'Utrechtse muur krant onuitroeibaar'
3=u[H:I
Adviesraad en algemeen belang
Venus bespied
i#etehschap en techniek
mi
ZATERDAG 7 JUNI 1980
In minstens elf steden in Nederland verschijnt regelmatig een muurkrant. Het is het
medium waarmee de buitenparlementaire oppositie laat weten dat zij bestaat. In
Utrecht timmert letterlijk en figuurlijk al tien jaar een muukrant aan de weg, elke
■BINNENLANDS
TROUW KWARTET
15
week opnieuw. Deze volharding en regelmaat maken de Utrechtse muurkrant niet
alleen tot de oudste, maar ook tot de succesrijkste en meest verguisde van het land.
door Arnold K&rskens
Die grote zeefdruk-affiches van
één bij twee meter met pakkende
koppen als, „Utrecht ontsnapt
aan ramp," „Geheelonthouder
bombardeert binnenstad," of
„Zoeloes zwerven door Jaar
beurs," vallen goed in het oog.
Geplakt aan de muur wordt de
passerende burger uit de doeken
gedaan wat er zo aan schort in
zijn woonplaats.
Het onheil kan variëren van geluidsover
last en bodemvergiltiging tot speculatie
praktijken en gemeentelijk (wan)beleid.
Misstappen van Utrechtse prominenten
worden in geuren en kleuren verteld. „En
dit vormt misschien het grote verschil
tussen een gewone krant en een muur-
krant," opperen de makers, „wij nemen
geen blad voor de mond."
Een muurkrant; of ze nu hangt in China,
In Spanje, ordoor Luther aan de kerkdeur
ls gespijkerd, zet zich al tegen de gezags
dragers. Zij uit onvrede met de gang van
zaken in de maatschappij.
In het jubileumjaar van de Utrechtse
muurkrant is een woordvoerder bereid
een tip van de sluier op te lichten. Ano
niem, „want daar schuilt onze kracht in."
De muurkrant vult een gat in de markt, al
verschijnen er talloze, diverse getinte bla
den. „Nagenoeg geen enkele krant kan
optimaal werken," zeggen muurkrantma-
kers, „omdat zij met hun nieuws de lezer
noch de adverteerder voor het hoofd dur
ven stoten. Wezenlijke maatschappijkri
tiek is dan ook uit den boze in de 'burger
lijke pars'."
Degenen die op geweldloze manier protest
'aan willen tekenen tegen de gang van
zaken moet dus zelf met een medium
aankomen, een muurkrant bij voorbeeld.
Zij wordt voor de stedeling gratis aan de
gevel geplakt, werkt onafhankelijk van
reclame-opbrengsten en is in Utrecht, vol
gens eigen steekproeven, soms goed voor
50.000 lezers.
Onze woordvoerder (in het dagelijks leven
administratief medewerker) maakt deel
uit van het Utrechts Muurkrant Koliek-
tiel. Hierin zijn mannen en vrouwen van
verschillende (progressieve) stromingen
vertegenwoordigd. In het kollektief heeft
leder een taak, van het vergaren van
nieuws tot het openlijk plakken van de
kranten. Een constante doorstroming
moet vergaande specialisaties voorko
men. „De krant is een georganiseerd bind-
fllddel, minder sterk dan acties, maar wel
constant." En over de inhoud: „Kijk, geen
enkele berichtgever is objectief, wij dus
ook niet"
De onderwerpen in de muurkrant noemen
tegenstanders eenzijdig en ongenuan
ceerd. Maar in de loop der Jaren hebben er
heel wat de revue gepasseerd. In de muur
krant is jaren gehamerd op de weigering
van de milieubelasting, is fel uitgehaald
naar de planmakers die Rijksweg 27 door
Amelisweerd willen laten lopen en hebben
de redacteuren in hun artikelen het win
kelcentrum Hoog-Catherijne en het nieu
we muziekcentrum steen voor steen afge
broken.
BestaansredenHH^^H
Vijftig procent van de Inhoud is eigen
nieuwsgaring, de rest komt uit weekbla
den en van actiegroepen. Met name die
eerste vijftig procent lokaal nieuws bevat
met een regelmaat onthullingen, waaruit
valt af te leiden dat de tentakels van het
kollektief zich tot diep in het stadhuis
kunnen uitslaan, tot groot ongenoegen
van vele betrokkenen. „Het is niet voor
niets dat de wet op de openbaarheid twee
Jaar vóór vankrachtwordlng, in Utrecht al
van toepassing was. Plaatselijke politici
houden er niet van onthullingen op de
muur te lezen. Door de invoering van de
wet probeerde de gemeente ons de wind
uit de zeilen te nemen. Zonder resultaat
overigens, we hebben nog alle reden van
bestaan."
Nu zouden veel gemeentelijke bestuur
ders en notabelen de muurkrant „dogen",
als de gehanteerde terminologie werd af
gezwakt. Het taalgebruik komt vaak even
hard aan als de onthulling of het nieuws,
en soms harder. Komisch voor de een,
beledigend voor de ander.
B. en W. staat voor Beton en Winst; het
Utrechts Nieuwsblad (U.N.) wordt verbas
terd tot Utrechts Nietsblad; rechters he
ten zwartjurken; de vertegenwoordigers
van de drie voornaamste stromingen in de
raad WD, CDA en PvdA verslijt men voor
respectievelijk winstmakers, wijwater
drinkers en betonsocialisten. Utrechts
burgemeester ziet zijn naam steevast ge
speld als Vonho//.
„Wij schuwen een persoonlijke aanval
niet, als die tot doel heeft de autoriteit van
zijn voetstuk te stoten. Je kijkt dan niet of
ie smerig ondergoed aan heeft, neger of
homo is. Wel of ie als politicus bij beslis
singen gewicht in de schaal legt, waar hij
als volksvertegenwoordiger geen recht op
heeft Als we Vonhoff een varken noemen,
doelen we op zijn politioneel gewroet en a-
polltieke houding. Door regelmatig tegen
hem te ageren is ie teruggedrongen tot de
eigenlijke functie van burgemeester, na
melijk: iemand die brandweerfeesten op
luistert en een knipper van linten. De
Utrechtse muurkrant voegt zo op haar
manier een persoonlijk facet toe aan het
nieuws. De burgerlijke pers doet het ook,
maar belicht Juist alleen de andere kant
van de persoon."
Misbruik?i^^HMaMMi
Oud-PvdA-wethouder Kleboom heeft de
werkwijze van de muurkrant eens vergele
ken met de NSB-praktijken uit de jaren
dertig en veertig. Een vraag die zo oud als
de muurkrant zelf en zo actueel als de
aangedragen onderwerpen is: maakt de
muurkrant gebruik van het recht van vrij
heid van meningsuiting? (artikel 7 van de
Grondwet), of maakt ze juist misbruik van
die vrijheid? (artikel 173b Wetboek van
strafrecht het verspreiden van medede
lingen met beledigende Inhoud Jegens het
openbaar gezag of openbare gezagsdra
gers is strafbaar met hoogstens 12 maan
den gevangenisstraf). De woordvoerder:
„De vrijheid van meningsuiting is steeds
afhankelijk van het systeem en helaas
absoluut geen mensenrecht. Als macht
hebbers, in Rusland of in 't Vrije Westen,
op hun borst slaan over die vermeende
vrijheid, spreken zij zichzelf tegen. Wij
beschouwen het als onze vrijheid, om op
zoveel mogelijk manieren gebruik te ma
ken van die vrijheid."
De publlkaües van de gedragingen van
politici en vooraanstaande burgers leid
den in het tienjarig bestaan al verscheide
ne malen tot confrontaties met het gezag.
Iti 1972 was een artikel onder de kop
„professoren sexclub blootgelegd" aanlei
ding tot een anonieme aanklacht en de
Inbeslagname van de zeefdrukinstallatie,
het apparaat waarop de affiches worden
gereproduceerd. Aangezien niemand zich
bekend wilde maken als de rechtmatige
eigenaar daarmee een klacht wegens
laster riskerend ligt het apparaat nog
altijd op het politiebureau. De anonimi
teit van de makers is altijd een bron van
ergernis geweest. Het werd 't „Kollektief"
eens verboden gebruik te maken van de 36
gemeentelijke aanplakborden bestemd
voor niet-commerciële berichten. Het
plakken van een muurkrant door gemeen
teraadslid Van Gemert resulteerde twee
Jaar geleden nog in een rechtszaak. Het
protest van gemeentezijde concentreerde
zich op het ontbreken van ondertekening
van elk artikel. Alleen vla een kopijbus in
het actiecentrum „de Kargadoor" in
Utrecht kan namelijk worden gereageerd.
Het Kollektief noemt de anonieme be
richtgeving noodzakelijk om de bronnen
te beschermen. „Een arbeider die melding
maakt van giflozing door zijn bedrijf, ver
liest hoe dan ook zijn baan. Als men er
achter komt wie ons bekend heeft ge
maakt met het feit dat op de legerplaats
't Harde geoefend is met neutronengrana
ten, kan hem dat meer dan alleen zijn
rang kosten."
Afsplitsing
De initiatieven voor het opzetten van de
muurkrant kwamen begin 1970 uit de uni
versitaire wereld van Utrecht De demo
cratiseringen van de Jaren zestig waren
verzand in eindeloos getheoretiseer. „De
strijdbaarheid van studenten en mede
werkers werd onder stapels interne rap
porten en notulen bedolven." Aansluiting
vond deze groepering met de politiek be
wuste werkende Jongeren, die op hun
beurt het beredeneerd praten en de ver
starring, binnen met name de PvdA, zat
waren. Deze twee hoofdstromingen wer
den op hun beurt weer bijgestaan door
kunstenaars en vrijdenkers, die zoals de
woordvoerder het plastisch uitdrukt, „een
cementlaag vormden tussen werkenden
en studerenden."
De zwijgzaamheid van de gewone pers
over de gewelddaden in Vietnam en de
eenzijdige benadering van de Rotterdam
se havenstaking in 1970, waren de onder
werpen van de eerste muurkranten. In de
tien Jaar van haar bestaan bestond bij de
redacteuren niet altijd een eensluidende
mening. In 1974 scheidde een deel zich af
om met de „bedrijfskrant" verder te gaan.
De afsplitsing bestond voornamelijk uit
studenten die de berichtgeving van en
voor de „arbeidende klasse" centraal wil
de stellen.
Onze woordvoerder: „De arbeider was hun
afgod. Alles wat bij hem leeft moest uit
gangspunt zijn. Wij hebben de pest aan
chauvinisme. Je probeert voor iedereen te
knokken."
Met de stad verschilt ook de muurkrant in
Nederland. „Kleine steden kennen vaak
het monopolie van een behoudende pers.
Andere geluiden komen daarin niet aan
bod. Steden als Amsterdam en Utrecht
hebben een zeer gevarieerd kranten- en
bladenbestand. De onderlinge concurren
tie voorkomt dat actienieuws wordt dood
gezwegen. Vandaar dat de Utrechtse
muurkrant minder aan verslaggeving
doet, maar meer aan opiniëring. Lokale
bijzonderheden hebben de voorkeur, want
daar spreek Je de man van de straat mee
aan. Buitenlands nieuws geven wij alleen
als een duidelijke betrokkenheid met Ne
derland bestaat, zoals investeringen in
dictatoriale landen of de oproep geen Chi
leense appels te kopen."
Zwijgzaama
Het uitzonderlijke van de Utrechtse
muurkrant, in vergelijking met andere in
het land, is de grote regelmaat van ver-,
schijnen. Elke week hangt een nieuwe
uitgave op de 130 150 plakplaatsen in de
stad. Alleen Tilburg, Lelden en Arnhem
waarmee regelmatig overleg plaatsvindt
komen wat regelmaat en oplage betreft
in de buurt.
Zo openhartig als gesproken wordt over
het oorlogsverleden van bepaalde lieden
en de „onderonsjes" tussen ambtenaren
en aannemers, zo zwijgzaam is de muur
krant als het om de structuur van de
organisatie zelf gaat. Hoeveel mensen deel
uitmaken van het kollektief blijft geheim.
Hetzelfde geldt voor de oplage van de
„stadskrant", een verkleinde versie van de
grote muurkrant die bij sympathisanten
tegen geringe vergoeding in de bus glijdt.
Full-time werk aan de muurkrant is niet
mogelijk. Dit zou de besluitvorming en-
onafhankelijkheid in gevaar kunnen bren
gen. Maar, verzekert de woordvoerder, het
zijn echt niet alleen studenten; die vor
men maar een kwart van het bestand.
Door de Jaren heen zijn de mensen beter
op elkaar ingespeeld. De organisatie in
beweging is na tien jaar uitgegroeid tot
een georganiseerde beweging.
Nu moet het voor de politie niet moeilijk
zijn in een paar weken het hele Kollektief
op te rollen, en de stad te verlossen van
een „veelzijdig agitatie centrum". Maar,
zo wordt met alle stelligheid beweerd, dan
heb Je over een maand een nieuwe krant,
onuitroeibaar als we zijn!
In het voorlaatste jaaradvies van zijn derde zittingsperiode lijkt de Raad van advies
voor het wetenschapsbeleid zich op te maken om collectief lid te worden van de Bond
van wetsovertreders. De raad is over zijn eigen bestaan gaan nadenken (voorzitter Van
Foppema
Bueren: ach, we zijn nu veertien jaar, de puberteit, weet u wel). De conclusie is, dat de
raad niet aan de opdracht kan voldoen van de wet die hem instelde.
te vlaag van zelfbe-
ïnning die de Raad
van Advies voor het
Wetenschapsbeleid
dit jaar In zijn alge-
Bene beschouwingen
ipnam, was kenne-
ijk vanuit de rege-
Ing op gang ge-
iracht. Minister Van
Trier opende zijn
aatste wetenschaps
budget met de uit-
ipraak dat „één van
le belangrijkste ta
len van het weten-
Khapsbeleid is het
anticiperen op gevol-
len op middellange
en lange termijn van
ontwikkelingen in
wetenschap en tech
nologie".
De raad zat niet te suf-
len. n constateerde direct
dat deze taak behalve be-
angrijk, ook geheel nieuw
De Nota Weten-
fchapsbeleid (1974) werd
top nageslagen. En inder
daad. Er waren vier doel
stellingen: bevordering
van de kwaliteit van onder
zoek, bevordering van de
doelmatigheid, afstem
ming van het onderzoek op
de prioriteiten van de sa
menleving, en bevordering
van de democratisering.
Maar niks over anticiperen
op gevolgen van ontwikke
lingen.
Nu pleegt de raad in zijn
omgang met de doelstellin
gen een welhaast calvinis
tische ernst te betrachten.
Zo werd minister Trip des
tijds achtervolgd met de
vraag, hoe hij zich voor
stelde. de prioriteiten van
de samenleving vast te
stellen, waarop het onder
zoek zou moeten worden
afgestemd. Het was dus
onvermijdelijk dat ook de
nleuw-ontdekte doelstel
ling degelijk tegen het'
licht zou worden ge-
houdea
Het resultaat viel niet mee.
„Het is voor de raad zeer de
vraag of deze nieuwe taak
uitvoerbaar is en of daar
door niet het gevaar dreigt
dat het zo noodzakelijke
beleid ten aanzien van de
wetenschapsbeoefening
zelf in het gedrang raakt."
Het lijkt de raad namelijk
een overschatting, te ver
onderstellen dat studies
over mogelijke lange-ter
mijneffecten van weten
schap „gedetailleerde in
zichten zouden opleveren
waarmee op de korte ter
mijn het onderzoek kan>
worden gestuurd."
Bovendien is het oordeel
over die effecten onderdeel
van waardeoordelen over
de toekomstige ontwikke
lingen van de samenleving.
Waardeoordelen, aldus de
raad, „die vanuit de poli
tiek en niet vanuit het we
tenschapsbeleid horen
voort te komen." Hier
steekt, langs een omweg,
die oude en nooit scherp
beantwoorde vraag naar
de prioriteiten van de sa
menleving weer de kop op.
Overigens vraag ik mij af
in hoeverre het geoorloofd
is, die scheiding aan te
brengen tussen „politiek"
en „wetenschapsbeleid".
Ik denk dat het weten
schapsbeleid er niet aan
ontkomt, onderdeel te zijn
van de politiek, en dat daar
Juist het probleem zit De
raad trekt zich pragma
tisch uit het wespennest
terug: „Op zichzelf is het
aantrekkelijk, uit te gaan
van een opvatting waarbij
eerst doelstellingen voor
de samenleving worden
ontworpen, en vervolgens
wordt bezien, welke ont
wikkelingen in wetenschap
en technologie met het oog
daarop bevorderd of afge
remd moet worden, dus
wat de taken van het we
tenschapsbeleid moeten
zijn."
Maar die opvatting vindt
de raad .nogal theoretisch
en niet erg geschikt om er
op dit ogenblik concrete
inzichten aan te ontlenen
voor het actuele weten
schapsbeleid". De raad
heeft er volstrekt gelijk in,
dat het niet makkelijk is.
Dat daarmee de probleem
stelling uit de wereld zou
zijn, is minder aanneme
lijk.
De raad stapt er van af en
is intussen aan het denken
geslagen over zijn eigen
taak. De naam zegt het al:
adviseren over het weten
schapsbeleid. „het beleid
van de overheid ten aan
zien van de wetenschaps
beoefening), dat gericht is
op de bevordering van het
cultuurbezit en de toepas
sing van de wetenschap in
de samenleving". Maar de
wet die in 1966 instelling en
taak van de raad regelde,
lijkt het ruimer te zien, sig
naleert het adviesorgaan
zelf: ,3iJ de opstelling van
zijn adviezen beschouwt
de raad de wetenschapsbe
oefening in haar geheel en
streeft hij naar een even
wichtige ontplooiing daar
van, rekening houdend
met het algemeen belang."
Het voorschrift van de wet,
dat de raad rekening moet
houden met het algemeen
belang, voegt een extra di
mensie aan die adviestaak
toe, schrijft de raad. Maar
wét is het algemeen be
lang? Het antwoord moet
iets te maken hebben met
de prioriteiten van de sa
menleving, en daarmee
zijn we breeduit terug bij
het vorige probleem.
Met één verschil. Als wij
gaan toetsen aan het „alge
meen belang", betoogt de
raad, dan zou het resultaat
afhangen van de politieke
en maatschappelijke op
vattingen van de negen
raadsleden en dat lijkt
moeilijk waar te maken.
Op die kwaliteiten zijn de
raadsleden ook niet inge
huurd. „De conclusie is
dus", aldus het adviesor
gaan „dat de adviestaak
van de raad aan beperkin
gen onderhevig is, die des
tijds bij zijn instelling niet
in die mate werden onder
kend." Kortom, die ene bij
zin uit het instellingswetje
is niet voor volledige uit
voering vatbaar.
Daarmee laat de raad het
algemeen belang gelukkig
niet geheel In de kou staan.
„Wel kan de raad bouwste
nen aandragen die kunnen
bijdragen tot de rationali
sering van maatschappelij
ke of politieke beslissin
gen. „Het is van veel be
lang te onderkennen dat
zulke beslissingen vaak
„niet in de eerste plaats
door wetenschappelijke
motieven worden bepaald.
Dit is bijvoorbeeld zeer
sprekend als het gaat om
de vraag of een bepaald
ondeizoek wenselijk is of
niet"
Deze analyse lijkt mij cor
rect en verhelderend. Er
dient geen scheiding te
worden aangebracht tus
sen „politiek" en „weten
schapsbeleid", maar wel
tussen „politiek" en „ad
viesraad".
Nog afgezien van de vraag
of en hoe het onderzoek
kan worden afgestemd op
de prioriteiten van de sa
menleving, koestert de
raad nogal wat twijfels
over de vraag of het wel zo
stuurbaar ls. Dat blijkt uit
de ontwikkelde bezwaren
tegen de Beleidsnota uni
versitair onderzoek. Een
belangrijk deel van het on
derzoek zou volgens de mi
nisters Pais en Van Trier
via landelijke plannen per
vakgebied, meerjarenaf
spraken en controleproce
dures moeten worden geor
dend.
Dat gaat een heleboel nieu
we overlegstructuren ople
veren. waarschuwt de
raad, zonder de garantie
dat daar ook inderdaad
een betere afstemming en
taakverdeling uit komt.
We hebben ruwweg uitge
rekend, zegt voorzitter Van
Bueren, dat al die structu
ren 150 manjaren zouden
vergen. „En dat is onge-
Door het eeuwige wolkendek van de planeet Venns heen
heeft de radar-hoogtemeter van de rondcirkelende Ame
rikaanse Pioneer sonde nu soveel waarnemingen ver
richt, dat het grootste deel van het oppervlak in kaart
gebracht is. Dit is een reconstructie van het „continent"
dat voorlopig Iahtar is gedoopt, en dat tich 3300 meter
boven de sachtglooiende vlakten verheft. De bergketens
steken daar nog weer een drie kllomter bovenuit. De
witte contouren maken vergelijking mogelijk met de
omvang van de Verenigde Staten. Ishtar was een Babylo
nische liefdes- en krijgsgodin. De Amerikanen willen
alle geografische namen op Venus aan mythologische
godinnen en vrouwenfiguren uit verschillende culturen
ontlenen.
veer net zo veel als we écht
goeie onderzoekers heb
ben. En die stuur Je toch
bij voorkeur naar dat over
leg. Of, hoewel
In ieder geval, de raad is
heel benauwd dat bij dit
alles de kwaliteit van het
onderzoek onderge
sneeuwd raakt. De nadruk
op de verantwoordings
structuur is eenzijdig „en
zou er zeer wel toe kunnen
leiden dat onderzoekers
geen sterk vernieuwend en
risicodragend onderzoek
meer zouden durven enta-