Ontdekkend kijken
Levensduur van de bom
De politiek
in de
maalstroom
Zogezegd
VRIJDAG 4 JULI 1980
TROUWKWARTET P 11-RHS 13
door Okke Jager
De betiteling „visuele mens" is te
veel eer voor de mens van vandaag.
Na de woordcultuur zijn wij beland
in een industriële oraalfase waarin
de cultuurpap glad naar binnen
glijdt. De dingen worden niet echt
waargenomen; ze worden alleen nog
maar opgenomen. Als zuigelingen
hangen wij aan de borsten van de
apparaten. Wij nemen niet meer op
door te zien of te horen, maar door
te zuigen en te slikken.
De moderne mens beleeft zijn
verbrokkelde ervaringen in een
existentiële verstrooidheid wegens
een overstelpend teveel aan
beeldindrukken. De
massaproduktie stort een
zondvloed van afbeeldingen over
ons uit. De prentenboeken stapelen
zich op in de kinderkamer. Het
speelgoed is niet meer afgestemd op
een vertrouwelijke omgang met
beelden die kinderen persoonlijk
aanspreken en eerbied oproepen
voor een boven het begripsmatige
en beheersbare verheven
werkelijkheid, een zich
openbarende wereld. Ook het
openstaan voor Oods openbaring
moet daar wel onder te lijden
hebben.
Met het aantal kijkspullen groeide
de onmacht van ons
voorstellingsvermogen. Door de
technologische ontwikkeling is er
een kloof ontstaan tussen wat wij
kunnen maken en wat wij ons
kunnen voorstellen. Het is
gemakkelijker honderdduizend
mensen te doden door een raket
dan één mens in het gezicht te
schieten. Ons
voorstellingsvermogen is over het
algemeen al zeer gering, omdat wij
L. H. Mosheuvel: Het is in het be
lang van de volksgezondheid dat in
het onderwijs aandacht wordt be
steed aan het taalgebruik van poli
tici en vakbondsleiders (R. M.-
Utrecht)
D. J. Peterse: Gezien de klassieke
band tussen brood en spelen moest
op het Amerikaanse graanembargo
tegen de Sowjet-Unie een boycot
van de Olympische Spelen in Mos
kou volgen (R.U.-Utrecht)
D. Dekker: De aanprijzing „natuur
lijk" wekt ten onrechte de indruk,
dat alles uit de natuur gezond is
(R.U.-Utrecht).
J. C. Meijer: De groeiende belang
stelling voor kruidengeneeskunde
wekt ten onrechte de indruk dat
voor elke ziekte wel een kruid ge
wassen is (R.U.-Utrecht).
A. Al-Musallam: De emotionele dis
cussies in het westen betreffende de
positie van de islamitische vrouw
vinden een parallel in de middel
eeuwse kruistochten. Evenals toen
vecht men, maar men weet niet
waarvoor (R.U.-Utrecht).
P. J. de Groot: Motorvoertuigen en
bromfietsen dienen onder de hin
derwet te vallen (R.U.-Utrecht).
A. J. de Koning: De aanduiding
autosnelweg dient men in vele ge
vallen snel weg te halen (R.U.-
Utrecht).
J. R. E. Haalboom: De emancipatie
van de vrouw is uiterst belangrijk
voor de modelspoorwegbouw, want
de jonge vader heeft nu ook de
plicht een electrische trein te kopen
bij de geboorte van een dochter
(R.U.-Utrecht).
D. M. Krol: Wanneer overwogen
wordt om regelingen voor gehuw
den toe te passen op samenwonen
den, dient niet uit het oog verloren
te worden waarom samenwonenden
nu juist niet gehuwd zijn (R.U.-
Utrecht).
meer in begrippen dan in beelden
denken; maar de effecten van de
techniek zijn ook niet meer in
beelden uit te drukken. Onze
wapens hebben ons
voorstellingsvermogen ingehaald.
Eigenlijk zijn wij opnieuw in een
primitief stadium teruggeworpen.
Wie zich nu nog beperkt tot het
waarnemen van wat het moment
toevallig aan zichtbaars te bieden
heeft, mist de realiteit. Wie niet
genoeg fantasie heeft, blijft een
dromer. Werkelijk zien kan de mens
vandaag alleen nog met gesloten
ogen. Pas zij zijn realistisch, die
genoeg verbeeldingskracht bezitten
om zich het onvoorstelbare voor ts
stellen.
Zelfs het nog betrekkelijk
onschuldige feit dat de ondergang
van een volwassen boom een
onherstelbaar verlies voor een
straat betekent, dringt tot de
meeste mensen niet meer door.
Menig burger zou pas merken hoe
groot het aandeel van oudere
bomen in het stadsbeeld is, als de
plantsoenendienst een
fotomontage zou verspreiden van
bekende pleinen, waarin alle bomen
weggeretoucheerd zouden zijn. Dan
zou de schrik er wel in zitten. Maar
zonder zo'n shocktherapie blijven
wij onverschillig door gebrek aan
verbeelding.
Dat gaat dieper dan de
schepselmatige beperking van onze
waarneming. Wij hebben nooit de
werkelijkheid kunnen zien zoals zij
is. Wij kennen haar alleen maar in
vertaling. Wij zijn als kinderen die
God slechts kennen uit de
kinderbijbel. De werkelijkheid zelf
blijft een mysterie. Sommige
mensen zijn te typeren met „de blik
op oneindig", maar Juist hun
gezichtsveld is beperkt. Wel mogen
wij zeggen: als zelfs een kind dat
nog niet over beperktheid kan
filosoferen, in zijn zien de
beperktheid van zijn zien ervaart,
moet dit betekenen dat in het
geziene het ongeziene zich
aankondigt. Het geziene is zichzelf
niet zonder het ongeziene.
Maar wij moeten niet verder willen
kijken dan ons schepsel-zijn ons
toelaat. Wel moeten wij
voortdurend ons gezichtsveld
uitbreiden. Wij kijken tegen een
muur aan, maar in die muur zijn
deuren („the doors of perception"
van Huxley) die geopend moeten
worden. Daar moeten wij niet
kinderachtig in zijn. Trouwens, het
zijn juist de kinderen die alle
deksels optillen. Wij kunnen uit
onze beperkte, door onze positie
bepaalde waarneming uitbreken,
als uit een gevangenis, om onszelf
een creatief zien aan te leren. Velen
denken te naïef over de
waarneming: we zien toch wat we
zien. Maar het menselijk zien is
allerminst mechanisch, passief
registrerend. Wij kunnen actief
zien. Wij kunnen bij het kijken onze
verbeelding gebruiken (zoals Hugo
van St. Viktor al betoogde in de
twaalfde eeuw), zodat wij
ontdekkend kijken en verbanden
opmerken die ons tevoren zijn
ontgaan.
Om zo te leren kijken, hebben wij
nog altijd wóórden nodig. Iemand
zegt: kijk, de maan! Dat is geen
oorspronkelijk gedicht, maar het
geeft een naam aan de waarneming.
Ook anderen kijken nu naar de
maan en zien haar anders. De maan
is nu iets in hun leven geworden dat
een naam mag hebben. Met dat ene
woord is een stuk wereld afgepaald
en veroverd.
Om goed te leren kijken, hebben wij
de woorden van woordkunstenaars
nodig. Er zijn schrijvers bij wie hun
hele boek beheerst wordt door één
beeld: daarmee begon het
schrijven, daaromheen groepeerde
zich het andere. In dat beeld ligt de
emotie gestold vóór hen. Als
iemand vraagt wat de zin van hun
boek is, vallen zij terug op dat
elementaire beeld. Zo ligt aan „Een
winterreis" van Brakman het beeld
ten grondslag van een meisje in een
wit truitje, in een straatje met
gaslantarens onder een vorstige
lucht
Soms is één bijvoeglijk naamwoord
voldoende om ons het zelfstandig
naamwoord voor ogen te toveren,
zoals „zoemende" in de uitspraak:
„Hoe ik naar een zonneplek op het
parket had gekeken en in het
zoemende bruin had zitten turen."
Soms bedient aan auteur zich van
de woorden „scherp afgetekend"
om met zijn beelden ons netvlies te
bereiken, zoals Marnix Gljsen (die
volgens Maarten 't Hart zijn lezers
nooit iets echt voor ogen zou laten
zien): „Plotseling verschenen, tred
voor tred, een viertal blonde
antilopen op de heuvelkam. Ze
stonden scherp afgetekend tegen de
horizon en bewogen langzaam de
kop heen en weer. Toen ze ons
ontwaarden, stonden ze plotseling
stokstijf. De zon viel zijdelings op
hun lichtbruine vachten Ik
besefte dat het onze plicht is de
ogen te sluiten voor 99% van de
wereld, maar te mikken naar dat
ene procent dat alles goed maakt:
de antilope op de heuvelkam."
Nog scherper is het silhouet in een
geschreven pentekening van Julio
Cortazar. HIJ ziet een
regendruppeltje boven de raamlijst
dat blijft bibberen tegen de hemel
die het stukslaat in duizend
gebluste schitteringen; het groeit
aan en wankelt, nu gaat het vallen
en het valt niet, nóg niet, het houdt
zich vast met al zijn nagels, het wil
niet vallen, zijn buik zwelt, nu is het
een reuzedruppel die majestueus
blijft hangen en eensklapt pats
daar gaat ie, plets, kapot, niets, iets
kleverigs op het marmer. Maar hij
ziet ook druppels die zelfmoord
plegen en zich onmiddellijk
overgeven; hij ziet de trilling van de
sprong, de beentjes die loslaten, de
schreeuw die hen dronken maakt in
dat niets van vallen en zich
vernietigenFantasie? Poëzie?
Het is gewoon: kijken!
Een schrijver kan ons zelfs laten
zien, wat nooit gezien zou kunnen
worden. In een roman van
Rousseau gaat een meisje met
enige heren in een roeiboot varen op
een Zwitsers meer. Er steekt een
storm op en de heren worden bang.
Om hen gerust te stellen, schenkt
zij wijn in en zingt zij een lied voor
hen: twee bezigheden die in een
roeibootje tijdens een storm niet
mogelijk zijn. Toch hebben
duizenden lezers die scène „vóór
zich gezien". Als een verhaal goed
is, komt er over de lezer een soort
realiteitsgevoel.„Ik zie die vrouw
voor me!" riep Carmlggelt, toen hij
bij Elsschot de regel las:terwijl
zij met neergetrokken mondhoeken
wenend de soep proefde."
De visuele en de verbale
communicatie ontmoeten elkaar in
het denken. Als het denken zich
alleen van woorden wil bedienen,
verliest het zich in nevelen. Beelden
moeten het denken dwingen de
schok van het concrete te
ondergaan. Geschiedenissen
moeten de eenzaamheid van het
denken doorbreken. Zo kan de
kijkende mens een ziener worden.
door H. J. Neuman
Dezer dagen is het precies vijfen
dertig jaar geleden dat de mens
heid begon te leven met de kern
bom. Wat men als juiste datum wil
nemen is een kwestie van persoon
lijke keuze. Denkbaar is dat men
zich baseert op de Amerikaanss
atoomaanval op de Japanse stad
Hirosjima (6 augustus 1945). Maar
men kan ook wat verder teruggaan
in de tijd en een of meer data
kiezen die nog behoren tot de fase
waarin het voorbereidende werk
(inclusief de eerste kernproef in
Alamogordo, Nieuw Mexico) werd
verricht. Onlangs zijn in het Scien
tific Laboratory van Los Alamos,
waar de afgelopen acht jaar alle
nieuwe Amerikaanse kernkoppen
zijn ontworpen vair die voor de
Minuteman III tot die voor de MX
en de Trident toe regeringsfunc
tionarissen, militairen en weten
schapsbeoefenaren al even bijeen
geweest om bij deze huiveringwek
kende verjaardag stil te staan.
De eerste directeur van het atoom
laboratorium in Los Alamos was
natuurlijk de vermaarde dr. Ro
bert Oppenheimer. Hij werd, nog
in 1945, opgevolgd door dr. Norris
Bradbury die onlangs in het
nieuws kwam door zijn verklaring
dat iedere middelbare scholier ver
plicht zou moeten worden afbeel
dingen te bekijken van de verwoes
tingen en de slachtoffers van Hi
rosjima en Nagasaki.
De derde directeur was dr. Harold
Agnew die 6 augustus 1945 aan de
luchtaanval op Hirosjima heeft
deelgenomen. Hij is ook in 1954
aanwezig geweest bij een proef met
de waterstofbom in de Stille Oce
aan. „Wat toen grote indruk op mij
heeft gemaakt," zo vertrouwde hij
Walter Pincus van de Washington
Post toe, „was de intense hitte die
je zelfs op een afstand van 30 tot 50
km kon voelen." Als het tegen
woordig niet verboden was kem
proeven te houden in de atmosfeer
of daarbuiten, zou dr. Agnew ei
genlijk om de zoveel jaar een de
monstratie willen geven om heden-
daagss staats- en regeringsleiders
te scholen. Ze zouden, als hij zijn
zin kreeg, „in hun ondergoed" naar
een atoomproef moeten kijken. De
huidige directeur van Los Alamos,
dr. Donald M. Kerr, heeft nog nooit
een keraontploffing bijgewoond.
De ontwikkeling van de splijtings-
bom is ongetwijfeld een soort wa
terscheiding in de geschiedenis ge
weest. Het nucleaire tijdperk was
ingeluid. Daarna werd het streven
erop gericht een fusiebom (de wa
terstofbom) te produceren. Ook dat
was een belangrijke grens; ze werd
overschreden in november 1958.
Mensen als Oppenheimer schrok
ken zozeer voor de consequenties
van het opkomen van deze „super-
generatie" van kernwapens terug,
dat ze aandrongen op de ontwikke
ling van lichtere (dat wil zeggen
tactische) inplaats van steeds
zwaardere nucleaire wapens.
Dr. Kerr is het niet eens met som
mige Amerikaanse atoomfysici die
van mening zijn dat er nog allerlei
andere grenzen zijn die doorbroken
kunnen en moeten worden. Het
denken gaat dan bij voorbeeld uit
naar het gebruik van transuraan
materiaal, elementen die in uiterst
kleine hoeveelheden beschikbaar
komen bij kernsplijting. Men zou
maar heel weinig van dit materiaal
nodig hebben om zeer zware explo
sies teweeg te brengen. Ook leeft
bij sommigen het ideaal van de
pure fusiebom, die bij ontploffing
wel luchtdruk, hitte en initiële
straling veroorzaakt, maar geen of
vrijwel geen fall-out.
Dr. Kerr en anderen rijn van oor
deel dat voortgezet wapenonder-
zoek voornamelijk nuttig kan zijn
om bepaalde effecten van bestaan
de wapens te vergroten of te onder
drukken en om de wapens zelf be
ter bestand te maken tegen ont
ploffingen per ongeluk en tegen
ongeoorloofd gebruik. Maar ze zien
niet in wat voor belang gediend
kan zijn met kernwapens ter groot
te van een tennisbal.
In wezen gaat het onderzoek in Los
Alamos een heel andere richting
uit. Men bestudeert de mogelijk
heid om de levensduur van be
staande en toekomstige kernwa-
penvoorraden te verlengen. Of
schoon het klimaat voor wapenbe
heersing en wapenvermindering
thans niet bijzonder gunstig lijkt,
houden dr. Kerr en zijn medewer
kers er rekening mee dat in de
toekomst de beperkingen op het
uitvoeren van (ondergrondse) kern
proeven wellicht zullen toenemen
en dat er dan tevens, als gevolg van
ontwapening, minder kernwapens
zullen zijn. Vandaar dat het hun
gewenst voorkomt de gemiddelde
levensduur van het kernwapen die
nu omstreeks tien jaar bedraagt te
verdubbelen.
Een voorbeeld van een verdrag dat
zijn invloed op de bewapening al
doet gelden, ofschoon het formeel
nog niet eens in werking is getre
den, is de Russiscb-Amerikaanse
overeenkomst van 3 juli 1974 tot
wederzijdse beperking van onder
grondse kernwapenproeven. Na 31
maart 1976 zouden geen onder
grondse kernproeven meer zijn toe
gestaan met een explosief vermo
gen van meer dan 150 kiloton (kt).
Deze 150 kt werd als drempel aan
genomen. Vandaar de Engelse bij
naam van het verdrag: „Threshold
Test Ban Treaty" (TTBT). De Ame
rikaanse Senaat heeft dit akkoord
tot op de dag van vandaag niet
geratificeerd, maar in de praktijk
houden zowel de Verenigde Staten
als de Sowjet-Unie zich vrij nauw
keurig aan de bepalingen.
In het geval van de MX, de nieuwe,
mobiele en uiterst trefzekere inter
continentale raket, hoeft dit voor
de Verenigde Staten tot gevolg ge
had dat men kernkoppen moet ge
bruiken van een ontwerp waar al
vóór 1 april 1976 proeven mee zijn
genomen. Men wil de MX namelijk
uitrusten met kernkoppen die een
explosief vermogen hebben van
meer dan het dubbele van 150 kt en
die mag men niet meer testen. In
1974 zeiden de kritici van het
TTBT dat het niets voorstelde om
dat de techniek van de kernwapen
proeven langzamerhand zo vervol
maakt zou zijn dat het mogelijk
was de werking van zwaardere wa
pens exact te bepalen met behulp
van lichtere wapens, de zogenaam
de model-explosies. Dr. Kerr en an
dere geleerden ontkennen dit. In
ieder geval zijn proeven om de be
trouwbaarheid van bestaande zwa
re kernwapens vast te stellen (de
„stockpile testing") uitgesloten.
door prof. dr. B. Goudzwaard
In een van de apocriefe
Evangeliën wordt in een ge
lijkenis bet Koninkrijk van
God vergeleken met het
meel in de kruik van een
vrouw, die op weg is naar de
markt. Op de markt aange
komen merkt zij, dat het
meel uit de kruik is wegge
lopen.
Met apocriefe evangeliën moet Je
uitkijken, maar deze gelijkenis die
door Jezus aan zijn leerlingen zou
zijn verteld treft mij door zijn zui
verheid. De kruik zou kunnen staan
voor alle menselijke organisatievor
men en instituties, waarin, naar wij
veronderstellen, de boodschap van
het evangelie wordt vastgehouden
en kan worden meegenomen naar
die plaatsen in het leven, waar wij
er mee moeten handelen, waar wij
er Iets mee willen „doen". Maar
Juist op het ogenblik dat het er op
aankomt, bij aankomst op de
markt, blijkt dat de kruik het meel
niet heeft kunnen vasthouden, dat
datgene waarom het nu eigenlijk
ging, uit de kruik is weggelopen. De
booschap van het evangelie laat
zich kennelijk niet op-sluiten in de
organisatievormen, die wij er voor
ontwerpen.
Ik heb aan die gelijkenis in de afge
lopen maanden veel moeten den
ken. Het CDA heeft een christelijke
grondslag. Maar wat is de winst
ervan geweest? Kunnen we de
boodschap van het Koninkrijk
vasthouden in onze menselijke or
ganisatievormen, hoe goed we het
ook bedoelen?
Die vraag dringt des te meer, nu de
grondslag van het CDA is gebleken
te functioneren als een „Inspiratie
bron", die iedereen op zijn eigen
wijze naar believen kan verstaan,
en waarachter dan ook niet terug te
vragen valt op straffe van be
schuldigd te worden van het „mo
nopoliseren van het evangelie" en
het „heersen over andere gewe
tens". Wat valt dan nog daarmee uit
te richten, wanneer het op handelen
aankomt?
In de maalstroom
Die vragen dringen in onze tijd
meer dan ze ooit vroeger hebben
gedaan. We lijken nationaal en in
ternationaal in een maalstroom te
recht gekomen te zijn, in een draai
kolk die ons meesleurt. Wanneer we
kijken naar de nationale en interna
tionale politiek, gebeurt daarin
steeds meer wat nu eenmaal onont
koombaar is; wat over de mensen,
volken en hun leiders heenkomt.
Steeds minder vrijheidsgraden
staan tot hun beschikking. De be
wapening moet nu eenmaal worden
opgevoerd, er is geen ontkomen
aan. En wanneer het gaat om het
bestrijden van de grote binnenland
se problemen, zoals de werkloos
heid, valt elke grote politieke rich
ting als het ware vanzelf en nood
gedwongen terug op de noodzaak
de economische groei weer verder
op te voeren; ook al is men zich er
somtijds ter dege van bewust, dat
die zelfde nadruk op economische
en technische vooruitgang juist de
problemen van het heden vanaf
structurele werkloosheid tot milieu
bederf, en van energietekorten tot
een toenemend besef van onveilig
heid heeft doen ontstaan. Daarop
vallen de westerse regeringsleiders
in Venetië terug, daarop valt een
OESO, een EO en een NAVO terug,
daarop valt ook een Partij van de
Arbeid in haar nieuwe concept ver-
klezingsprogram terug.
We lijken op iemand die verslaafd is
aan heroïne, en zich alleen door
steeds nieuwe „shots" op de been
kan houden ook al weet hij, dat
hij zich daardoor op langere termijn
steeds verder verziekt.
Een vier procentsgroel help ons
goeddeels uit de problemen, orakelt
het nieuwe advies van de Weten
schappelijke Raad voor het Rege
ringsbeleid dezelfde raad, die een
aantal jaren geleden ons voorhield
dat we ons dienden te gaan instel
len op een vertraging van onze eco
nomische groei.
Het „realisme" is teruggekeerd,
„Goddank" zeggen sommigen.
Want er is immers geen ontkomen
aan? Wij worden ingevuld door wat
nu eenmaal moet, wat de vooruit-,
gang ons dicteert. Niet wij bepalen
langer het pad van de vooruitgang,
de vooruitgang bepaalt ons pad.
Het pad van de automatisering, van
de micro-elektronica, van de bio-
engineering, van de bewapenings
technologie, die zich als een kanker
over de hele wereld verspreidt. Hun
ner is de glorie, het dictaat aan de
mensheid. Zij dirigeren ons naar de
onontkoombaarheid van grote eco
nomische en technologische'
machtsblokken, ter garandering
van ons hoge materiële welstands
niveau en onze zogeheten veilig
heid. En ze Jagen ons naar de onont
koombaarheid van een wereldrege
ring, die al onze vooruitgangsinstru
menten gebundeld zal inzetten voor
het „heil" der mensheid en haar
machtberelk zal vestigen op de ver
worvenheden van de moderne com
municatietechniek. Het moderne
Babyion lijkt in onze tijd gestalte te
krijgen, en de kooplieden der aarde,
die eens over zijn val zullen klagen,
bouwen het op. .Het is de geest van
de Apollo VII, die vrede op aarde zal
brengen" zo profeteerde Nixon bij
de eerste maanlanding. In die geest
trekken de multinationale onderne
mingen als pioniers moderniserend
de wereld in en worden de vruchten
van de nieuwe technologie en
niet het laatst de nucleaire het
deel van alle volken.
Hypnose
Is techniek dan goddeloos? En eco
nomische groei iets wat we moeten
schuwen? Nee, dat is niet waar het
om gaat Economie, techniek, we
tenschap: het zijn vormen van ge
bruik en ontwikkeling van een goe
de schepping. Maar zoals dlles in
deze goede schepping gebruikt kan
worden door mensen om er afgoden
van te maken d.wz. dingen waar
door Je Je laat lelden in wat Je doet,
waarop Je Je vertrouwen stelt zo
hebben wij dat ook met de moderne
techniek, de economische gToei en
de wetenschap gedaan. En nu ver
slaven ze ons, dicteren ons, houden
ons in de houdgreep.
Want wanneer mensen God of go
den dienen, blijven ze niet dezelfde.
Ze gaan het beeld dragen, het stem
pel van de goden die zij dienen. Ons
moderne denken en handelen is ver
wetenschappelijkt, technocratisch,
militaristisch, vermammoniseerd.
Het voltrekt zich in steeds engere
gesloten cirkels. Want we zijn onder
de hypnose geraakt van de afgoden
die we zelf ontworpen hebben.
De Bijbel is een boek van hoop, van
uitzicht, van doorbreking van hyp-
noses. Het getuigt van het Konink
rijk dat overwinnen gaat, en de voet
wegslaat onder de torenhoge, maar
Juist daardoor aan de voet zo wan
kele afgodische bouwsels van men
selijke hoogmoed. „Wordt verbro
ken, wordt verbroken, wordt ver
broken", is de driemaal herhaalde
zinspreuk in de naam van Immanu-
el aan het slot van Jesaja 8, die de
betovering, de hypnose doorbreekt.
„Bewapen uzelf maar wordt ont
moedigd," zo zegt de profeet tegen
de volken tot aan het verst van de
aarde (New English Bible). „Be
raamt een plan maar het wordt ver
broken, spreek een woord maar het
zal niet tot stand komen, want God
is met ons".
Dat is een profetie voor vandaag, nu
de goden van onze eeuw ons inpal
men en steeds meer hypnotiseren.
Ze helpt ons om moed te hervatten
en de sprong te wagen met de nor
men én beloften van het Konink
rijk; dat gerechtigheid stelt boven
macht, barmhartigheid boven tech
niek, rentmeesterschap boven eco
nomie dwars in, waar dat moet,
tegen de onontkoombaarheden van
de moderne vooruitgang. Want dat
zijn verslavingsdictaten als van af
goden die vrede suggereren, maar
de oorlog gaat in hun voetspoor, en
die welvaart garanderen, maar ze
ketenen mensen en volken in mate
riële bezetenheid.
Oproep
Kan het CDA die spanning aan van
de strijd tussen het Koninkrijk en
de afgoden? Kan welke christen in
de politiek dan ook die aan, in wel
ke partij hij of zij zich ook bevindt?
Onze kruiken lopen leeg, voordat
wij op de markt aankomen. Maar
toch is een ding zeker. Alleen op de
golfslag van het Koninkrijk en zijn
beloften zullen we aan de draaikolk
ontkomen.
Daarom lijkt in de nood van onze
tijd niets meer nodig, dan dat
onder de aanvaarding van hun fei
telijke partijpolitieke verdeeldheid
christenen uit alle politieke en
maatschappelijke kringen plaatse
lijk en landelijk bij elkaar komen
voor bezinning en gebed in onze
vastgelopen situatie. En hoe meer
niet-christenen zich daar bijvoegen,
hoe beter het zal zijn.
Ik hoop ook op de totstandkoming
van een politiek avondgebed, te be
ginnen in de Nieuwe Kerk van Am
sterdam, waar nog onlangs door ve
le politici de eed is afgelegd op basis
van de hulp van de Almachtige. Om
daar te worden opgeladen met een
politieke en geestelijke moed, die
we nu meer dan ooit nodig hebben.
nas(r