Dat is nu een maal het gevaar van een aanpak, waarbij elke auteur een hoofdstuk krijgt toebedeeld op het terrein van zijn eigen specialisme Gelukkig zijn er ook schrijvers als Goddijn en J. M. M. de Valk die er juist op uit zijn de breedte van Webers werk te la.ten uitkomen. Te gen die achtergrond komen ook meer specialistische bijdragen be ter tot hun recht. Het eindresultaat is een boek dat Weber leert kennen als een geleerde die op tal van terreinen beschouwd kan worden als voortrekker van de sociale wetenschappen. In een tijd waarin de stagnatie van de verzor gingsstaat zovelen bezig houdt, lijkt vooral Webers analyse van de bureaucratie en van het nog steeds voortgaande proces van rationalise ring de moeite van het lezen en herlezen waard. Desnoods uit de tweede hand. P. J. H. H. P. M. Goddijn (red.): Max Weber. Zijn leven, werk en betekenis. Ambo, Baarn, 344 pag., prijs: Charles Darwin orie. Met name nu b.v. ln de socio biologie een sterke neiging bestaat te onderzoeken in hoeverre er biolo gische wortels voor ons sociale ge drag zijn aan te wijzen is deze vraag van belang. Kort geformuleerd gaat het daarbij om de vraag ln hoeverre met name voor de mens datgene wat beschrij vend. wordt ontdekt over zijn soci aal gedrag ook vóórschrijvend gel ding heeft. Of om het eens anders te formuleren: Moet een gedragspa troon (b.v. het verzorgen van baby's door de moeder) waarvan we even aannemen dat het evolutionair ge zien z'n selectiewaarde heeft bewe zen ook als norm gelden voor huidi ge en toekomstige generaties? In hoeverre zijn überhaupt bij de mens de evolutionaire krachten van na tuurlijke selectie, een veranderend milieu en mutatie niet door ons ingrijpen vervangen door heel ande re mechanismen. Socioblologen roepen ons toe dat dit niet straffe loos kan gebeuren en dat we er baat bij zullen hebben de biologische drijfveren en grenzen van ons ge drag bloot te leggen. Maar hoe? Moet onze medische ethiek, die sterk op het overleven van het indi vidu is gericht en nauwelijks (b.v. via preventie) op die van de soort, worden veranderd? Het is op dit delicate terrein dat de modeme evo lutionisten terecht in toenemende mate kritische vragen stellen én ontmoeten. Vragen die uiteindelijk door Darwins werk zijn opgeroepen, maar door ons beantwoord zullen moeten worden. Dit boek (her)lezen zou een goed begin zijn. De oorsprong der soorten van Charles Darwin. Ingeleid en be werkt door Richard E. Leakey. Gebonden met stofomslag 49,50. Dorothee Sölle schappelijk een eenvoudige opgave. Uit deze gedichten spreekt bekom mernis over de wereld en dan voorts bekommernis over zichzelf. Deze twee gebieden zijn niet volstrekt gescheiden: ze lopen in elkaar over. De dichteres ondergaat haar eigen leed ln gemeenschap met dat van de onderdrukten in de menselijke samenleving. Ze luistert „naar de vluchtelingen die hun verhalen kwijt moeten en hun angst niet kwijtraken." Ondertussen „lezen we krant en bijbel om eindelijk onze opvoeding te overwinnen." Ze denkt niet abstract in problemen, maar ze denkt aan mensen: „in Christus aan iemand denken bete kent één worden in het wensen." We moeten het rijk van God zoeken „met minstens die intensiteit die een verloren notitieboekje oproept" (dit naar aanleiding van iemands geërgerd en geconcentreerd zoeken naar zo'n verloren boekje). „Ver breek de hoogmoed; maak me een voudig. Laat me water zijn dat men kan drinken. Hoe kan ik spreken als mijn tranen slechts voor mij zijn? Neem me het privébezit af en de wensen en verlangens. Geef en ik leer geven." Terwille van de leesbaarheid heb ik bij het overschrijven van de citaten interpunctie aangebracht. Het weg laten daarvan zie ik als een voorbij gaand modeverschijnsel. Het voorlaatste citaat, en wel over de religie. „Met de religie is het zo: een huis waarin mensen mogen ko men. gekleed of naakt, noemen we een kerk. Een boek met uitroepen als: Kom toch. reinig mij, leid ons. noemen wij een gebedenboek. Een herinnering aan de overledenen en hun levende wensen noemen we communie. De geschiedenis van ie mand die radicaler wenste dan wij, noemen we het evangelie." Niet alles is duidelijk ln deze bun del. Deze gedichten (laten we ze voor het gemak maar zo blijven noemen) zijn in de eerste plaats uitingen van zeer persoonlijke aard, alleen ten volle verstaanbaar voor haarzelf of voor wie haar levensom standigheden Intiem kent. Maar voorzover ze verstaanbaar zijn, ko men ze op de lezer over als eerlijke uitingen van een begaafde vrouw, getekend door lijden en mede-lij den. Men treft hier een volstrekt onro mantische Weltschmerz aan. een wereldwijk bewogen zijn met allen die lijden en verdrukt worden. Met meer recht dat Goethe in zijn Faust kan zij zeggen: „Der Menschheit ganzer Jammer fasst mich an," vrij vertaald: „Wat mij aangrijpt is de totaliteit van de menselijke ellen de." Dit alles heeft een evangelische klankt. Men moet deze gedichten dan ook zien tegen de achtergrond van het na-oorlogse Duitsland, een reiken naar religie en poëzie na Auschwitz, wat zij dan noemt een leren vliegen. Uit het laatste ge dicht van deze bundel citeer ik de derde strofe. „Ik zou de hardnekkig klagende weduwe in het evangelie willen zijn, en niet de rechter wor den die tenslotte week wordt. Het zachte water zou ik willen zijn, en niet de uitholbare steen." Boek met hanteerbare ervaringen door Th. Cappon Het boek „Groepswerk in de prak tijk" van Gene Stanford is een gids voor docenten gebaseerd op erva ringen in de klas. We hebben het al eens vaker gezegd; de vernieuwin gen op onderwijsgebied gaan in het basisonderwijs heel wat sneller dan in het voortgezet onderwijs. Een voorbeeld daarvan is groepswerk als werkvorm; in het lager onder wijs steeds meer gehanteerd in het middelbaar onderwijs alleen hier en daar toegepast. Daarom verheugend dat het Engel se boek „Developing Effective Classroom Groups" thans in het Nederlands verschenen is. „Een boek over groepswerk dat uitgaat van de praktijk van het onderwijs na de lagere school ls bij ons weten vrijwel uniek" zeggen de Neder- landse bewerkers Bade en Molter. en naar mijn overtuiging terecht. Eén van de moeilijkste werkvormen is inderdaad groepswerk. De docen ten moeten een heel andere positie innemen, een meer begeleidende rol. terwijl van de leerlingen een grotere zelfstandigheid verwacht wordt die ze vaak niet bezitten. Het boek gaat systematisch, stap voor stap in op deze moeilijkheden en geeft duidelijke oefeningen om ze aan te pakken en op te lossen. Goede aanwijzingen hoe je van een klas individuen een groep kunt ma ken. Heel duidelijk wordt gemaakt dat dit een geleidelijk proces is. Vandaar dat er vijf achtereen vol gende fasen worden behandeld om tot groepswerk te komen. Het zal duidelijk zijn dat de tijd die een klas nodig heeft om zo goed moge lijk te kunnen funktioneren in groepswerk, afhankelijk is van de beginsituatie van zo'n klas (ervarin gen in overleg, gespreksvaardig heid, etc). De kracht van het boek schuilt in de controle of één en ander wel toepasbaar is in de prak tijk. De vertalers hebben zes docen ten uit verschillende schooltypen bereid gevonden de suggesties in hun klassepraktijk toe te passen. Daarmee is de overdraagbaarheid naar anderen toe sterk verhoogd. Th.C. Gene Stanford: „Groepswerk in de ■praktijk". Uitg. Intro, Nijkerk. Om vang 230 pag. Prijs 32,50. „Aspekten van Curriculum-ont wikkeling" Dr. W. J. Nijhof (red). Uitg. Wolters-Noordhoff. 175 bis. prijs, 37,50. Het ontwikkelen van schoolwerk plannen en onderwijsleerpakketten lijkt een tweede en belangrijke taak te gaan worden van leerkrachten in alle sektoren van het onderwijs. In dit boek komen zes belangrijke on derwerpen op het gebied van leer planontwikkeling aan de orde.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11