Bovag versimpelt
autoproblemen
1
Moeilijk karakter
J 5
De innigheid in
de politiek
iSOCIAAL BERECHT!
ZATERDAG 7 JUNI 1980
-•
TROUWKWARTET
■BINNENLAND!
De boze Bovag in actie: de automobilist mag door een „kortzichtig overheidsbeleid" niet
als een citroen worden uitgeknepen. Een actie, waarin een vertekend beeld van de
werkelijkheid gegeven wordt. De kosten die de auto meebrengt zijn vaak versluierd,
maar vast staat dat ze veel hoger zijn dan de „kip op wieltjes" in rekening wordt
gebracht.
door Hans Schmit
Een kip op wieltjes die gouden
eieren legt en ons luidkeels toe
roept niet van plan te zijn zich te
laten slachten. Wanneer u een ge
woon mens bent (wat dat ook
moge zijn), ziet u er in de ogen
van de bond van auto- en garage
bedrijven ongeveer zo uit. U (een
kip op wieltjes dus) wordt voort
durend gepakt, want de bijzonde
re verbruiksbelasting, de benzine
prijzen en de motorrijtuigenbe
lasting gaan omhoog. Zonder dat
daar ook maar enigszins voldoen
de tegenover staat.
De automobilist, stelt de Bovag in zijn
nieuwste actie, pikt het niet langer: hij is
geen citroen die steeds maar weer kan
.worden uitgeknepen. Verhoging van de
motorrijtuigenbelasting (per 1 Juli) ls een
nieuwe „steun aan het stelselmatig au
tootje pesten" en de Bovag, die dit Jaar
vijftig jaar bestaat, is ongerust, verbaasd
en woedend over wat het kortzichtige be
leid van de overheid wordt genoemd.
De opvattingen van de Bovag laten aan
duidelijkheid niets te wensen, maar deze
ictie blinkt evenmin als de vorige uit door
•n genuanceerde kijk op de verkeers- en
•ervoersproblematiek. In de vorige actie
werd ons voorgehouden niet blij te zijn ln
de rij en werd aangedrongen op een snelle
opheffing van de knelpunten ln het auto
snelwegennet. Gesuggereerd werd dat de'
problemen dan de wereld uit zouden zijn,'
UK
dui<
acti
de automobilist écht blij zou kunnen zijn
en er geen ergernis, tijd en energie meer
zou worden verspild.
Overdrijven
De actie „Niet blij in de rij" overdreef de
gevolgen van de dagelijkse files schrome
lijk, becijferde dr. A. Holtgrefe, hoogleraar
vervoerseconomle aan de VU. Door de
files op de Nederlandse wegen gaat
slechts 0,3 procent van het totaal aantal
voertulguren (de uren die we in de auto
doorbrengen) verloren. Het tijdverlies ten
gevolge van de files bij Vl&nen kost Jaar
lijks tien miljoen gulden; het oplossen van
het knelpunt bij Vianen door de aanleg of
uitbreiding van wegen kost een veelvoud
daarvan aan rente en afschrijving, aldus
Holtgrefe ln Leren leven met files (Kater
nen 2000/3/79).
Bij die actie ging de autolobby ook geheel
voorbij aan de planologische gevolgen
van het opheffen van knelpunten, zoals de
toenemende druk op de steden. Bij ver
breding van de Van Brienenoordbrug zul
len grote stromen auto's over de Maasbou
levard op het centrum van Rotterdam
afstormen. Bovendien verschuiven bij het
opheffen van sommige knelpunten de pro
blemen slechts. Een voorbeeld uit de regio
Den Haag. Om de dagelijkse files bij Voor
burg op te lossen, moest de Utrechtsebaan
worden aangelegd. Die Utrechtsebaan
stond prompt vol, zodat de laatste gelijk
vloerse kruising in deze weg moest worden
opgeheven. Nu dat ls gebeurd staat de file
voor het enkele kilometers verder gelegen
verkeersplein Leldschendam, dat inmid
dels wordt vergroot. De file kan zich daar
na verplaatsen naar het verkeersplein
Ypenburg, dat dan ook zal moeten worden
vergroot. Vervolgens kunnen de proble
men zich aandienen bij het Kleinpolder-
pleln in Rotterdam, tenzij snel een nieuwe
autosnelweg door Midden-Delfland wordt
aangelegd, enzovoort. Op deze wijze ls nog
voor het eind van de eeuw geheel Neder
land geasfalteerd. De Raad van advies
voor de ruimtelijke ordening schreef dan
ook dat, om dit laatste te voorkomen,
„naar tijd en plaats gebonden stagnatie in
het autoverkeer niet slechts onvermijde
lijk maar in speciale gevallen ook verde
digbaar is".
Ook in de nieuwe actie tegen de verhoging
van de motorrijtuigenbelasting versim
pelt de Bovag de problemen in die mate
dat een wel zeer vertekend beeld van de
werkelijkheid ontstaat. De Bovag stelt
dat de automobilist (u dus, kip op wiel-'
tjes) steeds meer betaalt, zonder dat er ook
maar enigszins voldoende tegenover
staat. Hiermee wordt gespeculeerd op het
hardnekkige en wijdverbreide misver
stand dat de enige kosten die de samenle
ving voor de auto maakt, bestaan uit de
aanleg en het onderhoud van wegen en
het treffen van verkeersvoorzleningen
(verkeerslichten, verkeerspolitie). De indi
viduele automobilist, stelt prof. Holtgrefe,
betaalt niet voor het gebruik dat hij
maakt van de weg en voor de maatschap
pelijke kosten die hij daardoor veroor
zaakt voor anderen en het milieu. Iemand
die niet of nauwelijks rijdt, betaalt echter
wél voor de anderen mee.
Wanneer alle werkelijke kosten die het
autosysteem meebrengt, aan de automo
bilisten in rekening zouden worden ge
bracht, zou de opbrengst van accijns en
belasting onvoldoende blijken en autorij
den aanzienlijk duurder worden. Die wer
kelijke kosten zijn vaak versluierd en niet
alle even gemakkelijk te berekenen. Om
een duidelijk beeld te krijgen, zouden
eerst indirecte subsidies en premies voor.
het autorijden moeten worden opgeheven,
zoals de fiscale aftrekbaarheid van de
autokosten in het woon-werkverkeer.
Prof. Holtgrefe schat dat momenteel meer
dan een miljard gulden per Jaar voor auto
kosten wordt afgetrokken.
Ongelukken
Voorts kunnen de maatschappelijke kos
ten van bijvoorbeeld de verkeersongeluk
ken worden berekend. Afgezien van het
leed dat de ongelukken veroorzaken, kos
ten de tweeduizend doden èn de tiendui
zenden gewonden (onder wie vele blijvend
invaliden) de samenlèving handenvol geld
aan pensioenen voor nabestaanden, ge
neeskundige verzorging en arbeidsver
zuim. De kosten van de geneeskundige
verzorging werken door in de premies van
de ziektekostenverzekering en worden
dus ook door de niet-autprijders betaald.
Ook de koeten van de luchtverontrelni-
ging dienen aan de autorijders te worden
doorberekend. De auto is, nu de overheid
door maatregelen de industriële luchtver
ontreiniging steeds verder terugdringt,
de belangrijkste bron van luchtverontrei
niging en draagt in ernstige mate bij aan
het ontstaan van ziekten als aandoenin
gen van de luchtwegen en verhoogt de
kans op kanker, misgeboorten en erfelijke
afwijkingen. Het lawaai van het autover
keer veroorzaakt ook geweldige overlast,
maar wanneer de overheid een halve cent
per liter benzine wil heffen om de geluids
overlast te beperken, kakelen de kippen
op wieltjes heftig.
Uitbuiting
Een groot aantal gevolgen van het auto
systeem laat zich niet zo gemakkelijk in
geld uitdrukken (het verlies van grond,
het tijdverlies en de ergernis van andere
weggebruikers, de aantasting van de ste
den en van het landschap, de sterfte van
miljoenen zoogdieren en vogels), maar
dienen wel degelijk op rekening van „de
auto" te worden geschreven. Dr. J. H. J.
van der Pot, die wijsbegeerte doceert aan
de Rijksuniversiteit in Lelden, schreef on
langs in een artikel in het maandblad
Natuur en Milieu (80/3) dat aan alle bur
gers, onverschillig of zij autorijden of niet,
en aankomende generaties materiele en
immaterièle lasten worden opgelegd ter-
wille van de prlvé-mobilitelt van een deel
der burgers. Er zijn heel wat voorbeelden
van uitbuiting in de geschiedenis, maar er
is geen enkel voorbeeld van een dergelijke
overigens onbewuste uitbuiting van
een minderheid door een meerderheid.
Het massa-automobilisme zoals we dat nu
kennen is, schrijft Van der Pot, „het meest
opvallende voorbeeld van het voor de
laatste twintig jaren zo kenmerkende ver
schijnsel dat toegenomen welvaart niet
tot toename, maar veeleer tot verminde
ring van welzijn heeft geleid en dat de
toegenomen kwantiteit der industriële
produktle gepaard is gegaan met een ver
slechtering van de kwaliteit van het
leven".
Maar dèèr staat de kop van een kip op
wieltjes niet naar.
door Huub Elzerman
Met de boekhouder ging het slecht. Zijn gezondheid
was zwak en dat maakte zijn humeur er bepaald
niet vrolijker op. Integendeel, hij balanceerde vaak
op de rand van overspannenheid. Voor zijn
omgeving was het een moeilijke, snel gekwetste
man.
Behalve de mensen in zijn directe omgeving
maakten ook de sociale verzekeringsmannen zich
zorgen. Hun zorg strekte zich evenwel niet alleen uit
tot de labiele gezondheidstoestand van de
boekhouder, maar hield ook verband met de vraag
of er hier sprake was van een Juiste toebedeling van
de ziekengelduitkering.
„Het kan best waar zijn," redeneerden de sociale
verzekeringsmannen, „dat de boekhouder een wat
moeilijk karakter heeft, dat hij de ene keer
prikkelbaar is en de andere keer zwaar op de hand
en tobberig. En het is ook waar dat zijn lichamelijke
gezondheid iets te wensen overlaat, maar
rechtvaardigt dat een ziekengelduitkering? Er zijn
wel meer mensen met een moeilijk karakter, die
zich niet lekker voelen, maar die blijven wèl
werken."
De sociale verzekeringsmannen lieten de
boekhouder voor alle zekerheid nog een door de
arts van de Gemeenschappelijke Medische Dienst
bekijken en toen ook deze arts concludeerde dat de
man eigenlijk best kon werken, trokken zij de
ziekengelduitkering in. Voor iemand die toch al snel
is gekwetst, is dat uiteraard een harde klap. De
verbolgen boekhouder wendde zich onmiddelijk tot
de Raad van Beroep. „Ik ben volstrekt ten onrechte
arbeidsgeschikt verklaard," liet hij de
beroepsrechter weten. „Ik wil mijn
ziekengelduitkering terug."
De beroepsrechter ging niet over één nacht ijs. In
het besef dat het geen eenvoudige taak zou zijn om
de boekhouder te overtuigen van de redelijkheid
van een gerechtelijke beslissing, hoe die ook zou
uitvallen, haalde de rechter er een internist en twee
psychiaters bij. De internist kwam na het
onderzoek tot de conclusie, dat de man weliswaar
niet honderd procent gezond was, maar dat de
oorzaak van zijn arbeidsongeschiktheid toch ln de
eerste plaats psychisch van aard was. De twee
Psychiaters moesten dus uitsluitsel geven. „Zuiver
Psychisch gezien," oordeelden de twee artsen, „is de
man arbeidsgeschikt Zijn karakterstructuur leidt
weliswaar tot overspannen reacties, maar die
reacties zijn tijdelijk." Met die opmerkingen stond
het oordeel van de beroepsrechter uiteraard vast:
Hij stelde de sociale verzekeringsmannen in het
gelijk.
Daarmee zat de boekhouder in een lastig parket.
Hij had niet alleen zijn zaak verloren, maar ook
verder procederen ls in zo'n geval moeilijk. Van een
uitspraak van de Raad van Beroep over een geschil
van geneeskundige aard staat namelijk geen hoger
beroep open. Betekende dat nu dat de raad een
definitief oordeel had geveld over de
arbeidsgeschiktheid van de boekhouder?
Nee, dat niet, want ook deze wettelijke bepaling
kent haar uitzonderingen. Indien moet worden
aangenomen dat dé beroepsrechter op grond van de
hem ter beschikking staande gegevens ln
redelijkheid niet tot zijn beslissing ls kunnen
komen, dan staat de weg naar de volgende
instantie: de Centrale Raad van Beroep wèl open.
Van deze mogelijkheid maakte de boekhouder
dankbaaren ook behendiggebruik.
„De beroepsrechter", schreef hij aan de centrale
raad, „heeft een onjuiste uitleg gegeven aan het
rapport van de internist. De rechter ging er
namelijk van uit dat de internist mijn klachten
toeschreef aan psychische factoren, maar hij zag
daarbij over het hoofd dat de internist mij ook op
basis van mijn lichamelijke conditie niet volledig
arbeidsgeschikt achtte."
Wat kon de rechter anders doen dan nadere
opheldering vragen aan de internist? In zijn
toelichting wees de internist er op dat hem destijds
al was gebleken dat de boekhouder leed aan een
matige tot vrij sterk verhoogde bloeddruk en dat
ook zijn nieren niet naar behoren functioneerden.
„De boekhouder", schreef de Internist, „verkeerde
in een minder goede gezondheidstoestand. Hij was
dus niet als een normaal gezond persoon te
kwalificeren. Bekend mag worden verondersteld
dat iemand in een dergelijke gezondheidstoestand
onder lichamelijke of psychische stress
verergeringen van zijn gezondheidstoestand kan
krijgen, eerder dan normaal gezonde mensen, en
dat een toestand van totale arbeidsongeschiktheid
kan optreden. Anders gezegd: Kan een dergelijk
iemand als latent arbeidsongeschikt worden
beschouwd? Zoals ik schreef betekent dit niet dat
hij constant volledig invalide is voor zijn werk, doch
wèl minder valide. Met andere woorden, hij zal zich
steeds in acht moeten nemen dat hij niet de grens
van zijn kunnen, die door deze aandoening lager
ligt dan bij een gezond persoon, zal overschrijden.
Naar mijn mening ls dus de geconstateerde
lichamelijke afwijking op zichzelf dus los van
eventuele psychische belasting, al een reden
waardoor betrokkene niet voor honderd procent
geschikt te achten ls voor zijn werk." Tot zover de
toelichting van de internist.
„Tja, zelden de rechters, hieruit blijkt niet alleen
dat de boekhouder gerechtigd was om hoger beroep
aan te tekenen, maar ook dat hij inderdaad
arbeidsongeschikt is. Zo kreeg de boekhouder te
horen dat hij weliswaar niet volledig invalide was,
maar wel minder valide en dat hij op grond daarvan
aanspraak maakte op een ziekengelduitkering.
Behalve dat hij het geld incasseerde, smaakte de
boekhouder uiteraard ook het genoegen dat de
Raad van Beroep in het ongelijk werd gesteld. Voor
iemand die toch al meent dat hij vaak wordt
achtergesteld, is dat mooi meegenomen.
Radio en televisie van het vorig
weekeinde en de kranten van
afgelopen maandag hebben ons
er weer eens aan herinnerd dat
de meeste politieke partijen een
„beginselprogramma" hebben.
We waren die documenten bijna
vergeten, zo weinig hoorden we
erover, maar nu er op de WD-
vergadering veel stof opwoei
over voorgestelde wijzigingen in
de beginselen lijkt het nuttig
even een paar dingen onder ogen
te zien. In de eerste plaats is er
het woord 'beginsel' zelf, goed
beschouwd (maar dat geldt voor
veel woorden als je ze onder de
microscoop legt) een wonderlij
ke schepping van de spraakma
kende gemeente. Familie van
het werkwoord „beginnen" en in
de betekenis waarin ik het nu
gebruik (ongeveer: de overtui
ging waarnaar iemand handelt)
ver buiten zijn oorspronkelijke
reikwijdte uitgegroeid. In ortho
dox-protestantse kringen kreeg
het „beginsel" vooral in de twee
de helft van de vorige eeuw bijna
het gewicht van een bijbeltekst
en dat .zware" karakter heeft
het lang behouden. Pas in de
laatste tientallen Jaren wordt er
wat bescheidener en wat zuini
ger mee omgesprongen.
De programma's waarin die be
ginselen bijeen zijn gebracht die
nen de meesten waarschijnlijk
niet als ontspanningslectuur
maar weet men eigenlijk wel wat
een kostelijke taal- en stijl
bloempjes ook daarin verborgen
kunnen zitten? Wie bij voorbeeld
gist dat een gevoelig woord als
„Innig" wel in poèzie en niet in
partijprogramma's voorkomt
vérgist zich. In gedichten kom je
het inderdaad tegen (Leo Vro-
man bij voorbeeld heeft het in
zijn bekende „Voor wie dit leest"
over het „Innigste" van de woor
den), maar het heeft ook vele
jaren in een politiek beginselpro
gramma gestaan: in dat van de
Partij van de Arbeid.
Bij haar oprichting kort na de
oorlog erkende deze partij „het
innig verband tussen levensover
tuiging en politiek inzicht" en zij
waardeerde het in haar leden
„als zij dit verband ook in hun
arbeid voor de partij duidelijk
doen blijken." Die woorden droe
gen de geur van de in de bezet
tingsjaren wortelende Neder
landse Volksbeweging en die van
de naoorlogse „doorbraak" met
zich mee, Je proefde er de ge
dachte in dat het afgelopen zou
zijn met partijvorming op grond
„van wat de PvdA noemde „een
godsdienstige belijdenis." Chris
tenen die tot de nieuwe partij
toetraden, wezen vaak op dit ar
tikel (dominee Buskens in 1947:
„De PvdA geeft ons alle ruimte
om als christenen voor het socia
lisme te spreken en te strijden"),
maar sommigen hadden het er,
ondanks het „innig verband",
weieens moeilijk mee. Zo vond
mr. G. E. van Walsum weliswaar
dat je de moeilijkheden niet
moest overdrijven, maar, zei hij
in 1947, „als ik op zondagmorgen
het lied van de PvdA door mijn
huls hoor schallen, dan vraag ik
mij geïrriteerd af of dat nu niet
anders kan." En de viering van
de eerste mei vond Van Walsum
„een cultus die op afgoderij
gaat lijken." Zoals gezegd: de
„innigheid" hield lang stand in
de PvdA, maar in het in 1977
opnieuw geformuleerde begin
selprogram zoek Je er toch tever
geefs naar. De PvdA'ers moeten
het nu doen met een betuiging
van „respect voor de geestelijke
vrijheid en voor de verscheiden
heid van levensbeschouwelijke
en politieke overtuigingen" en
met de mededeling: „het demo-
kratlsch-soclallsme staat
open voor mensen van uiteenlo
pende levensbeschou
wingen.
Ook een oud, uit Noord-Neder
land jammer genoeg vrijwel ver
dwenen woord als „vermits"
zoek Je nu niet direct in een
politiek program, maar toch
heeft het enige tientallen jaren
in volle glorie gestaan ln dat van
de Christelijk Historische Unie.
Artikel acht van de in 1909 defi
nitief gevormde CHU: „Vermits
geheel het volk zich aan de orde
ningen Gods heeft te onderwer
pen verzet de CH Unie zich tegen
een groepeering des volks in
twee delen naar godsdienstige
overtuiging." In onze moderne
tijden is dat fraaie „vermits" ver
dwenen, het ook verder wat ge
moderniseerde artikel acht be
gint nu heel alledaags met „aan
gezien."
Met dat artikel zette de CHU
jzich af tegen de opvattingen van
Kuyper („de antithese") en als
we Kuypers naam noemen den
ken we als vanzelf aan de AR
Partij, die in het eerste artikel
van haar in 1879 opgestelde be
ginselprogram het prachtige
woord „grondtoon" opnam. Over
die grondtoon is in de loop der
jaren heel wat te doen geweest,
want het is niet niks als Je zegt
dat de a.r. of de c.h. richting
„vertegenwoordigt den
grondtoon van ons volkskarak
ter, gelijk dit, door Oranje ge
leid, onder invloed der Hervor
ming, omstreeks 1572 zijn stem
pel ontving".Colljn verdedig
de het woord ln de jaren dertig
nog krachtig. Natuurlijk willen
we er niet mee zeggen, aldus
ongeveer Colljn, dat ons volksle
ven pas in 1572 begon, maar on
der invloed van de Hervorming
■la het wel ónders geworden.
En de humanistische „toonaard"
moge sterker geworden zijn, aan
de invloed van het „calvinisti
sche volkstype" zijn andere
groeperingen niet ontkomen, al
dus Colljn. Zijn verdediging
heeft niet kunnen verhinderen
dat die „grondtoon" na de oorlog
wat minder overheersend ging
klinken, want in plaats van
„de.kwam er heel fijntjes
„die grondtoon" te staan. Het
kon toen dus een van vele grond
tonen zijn en daarmee was de
angel er eigenlijk wel uitge
trokken.
Er heeft nog heel wat méér
moois in beginselprogramma's
gestaan: ln dat van de in 1903
gevormde Christelijk Histori
sche Partij (voorganger van de
CHU) werd gesproken over de
„worstelstrijd" van de Neder
landse natie (wat me deed den
ken aan Karei van de Woestij-
ne's „hijgend worstelspel van de
arbeid".en nog steeds kun je
in het program van de SGP ge
nieten van de fraaie formulering
dat de overheid niet mag dwin
gen tot „kunstbewerking aan
den lijve" en dan gaat het
gewoon over vaccinatie, over
inenting dus. Moeilijk gezegd,
maar wel erg aardig!