Nieuwe kansen door kolengas
Zangvogels: kiften en uitkijken
d I f k dH Wetenschap en techniek
ZATERDAG 14 JUNI 1980 TROUW/KWARTET 17
I«^^^^^M^^—BINNENLANDn^———
Op drie poten sta je steviger dan op één. De Gasunie heeft lange wereldmarkt kijkt, blijkt straks één derde deel van het met Algerije voor levering van LNG aan ons land. Een derde poot
tijd gebalanceerd op de éne poot van het Slochterens aardgas. gastransport in vloeibare vorm te geschieden. Zo'n grote plas is het kolengas. Wellicht kan er in 1984 bij de Eemshaven al een
energie laat je niet zó maar linka liggen. Het verklaart de kolenvergassingsinstallatie staan, de eerste (in Nederland) die op
Daarom zocht zij naar een bredere basis. Als je naar de hardnekkigheid waarmee de Gasunie vast houdt aan het contract commerciële basis draait.
door Jan Sloothaak
Een groep vogeltjes, gezellig samen naar zaadjes pikkend. Als er geen biologen de bioloog niet ln de eerste plaats denken aan gezelligheid als motief. Eten en gegeten
bestonden, zou het bij zo'n ongecompliceerde waarneming kunnen blijven. Maar een worden zijn de oentrale thema's,
bioloog vraagt zich dan af, waaróm die vogeltjes een groep hebben gevormd. Daarbij zal
GRONINGEN „Als de plannen
i bij de Eemshaven allemaal door
gaan komt daar een in de gaswe-
reld uniek project," zegt de heer
C. Lukey, projectleider van de
kolenvergassingsplannen van de
Gasunie. Het unieke schuilt ln de
combinatie van allerlei gassen.
Die kun je mengen en dat biedt
allerlei mogelijkheden.
De gasfabriek ln de Eemshaven zal twee
en een half miljoen ton kolen verstoken.
Dat levert tegen de 300.000 kubieke meter
kolengas per uur op. Omgerekend komt
dat neer op 150.000 kubieke meter gas van
Slochteren-kwaliteit
Om een idee te geven: dat is voldoende om
drie keer een stad als Groningen te bedie
nen. Dat komt neer op ongeveer twee
procent van het Nederlandse jaargebruik.
Het Algerijnse LNG-contract vier mil
jard kubieke meter vloeibaar aardgas
was goed voor tien procent. Het ziet er
naar uit dat de gasfabriek er eerder staat
dan de LNG-termlnal, die door de Alge
rijnse politiek op zijn minst is vertraagd.
Nu kernenergie omstreden is en duidelijk
is dat gas en olie ooit opraken, is kolenver-
gassing een nieuw toverwoord geworden.
De betovering wordt overigens wat ver
stoord door de onhebbelijkheid van kolen
om enorme bergen sintels en as achter te
laten. Bovendien zitten er chemische stof
jes in die niet vriendelijk zijn voor het
milieu.
Energiepolitiek
De kolenvergassing moet worden gezien
tegen de achtergrond van de energiepoli
tiek en het antwoord daarop van de rege
ring in de kolennota. De Gasunie moet de
elektriciteitscentrales toch al op grond
van het brandstoffeninzetplan zoveel
mogelijk afschrijven als klant. Die moe
ten voor minstens veertig procent op ko
len* gas) gaan draaien.
Naast het gewone leidingennet met Sloch
terens gas zit er ln de Nederlandse bodem
ook nog een leidingennet met zogenaamd
hoogcalorisch gas, dat wordt ingekocht.
Dit soort gas gaat ook naar de centrales.
Daaraan komt dus een eind. Het nu reeds
bestaande overschotje van hoogcalorisch
gas wordt dan nog groter.
Dat is precies de bedoeling. Gemengd met
laagcalorisch steenkoolgas kan het dezelf
de samenstelling krijgen als Slochterens
gas. Het kan dan gewobn in het gaslei-
dingnet naar het fornuis van moeder de
vrouw en niet te vergeten de ketel van de
centrale verwarming worden getranspor
teerd. We krijgen nu hoogcalorisch gas uit
Noorwegen en de Noordzee. De komst van
het eveneens hoogcalorische Algerijnse
LNQ is geen voorwaarde voor de bouw
van de kolengasfabriek.
Amsterdam-Noord «w
De Gasunie is overigens niet de enige in
Nederland die aan kolenvergassing wil
doen. Zo experimenteert Shell al lang in
Voor deze mogelijkheid en trouwens ook
die in de bouwsector moet echter nog heel
wat onderzoek worden verricht. Zeker na
„Lekkerkerk" zijn we allergisch geworden
voor dumping van atv al. Er moet precies
worden onderzocht welke stoffen in de as
achterblijven en of die in het grondwater
terecht kunnen komen of anderzins hin
der veroorzaken.
Lukey: „Je moet het zeker gecontroleerd
storten. Ik til er niet te licht aan, maar we
moeten het ook niet overdrijven." Hetzelf
de geldt voor vliegas. Een deel daarvan zal
vla de schoorsteen in het milieu verdwij
nen. Een ander deel kan worden opgevan
gen. Het Is fijner en heeft een specifiekere
samenstelling dan gewone as.
Naast dit vaste afval produceert kolen
vuur ook nog allerlei verbindingen die als
gas de schoorsteen verlaten. Bij voorbeeld
het lastige zwaveldloxyde dat een „zure
regen" tot gevolg kan hebben met schade
voor het milieu.
Warmte
Met kolen gestookte centrales moeten
zelfs van dure ontzwavelingsinstallaties
worden voorzien. Bij kolenvergassing is er
het voordeel dat de zwavel grotendeels
kan worden opgevangen. Bij het Lurgi-
systeem zelfs voor honderd procent om
dat het Slochterengas niet vervuild mag
raken. Daarmee lijkt het zwavelprobleem
opgelost. Dat zou echter al te mooi zijn.
Om het proces van de kolenvergassing op
gang te brengen en te houden is namelijk
warmte nodig. Die wordt opgewekt door
kolen te stoken onder verwarmingsketels.
De zwavel die hierbij vrijkomt kan voor
tegen de tachtig procent worden opge
vangen.
De resterende ruim twintig procent komt
toch in het milieu terecht. „We proberen
echter om ook die twintig procent nog
tegen te houden," aldus Lukey. Boven
dien wordt geprobeerd zoveel mogelijk
zwavelarme kolen te verstoken.
Oeen kernramp mmmmmmmmm
Dan zijn er nog andere „probleemstollen".
Kooldioxyde bij voorbeeld dat volgens
theoretische berekeningen een laag rond
de aarde kan veroorzaken met een „broei
kaseffect" als gevolg (de aarde wordt war
mer). Of stikstofoxyde dat in een reactie
met zonlicht de beruchte fotochemische
smog kan veroorzaken. Voorstanders van
kernenergie wijzen er dan ook nog graag
op dat steenkool eveneens uranium en
thorium bevat, radlo-actleve stoffen dus.
Een kolencentrale produceert evenveel ra
dio-activiteit als een kerncentrale. Daar
mee houdt d,e vergelijking overigens op.
Een kernramp kan zich bij een kolencen
trale of kolengasfabriek niet voordoen.
•Ook het afvalprobleem ligt anders omdat
zich geen concentraties van hoog radio
actief afval opstapelen. Daar staat tegen
over dat de radio-actieve straling wel ver
spreid in het milieu terecht komt. Ook iets
om terdege rekening mee te houden. Zo
zijn er nog veel problemen die om nader
ondeizoek vragen voordat toepassing op
grote schaal plaats vindt.
Een compressorstation bij Spijk, in de buurt van de Eemshaven. Hier komt het hoogcalorisch gas uit de Noordxee binnen, dat met
kolengas kan worden gemengd tot „Slochteren gas".
Amsterdam-noord met een proef fabriekje
volgens het „Shell-Koppers-systeem".
Volgend jaar komt er een semi-commer-
ciële Installatie aan de Moerdijk die de
brandstof moet leveren voor een centrale
van de PNEM (Noord-Brabant). De olie
maatschappijen willen de klanten die ze
voorheen olie leverden graag houden. Om
dat olie net als aardgas schaars is, probe
ren ze het nu ook in de kolenbranche.
Shell heeft onlangs nog anderhalf miljard
gulden uitgetrokken voor deelneming ln
een Amerikaans kolenproject. De olie
maatschappijen zoeken bovendien moge
lijkheden voor grondstoffen die ze van
ouds aan de chemische industrie leveren.
Zo heeft Esso onlangs de bouw van een
proeffabriek in Europoort aangekondigd.
Het gas gaat naar een chemische fabriek.
Ook het VEG-Gasinstituut probeert een
vinger in de pap te krijgen. Het heeft,
technische kennis in Amerika gekocht.
Met enkele elektriciteitscentrales wordt
nu overlegd over een proeffabriek.
„Lurgi"
Het Gasunie-project werkt volgens het
Lurgi-Hogedrukproces (van Duitse oor
sprong). Het is in samenwerking met
Staatsmijnen-DSM gekozen, omdat het
elders al werkt, op economische gronden
de beste keus lijkt en direct kan worden
aangewend voor commercieel gebruik. In
Zuld-Afrika bij voorbeeld wordt het pro
ces aangewend om een vervangende
brandstof voor benzine te krijgen. Kolen
vergassing is voorheen mede op de achter
grond gebleven doordat het economisch
niet uitkon. Door de gestegen olie en gas-
prijzen is dit veranderd. De heer Lukey
verwacht dat bij de sterk stijgende olie
prijzen de gasfabriek rendabel kan draai
en. Hij gelooft niet dat de landen waar
steenkool ln de bodem zit een soort „Ko-
len-Opec" gaan vormen en de prijs van
kolen gaan opdrijven. „Daarvoor zijn er te
veel landen met uiteenlopende regimes."
In het buitenland worden proeven gedaan
met het ondergronds vergassen van kolen
in plaats van die in mijnen te delven. De
afschrijvingsperiode van een gasfabriek is
zo'n twintig jaar. Bestaat nu niet het
gevaar dat de techniek van het onder
gronds vergassen zo snel vordert dat de
dure installatie intussen verouderd raakt
en achterhaald wordt, zodat het toch
moeilijk zal worden deze rendabel te
maken?
De heer Lukey gelooft van niet. Technisch
staat men met ondergrondse vergassing
nog maar aan het begin. Bovendien kun
nen op veel plaatsen steenkolen gewoon
bij dagbouw worden gewonnen. Dat is
goedkoop. Altijd ook nog goedkoper dan
het weer aanspreken van zeer diep liggen
de kolenlagen zoals die ln Nederland.
Hoge gevaarten
De Eemshaven zal door de ombouw tot
„gashaven" drastisch veranderen. De for
se Eemscentrale krijgt gezelschap van een
nog grotere, veertig meter hoge gasfabriek
op tientallen hectares grond. De gastanks
voor het vloeibaar aardgas LNG worden
vijfendertig meter hoge gevaartes, inge
pakt in be tons teen. (Het aanvankelijke
plan om ze met een glooiende laag aarde
te omringen en er een soort uit de kluiten
gewassen terpen van te maken, heeft men
laten varen). Dan komt er ook nog een
luchtscheidingsfabriek. De zuurstof die
hier wordt gewonnen, kan worden ge
bruikt bij de kolenvergassing. Het vrijko
mende stikstof kan worden aangewend bij
het mengen van de gassen. De gasfabriek
biedt werk aan 450 man en het LNG-
project (Algerijns contract) aan zo'n 130
man.
Optimisme
De projectgroep die de plannen van de
Gasunie uitwerkt, is vrij optimistisch over
het probleem van de ongeveer drie ton
sintels en as, die jaarlijks in d<e Eemsha
ven zullen ontstaan. Er komen ln leder
geval geen „Limburgse afvalbelten bij de
Eemshaven, verzekert projectleider Lu
key. Wel zal er voor tijdelijke opslag ruim
te nodig zijn. Het afval kan vervolgens
echter wellicht een nuttige bestemming
krijgen. In Duitsland en andere landen
wordt er be tons teen van gemaakt. In sa
menwerking met TNO zoekt Gasunie ook
nog naar andere toepassingsmogelijkhe
den in bij voorbeeld de wegen- en dijken*
bóuw. Zand eïi grint worden door milieu
oorzaken schaarser. Als kolenas een
Projectleider C. Lu
key van de Gasunie
bruikbaar vervangingsmiddel is, zou dat
mooi meegenomen zijn.
Bijkomend voordeel is dat misschien ver-
volgindustrieën bij de Eemshaven neer
strijken die dit afval verwerken in hun
produkten. Hetzelfde ls ook gezegd met
betrekking tot LNG. Bij kolenvergassing
zijn de kansen op vervolgindustrie echter
wat realistischer. De as wordt elders ln de
wereld al op Industriële schaal verwerkt.
Projecten die aansluiten op LNG verkeren
daarentegen nog ln een experimentele
fase. Vraag is overigens of er niet teveel
afval komt, meer dan welke Industrie ook
kan gebruiken.
Het afval bij de Eemshaven verschrom
pelt namelijk tot een molshoop in vergelij
king met de drie miljoen ton die we jaar
lijks ophoesten als de plannen in de kolen-
nota doorgaan. Nederland moet ln het
Jaar 2000 namelijk dertig miljoen ton ko
len verstoken (tegen nu anderhalf miljoen
ton). En de Nederlandse hoeveelheid afval
vormt dan ook nog maar een heuveltje als
Je een vergelijking trekt met de berg die
ontstaat op Europese schaal, om nog
maar niet eens te spreken van wereld
schaal.
Oplossingen
Projectleider Lukey meent echter dat er
wel oplossingen te vinden zijn. „Er wordt
bij voorbeeld huisafval gebruikt bij het
maken van heuvellandschappen ln recrea
tieparken. Ik kan me voorstellen dat dat
ook met as gaat gebeuren."
Voor de sterk ethisch
voelenden onder ons
is het misschien Jam
mer, maar het gedrag
van dieren laat zich
uitsluitend verklaren
in termen van eigen
belang en de drang
tot voortbestaan.
Zelfs gedragingen die
op het eerste gezicht
doen denken aan zelf
opoffering, blijken
telkens bij nader on-
deraoek het welzijn
van eigen groep of
soort te dienen.
Maar zo Ingewikkeld lag
het niet eens bij de groe
pen zangvogeltjes die de
Amerikanen Thomas Cara-
eo, Steven Martindale en
Ronald Pulliam urenlang
hebben zitten waarnemen
jn Arizona. Hun geeloog-
junco's kennen we in Euro-
Pa niet, maar in de syste
matiek horen ze thuis bij
de vinken en gorzen, dat
Seeft ongeveer een idee om
*at voor beest het gaat.
Voor de junco speelt de
'Wjd om het bestaan zich
af in het spanningsveld
tussen eten en gegeten
worden. Net als andere gor
zen en vinken is hij een
zaadeter. Maar het zoeken
daarnaar mag niet zijn on
verdeelde aandacht heb
ben, want hij deelt zijn
woongebied met roofvo
gels die een junco niet ver
smaden. Omdat op tijd
wegwezen de enige prakti
sche verdediging is, moet
de Junco een deel van zijn
tijd besteden aan het in de
gaten houden van de lucht
boven hem. Minder eten
dus, in het belang van de
veiligheid.
De veronderstelling dat
het vormen van eetgroep-
jes de collectieve veilig
heid profijtelijk verhoogt,
ls niet van gisteren. Vijf
zien meer dan één, en mis
schien kun je je als deelne
mer aan zo'n groep wel ver
oorloven om minder naar
de lucht te kijken en dus
meer te eten. Een plausibel
idee, maar het wordt pas
wetenschap als je bekeken
hebt of het ook echt zo
werkt.
De junco's gaven daar
goed gelegenheid voor. om
dat ze ook wel ln hun een
tje pionieren, zodat het
verschil ln tijdsindeling
vast te stellen ls. Zo'n een
zame junco is 70 procent
van de tijd bezig met fou-
rageren, en kijkt de andere
30 procent of hij wel zo
alleen is als hij dacht. In
groepjes van drie of vier
besteedt elke vogel nog
maar 13 procent aan die
luchtverkenning, dus het
idee lijkt te werken.
Maar de winst aan eettljd
blijft verrassend beperkt,
want er doet zich nu een
nieuwe activiteit voor. Kif
ten en elkaar voor de poot
jes lopen, blijken onver
mijdelijke aspecten van
het groepsbestaan te zijn.
Daar gaat 10 procent van
de tijd mee heen, zodat de
eettljd maar van 70 naar 77
procent stijgt. De groeps
vorming gaat pas leuk aan
tikken wanneer de junco's
met hun zessen of zevenen
zijn. Spieden naar sper
wers neemt dan nog maar 7
procent van hun tijd, el
kaar hinderen nog steeds 8,
en voor eten blijft 85 pro
cent over.
Het merkwaardige is dat
de Junco's van dit voordeel
nauwelijks gebruik maken.
De gemiddelde groeps
grootte ligt Iets beneden
vier vogels, en groepen van
zes en meer zijn uitgespro
ken uitzonderingen. Een
bescheiden succes dus
maar, voor die toch zo aar
dig ogende theorie.
Maar daar lieten de onder
zoekers het niet bij zitten.
Zij verhoogden het reali
teitsgehalte van hun stu
diemodel door zich te ver
zekeren van de medewer
king van een roofvogel. Zij
wierpen een getrainde bui
zerd (Parabuteo unlcinc-
tus) ln de strijd, die ln hoge
bomen dreigend ging zit
ten kijken, en af en toe
duikvluchten uitvoerde op
de in groepjes of zelfstan
dig opererende junco's.
Dat liep niet uit op bloede
rige toestanden, want de
gebruikte buizerdsoort
■pakt slechts bij hoge uit
zondering kleine vogeltjes.
En bovendien, als hij het al
eens serieus probeerde,
bleken de Junco's hem
ruimschoots te vlug af te
zijn. De enige reden waar
om de buizerd zijn schljn-
aanvallen bleef uitvoeren,
was dat hij daar van z'n
baas telkens na afloop een
lekker hapje voor kreeg.
Maar voor de Junco's zag
de aansuizende roofvogel
er gevaarlijk genoeg uit.
Er waren nog steeds moe
dige exemplaren die in
eenzaamheid hun kostje
bij elkaar bleven scharre
len. Maar daar durfden zij
niet meer dan 43 procent
van hun tijd voor uit te
trekken. De overige 57 pro
cent hielden zij de lucht ln
de gaten.
En ook het groepsgebeu
ren veranderde onder de
„onveilige" omstandighe
den drastisch. In groepjes
van drie of vier vogels werd
de kijktijd verdubbeld tot
27 procent. Opmerkelijk ls
dat het onderling kissebis
sen in de ure des gevaars
wordt gehalveerd tot 4 pro
cent. Daardoor blijft de
aantasting van de eettljd
per saldo beperkt: er blijft
nog 69 procent voor over.
In de groepen van zes of
zeven Junco's treden merk
waardige variaties op. On
danks het grotere aantal
neemt de waakzaamheid
per vogel niet verder af
maar zelfs iets toe: 33 pro
cent. Anderzijds wordt het
kissebissen op ongeveer
normale voet hervat: 8 pro
cent. Dat betekent dat er
om te eten nog maar 60
procent overblijft.
De verschuivingen zijn des
te merkwaardiger omdat
dit het gedragspatroon is
dat de Junco's onder deze
omstandigheden blijken te
prefereren. BIJ aanwezig
heid van de buizerd stijgt
namelijk de gemiddelde
groepsgrootte tot ruim ze
ven vogels. Groepen van
minder dan vier worden nu
uitgesproken uitzonde
ringen.
Maar in ieder geval blijkt
de getoetste theorie aan
merkelijk sterker in het
verklaren van het vogelge
drag ln situaties waarin
het gevaar werkelijk loert
Bij aanwezigheid van de
buizerd blijkt een individu
ele junco zijn eettljd rela
tief sterker te kunnen ver
groten door tot een groep
toe te treden.
Verder wijzen de gegevens
erop dat een grote groep
meer succes boekt bij het
ontdekken van aanvallen:
de individuele vogels kij
ken minder vaak naar de
lucht naarmate zij deel uit
maken van een grotere
groep. Dit effect blijkt ln
gelijke mate op te gaan, of
er nu wel of niet een bui
zerd in de buurt is. De aan
wezigheid van de roofvogel
verhoogt alleen over de
hele lijn de waakzaamheid:
elke vogel kijkt gemiddeld
een keer of dertig per urn-
vaker naar de lucht.
Het lidmaatschap van een
grotere groep biedt trou
wens nog meer voordelen
dan tijdwinst alleen, mer
ken de Amerikanen op.
Ook de overlevingskansen
bij een aanval nemen snel
toe. Een roofvogel kan nu
eenmaal maar één prooi te
gelijk te pakken nemen.
En naar mate Je in een gro
tere groep zit, stijgt dje
kans dat je dat zelf niet
bent.
Die redenering ls trouwens
niet helemó&l waterdicht.
Wanneer een roofvogel zijn
Inspanningen geheel zou
concentreren op groepen,
zou Je Je Juist als eenzame
Wetenschappelijk medewerker
junco erg veilig en slim
kunnen gaan voelen.
Maar dat soort finesses
konden de Amerikanen in
hun onbloedige experi
ment niet nagaan. Wel de
monstreerden zij hoe met
niet meer hulpmiddelen
dan een blocnote, een stop
watch en één tamme bui
zerd alleraardigst weten
schap kunt bedrijven.
T. Caraco, S. Martindale en H. R.
Pulliam. Avian (looking in the pre
tence of a predator. Nature, S&S,