oek over Van Agt niet vrij van vooroordelen
I
Sportboek als pulp
Bijgeloof— ook
de kerk
ontsnapte er
niet aan
(Tekeningen voor Tommy tonen
ialiteit achter Holocaust
Zelfs elementaire kwaliteitsbewaking ontbreekt
Heeft grootmoeders theelicht
er ook nog iets mee te maken?
Nieuwe boeken
BOEKEN
TROUW/KWARTET H 13
"•Wdoor
loor dr. W. Albeda
pomp en Witteman hebben een
vroege (te vroege?) poging ge
daan het „verschijnsel-Van Agt"
•e analyseren. Het behoeft geen
jetoog. dat tot zo'n poging wel
janleiding bestaat. De carrière
(an Van Agt, zijn rol in de poli-
jek, het stempel dat hij persoon-
jk zet op het Haagse gebeuren
de laatste jaren, bovenal ook
vraag hoe het komt, dat de één
iet. en de ander van hem weg-
ipt, dat alles kan verklaren, dat
imp en Witteman de verleiding
liet hebben kunnen weerstaan.
zijn niet over één nacht ijs gegaan,
Rebben onderzoek gedaan naar het verle-
i van Van Agt. hebben gesproken met
nige wél, andere niet met name ge-
_mde personen; ze trachten via tekst-
aiyse de mens Dries van Agt op het
jor te komen. Witteman en Tromp heb-
i hun afkomst tegen (De Vara is wat
ji Agt betreft zeker geen onbeschreven
jpier). maar ze hebben niet onverdien-
(telijk getracht een zekere objectiviteit te
aren. met enkele lelijke uitschieters,
ik nog op terugkom. Men kan dat
jiet van alle geraadpleegde „kenners" be-
reren, die hier en daar er blijk van geven
[zelfs niet te trachten een zinnig oordeel te
keven. Naast goede getuigen a décharge
[(Van der Stee, Steenkamp) zijn er ook
tele getuigen charge. De schrijvers
>en een lichte neiging achter de getui-
ïgen weg te kruipen. Niet altijd is de eigen
■- matting duidelijk.
I Als Kosto diepzinnig zegt dat Van Agt
„eigenlijk de maatschappij van gister in
stand wil houden" en met name ook de
uitspraken van Wim Kok, die (en dat is
een grief waar men begrip voor kan heb
ben) de minister-president alleen maar
van krant en tv kent, dan moet geconsta
teerd worden, dat enkele respondenten
alleen maar bevooroordeelde politiek wil
den bedrijven.
En daarmee kom ik onmiddellijk te zitten
met het probleem van dit boek: Wat willen
de schrijvers eigenlijk?
Een persoonsbeschrijving? Maar die is
dan wel erg fragmentarisch. Aan de mens
achter de politicus komt men nauwelijks
toe, en de diverse commentatoren worden
af en toe als los zand na elkaar geplaatst.
Eenzijdigheden
Een stukje hedendaagse parlementaire
geschiedenis? Maar ook dan: wat een een
zijdigheden bij alle goedbedoelde pogin
gen tot objectiviteit. Zodoende worden de
bezwaren van beide manieren van aan
pakken eerder bij elkaar opgeteld, dan
vermeden. De persoon wordt te veel losge
maakt van de omstandigheden: de groei
van het CDA, de rol van een minister
president in de moeilijkste periode van na
de oorlog. Er is nogal wat verschil tussen
een kabinet in de jaren van de snelle
economische groei en een kabinet gecon
fronteerd met de nulgroei van vandaag.
Men moet dat meewegen bij een oordeel.
Ook Den Uyl als premier wordt te veel
losgemaakt van de periode 1973-1977 toen
hij zijn grote rol in de Nederlandse poli
tiek speelde.
Voor de schrijvers is het zo, dat Van Agt,
onervaren het politieke terrein betrad,
maar zijn les leerde in de harde leerschool
van Den Haag, met Den Uyl en anderen
als collega-leermeesters. Het „verschijnsel
Van Agt" wordt verklaard uit de wijze van
opereren van het kabinet-Den Uyl en van
de PvdA. Nu lijkt het uitgesloten, dat vier
jaar kabinet-Den Uyl geheel aan iemand
voorbij gaan. Maar of het de gehele ver
klaring is?
Met veel kracht wordt dan voorts de stel
ling naar voren gebracht, dat Van Agt en
zijn kabinet zouden „dépolitiseren" en
„op de winkel passen".
Aantjes wordt sprekend ingevoerd: „Hij
ziet de politiek niet als een mogelijkheid
idealen te verwezenlijken, maar heeft die
visie ingeruild voor een andere: als je de
macht hebt, moet je hem zien te houden."
Tegenover de gedrevenheid van Den Uyl
staat dan: „beschutting tegen de relatief
grote sociaal-economische problemen" en
„politiek is er niet om de berusting te
doorbreken", enzovoort.
In wezen is hier sprake van een afschuwe
lijk vooroordeel: wie niet wil veranderen
op dezelfde manier en met de gedreven
heid die daar bijhoort zoels socialisten dat
willen, die wil helemaal niet veranderen.
Wie niet gedreven bezig is relativeert en
oog heeft voor de betrekkelijkheden, is
een conservatief. Dat dit kabinet de moei
lijke weg opging van de economische sa
nering, dat de inkomenspolitiek aange
pakt werd, ook waar die niet populair was,
de wet op de aanpassingsmechanismen in
het staatsblad bracht, dat de wet op de
ondernemingsraden wat aangescherpt
werd enzovoort, enzovoort, het telt niet,
want het stempel van Joop staat er niet
op.
Dubieus
Dit vooroordeel blijft de schrijvers of wel
licht moet men zeggen, de ondervraagden,
parten spelen. Het brengt uitspraken als
die van Van Thijn: (als het kabinet tot
1981 blijft zitten) „Ik voorspel dan een
onmogelijke situatie. Als partner is het
CDA dan volstrekt ongeschikt voor de
PvdA. dat kan niet, dat is ongeloofwaar
dig". Of citerend A. L. Boom: „wie, als Den
Uyl. de wereld wil veranderen moet niet
willen samen werken met een roomska-
tholieke zoon". Dat thema van de „zoon"
vind ik uiterst dubieus. Katholieken zou
den nooit helemaal zelfstandig worden,
altijd sprekend namens een (of de) vader.
Daardoor worden ze twijfelaars, uitstel
lers. Het soort diepzinnigheden, waarmee
je alles kunt verklaren.
Over de relatie met de vakbeweging wei:
nig goeds. De uitspraken van Kok laten
weinig aan de fantasie over. Zijn vergelij
king met Den Uyl loopt zoals men mocht
verwachten. Het is de vraag of Koks ge
heugen hem niet parten speelt. Het is niet
waar, dat Den Uyl altijd (dominerend)
aanwezig was, en zeker niet zo, dat hij elke
bijeenkomst van regering en Stichting
van de Arbeid tot een succes wist te
maken. Ik vraag mij overigens af of ie
mand de relatie vakbeweging-kabinet ook
nog eens van de kant van het kabinet zou
willen bezien. Is het wellicht zo, dat de
welwillendheid waarmee Van Agt en zijn
kabinet werden benaderd toch wel be
paalde grenzen had? Van Thijn ziet alles
en iedereen te hoop lopen: werkgevers, het
Noorden, de vakbeweging. Hoe komt dat?
De verklaring van Van Thijn is even sim
pel als verrassend. Het zit hem in het
relativerende, a-politieke in Van Agts stijl
van politiek bedrijven. Een kleine verge
lijking met wat er gebeurde onder het
vorige kabinet, en met wat er in andere
westelijke landen gebeurt, had ons deze
wijsheid kunnen besparen. Het zou goed
geweest Zijn te wijzen op de feitelijkheid,
dat onze samenleving bezig is met een
ontwenningskuur, na dertig jaar economi
sche groei. Daar reageren burgers op. on
geacht de stijl van de politiek.
Onverzetteli j ke
Maar laat ik niet alleen negatief doen over
dit boekje. De poging om de mens Van
Agt te begrijpen ontbreekt zeker niet. Te
waarderen vind ik ook, dat de schrijvers
zich ervan bewust zijn, dat ze daar niet
geheel in slagen. Dat Van Agt een niet zo
gemakkelijk te plaatsen mens is. Uiterst
charmant, intelligent, wijs, zachtzinnig en
tevens zo nodig redelijk hard, onverzette
lijk, zelfs rigoreus. 3ovendien soms niet
vrij van een zekere grilligheid. Mij dunkt
een combinatie van eigenschappen, die
een goede politieke carrière zou kunnen
garanderen. Geen wonder, dat veel men
sen hem op de handen dragen. Geen won
der ook, dat tegenstanders problemen
met hem hebben. Blijft het beeld van de
man die niet toevallig minister-president
werd, die een eigen stijl van politiek lei
derschap ontwikkelde, die weet vol te
houden, waai anderen de zaak allang had
den opgegeven. Een man, die net als ieder
naast grote kwaliteiten z'n fouten heeft.
Een man, die ik heb leren waarderen on
der vele uiteenlopende omstandigheden.
Beton? Maar wel met bloemetjes, zegt
men dan.
Moeilijk
Wat moet je nu aan met zo'n boek? Eerlijk
gezegd vind ik dat het moeilijkste van de
bespreking. Als handleiding voor een vol
gende kabinetsformatie biedt het weinig
mogelijkheden. Van Agt is gedetermi
neerd en geclassificeerd. Hij hoort bij
„rechts". Zijn verleden als informateur,
die in 1973 Den Uyl in 't zadel hielp ligt ver
achter ons. Het CDA kan met hem slechts
rechts uitkomen. Een aardige voorzet
voor een nieuwe patstelling. Juist dit
soort schablone-denken brengt de politiek
in de vernieling, meer dan welke relative
ring ook.
Bovendien, en ook de recente uitspraken
van Den Uyl moeten daarbij worden be
trokken, rijst de vraag of, als persoonlijke
tegenstellingen een op zichzelf wenselijke
kabinetsformule blokkeren, die belemme
ringen niet uit de weg moeten worden
genomen, uiteraard bij voorkeur door de
betrokkenen zelf. Dat lijkt beter dan aan
zulke tegenstellingen een bijna ideolo
gisch karakter te geven.
Kan men er een les in zien voor omgangs
vormen in de politiek? Ik betwijfel het.
Wèl een les in de wijze waarop beeldvor
ming over mensen in de politiek plaats
vindt. De les die Den Uyl leerde: „Hadden
we niet eens samen moeten eten?" om te
spreken rnet Den Uyl „Dat wèl". Nog
niet eens de slechtste les, zou ik denken.
Dr. W. Albeda is minister
van sociale zaken)
door M. Kopuit
|Het verhaal van de kunst-
ilder Karl Weiss uit de
uisde, maar aangrijpen-
i serie Holocaust is geen
nsel. Er was een kunst-
hilder die als straf voor in
iet geheim gemaakte teke-
hgen over het werkelijke
(ven in Theresienstadt naar
schwitz werd gezonden
le echte Karl Weiss was de Tsjech-
he tekenaar Bedrich Fritta. Hij
het die tekeningen over het
ven in Theresienstadt naar buiten
nokkelde om de wereld te laten
m wat de Duitsers misdeden. Tot
1 \ajwerd gesnapt en vermoordt
I] Er zyn van Bedrich Fritta tekenin-
|l een overgebleven. Hij maakte ze
J voor zijn zoontje Thomas toen deze
U op 22 januari 1944 drie jaar werd.
oingen voor een peuter in ge-
ischap. De hoop van een va-
weergegeven in voor een kind
ekelijke, gekleurde prenten,
my biddend, Tommy als detec-
e, Tommy voor een fruitstalletje,
Tommy temidden van bloemen.
lekende taferelen voor het jon-
i&etje. Tommy ook als verliefd ven-
jjje, trachtend een verlegen meisje
n bloempje te overhandigen. Met
een in Nederland erbij gekregen
tekst
„Het gaat haast vanzelf met een
bloem in je hand: je vindt haar, je
vindt haarde liefste in het
land". De Tommy van Theresien
stadt, thans als bibliothecar s werk
zaam in Mannheim, vertelt in de
inleiding van de in facsimile uitge
geven 52 tekeningen, over zijn na
oorlogs zwervend, zoekend, onge
lukkig en ouderloos leven. Hij ein
digt zo: „In Mannheim werk ik nu
als bibliothecaris. Hier hebben wij
met onze vier kinderen een gelukkig
leven. Gelukkig, niet omdat ik in
Duitsland ben, maar omdat ik een
geweldige vrouw en de liefste kinde
ren van de wereld heb". In het duis
tere Theresienstadt had Bedrich
Fritta dat voor zijn zoon gehoopt
In facsimile zijn, onder de eenvoudi
ge titel „Voor Thomas op zijn derde
verjaardag" de tekeningen uitgege
ven. Daarnaast is verschenen een
selectie van de prenten met een
ontroerend door Mies Souhuys ge
schreven kinderverhaal. „De dag
dat Tommy drie werd" heet dat
boek. In een muur van Theresien
stadt had Bedrich Fritta de teke
ningen voor zijn zoontje verstopt
Collega prof. Leo Haas, met Tom
my's vader naar Auschwitz getrans
porteerd maar behorend tot de
overlevenden, haalde de tekeningen
na de oorlog uit de muur. Hij zou de
kleine Tommy opvoeden. Die
noemt zich sindsdien Thomas Frit-
ta-Haas. Toeval is het dat de unieke
tekeningen in Nederland zijn uitge
geven.
Na het vertonen van Holocaust in
Duitsland schreef Thomas Fritta-
Haas in Der Spiegel een ingezonden
stu. Hij schreef dat de geschiedenis
van zijn vader kennelijk model had
gestaan voor de in de tv-serie voor
komende kunstschilder Karl Weiss
en dat hij in het bezit was van in
Theresienstadt gemaakte tekenin
gen. De uitgever Omniboek (Kok,
Kampen) reageerde op het ingezon
den stukje op en gaf de in het ge
heim vervaardigde tekeningen ver
volgens uit. Daarnaast verscheen'
een boekje met een deel van de
tekeningen en een verhaal voor kin
deren. Een bewogen verhaaL
Maar het is het verhaal achter de
tekeningen, dat beide boeken zo
aangrijpend maakt Er zijn over de
Tweede Wereldoorlog, over de kam
pen, over de jodenvervolging ontel
bare boeken verschenen. Een groot
deel is louter sensatie, pulp. Soms
zelfs meer pornografie dan ge
schiedschrijving of waarschuwing.
Geschiedschrijving én waarschu
wing vormen de tekeningen van een
vermoorde vader voor zijn ge van
gen zoontje. De kindertekeningen
van Bedrich Fritta vertellen een
niet te verzinnen verhaal. Karl
Weiss uit Holocaust bestond echt.
JCC jeftff 3.*AfZGZ£NJ^N4M
1944* Thomas °P z'jn derde verjaardag in Theresienstadt, 22 januari
De dag dat Tommy drie werd...
Theresienstad, 22 januari 1944
tekeningen voor later Prenten
boek van Bedrich Fritta. Tekst
Mies Bouhuys, Prijs 19,90. Uitg.
OMniboek, Den Haag. Voor Tho
mas op zijn derde verjaardag. The-
rensienstadt, 22 januari 1944, door
Bedrich Fritta. Facsimile uitgave.
Prijs 55,-. Uitg. Omniboek, Den
Haag.
Behalve een velletje eigen
roem stuurde uitgeverij H.
(ulenhoff ook nog een foto
aanprijzing van de serie
iken: „Sport in beeld".
n meisje in t-shirt (op-
:hrift: Sport in beeld) doet
landig met een voetbal,
lou het een tube tandpasta
in geweest, dan was het
>n kloppende combinatie.
Maar met een voetbal? Van
wege een boek? Dan is het:
hai, ik ben Avonconsulente
en ik lees altijd W. F.
Hermans.
De foto maakt in ieder geval duide-
Jk dat het hier een speciale sector
&n de boekenmarkt betreft. Waar
ok een mooie meid als aanprijzing
an worden gebruikt: de sportboe
ken. Het aardigste aan die boeken is
nog wel dat ze bijna allemaal snel
terecht komen waar ze thuishoren;
ta de uitverkoop. De omloopsnel
heid is hoog. Wie wil er nog oude
helden als de nieuwe per geslaagde
corner worden geboren.
Sportboeken zijn grofweg in vier
categorieën onder te brengen: de
mstructieboeken, de feitenboeken,
he wetenschappelijke boeken en,
wat we voor het gemak, de „popu
laire rest" zullen noemen.
Feitenboeken houden het nooit
lang uit. Na een jaar zijn ze verou
derd en rijp voor een aangepaste
druk plus nieuwe kaft. Wetenschap
pelijke studies verschijnen er niet
veel. Ze zijn bedoeld voor een
Gespecialiseerd publiek en dus
moeilijk te krijgen.
De „populaire rest" bestaat voor
een zeer belangrijk deel uit pulp.
vlotte, als het kan ook nog aan de
Jöjl herkenbaar snel geschreven
hoeken voor de massa die (tijdelijk)
aanbieding ligt voor Het Idool.
Een gedateerd eerbetoon aan Wil
lem van Hanegem vol krokodillen-
lianen: „De Kromme". Of het, nog
^ns nalezend, lachwekkend onbe-
nullige „Boem" over het gezinnetje
Cruijff.
8oms zijn er wel boekjes met pre
sentie en kwaliteit. De gebundelde
columns van Jan Mulder (sport-
o°ek?). NiC0 Scheepmaker over
door Ruud Verdonck
Cruijff. Maarten de Vos over het
AJax uit de gouden jaren.
Maar dat zijn uitschieters. Sport
boeken zijn gericht op een groot
publiek. En moet er al eens een
roman geschreven worden dan is
het ook meteen een aftreksel van de
„Nou Wij Boys". Stoere, hoewel
soms ondeugende jongens, die
dankzij de sport het geluk vinden:
een plaats in de spits. Sportboeken
zijn nu eenmaal voor een groot pu
bliek en kunnen weinig pretenties
velen. Want pretenties drukken al
leen maar de verkoopcijfers en daar
gaat het toch om
Als biermerk
Dat laatste blijkt vooral in de cate
gorie instructieboeken. Die dingen
blijven maar verschijnen. In serie of
particulier. Ook als er geen enkele
nieuwe dimensie aan sport, training
of taktiek valt te melden. Ze zijn
liefst voorzien van een aanprijzing
door een puike sportman of een
echte kenner. De laatste meldt al
tijd dat het voor hem liggende werk
„zeker in een behoefte zal voor
zien." Dat is nu juist niet het geval.
Ze behoren een behoefte te kweken.
Zoals er vanwege de omzetcijfers al
en toe een nieuw biermerk uit moet
komen.
Eigenlijk zou iedere sportbond zelf
voor hèt (aantrekkelijke) instructie
boek moeten zorgen. Om het jaar
aangevuld met de nieuwste gege
vens. Maar verder onomstreden.
Sportbonden zijn echter geen uitge
vers. Die mikken op een markt waar
ieder jaar de nieuwe lichting pupil
len verschijnt die de modernste uit
monstering wenst en daar. in de
roes van de hobby, ook graag een
boek bij heeft.
Dan kan het gebeuren dat Frans
Derks wordt opgevoerd als schrij
ver van een boek dat „Voetbaltrai
ning" heet. Dat is zoiets als André
van Duin schrijft „Theory and si-
mulation of I^gmuir Solitons".
Derks was scheidsrechter èn popu
lair. Maar hij was geen trainer van
enige naam, laat staan faam. Toe
schouwers die wel eens het genoe
gen hebben gesmaakt Derks tegen
een bal te zien trappen, zullen zich
van dat moment waarschijnlijk
vooral de onbedaarlijke lachbui
herinneren. En toch staat zijn naam
op zo'n instructieboek. Handleiding
voor trainers en jonge spelers, staat
er ook nog bij. Trainer en jonge
spelers die samen iets aan één boek
hebben, dat kan per definitie nooit
wat zijn.
Een verkooptruc dus, niet gericht
op de kwaliteit van het geschreve
ne, maar op de populariteit van een
arbiter. Het sportboek als biermerk
met een gaatje minder. Op zo'n mo
ment tellen andere zaken dan de
echte inhoud van het boek. De pre
sentatie, desnoods met een mooie
meid. Een bekende naam. Een flit
sende kaft. En vooral de vermelding
van het aantal illustraties.
•Helder1
Bladerend in oude recensies blijkt
dat vrijwel altijd de helderheid van
het geschrift wordt geprezen. Er
wordt altijd helder uitgelegd hoe de
trap met de binnenkant van de voet
of de kopbal in elkaar steekt. Alsof
het moeilijk te bevatten technieken
betreft. Trouwens een serie tekenin
gen en/of foto's moet de onnozel-
sten desnoods op weg helpen.
Vele boeken lang is al uitgelegd hoe
het moet. De serie „Sport in beeld"
geeft in het deeltje voetballen, dan
ook geen nieuwe inzichten. Pikant
is hooguit dat Theo Reitsma de
redactie heeft gevoerd. Hij werkt bij
„Studio Sport", een programma dat
veel mensen hardnekkig „Sport in
beeld" blijven noemen. Voor de rest
blijft het wachten op het standaard
werk „75 beroemde schijnbewegin
gen in woord en vooral beeld". Ge
zien het vertoonde op de Nederland
se velden voorziet dat pas echt in
een behoefte. Desnoods onder re
dactie van Frans Derks.
Dat gaat natuurlijk niet alleen op
voor zo'n boekje over voetbal. De
andere uit dezelfde serie verschaf
fen de beginneling handigheid en
iets ervarener beoefenaar herken
ning. Het niveau uniek wordt nooit
gehaald. Of het nu gaat over plank-
zeilen, zeilen (waarin ook iets over
plankzeilen), langlaufen of tennis.
Het zijn trouwens allemaal bewer
kingen van vertalingen uit het
Duits. Soms is dat terug te vinden
in het taalgebruik. Het aantal zin
nen van abnormale lengte is groot.
In het boekje „Alpine skiën" vooral
omdat daar de Duitse termen wor
den gebruikt zonder vertaling. Het
zou nu juist iets nieuws zijn als
termen als „Grundschwung",
„Pflugspringen" of „Schr5gfahrt"
nu eens een behoorlijke Nederland
se vertaling hadden gevonden.
Niet opendoen
Die woorden zijn zo maar uit het
boekje gepikt. Want de lust tot le
zen vergaat onmiddellijk na de eer
ste zin van het woord vooraf. Die
luidt: „Binnenkort staat de eerste
skidag weer voor uw deur".
Niet opendoen. Wie zo kreupel be
gint bevestigt de beenbreuken.
Nog kreupelere, waar het over taal
gebruik gaat, is het boek „ABC voor
de paardesport". In boeken over
paardesport zit extra geld. Het is
geen goedkope hobby. En dus zijn
boeken over paardesport meestal
duurder uitgevoerd. Wat niet wil
zeggen dat ze ook automatisch
meer kwaliteit vertonen.
„ABC voor de paardesport" is ver
taald uit het Duits en dat zullen de
lezers weten ook. Bij iedere uitge
verij moet er iemand zijn die iets
aan kwaliteitsbewaking doet. Bij de
uitgeverij Luitingh waar dit boek
vandaan komt houdt die snel op. Of
de aangestelde employé heeft zitten
slapen. Of het is een Duitser.
Het paard boeken over dat beest
koesteren het edele van het dier
altijd hoogst fanatiek en oppervlak
kig wordt er in het ABC regelma
tig van beticht „nageeflijk" te zijn.
Is het een vakterm, leg dat dan
maar eens goed uit. Maar het is
gewoon een germanisme waarvoor
een Nederlands woord bestaat dat
precies dekt wat de Duitser zegt:
nachgiebigkeit. Meegaandheid, hoe
hopeloos ook, is al redelijk vertaald.
In de inleiding is sprake van „rij-
kunstige begrippen" en de FEI, de
Fédération Equestre Internationa
le, heet de Internationale Rijvereni-
ging.
Bij toeval opgeslagen, onder het
woord Equitana. Dat betreft een
tentoonstelling in West-Duitsland
voor de „ruitersport", want paar
desport voldoet ineens niet, hoewel
er volgens de omschrijving alles te
zien is. „Het heeft om de twee jaar
(oneven jaren) plaats." Is de ten
toonstelling ineens onzijdig gewor
den? En waarom is: zij heeft in de
oneven jaren plaats, verkeerd?
Waarom is de schoft, ineens „het".
Vakbekwaamheid heet hier „vak
vaardigheid". Zoals het ABC barst
van de „keiten" die beter Neder
lands verdienen.
Wordt zo'n boek door dit soort te
kortkomingen meteen slecht? Nee,
natuurlijk, Zo lang er niets beters is.
Het verraadt wel het euvel waaraan
te veel sportboeken lijden: het ge
mak waarmee .het op de markt
wordt gegooid.
„Sport in beeld" bestaat uit de
deeltjes Voetballen, Zeilen, Plank-
zeilen, Alpine Skiën, Langlaufen
en Tennissen. Uitgeverij: H. Meu-
lenhoff, Amsterdam. Alle deeltjes
zijn 128 pagina's dik en kosten
steeds 19,40.
Heinz Pollay: ABC voor de paar
desport. Uitgeverij: Luitingh, La
ren. 256 pagina's voor 29,90.
door Jac. Lelsz
Het zal vijfendertig, veertig
jaar geleden zijn dat ik eens
een preek van een hoogle
raar beluisterde, een zoele
zondagmiddag in Almelo.
Toen hij halverwege was,
brak er een hevig onweer los,
waarbij de bliksem de kerk
soms in griezelige, violette
gloed zette.
Op 't moment dat een nieuwe don-
derslag zich aankondigde, zei de
professor „Als God spreekt, moet
de mens zwijgen," waarna hij de
preek voor enkele minuten onder
brak. Van die reactie kwam ik, een
knaap in die tijd, diep onder de
indruk, maar later heb ik mij wel
eens afgevraagd of dat eigenlijk wel
kón, of de prediker zich daarmee
toch niet in een of ander pantheïs
tisch grensgebied begaf. En de psal
men dèn? Dat is een dichterlijk
boek, waarin vaak in beelden wordt
gesproken. Het leert ons dat God
over de natuurelementen zeggen
schap heeft, en niet dat ze ook ver
eenzelvigd zouden mogen worden
met Hem zelf.
Ik herinner me de preek van de
hoogleraar bij het lezen van het
boek „Bijgeloof' van M. E. Schwit-
ters, met name bij het lezen van een
hoofdstuk over het onweer. Ook hij
wijst er op dat hier en daar donder
en bliksem letterlijk als de stem van
God zijn beschouwd. Aan het weer
wijdt hij relatief erg veel aandacht.
Er bestaat dan ook een menigte aan
verhalen, spreuken, (on)wijsheden
en rijmen over, die in meerdere of
mindere mate tot bijgeloof zijn te
rug te voeren. Bijgeloof, volgens
Thomas van Aquino een ondeugd,
die lijnrecht tegenover de christelij
ke godsdienst staat, omdat men er
op een onwaardige manier goddelij
ke eer mee bewijst, is iets dat zeer
ver teruggaat, tot de klassieke oud
heid, de mythologie, tot sagen en
legenden. Sommige groepen men
sen lijken er speciaal mee behept.»
zoals vissers, boeren, tonelisten en
circuslieden. HoewelVolgens
Schwitters hebben we er allemaal
wel een tik van meegekregen. We
mogen bepaalde dingen zeggen en
deen zonder erachter liggende, die
pere bedoelingen. Maar intussen
stoelen ze vanouds op bijgeloof.
Niet onder een ladder doorlopen,
verontrust kijken als er zout wordt
gemorst, even aarzelen als er een
zwarte kat je pad kruist enz. De
belangstelling voor bijgelovige za
ken neemt zelfs nog sterk toe; men
denke aan de gretigheid waarmee
naar horoscopen wordt gegrepen.
de placht aan te richten. Paus Ca-
lixtus III vond ln de twaalfde eeuw
het gevaar zo groot dat hij opdracht
gaf tot het dagelijkse klokluiden en
gèbed. Overigens kwam bijgeloof in
alle kringen voor. Napoleon leverde
geen slag op de 13de als die op
vrijdag viel, Winston Churchill ging
op zo'n dag niet op reis. de dichter
Gabriele d'Annunzio schreef het
jaartal 1913 als 1912 1 en de
componist Jules Massenet liet geen
visitekaartjes drukken omdat zijn
naam dertien letters bevatte. Inte
ressante dingen meldt Schwitters
over de symboliek van de getallen,
die van de Grieken overging op de
Romeinen en door het christendom
aan de bijbel werd ontleend. Het
getal zeven bijvoorbeeld, dat overi
gens ook in meer profane sfeer een
rol speelt, in volksverhalen, sprook
jes en kinderspelen. Schwitters, die
vóók de bijbel aanhaalt, overigens
niet op negatieve wijze, gaat ook
uitvoerig in op de christelijke feest
dagen, die zoals bekend veelal
een heidense achtergrond hebben.
'Niet de historische heilsfeiten als
zodanig natuurlijk, maar allerlei ge
bruiken eromheen, die veelal niet
uitgebannen konden worden, reden
waarom ze dan maar werden geker
stend.
Links
Schwitters haalt geweldig veel over
hoop. Er bestaan allerlei vormen
van bijgeloof, en soms vraagt men
zich af of het daar nog wel wat mee
te maken heeft. Bijvoorbeeld die
hele beschouwing over links en
rechts. In de bijbel, in het oude
Rome, overal is links het slechte en
rechts het goede. Achter elke mens
zouden twee geesten staan, waar
van de kwade links. Het latijnse
woord voor links is sinister. De Pre
diker zegt dat het hart van de
dwaas is aan zijn linkerhand. We
geven zelden iemand de linkerhand.
Maar zou dat alles wel met bijgeloof
te maken hebben? Zo begrijp ik ook
niet helemaal dat Schwitters ener
zijds denkt dat de neging tot terug
naar vroeger, antiek, grootmoeders
spullen, de gezelligheid van het
theelichtje enz., niet met bijgeloof
te maken heeft, maar het anderzijds
toch een heimwee noemt naar fol
klore. volksgeloof en dus bijgeloof.
Een plezierig boek dat op luchtige
toon werd geschreven. Waarbij de
schrijver zich de informatie liet aan
reiken uit o.a. meer dan veertig boe
ken en verder kranten, tijdschriften
en periodieken.
M.E. Schwitters: Bijgeloof. Uitge
verij Helmond te Helmond. 212 Pa
gina's. ƒ24,50. Verschenen in serie
„Mens en maatschappij".
A.ngelus
Ook aan de kerk is het euvel niet
voorbijgegaan. Neem het Angelus
(r.k. devotiegebed dat gebeden
wordt onder 't luiden van de kluk-
,ken met het oog op Christus mens
wording). De instelling hiervan zou
iets te maken hebben gehad met de
paniek, die de om de 76 jaar terug
kerende komeet van Halley op aar-
Salades en koude voorgerechten, is
van uitgeverij Time/Life. Amster
dam. 24! recepten op 176 pagina's.
Prijs: ƒ35.75.
Anewei, roman van T. Visser met
tekeningen van T. de Haas. Uitg. Luy-
ten, Amsteveen. 224 blz - 22.50.