Zoeken naar vrede in voorjaar 1940
I
WOENSDAG 4 JUNI 198a
TROUW/KWARTET PH 11
De buitenlandse politiek van Nederland voor de Tweede Wereldoorlog is minder passief geweest dat de gebeurtenissen tussen 1929 en en 1 september 1939 ingegaanVandaag een tweede bijdrage
tot nu toe werd aangenomen. Nederland speelde een zeer actieve rol in het bondgenootschap van de waarin gebeurtenissen tussen 1 september 1939 en 10 mei 1940 aan de orde komen en de wijze
zogenaamde Oslo staten (Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland, België, Luxemburg en waarop de kerken en kerkelijke groeperingen toen op onze politiek van „neutralisme" reageerden.
Nederland). In een eerder artikel (in Trouw van 1 september 1979) werd op deze samenwerking en
door dr. O. van Roon
In september 1939 begon de Duit
se aanval op Polen en de daarop
gevolgde oorlogsverklaring van
Engeland en Frankrijk aan Duits
land de Tweede Wereldoorlog.
Pas in mei 1940 werd Nederland
door de Duitse inval rechtstreeks
bij de oorlog betrokken. De hier
tussen liggende tijd was voor ons
land dat officieel neutraal wds en
neutraal wilde blijven zolang het
kon, een heel aparte periode.
Zou Nederland evenals in de Eerste We
reldoorlog buiten het conflict kunnen blij
ven? Het was een vraag die zeker geïnspi
reerd was door de herinnering aan de
jaren 1914-1918, maar ook het verloop van
de nieuwe oorlog scheen soms aanleiding
te geven, haar te stellen. Er waren in die
beginperiode van de Tweede Wereldoor
log momenten, dat de situatie er voor
Nederland bijzonder ernstig uitzag
vooral in november 1939 toen een Duitse
aanval dreigde maar er waren ook
weken en maanden, met name na die tijd,
waarin het oorlogsgerucht scheen te ver
stommen. De raderen van de Duitse ter-
reurmachine in Polen waren minder dui
delijk te horen. Bovendien verschenen er
in de pers telkens berichten over bemidde
lingspogingen. Ook van Nederlandse zijde
werden initiatieven in die richting ontwik
keld en gesteund. Zou het juist niet een
taak zijn voor een land waar scheepvaart
en buitenlandse handel zulke vitale en
kwetsbare belangen waren, zo werd van
meer dan één zijde gesteld, zich voor een
spoedig einde van de oorlog In te zetten?
Maar er werden ook andere geluiden ge
hoord. Stonden in deze oorlog niet wezen
lijke algemeen-menselijke waarden op het
spel en kon men dan nog wel neutraal
blijven? Moest men op zijn minst niet een
duidelijk onderscheidt maken tussen neu
traliteit als politieke werkelijkheid en als
geestelijke houding? Zo was de tijd tussen
1 september 1939 en 10 mei 1940 een
periode, waarin „neutralisme" en „kruis
tochtgedachte" tegenover elkaar stonden.
Het was een periode die nawerkte op de
houding van menig Nederlander in het
begin van de bezettingstijd. Er was heei
wat voor nodig om van een overtuigd
„neutralist" een overtuigd verzetsstrijder
te maken.
Handelsverdragnsa^^Hi
Bij het begin van de Tweede Wereldoor
log, in september 1939, was Nederland
neutraal gebleven, want het werd niet
aangevallen. Beide oorlogvoerende partij
en hadden verklaard de neutraliteit van
ons land te respecteren. De officiële Ne
derlandse politiek leek zo in zekere zin een
voortzetting van die tijdens de Eerste
Wereldoorlog. Ze sloot echter ook aan bij
de tot dat moment gevoerde zelfstandig-
heidspolitiek en bij de politiek der zoge
naamde Oslolanden. Dit was een econo
misch en politiek samenwerkingsverband
van overwegend kleine landen.
Onder invloed van de economische crisis
van de jaren dertig ontstaan, heeft gedu
rende de eerste jaren het economische
aspect gedomineerd. Pas later na de
Italiaanse inval in Abessinië is het
politieke aspect meer naar voren
gekomen.
Op de economische samenwerking tussen
de Oslolanden was van Nederlandse zijde
verschillend gereageerd. Ontmoette ze bij
organisaties als het Nederlands Verbond
van Werkgevers, NW en SDAP, Kamers
van Koophandel als die van Rotterdam
(tot 1936), ministers als Colijn, Beelaerts
van Blokland en Patijn sympathie, in
kringen van de sterk op Duitsland geo
riënteerde „Deutsch-Niederlöndische Ge-
sellschaft" (Fentener van Vlissingen), van
de R.K. Werkgevers (Van Spaendonk) en
van de landbouworganisaties rees verzet.
Had dit enerzijds te maken met de struc
tuurveranderingen die de Nederlandse
economie in die jaren doormaakte en die
voor een aantal gebieden een terugkeer
tot vrijhandel minder wenselijk maakte,
het werd ook een machtsstrijd tussen een
pro-Engelse en een pro-Duitse vleugel in
Nederland. De eerste waartoe o.a. Colijn
behoorde, had het nadeel dat Engeland in
die jaren zich achter de tolmuren van het
Gemenebest verschanste. Was nog in mei
1936 in Den Haag een belangrijke econo
mische overeenkomst van de Oslo-landen
gesloten in de hoop dat Engeland zich
hierbij zou aansluiten, eind 1937 reeds
waren vrijwel alle Nederlandse Kamers
van Koophandel onder aanvoering van
Fentener van Vlissingen op een „Messe"
in Düsseldorf vertegenwoordigd.
Begin 1938 werd met het Derde Rijk een
nieuw handelsverdrag gesloten. Hiervoor
had Nederland belangrijke concessies
moeten doen. Als enige van de Oslo-lan
den had het begin 1938 moeten vérklaren,
de in Den Haag gesloten Oslo-overeen
komst niet te willen voortzetten. Ook is
het niet onmogelijk, dat de toelating van
vluchtelingen uit Duitsland hierdoor na
delig is beïnvloed. Zo kan men wellicht
stellen, dat Nederland sinds begin 1938 zo
ongeveer tot de economische invloeds
sfeer van het Derde Rijk was gaan behoren
en dat het van anderen zou afhangen, of
en hoelang we nog politiek zelfstandig
bleven.
Appèl voor vrede
Tegen het eind van de jaren dertig nam de
politieke samenwerking tussen de Oslo
landen sterk toe. Voor de Oslo-landen kon
een gewapend conflict het einde van hun
zelfstandigheid betekenen. Daarom waak
Berggravs oproep vond binnen en buiten
Scandinavië veel weerklank. Ze gaf uiting
aan wat bij velen leefde. Bovendien werk
ten Berggravs argumenten als een recht
vaardiging voor de bemiddelingspogin
gen. Daarom kwamen niet alleen uit ker
kelijke kring tal van adhesiebetuigingen
binnen, de oproep versterkte ook het vre
desoffensief van de staatshoofden der
Oslo-landen.
Ook in de oorlogvoerende landen trok de
oproep de aandacht. Nog in de zomer van
1939 hadden Duits-Engelse besprekingen
plaatsgevonden. Al liepen ze uiteindelijk
op een mislukking uit, omdat Hitier niet
meer wenste te onderhandelen, zowel aan
Duitse als aan Engelse zijde waren
invloedrijke personen in een verminde
ring van de spanningen en in een vergelijk
geïnteresseerd. In het najaar van 1939
werd bovendien door bemiddeling van
paus Pius XII contact gelegd tussen groe
pen van het Duitse verzet tegen Hitier en
de Engelse regering.
Ook hield men in de kring der Oslolanden
het oog gevestigd op de Verenigde Staten.
Op 27 oktober 1939 had koning Leopold in
een radiorede tot het Amerikaanse volk
een dringend appèl gedaan op de Verenig
de Staten, de neutrale landen in Europa in
hun werk voor het behoud van de vrede te
steunen. Roosevelts minister van buiten
landse zaken. Hull, had de activiteiten der
Oslolanden sinds het begin der jaren der
tig met sympathie gevolgd.
Begin 1940 zou Roosevelt een speciale
vertegenwoordiger bij het Vaticaan be
noemen en zou er een officiéél voorstel
aan de Oslolanden worden gedaan, een
geregelde overlegstructuur op te bouwen.
Ook zou een speciale afgezant van Roose
velt, Sumner Welles, naar Europa komen
om de situatie te verkennen. Koningin
Wilhelmina zou hem door minister Van
Kleffens dringend laten uitnodigen, naar
Den Haag te komen. Maar daarmee zijn
we op de situatie vooruit gelopen.
Ozfor dbe weging
Berggrav moet bij zijn activiteiten ter
concretisering van zijn vredesoproep vrij
spoedig de steun van de Oxfordgroep Be
weging hebben gekregen, die in Scandina
vië veel aanhang had. Via de kanalen van
de Beweging moet in november 1939 een
lijn naar Nederland zijn gelegd, waarbij de
Amerikaanse predikant H. Blake een be
middelende rol heeft gespeeld. Van Neder
landse zijde waren hier vooral de Rotter
damse bankier H. C. Hintzen en de voor
zitter van de Rotterdamse Kamer van
Koophandel, K. P. van der Mandele, bij
betrokken. Kan het bij het eerste contact
tussen Blake en Hintzen meer om een
sondering naar de reacties in Nederland
op de vredesoproep van Berggrav zijn
gegaan, al vrij spoedig ging het plan, dat
Berggrav via Nederland naar Engeland
zou gaan op uitnodiging van de aartsbis
schoppen van Canterbury en York, een
steeds belangrijker rol spelen.
Op 6 december had Hintzen een ontmoe
ting in Den Haag met Blake, waaraan ook
een aan de Duitse ambassade verbonden
functionaris die belangstelling voor de
Oxfordgroep Beweging had getoond, en
K. P. van der Mandele aan deelnamen.
Onderwerp van het gesprek waren „Peace
proposals" (vredesvoorstellen). Ook wa
ren er in die tijd contacten met Van Klef
fens en diens voorganger, J. A. N. Patijn,
die een vooraanstaande plaats innam in
de Nederlandse afdeling van de Oxford
groep Beweging.
Op 8 december reisde Berggrav via Neder
land, waar hij een kort gesprek met Hint
zen had, door naar Engeland. Daar zag hij
beide aartsbisschoppen, ontmoette er ook
anderen en had in elk geval een onder
houd met de Engelse minister van buiten
landse zaken, Lord Halifax, bij wie hij van
Engelse en Nederlandse zijde was geïntro
duceerd. Hem overhandigde Berggrav een
memorandum met uit Duitse bron stam
mende vredesvoorstellen. Het zou daarbij
in eerste instantie moeten gaan om voor
Duitsland acceptabele voorwaarden, al
mocht het prestige van beide partijen een
secundaire rol spelen. Van een herstel van
een onafhankelijk Tsjechoslowakije zou
geen sprake zijn. Ook wilde Berggrav geen
terugkeer naar de Poolse staat van vóór
1939, maar een beperking tot de grenzen
van 1914 en met regelingen met Duitsland
op het gebied van de defensie, de buiten
landse politiek en de handel. Hierdoor zou
Polen in feite een vazalstatus krijgen. Het
is daarom geen wonder, dat Halifax op
deze voorstellen uiterst koel reageerde.
Even na 20 december was Berggrav terug
in Nederland. Hintzen haalde hem op
Schiphol af en bracht hem naar Vught,
'waar het echtpaar Van Beuningen-Fente-
ner van Vlissingen woonde. W. van Beu-
ningen was directeur van de Steenkolen
Handelsvereniging en zijn vrouw en hij
waren lid van de Oxfordgroep Beweging.
Hier zat Berggrav aan een diner aan, waar
Patijn een door Hintzen voorbereide
speech hield. Hintzen tekende hierover in
zijn dagboek aan: „Voorbereiden. Angst is
zonde. Hoe lang moet de speech zijn?
Boeiend, luchtig, ernstig. Hoe formuleer
ik ons vredesplan? Verzoek van Roosevelt
aan neutrale staten. Geheime conferentie
oorlogsstaten bijeenroepen. Gesteund
door zakenlieden. Lissabon. Slaagt men
niet, dan zou men weten, waarvoor men
zou vechten. Hitier moet aftreden. Dat
wordt oplossing."
Hoe irreëel achteraf het aandringen op het
aftreden van Hitier lijkt, het is niet onbe
langrijk, dat de hier aangeduide gedach-
tengang niet met die van Berggrav iden
tiek was.
Werelriraari-
In het nummer van februari 1940 van
„Oecumenische Berichten" begint een
mededeling over de conferentie in Hotel
Zilven met de woorden: „Het uitvoerend
comité van de Wereldraad vergaderde be
gin januari in Holland" (Hotel Zilven, Loe-
nen) en dan volgen enkele bijzonderheden
over wat toen besloten is. Ook het officiële
verslag van de conferentie in het archief
van de Wereldraad der Kerken in Genève
geeft geen aanleiding tot het vermoeden
dat er toen ook andere zaken besproken
zijn. In werkelijkheid zou men bijna kun
nen zeggen, dat er in Hotel Zilven gelijk
tijdig twee conferenties geweest zijn, die
echter alleen formeel te scheiden zijn: de
bovengenoemde en een ontmoeting van
Scandinavische met Engelse en Franse
kerkelijke leiders in het bijzijn van perso
nen uit andere neutrale landen.
Wanneer men weet dat Hintzen op de
conferentie een welkomstwoord heeft ge
sproken en dat Hintzen en Van der Man
dele als gastheren gefungeerd hebben en
de kosten geheel of gedeeltelijk hebben
betaald, dan is er wel een heel duidelijke
relatie met het voorafgaande.
Wanneer en waar het plan voor deze con
ferentie opgekomen is, valt moeilijk te
zeggen. In deze vorm was het niet hele
maal, wat Hintzen had gewild, want deze
noteerde in zijn dagboek: „Conferentie
Zilven. Krijgt deze niet een geheel ander
karakter dan ik in mijn waan bedoelde?
Verantwoord tegenover v.d. Mandele?
Bidden dat het ergens goed voor is."
Ongestoord
De Zilven was een groot herenhuis in het
dorp Loenen op de Veluwe. In de jaren
dertig werd het als dependance van Hotel
Beekhuizen in Velp als hotel geëxploi
teerd. Door zijn nogal geïsoleerde ligging
kon men er van een vrijwel ongestoorde
rust genieten, waar door de toenmalige
minister-president De Geer en andere ge
bruik van werd gemaakt. Daar werd van 5
tot en met 8 januari de door Hintzen en
Van der Mandele georganiseerde oecume
nische conferentie gehouden, die steun
zou moeten geven aan de bemiddelingspc- -
ging van Berggrav. Deelnemers waren: del.
aartsbisschop van Uppsala, E. Eidem, de
aartsbisschop van York, W. Temple, de
bisschop van Chicester, G. Bell, de bis
schop van Oslo. E. Berggrav. A. Koechlin
(Zwitserland), E. G. Gulin (Finland), M-.
Boegner (Frankrijk), Ch. Guillon (Frank'
rijk). H. Carter (Engeland). W. Paton (Enf
geland), M. Chenevière (Zwitserland), R-' -
P. Barnes (Veren. Staten), S. F. H. JC t
Berkelbach van der Sprenkel (Nederland) l -
en W. A. Visser 't Hooft. H. Schönfeld en N.-
Ehrenstrom van het secretariaat van dé-
Wereldraad.
Was de conferentie niet geheel wat Hint-,
zen gewild had, Berggrav bereikte er niet'
wat hij gehoopt had. Na een kort exposél
over de bijzondere omstandigheden dié'
tot deze bijeenkomst hadden geleid en~-
over de taak van de Kerk, zich actief voor
de vrede in te zetten, werd Berggrav al
spoedig concreter. De aanwezigen dien
den aandrang uit te oefenen op hun regei Z
ringen om oorlogsdoelen en vredesvoori 1
waarden te formuleren. M. Boegner ver- -
zette zich tegen wat naar zijn mening-
alleen maar een concessie aan Duitsland
betekende en kreeg hierbij steun van
Koechlin, Berkelbach en Visser 't Hooft,
terwijl anderen als Eidem en Carter Berg
grav bijvielen.
Na deze inleidende schermutselingen -
vroeg Berggrav om een gemeenschappe-*
lijke Engels-Franse verklaring die hij in
Berlijn zou kunnen tonen. De Engelsen
waren hiertoe bereid, maar de Fransen
weigerden. Een dringend beroep van dé
Fin op de Westelijke landen om zich met -
Duitsland te verzoenen en zo Finland eri -
het christelijk geloof van het bolsjewisme
te redden, bracht hen niet van hun stuk.
Boegner stelde tot zijn teleurstelling vast,
dat de bij de maaltijden en bij een deel derül
gesprekken aanwezige Nederlandse gast
vrouwen en gastheren op een vergelijk
met Duitsland hoopten.
Na de conferentie in Hotel Zilven van
Berggrav enkele dagen in Genève, waar
het bestuur van de Wereldbond der Ker-
ken vergaderde. Hier werd een mede door
Berggrav ondertekende oproep aangeno-
men, waarin om vredesvoorwaarden en
een staking der vijandelijkheden werd ge
vraagd. Had Berggrav hier dus meer be
reikt dan in Hotel Zilven, het minste sue-
ces had hij bij zijn bezoek aan Berlijn. Al
liet hij hier de door de Engelsen in Hotel
Zilven opgestelde verklaring zien, men
toonde zich niet (meer) in Berggravs be
middeling geïnteresseerd
Verschuivingen
Berggravs bemiddelingspoging had bin
nen de oecumenische beweging de me
ningsvorming met betrekking tot de pro- -
blematiek van oorlog en vrede in eenl
versnellingsproces gebracht en tot niet;*
onbelangrijke verschuivingen in diverse-
standpunten geleid. Het hoeft nauwelijks.'
betoog, dat de actie van Berggrav uitein-'
delijk de leiders van het Derde Rijk in de -
kaart had gespeeld. Ze gaf hun de moge-1 -
lijkheid door onderhandelingen te krijgen Z
waarvoor anders gevochten moest worden. -
Ze stelde hen ook in staat door de grote
aandacht die de bemiddelingspoging
kreeg, hun uiteindelijke bedoelingen een
tijd lang te versluieren en ze verzwakte
buiten en daardoor wellicht ook in Duits-
land zelf de weerstandskracht tegen het
nationaal-socialisme.
Juist in deze tijd kwam in ons land de
eindredactie van de „Amersfoortse stellin
gen" gereed, waarin J. Koopmans en J.
Eykman een belangrijk aandeel hadden
gehad. Paul Scholten was de enige van de
hoogleraren geweest, die had durven on
dertekenen. Hier evenals in de kringen
rond „Tijd en Taak", „Kerk en Vrede" en
„De Reformatie" werkten de ervaringen
in Duitsland tijdens het Derde Rijk door
en brachten een heroriëntatieproces op
gang van een minderheid, die hierdoor op
wat ging komen, beter was voorbereid.
ten zij angstvallig over hun neutraliteit.
Hun regeringen werden hierbij door de
meerderheid van de bevolking gesteund.
Typerend voor het standpunt van de Ne
derlandse regering was het antwoord van
minister-president De Geer bij de algeme
ne beschouwingen in de Eerste Kamer:
„Geloof volledig in het woord van de Re
gering en in haar kracht om daarnaar te
handelen; handel er ook zelf naar, te allen
tijde en in alle opzichten; gij zult daardoor
het gebouw onzer neutraliteit verstevigen
en het buitenland er te dieper van over-,
tuigd doen zijn.... Want gij dient daarmee
de hoogste belangen van ons land en van
ons werelddeel. Iedere neutrale Staat, aan
welke neutraliteit onbepaald geloofd
wordt, is in deze donkere tijd een lichtto
ren, waarvan redding kan uitgaan. Dit
geldt ook en vooral van ons land!"
Kwrlfpn li
Hadden de bemiddelingen en het uitblij
ven van een Duitse aanval op Nederland
het neutralisme in zijn pleidooi voor afzij
digheid, bemiddeling en vrede versterkt,
toch waren er die er anders over dachten.
Al half augustus had C. L. Patijn in een
Kroniek van het nieuwe tijdschrift
„Woord en Wereld" geschreven, dat het
agressieve karakter van Hitiers buiten
landse politiek zo duidelijk aan de dag
getreden was, dat een kerkelijk vredesini
tiatief gevaarlijk was en geen. concessie
meer mocht worden gedaan. De jurist
Paul Scholten had in een artikel „Over de
toekomstige vrede" onder meer gesteld:
„Ik zie niet, dat thans ons land daarbij een
taak zou hebben. Het vredesiniiatief van
de Koningin en de Koning van België is
mislukt. Het beeld, dat de stand van de
oorlog geeft, biedt niets wat op vrucht
baarheid van publicatie van overdenkin
gen daarover zou wijzen. Doch ieder die
het kwaad van de oorlog ondergaat mag
zich bezinnen op een andere vraag: niet
wat concreet de voorwaarden voor de vre
de zullen zijn, maar wat het inhoudt, dat
het vrede moet worden Een iedejf be
geert de vrede als iets definitiefs. Doch hij
begeert zijn vrede. En daarin zit de tegen
spraak."
Oecumene
In die tijd werden zijdelings enkele Neder
landers J. Eykman, H. Kraemer, M. C.
Slotemaker de Bruine, N. Stufkens be
trokken bij een discussie tussen de theo
loog Karl Barth en de secretaris-generaal
van de Wereldraad der Kerken in oprich
ting, W. A. Visser 't Hooft, over de vraag of
de oecumene haar stem zou moeten laten
horen. Barth had aan Visser 't Hooft ge
vraagd, waarom de oecumene tot dusver
had gezwegen. Het zou zeker niet de be
doeling zijn, dat de oecumene zich met de
ene partij moest identificeren, maar zou
een antwoord op enkele „van christelijk
standpunt uit beslist relevante" vragen
niet noodzakelijk zijn?
Visser 't Hooft bevond zich in een niet
gemakkelijke positie. Hij had net moeiza
me onderhandelingen in Berlijn achter de
rug, omdat hij de deur naar Duitsland en
dus ook naar de Belijdende Kerk open
wilde houden. Ook verkeerde de Wereld
raad nog in een stadium van opbouw en
lag het gewicht van de oecumenische be
weging nog veel meer bij de kerken en
organisaties in de diverse landen dan bij
„Genève". Bovendien was vanuit Scandi
navië een kerkelijk en politiek vredesof
fensief gelanceerd.
Na overleg schreef hij enkele weken later
terug, dat ook hij een reactie van de
De voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel, mr. K. P.
van de Mandele was heel nauw betrokken bij de kerkelijke vredes
pogingen in de winter van 1940.
Vier maanden was de tweede wereldoorlog aan de gang toen hier, in hotel Zilven in Loenen op de Veluwe, kerkelijke
leiders uit West-Europa bijeenkwamen en een poging ondernamen om tot vrede te komen. Het hotel is in de oorlog
afgebrand, (foto: archief gemeente Apeldoorn)
oecumenische beweging gewenst achtte,
maar dat het hem nog niet duidelijk was,
wat er zou moeten worden gezegd. Daarbij
zou namelijk niet alleen een geestelijk
neutralisme, maar ook een stimuleren van
een kruistochtmentaliteit bij Engeland en
Frankrijk vermeden moeten worden.
Vooral voor het laatste was Visser 't Hooft
bang. Hij stelde aan Barth een nader
beraad voor, waarbij ook enkele Nederlan
ders zouden worden betrokken. Barth
voelde weinig voor een dergelijk beraad
en Visser 't Hooft schreef aan Eykman:
„Het is toch niet zeker, dat de beslissing
van Barth en de beslissing van kerken die
nu eenmaal niet in geheel dezelfde situa
tie staan als Barth, eenvoudig moeten
samenvallen."
Zij die in Nederland door Visser 't Hooft
bij deze discussie betrokken waren, dach
ten daar niet gelijk over. Neigde Patijn er
toe het standpunt van Barth af te wijzen,
H. Kraemer vond dat de oecumenische
beweging een duidelijker taal moest gaan
spreken: „Er komt een moment dat het
getuigenis van de waarheid moet gaan
boven de waarde van de eenheid Men
kan en moet er bij blijven dat geen enkele
menselijke zaak met Gods zaak ident is,
ook niet datgene wat men op het ogenblik
als een „Crusade of Christian Civilisation"
proclameert. Dit sluit echter m.i. niet uit
dat de Kerk, terwijl zij zegt niet over Gods
zaak te beslissen, toch de overtuiging
heeft dat een bepaalde kant in de ganse
constellatie nu eenmaal, half nolens half
volens, werkelijk gestel is voor de taak om
overeind te houden, datgene wat wij dan
maar even voor het gemak met de naam
„Christian Civilisation" aanduiden, ter
wijl wij daarbij dan bedenken dat deze
term, meer haar waarde krijgt uit het
geestelijk geheel, waartegenover het
staat, dan uit zichzelve. In die zin acht ik
het mogelijk dat de Kerk dit uitspreekt en
zegt dat zij dit in deze tijd een ding van
onovertreffelijke waarde vindt." Deze dis
cussie zou voor de oecumenische bewe
ging sneller actualiteitswaarde krijgen
dan sommigen meenden.
In die tijd trok een bemiddelingspoging
van de lutherse bisschop van Oslo, E.
Berggrav, sterk de aandacht. Hier zal iets
uitvoeriger op worden ingegaan, omdat ze
door bepaalde groepen en personen in ons
land werd gesteund. Bovendien zou dit
initiatief het hoofdthema worden van een
in januari 1940 In Hotel Zilven bij Apel
doorn gehouden internationaal oecume
nisch beraad.
'Allen schuldig'
Al vrij snel na het uitbreken van de Twee
de Wereldoorlog had Berggrav tot vrede
opgeroepen. In een ook in ons land be
kend geworden oproep zei Berggrav onder
meer: „Wij moeten beginnen, de vrede
voor te bereiden vanaf het moment zelf,
dat de oorlog is uitgebroken. Kunnen wij,
neutralen, iets daarvoor doen? De neu
trale „toeschouwershouding" is ons eerste
gevaar. Neutraliteit in een oorlog bete
kent, dat wij onze stelling van actieve
strijd voor vrede moeten innemen. Want
anders zullen wij louter de zaak van het
kwade dienenKennen wij de diepste
oorzaak van de oorlog? Het is de hele
vicieuze cirkel van zelfzucht in deze we
reld, die achter die alles schuilt. Wij zijn
allen in gelijke mate schuldig aan deze
oorlog, want wij zelf hebben toegelaten,
dat wij op de stroom werden meege
voerd Zullen de neutrale leiders, of
liever zal de gezindheid in onze landen en
onze denkwijze er naar streven, ons eigen
vege lijf te bergen, of zullen wij onszelf
verantwoordelijk stellen voor het behoud
of de vernietiging van het mensdom?"