lyrisch
werkstuk
over bier
KRAK
Sölle
door
getekend
lijden
en medelijden
De actualiteit van Darwin
Max Weber: voortrekker van
de sociale wetenschappen
kenfout
i nader
schouwd
Moeilijk groepswerk in
middelbaar onderwijs
NDERDAG 24 JULI 1980
BOEKEN
TROUW/KWARTET
P6 H11
TdTnAV»
door Ruud Verdonck
Er mag dan een aanzienlijke
joeveelheid bier worden ge-
ironken, kenners zijn Neder-
anders niet. Ze hebben toch
voornamelijk dorst. Als het
maar koud en geel is, met
schuim van boven.
De laatste jaren is er. met name in
de grote steden, zoiets als een bie-
rencultur ontstaan. Dat erbij ge
proefd wordt of het ook smaakt
Doet men er maar voldoende ly-
nsch bij. dan is men al rap een
kenner. Een levensgenieter Er zijn
enkele café s gespecialiseerd in die
cultus. De meeste zuchten onder de
lening van de brouwer die maar één
soort bier kent- zijn bier. Te leveren
in de specialiteiten, gewoon en oud
bruin.
Kenmerkend voor deze instelling is
de Euro-fles. Een standaardverpak-
king voor het bier. Zo'n besluit kan
de kwaliteit van het geleverde pro-
dukt nooit ten goede komen. Hier is
gekozen voor veel. snel en handig.
^Er is één glas in twee maten, ge-
oon of groot. Kleintjes pils komen
it een limonadeglas.
Nee. om nou te zeggen dat de alco
holische versnapering nummer één,
hier last heeft van cultuur, nee, dat
niet Waar nog bij komt dat de
kleine bierencultus al snel is opge
pikt door het volkje dat er ook een
status in ziet Dan nog liever koud.
geel en schuimig.
Kleine brouwerijen
Nederland heeft een serie kleine
brouwerijen gekend. Ze zijn vrijwel
alle verdwenen. Economisch onder
legden geloven dat er ook geen kans
meer is op een grote verscheiden
heid in bieren. Daarvoor is het
marktaandeel van Heineken con
cern te groot geworden. Een stan-
daardfles, een standaardglas en een
standaar dsmaak.
Onlangs hield het culinaire magazi
ne van de Franse fijnproevers Gault
en Millau, een Benelux bierproeve-
rij. Een drama voor Heineken dat
de finale niet eens haalde. Vijf Ne
derlandse bieren kwamen wel in de
top twaalf terecht. Gulpen. Brand,
Brouwers Bier, Amstel en Leeuw
bier Maar de eerste twee plaatsen
gingen toch naar België. Het land
van de duizend soorten bier.
Dat moet ook een tegenvaller zijn
geweest Want na het boek „Bier"
van de Belg Wilfried Patroons, leek
het erop alsof er nergens zo fameus
gebrouwen werd als daar. Patroons
werd er bijkans lyrisch van. Heden,
verleden en toekomst, het Belgisch
bier steunt op vakmanschap en f-
de. En dan och arme, net eerst
tweede. Niet eens gewoon ee
twaalf.
In „Bier" jubelt Patroons na een
kroegentocht van drie jaar, over de
Belgische brouwers en hun bieren.
In 1953 waren er nog 663 brouwerij
en, in 1977 nog 125. Dit jaar zullen
het er wel weer minder zijn. Het
voordeel van de Eurofles te laat
onderkend, zeker. Want aan de
smaak kan het niet liggen, dat heeft
Patroons onderzocht.
Folklore
Zijn boek valt in twee delen uiteen.
Het eerste deel gaat over bieren in
het algemeen. Hoe ze gebrouwen
worden, maar ook het bier en de
folklore en het bier en de kunst.
Voor een beetje bierkenner geen
nieuws, voor een België kenner ook
niet. Het is wel erg hap-snap werk.
Dat ligt ook aan het soort boek
natuurlijk. Het is een boek waarbij
men uiteindelijk de keuze niet kon
maken, zijn de plaatjes nou belang-
eéL;
Jef Hendricks en brouwerij
Maes, waar hij ook zeer tevre
den over is.
rijk of gaat het om de tekst. Te zien
aan het formaat zou het om de
plaatjes moeten gaan. Maar daar
voor heeft de inhoud toch te veel
pretenties. Zo valt het in een mooi
gat: het is geen plaatjesboek en
geen leesboek. Het is een boek voor
in een notenhouten wandmeubel
Boorman
Het tweede en grootste deel van
Patroons' werk is besteed aan de
bestaande brouwerijen. Dat is het
leukste gedeelte omdat hier weer
het Algemeen Wereldtijdschrift
voor Financiën, Handel, Nijverheid,
Kunsten en Wetenschappen, die du
bieuze onderneming van Boorman,
onverbiddelijk toeslaat.
Daar staat reeds Jef Hendrickx en
hij wijst in de verte waar de brouwe
rij Maes te Waarloos opdoemt. „Van
hem vernamen wij dat Egide Maes
in 1880 de brouwerij heeft opgericht
en dat nadien zijn zonen Gustaaf,
Ferdinand en Theofiel in het bedrijf
kwamen." En hoe is het met de
directeur Jef? „Voor de huidige di
rectie, die sedert geruime tijd het
bedrijf te Waarloos leidt, heeft Jef
Hendrickx niets dan lof. „Ge moet
het toch maar kunnen, nietwaar
mijnheer."
Inderdaad, je moet het maar kun
nen, zoiets opschrijven in een boek.
Het meest plaatselijke sufferdje zou
zich nog even bedenken voor het dit
soort teksten opnam.
Nemen we de brouwerij Cerkel te
Diest. „Dat de brouwerij zich in de
recessie van de laatste decennia
kon handhaven en zelfs op vooruit
gang kan bogen dankt zij in grote
mate aan het talent van Paul Cer
kel, een bedrijfsleider die de moder
ne technieken in de brouwersnijver
heid nauwgezet blijft volgen".
Of Clarijsse te Oudenaarde: „Brou
werij Felix bestaat reeds 200 jaar en
werd in 1946 overgenomen door de
familie Clarijsse, waarvan Willy de
huidige directeur is: een rustig en
bezadigd man naar wie het goed
luisteren is".
Zo. Willy ook weer beet voor pak
weg, 1500 exemplaren van „Bier".
Nog een te scheren? „Ginder-Ale is
geen klein bier, dat merkt men aan
de vrachtwagens die dagelijks over
onze wegen snorren. Hartelijkheid
is eveneens kenmerk van alle mede
werkers, van de portier tot de di
rectie."
Anekdotes
Dit wordt nog een leuk boek op deze
manier. „Camille Pepersack is een
zeer belezen man die bovendien een
ganse avond met anekdotes en ge
zegdes kan vullen. Een ervan was
een uitspraak van de Franse schrij
ver Baudelaire: 'Les Beiges boivent
de la bière qui est déja bu', waarbij
hij zinspeelde op de gist die zich in
de fles bevindt bij de hergisting van
een bier als Speciale Aerts"
Wat nu? Baudelaire? „Belgen drin
ken bier dat al eens gedronken is".
Dezelfde Baudelaire van „Arm Bel
gië". Die schreef toch dat Belgen
zo'n ongemeen raar volk vormden.
„U scheldt hun de huid vol. Ze voe
len zich gestreeld en geloven dat ze
gecomplimenteerd worden". Bau
delaire krijgt z'n gelijk bij Camille
Pepersack, die zo belezen man.
Nog eentje dan, over de brouwerij
De Smedt te Opwijk. „Niet alleen
het bier getuigt van kwaliteit, ook
de directie en het personeel ademt
deze geest uit".
Ongetwijfeld heeft Patroons drie
vrolijke jaren doorgebracht met
zijn werkstuk. Maar zo hoog als hij
het bier prijst, zo laag komt hij
terecht als het over serieuze infor
matie gaat voor de bierencultus.
Het boek is gewoon een modieuze
vermomming van een public rela
tions werkstuk.
Wilfried Patroons: „Bier". Uitge
verij: Standaard. 208 pag. Prijs:
62,50 gulden.
door dr. C. Rijnsdorp
Het ls lang geleden 11908),
dat de socialistische dichter
C. S. Adema van Scheltema
een omschrijving gal van
wat naar zijn opvatting een
gedicht moest zijn. „Een mu
ziekstuk van woorden en ge
dachten, dat door zoveel mo
gelijk mensen moet kunnen
worden gevoeld en begre
pen." Nu is het mij uitslui
tend te doen om dat woord
„muziekstuk". Wat dat mu
zikale betreft, al sinds Jaren
is de muziek uit de poëzie
verdwenen.
Ik heb het wel eens zó geformu
leerd: „Van zingen (b.v. Boutens),
via bezield spreken (b.v. Henriëtte
Roland Holst en Marsman) naar
praten." De strofische bouw is geen
regel meer en evenmin het rijm, al
komen beide nog wel voor. Het mo
derne gedicht lijkt op poëzie alleen
nog maar door de manier van druk
ken. Volgens ouderwetse begrippen
is het gehakt proza.
De bekende Duitse theologe Döro-
thee Sölle dicht in deze zelfde trant.
Ze publiceerde verleden jaar te Ber
lijn een bundel, getitel Fliegen Ier-
nen. Harmina van der Vinnen heeft
voor een Nederlandse vertaling ge
zorgd, die onder de titel Leren vlie
gen, gedichten bij Ten Have te
Baam is uitgegeven. Het boekje telt
90 blz. en kost 11,50. Het is dus
nogal een omvangrijke bundel, zo
dat voor de oorpsronkelijke Duitse
tekst helaas geen ruimte overbleef.
Nu laat zich dat moderne soort poë
zie heel wat gemakkelijker vertalen
dan die van vroeger, toen het her
dichten in een andere taal een sub
tiel meesterschap vergde, zonder
dat de vertaling ooit gelijkwaardig
was aan het origineel. Dorothee Söl
le spreekt van leren vliegen, wat
neerkomt op fladderen. Een be
scheiden titel, de lezer moet geen
hoge vlucht verwachten. Maar vlie
gen is dan toch wel de norm. Ver
langt ze naar de hoge vlucht van de
klassieke poëzie, of wordt met dit
woord „vliegen" iets anders bedoeld
dan dichterlijke verhevenheid? Dat
laatste lijkt me het meest waar
schijnlijk. Ik zou dat willen vliegen
in de geest van het hele bundeltje
kunnen weergeven met „proberen
te geloven binnen een verbrande
wereld." Dorothee Sölle zoekt de
synthese van theologische en maat
schappelijke betrokkenheid en dat
is noch theologisch, noch maat-
iel kinderen op de basisschool
iben problemen met rekenen,
is een bekend feit. Waar de
^OMzafcen liggen is veel minder be
kkend, ondanks een uitgebreide lite
ratuur over dit onderwerp. In het
begin van het boek „De rekenfout
nader besclïo'viwd", van drs. H. H.
Boonstra. worden we meegenomen
de discussie die er door diverse
deskundigen op dit gebied wordt
gevoerd. In het praktische deel van
het boek worden verschillende on
derwerpen uit het rekenen Bespro
ken. Hierin wordt bewust een keus
gemaakt. De schrijver beperkt zich
tot hoofdrekenen en het cijferend
rekenen. Eingelijk is het Wel jam
mer dat het voorbereidend rekenen
zoals dat plaatsvindt in de kleuter
school (o.a. met speelleermiddelen)
niet ter sprake komt. Naar mijn
mening is dit dófirom een gemis,
omdat aangetoond is dat een groot
deel van de rekenproblemen daar
z'n oorsprong vindt.
Anderzijds ben ik het met de schrij
ver eens dat veel typen fouten het
ii gevolg zijn van een almaar verder
gaan in het leerproces zonder acht
te slaan op het feit of alle leerlingen
de voorafgaande stof voldoende be
heersen. Boonstra pleit dan ook
voor het principe van „Beheersings-
leren" (de leerlingen gaan pas ver
der met een volgende type opgaven
als ze de voorafgaande deeltaak be
heersen). Omdat dit bij elke leerling
anders ligt zal de leerkracht moeten
individualiseren. In dat verband
wordt verwezen naar „Voordelen
van alternatief beoordelen" van de
zelfde auteur.
Th. C.
1 Drs. H. H. Boonstra: „De rekenfout
nader beschouwd". Uitg. Intro Nij-
kerk. Omvang 124 pag. Prijs
/18.50.
„Opleider, het zal je vak maar we
ren". T. Rijkers. Uitg. H. Nelissen.
Bloemendaal. 220 blz. prijs, 32,50.
Het boek is bestemd voor iedereen
die zich bezighoudt met scholing,
training, en vormingswerk, zowel in
onderwijs als bedrijfsleven. Tevens
is het bestemd voor degenen die
zich voorbereiden op het specifieke
begeleidingswerk in de dienstverle
nende sektoren. Het boek ia ont
staan uit vele discussies en begelei-
dingsgesprekken die de auteur de
1 afgelopen jaren met cursisten heeft
gehad. Heel in het bijzonder wordt
aandacht besteed aan de rol van de
opleider in relatie tot studenten en
cursisten tijdens de uitvoering van
de opleiding.
door Jan J. Boersema
Het afgelopen jaar ver
scheen er alleen al ln Ameri
ka een handvol studies over
Darwin en het Darwinisme.
De beroemde reis met de
Beagle werd verfilmd en zijn
werk opnieuw uitgegeven.
Vanwaar deze hernieuwde
belangstelling?
Voor wat betreft het hier besproken
boek, een vertaalde heruitgave van
Darwins bekendste werk „De oor
sprong der soorten", ingeleid en be
werkt door R. E. Leakey, speelt een
fijne commerciële neus zeker een
rol. Dit schitterend geïllustreerde
en uitgevoerde boek zal ongetwij
feld plezierig meedobberen op de
niet aflatende stroom goed ogende
lees- en kijkboeken over „de na
tuur". Ook de sterk toegenomen
belangstelling voor bepaalde histo
rische onderwerpen zal bij de ver
koop zeker voor wat economische
wind in de zeilen zorgen. De vraag
blijft uiteraard of er ook inhoudelij
ke argumenten zijn die een heruit
gave in deze vorm rechtvaardigen.
Ik dacht van wel en wil in het kader
van deze bespreking twee punten
noemen. Allereerst lijkt met de mo
gelijkheid, dat door deze uitgave
een groter aantal mensen Darwin
zeil zullen gaan lezen, zeer positief
te waarderen. Al was het alleen al
om. zoals ik, eens te meer onder de
indruk te komen van zijn fantas
tisch scherpe waarnemingsvermo
gen. Ongelofelijk, hoe goed deze
etholoog-avant-la-lettre heeft rond
gekeken en daarvan op zeer leven
dige wijze verslag wist te doen. Ook
een confrontatie met Darwins eigen
ideeën lijkt me in deze tijd, met een
overdosis aan voorbewerkte en
tweedehands Informatie, geen over
bodige luxe. Maar wat zijn eigenlijk
zijn ideeën en, nog belangrijker, wat
zijn ze vandaag nog waard?
De eerste vraag lijkt eenvoudig te
beantwoorden. De centrale these
van het boek is immers: Soorten
zijn niet constant (en alle afzonder
lijk door God geschapen), maar ver
anderen voortdurend onder invloed
van natuurlijke slectie. Moeilijker
wordt het, wanneer je zijn argumen
ten voor deze these, die als een rode
draad door zijn boek loopt, volgt.
Naast veel zekerheden wemelt het
dan van de vragen en het valt op
hoe diep Darwin de problemen, die
bij hem opkwamen of hem voor de
voeten werden geworpen, heeft
doordacht. Ongeacht of het nu reli
gieuze, geologische of biologische
zaken waren. In zijn vragen en kri
tisch denkvermogen is Darwin,
mijns inziens, overtuigender dan in
zijn antwoorden. Zelfs voor de
hoofdvraag van zijn boek geldt dat.
Zeker, natuurlijke selectie is een
krachtig werkzaam mechanisme ge
bleken, maar als verklaring voor het
ontstaan van nieuwe soorten lijkt
het toch ontoereikend.
Er is veel voor te zeggen „the origin
of species" eerder te beschouwen
als een researchprogramma dan als
een uiteenzetting van een weten
schappelijke theorie. Een research
programma overigens, met een
enorme heuristische waarde en
baanbrekend voor de moderne evo
lutie-theorie.
Over deze ontwikkeling en over de
huidige status van de evolutiebiolo
gie geeft Leakey in zijn „ten gelei
de" waardevolle informatie. Hieruit
blijkt, dat voor de meeste weten
schappers de evolutietheorie zoiets
is als de democratie: gebrekkig
maar wel het beste wat beschikbaar
is. Hierover valt te twisten en per
soonlijk ben ik van mening dat b.v.
de keus tussen evolutionisme of cre-
ativisme niet op wetenschappelijke
gronden alleen ten gunste van de
een of de ander beslist kan worden.
Ik ga er daarbij gemakshalve even
vanuit dat je deze theorieën als el
kaar uitsluitend moet bezien; iets
wat Darwin b.v. nooit voor z'n reke
ning zou durven nemen. Lees er z'n
slothoofdstuk maar op na.
De evolutietheorie is de laatste tijd
ook in Nederland ln verhevigde ma
te ln discussie. Daarbij doel ik niet
in de eerste plaats op de recente
bijdrage die van fundamentalisti
sche zijde (b.v. door de E.O.) gele
verd wordt want deze schiet me,
niet eens zozeer als bioloog, maar
wel als Christen, voortdurend ln het
verkeerde keelgat. Ook de opmer
kingen van 't Hart en Hillenius con
tra Karei van het Reve (over het
tautologische karakter van de evo
lutietheorie) en die van Kousbroek
(over de evolutietheorie als weten
schappelijke theorie) lijken me,
hoewel interessant, weinig meer
dan een herhaling van de debatten
zoals die Jaren geleden al zijn ge
voerd door mensen als May. May-
nard Smith, Popper en Lakatos.
Wat mij daarentegen een, zij het
ook niet compleet nieuwe, discussie
waard lijkt ls het normatieve karak
ter dat schuil gaat in de evolutlethe-
Het werk van de zestig jaar geleden
overleden socioloog Max Weber is
niet makkelijk te lezen. Degenen
die iets van Weber af weten, zullen
hun kennis vaak uit de tweede hand
hebben. In ieder geval zullen er
maar weinig mensen zijn die het
hele werk van deze breed georiën
teerde geleerde kunnen overzien.
Wat dat betreft is het niet verwon
derlijk dat het onder redactie van
prof. H. P. M. Goddijn geschreven
boek „Max Weber. Zijn leven, werk
en betekenis" ls samengesteld uit
bijdragen van niet minder dan elf
auteurs, die elk een aspect van We-
bers oeuvre belichten.
Bij het lezen van sommige hoofd
stukken krijg je de indruk dat de
weer sterk in de belangstelling ge
komen Weber toch een optelsom is
van specialismen: Weber als gods
dienstsocioloog of als rechtssocio-
loog. Weber als methodoloog of als
onderzoeker van het verschijnsel
van de bureaucratie. Dat is nu een
maal het gevaar van een aanpak,
waarbij elke auteur een hoofdstuk
krijgt toebedeeld op het terrein van
zijn eigen specialisme
Gelukkig zijn er ook schrijvers als
Goddijn en J. M. M. de Valk die er
juist op uit zijn de breedte van
Webers werk te la.ten uitkomen. Te
gen die achtergrond komen ook
meer specialistische bijdragen be
ter tot hun recht.
Het eindresultaat is een boek dat
Weber leert kennen als een geleerde
die op tal van terreinen beschouwd
kan worden als voortrekker van de
sociale wetenschappen. In een tijd
waarin de stagnatie van de verzor
gingsstaat zovelen bezig houdt,
lijkt vooral Webers analyse van de
bureaucratie en van het nog steeds
voortgaande proces van rationalise
ring de moeite van het lezen en
herlezen waard. Desnoods uit de
tweede hand.
P. J. H.
H. P. M. Goddijn (red.): Max Weber.
Zijn leven, werk en betekenis.
Ambo, Baarn, 344 pag., prijs:
Charles Darwin
orie. Met name nu b.v. ln de socio
biologie een sterke neiging bestaat
te onderzoeken in hoeverre er biolo
gische wortels voor ons sociale ge
drag zijn aan te wijzen is deze vraag
van belang.
Kort geformuleerd gaat het daarbij
om de vraag ln hoeverre met name
voor de mens datgene wat beschrij
vend. wordt ontdekt over zijn soci
aal gedrag ook vóórschrijvend gel
ding heeft. Of om het eens anders te
formuleren: Moet een gedragspa
troon (b.v. het verzorgen van baby's
door de moeder) waarvan we even
aannemen dat het evolutionair ge
zien z'n selectiewaarde heeft bewe
zen ook als norm gelden voor huidi
ge en toekomstige generaties? In
hoeverre zijn überhaupt bij de mens
de evolutionaire krachten van na
tuurlijke selectie, een veranderend
milieu en mutatie niet door ons
ingrijpen vervangen door heel ande
re mechanismen. Socioblologen
roepen ons toe dat dit niet straffe
loos kan gebeuren en dat we er baat
bij zullen hebben de biologische
drijfveren en grenzen van ons ge
drag bloot te leggen. Maar hoe?
Moet onze medische ethiek, die
sterk op het overleven van het indi
vidu is gericht en nauwelijks (b.v.
via preventie) op die van de soort,
worden veranderd? Het is op dit
delicate terrein dat de modeme evo
lutionisten terecht in toenemende
mate kritische vragen stellen én
ontmoeten. Vragen die uiteindelijk
door Darwins werk zijn opgeroepen,
maar door ons beantwoord zullen
moeten worden. Dit boek (her)lezen
zou een goed begin zijn.
De oorsprong der soorten van
Charles Darwin. Ingeleid en be
werkt door Richard E. Leakey.
Gebonden met stofomslag 49,50.
Dorothee Sölle
schappelijk een eenvoudige opgave.
Uit deze gedichten spreekt bekom
mernis over de wereld en dan voorts
bekommernis over zichzelf. Deze
twee gebieden zijn niet volstrekt
gescheiden: ze lopen in elkaar over.
De dichteres ondergaat haar eigen
leed ln gemeenschap met dat van
de onderdrukten in de menselijke
samenleving. Ze luistert „naar de
vluchtelingen die hun verhalen
kwijt moeten en hun angst niet
kwijtraken." Ondertussen „lezen
we krant en bijbel om eindelijk onze
opvoeding te overwinnen." Ze
denkt niet abstract in problemen,
maar ze denkt aan mensen: „in
Christus aan iemand denken bete
kent één worden in het wensen." We
moeten het rijk van God zoeken
„met minstens die intensiteit die
een verloren notitieboekje oproept"
(dit naar aanleiding van iemands
geërgerd en geconcentreerd zoeken
naar zo'n verloren boekje). „Ver
breek de hoogmoed; maak me een
voudig. Laat me water zijn dat men
kan drinken. Hoe kan ik spreken als
mijn tranen slechts voor mij zijn?
Neem me het privébezit af en de
wensen en verlangens. Geef en ik
leer geven."
Terwille van de leesbaarheid heb ik
bij het overschrijven van de citaten
interpunctie aangebracht. Het weg
laten daarvan zie ik als een voorbij
gaand modeverschijnsel.
Het voorlaatste citaat, en wel over
de religie. „Met de religie is het zo:
een huis waarin mensen mogen ko
men. gekleed of naakt, noemen we
een kerk. Een boek met uitroepen
als: Kom toch. reinig mij, leid ons.
noemen wij een gebedenboek. Een
herinnering aan de overledenen en
hun levende wensen noemen we
communie. De geschiedenis van ie
mand die radicaler wenste dan wij,
noemen we het evangelie."
Niet alles is duidelijk ln deze bun
del. Deze gedichten (laten we ze
voor het gemak maar zo blijven
noemen) zijn in de eerste plaats
uitingen van zeer persoonlijke aard,
alleen ten volle verstaanbaar voor
haarzelf of voor wie haar levensom
standigheden Intiem kent. Maar
voorzover ze verstaanbaar zijn, ko
men ze op de lezer over als eerlijke
uitingen van een begaafde vrouw,
getekend door lijden en mede-lij
den.
Men treft hier een volstrekt onro
mantische Weltschmerz aan. een
wereldwijk bewogen zijn met allen
die lijden en verdrukt worden. Met
meer recht dat Goethe in zijn Faust
kan zij zeggen: „Der Menschheit
ganzer Jammer fasst mich an," vrij
vertaald: „Wat mij aangrijpt is de
totaliteit van de menselijke ellen
de." Dit alles heeft een evangelische
klankt. Men moet deze gedichten
dan ook zien tegen de achtergrond
van het na-oorlogse Duitsland, een
reiken naar religie en poëzie na
Auschwitz, wat zij dan noemt een
leren vliegen. Uit het laatste ge
dicht van deze bundel citeer ik de
derde strofe. „Ik zou de hardnekkig
klagende weduwe in het evangelie
willen zijn, en niet de rechter wor
den die tenslotte week wordt. Het
zachte water zou ik willen zijn, en
niet de uitholbare steen."
Boek met hanteerbare ervaringen
door Th. Cappon
Het boek „Groepswerk in de prak
tijk" van Gene Stanford is een gids
voor docenten gebaseerd op erva
ringen in de klas. We hebben het al
eens vaker gezegd; de vernieuwin
gen op onderwijsgebied gaan in het
basisonderwijs heel wat sneller dan
in het voortgezet onderwijs. Een
voorbeeld daarvan is groepswerk
als werkvorm; in het lager onder
wijs steeds meer gehanteerd in het
middelbaar onderwijs alleen hier en
daar toegepast.
Daarom verheugend dat het Engel
se boek „Developing Effective
Classroom Groups" thans in het
Nederlands verschenen is. „Een
boek over groepswerk dat uitgaat
van de praktijk van het onderwijs
na de lagere school ls bij ons weten
vrijwel uniek" zeggen de Neder-
landse bewerkers Bade en Molter.
en naar mijn overtuiging terecht.
Eén van de moeilijkste werkvormen
is inderdaad groepswerk. De docen
ten moeten een heel andere positie
innemen, een meer begeleidende
rol. terwijl van de leerlingen een
grotere zelfstandigheid verwacht
wordt die ze vaak niet bezitten. Het
boek gaat systematisch, stap voor
stap in op deze moeilijkheden en
geeft duidelijke oefeningen om ze
aan te pakken en op te lossen.
Goede aanwijzingen hoe je van een
klas individuen een groep kunt ma
ken. Heel duidelijk wordt gemaakt
dat dit een geleidelijk proces is.
Vandaar dat er vijf achtereen vol
gende fasen worden behandeld om
tot groepswerk te komen. Het zal
duidelijk zijn dat de tijd die een
klas nodig heeft om zo goed moge
lijk te kunnen funktioneren in
groepswerk, afhankelijk is van de
beginsituatie van zo'n klas (ervarin
gen in overleg, gespreksvaardig
heid, etc). De kracht van het boek
schuilt in de controle of één en
ander wel toepasbaar is in de prak
tijk. De vertalers hebben zes docen
ten uit verschillende schooltypen
bereid gevonden de suggesties in
hun klassepraktijk toe te passen.
Daarmee is de overdraagbaarheid
naar anderen toe sterk verhoogd.
Th.C.
Gene Stanford: „Groepswerk in de
■praktijk". Uitg. Intro, Nijkerk. Om
vang 230 pag. Prijs 32,50.
„Aspekten van Curriculum-ont
wikkeling" Dr. W. J. Nijhof (red).
Uitg. Wolters-Noordhoff. 175 bis.
prijs, 37,50.
Het ontwikkelen van schoolwerk
plannen en onderwijsleerpakketten
lijkt een tweede en belangrijke taak
te gaan worden van leerkrachten in
alle sektoren van het onderwijs. In
dit boek komen zes belangrijke on
derwerpen op het gebied van leer
planontwikkeling aan de orde.