Zoeken naar vrede in voorjaar 1940 I WOENSDAG 4 JUNI 198a TROUW/KWARTET PH 11 De buitenlandse politiek van Nederland voor de Tweede Wereldoorlog is minder passief geweest dat de gebeurtenissen tussen 1929 en en 1 september 1939 ingegaanVandaag een tweede bijdrage tot nu toe werd aangenomen. Nederland speelde een zeer actieve rol in het bondgenootschap van de waarin gebeurtenissen tussen 1 september 1939 en 10 mei 1940 aan de orde komen en de wijze zogenaamde Oslo staten (Zweden, Noorwegen, Denemarken, Finland, België, Luxemburg en waarop de kerken en kerkelijke groeperingen toen op onze politiek van „neutralisme" reageerden. Nederland). In een eerder artikel (in Trouw van 1 september 1979) werd op deze samenwerking en door dr. O. van Roon In september 1939 begon de Duit se aanval op Polen en de daarop gevolgde oorlogsverklaring van Engeland en Frankrijk aan Duits land de Tweede Wereldoorlog. Pas in mei 1940 werd Nederland door de Duitse inval rechtstreeks bij de oorlog betrokken. De hier tussen liggende tijd was voor ons land dat officieel neutraal wds en neutraal wilde blijven zolang het kon, een heel aparte periode. Zou Nederland evenals in de Eerste We reldoorlog buiten het conflict kunnen blij ven? Het was een vraag die zeker geïnspi reerd was door de herinnering aan de jaren 1914-1918, maar ook het verloop van de nieuwe oorlog scheen soms aanleiding te geven, haar te stellen. Er waren in die beginperiode van de Tweede Wereldoor log momenten, dat de situatie er voor Nederland bijzonder ernstig uitzag vooral in november 1939 toen een Duitse aanval dreigde maar er waren ook weken en maanden, met name na die tijd, waarin het oorlogsgerucht scheen te ver stommen. De raderen van de Duitse ter- reurmachine in Polen waren minder dui delijk te horen. Bovendien verschenen er in de pers telkens berichten over bemidde lingspogingen. Ook van Nederlandse zijde werden initiatieven in die richting ontwik keld en gesteund. Zou het juist niet een taak zijn voor een land waar scheepvaart en buitenlandse handel zulke vitale en kwetsbare belangen waren, zo werd van meer dan één zijde gesteld, zich voor een spoedig einde van de oorlog In te zetten? Maar er werden ook andere geluiden ge hoord. Stonden in deze oorlog niet wezen lijke algemeen-menselijke waarden op het spel en kon men dan nog wel neutraal blijven? Moest men op zijn minst niet een duidelijk onderscheidt maken tussen neu traliteit als politieke werkelijkheid en als geestelijke houding? Zo was de tijd tussen 1 september 1939 en 10 mei 1940 een periode, waarin „neutralisme" en „kruis tochtgedachte" tegenover elkaar stonden. Het was een periode die nawerkte op de houding van menig Nederlander in het begin van de bezettingstijd. Er was heei wat voor nodig om van een overtuigd „neutralist" een overtuigd verzetsstrijder te maken. Handelsverdragnsa^^Hi Bij het begin van de Tweede Wereldoor log, in september 1939, was Nederland neutraal gebleven, want het werd niet aangevallen. Beide oorlogvoerende partij en hadden verklaard de neutraliteit van ons land te respecteren. De officiële Ne derlandse politiek leek zo in zekere zin een voortzetting van die tijdens de Eerste Wereldoorlog. Ze sloot echter ook aan bij de tot dat moment gevoerde zelfstandig- heidspolitiek en bij de politiek der zoge naamde Oslolanden. Dit was een econo misch en politiek samenwerkingsverband van overwegend kleine landen. Onder invloed van de economische crisis van de jaren dertig ontstaan, heeft gedu rende de eerste jaren het economische aspect gedomineerd. Pas later na de Italiaanse inval in Abessinië is het politieke aspect meer naar voren gekomen. Op de economische samenwerking tussen de Oslolanden was van Nederlandse zijde verschillend gereageerd. Ontmoette ze bij organisaties als het Nederlands Verbond van Werkgevers, NW en SDAP, Kamers van Koophandel als die van Rotterdam (tot 1936), ministers als Colijn, Beelaerts van Blokland en Patijn sympathie, in kringen van de sterk op Duitsland geo riënteerde „Deutsch-Niederlöndische Ge- sellschaft" (Fentener van Vlissingen), van de R.K. Werkgevers (Van Spaendonk) en van de landbouworganisaties rees verzet. Had dit enerzijds te maken met de struc tuurveranderingen die de Nederlandse economie in die jaren doormaakte en die voor een aantal gebieden een terugkeer tot vrijhandel minder wenselijk maakte, het werd ook een machtsstrijd tussen een pro-Engelse en een pro-Duitse vleugel in Nederland. De eerste waartoe o.a. Colijn behoorde, had het nadeel dat Engeland in die jaren zich achter de tolmuren van het Gemenebest verschanste. Was nog in mei 1936 in Den Haag een belangrijke econo mische overeenkomst van de Oslo-landen gesloten in de hoop dat Engeland zich hierbij zou aansluiten, eind 1937 reeds waren vrijwel alle Nederlandse Kamers van Koophandel onder aanvoering van Fentener van Vlissingen op een „Messe" in Düsseldorf vertegenwoordigd. Begin 1938 werd met het Derde Rijk een nieuw handelsverdrag gesloten. Hiervoor had Nederland belangrijke concessies moeten doen. Als enige van de Oslo-lan den had het begin 1938 moeten vérklaren, de in Den Haag gesloten Oslo-overeen komst niet te willen voortzetten. Ook is het niet onmogelijk, dat de toelating van vluchtelingen uit Duitsland hierdoor na delig is beïnvloed. Zo kan men wellicht stellen, dat Nederland sinds begin 1938 zo ongeveer tot de economische invloeds sfeer van het Derde Rijk was gaan behoren en dat het van anderen zou afhangen, of en hoelang we nog politiek zelfstandig bleven. Appèl voor vrede Tegen het eind van de jaren dertig nam de politieke samenwerking tussen de Oslo landen sterk toe. Voor de Oslo-landen kon een gewapend conflict het einde van hun zelfstandigheid betekenen. Daarom waak Berggravs oproep vond binnen en buiten Scandinavië veel weerklank. Ze gaf uiting aan wat bij velen leefde. Bovendien werk ten Berggravs argumenten als een recht vaardiging voor de bemiddelingspogin gen. Daarom kwamen niet alleen uit ker kelijke kring tal van adhesiebetuigingen binnen, de oproep versterkte ook het vre desoffensief van de staatshoofden der Oslo-landen. Ook in de oorlogvoerende landen trok de oproep de aandacht. Nog in de zomer van 1939 hadden Duits-Engelse besprekingen plaatsgevonden. Al liepen ze uiteindelijk op een mislukking uit, omdat Hitier niet meer wenste te onderhandelen, zowel aan Duitse als aan Engelse zijde waren invloedrijke personen in een verminde ring van de spanningen en in een vergelijk geïnteresseerd. In het najaar van 1939 werd bovendien door bemiddeling van paus Pius XII contact gelegd tussen groe pen van het Duitse verzet tegen Hitier en de Engelse regering. Ook hield men in de kring der Oslolanden het oog gevestigd op de Verenigde Staten. Op 27 oktober 1939 had koning Leopold in een radiorede tot het Amerikaanse volk een dringend appèl gedaan op de Verenig de Staten, de neutrale landen in Europa in hun werk voor het behoud van de vrede te steunen. Roosevelts minister van buiten landse zaken. Hull, had de activiteiten der Oslolanden sinds het begin der jaren der tig met sympathie gevolgd. Begin 1940 zou Roosevelt een speciale vertegenwoordiger bij het Vaticaan be noemen en zou er een officiéél voorstel aan de Oslolanden worden gedaan, een geregelde overlegstructuur op te bouwen. Ook zou een speciale afgezant van Roose velt, Sumner Welles, naar Europa komen om de situatie te verkennen. Koningin Wilhelmina zou hem door minister Van Kleffens dringend laten uitnodigen, naar Den Haag te komen. Maar daarmee zijn we op de situatie vooruit gelopen. Ozfor dbe weging Berggrav moet bij zijn activiteiten ter concretisering van zijn vredesoproep vrij spoedig de steun van de Oxfordgroep Be weging hebben gekregen, die in Scandina vië veel aanhang had. Via de kanalen van de Beweging moet in november 1939 een lijn naar Nederland zijn gelegd, waarbij de Amerikaanse predikant H. Blake een be middelende rol heeft gespeeld. Van Neder landse zijde waren hier vooral de Rotter damse bankier H. C. Hintzen en de voor zitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel, K. P. van der Mandele, bij betrokken. Kan het bij het eerste contact tussen Blake en Hintzen meer om een sondering naar de reacties in Nederland op de vredesoproep van Berggrav zijn gegaan, al vrij spoedig ging het plan, dat Berggrav via Nederland naar Engeland zou gaan op uitnodiging van de aartsbis schoppen van Canterbury en York, een steeds belangrijker rol spelen. Op 6 december had Hintzen een ontmoe ting in Den Haag met Blake, waaraan ook een aan de Duitse ambassade verbonden functionaris die belangstelling voor de Oxfordgroep Beweging had getoond, en K. P. van der Mandele aan deelnamen. Onderwerp van het gesprek waren „Peace proposals" (vredesvoorstellen). Ook wa ren er in die tijd contacten met Van Klef fens en diens voorganger, J. A. N. Patijn, die een vooraanstaande plaats innam in de Nederlandse afdeling van de Oxford groep Beweging. Op 8 december reisde Berggrav via Neder land, waar hij een kort gesprek met Hint zen had, door naar Engeland. Daar zag hij beide aartsbisschoppen, ontmoette er ook anderen en had in elk geval een onder houd met de Engelse minister van buiten landse zaken, Lord Halifax, bij wie hij van Engelse en Nederlandse zijde was geïntro duceerd. Hem overhandigde Berggrav een memorandum met uit Duitse bron stam mende vredesvoorstellen. Het zou daarbij in eerste instantie moeten gaan om voor Duitsland acceptabele voorwaarden, al mocht het prestige van beide partijen een secundaire rol spelen. Van een herstel van een onafhankelijk Tsjechoslowakije zou geen sprake zijn. Ook wilde Berggrav geen terugkeer naar de Poolse staat van vóór 1939, maar een beperking tot de grenzen van 1914 en met regelingen met Duitsland op het gebied van de defensie, de buiten landse politiek en de handel. Hierdoor zou Polen in feite een vazalstatus krijgen. Het is daarom geen wonder, dat Halifax op deze voorstellen uiterst koel reageerde. Even na 20 december was Berggrav terug in Nederland. Hintzen haalde hem op Schiphol af en bracht hem naar Vught, 'waar het echtpaar Van Beuningen-Fente- ner van Vlissingen woonde. W. van Beu- ningen was directeur van de Steenkolen Handelsvereniging en zijn vrouw en hij waren lid van de Oxfordgroep Beweging. Hier zat Berggrav aan een diner aan, waar Patijn een door Hintzen voorbereide speech hield. Hintzen tekende hierover in zijn dagboek aan: „Voorbereiden. Angst is zonde. Hoe lang moet de speech zijn? Boeiend, luchtig, ernstig. Hoe formuleer ik ons vredesplan? Verzoek van Roosevelt aan neutrale staten. Geheime conferentie oorlogsstaten bijeenroepen. Gesteund door zakenlieden. Lissabon. Slaagt men niet, dan zou men weten, waarvoor men zou vechten. Hitier moet aftreden. Dat wordt oplossing." Hoe irreëel achteraf het aandringen op het aftreden van Hitier lijkt, het is niet onbe langrijk, dat de hier aangeduide gedach- tengang niet met die van Berggrav iden tiek was. Werelriraari- In het nummer van februari 1940 van „Oecumenische Berichten" begint een mededeling over de conferentie in Hotel Zilven met de woorden: „Het uitvoerend comité van de Wereldraad vergaderde be gin januari in Holland" (Hotel Zilven, Loe- nen) en dan volgen enkele bijzonderheden over wat toen besloten is. Ook het officiële verslag van de conferentie in het archief van de Wereldraad der Kerken in Genève geeft geen aanleiding tot het vermoeden dat er toen ook andere zaken besproken zijn. In werkelijkheid zou men bijna kun nen zeggen, dat er in Hotel Zilven gelijk tijdig twee conferenties geweest zijn, die echter alleen formeel te scheiden zijn: de bovengenoemde en een ontmoeting van Scandinavische met Engelse en Franse kerkelijke leiders in het bijzijn van perso nen uit andere neutrale landen. Wanneer men weet dat Hintzen op de conferentie een welkomstwoord heeft ge sproken en dat Hintzen en Van der Man dele als gastheren gefungeerd hebben en de kosten geheel of gedeeltelijk hebben betaald, dan is er wel een heel duidelijke relatie met het voorafgaande. Wanneer en waar het plan voor deze con ferentie opgekomen is, valt moeilijk te zeggen. In deze vorm was het niet hele maal, wat Hintzen had gewild, want deze noteerde in zijn dagboek: „Conferentie Zilven. Krijgt deze niet een geheel ander karakter dan ik in mijn waan bedoelde? Verantwoord tegenover v.d. Mandele? Bidden dat het ergens goed voor is." Ongestoord De Zilven was een groot herenhuis in het dorp Loenen op de Veluwe. In de jaren dertig werd het als dependance van Hotel Beekhuizen in Velp als hotel geëxploi teerd. Door zijn nogal geïsoleerde ligging kon men er van een vrijwel ongestoorde rust genieten, waar door de toenmalige minister-president De Geer en andere ge bruik van werd gemaakt. Daar werd van 5 tot en met 8 januari de door Hintzen en Van der Mandele georganiseerde oecume nische conferentie gehouden, die steun zou moeten geven aan de bemiddelingspc- - ging van Berggrav. Deelnemers waren: del. aartsbisschop van Uppsala, E. Eidem, de aartsbisschop van York, W. Temple, de bisschop van Chicester, G. Bell, de bis schop van Oslo. E. Berggrav. A. Koechlin (Zwitserland), E. G. Gulin (Finland), M-. Boegner (Frankrijk), Ch. Guillon (Frank' rijk). H. Carter (Engeland). W. Paton (Enf geland), M. Chenevière (Zwitserland), R-' - P. Barnes (Veren. Staten), S. F. H. JC t Berkelbach van der Sprenkel (Nederland) l - en W. A. Visser 't Hooft. H. Schönfeld en N.- Ehrenstrom van het secretariaat van dé- Wereldraad. Was de conferentie niet geheel wat Hint-, zen gewild had, Berggrav bereikte er niet' wat hij gehoopt had. Na een kort exposél over de bijzondere omstandigheden dié' tot deze bijeenkomst hadden geleid en~- over de taak van de Kerk, zich actief voor de vrede in te zetten, werd Berggrav al spoedig concreter. De aanwezigen dien den aandrang uit te oefenen op hun regei Z ringen om oorlogsdoelen en vredesvoori 1 waarden te formuleren. M. Boegner ver- - zette zich tegen wat naar zijn mening- alleen maar een concessie aan Duitsland betekende en kreeg hierbij steun van Koechlin, Berkelbach en Visser 't Hooft, terwijl anderen als Eidem en Carter Berg grav bijvielen. Na deze inleidende schermutselingen - vroeg Berggrav om een gemeenschappe-* lijke Engels-Franse verklaring die hij in Berlijn zou kunnen tonen. De Engelsen waren hiertoe bereid, maar de Fransen weigerden. Een dringend beroep van dé Fin op de Westelijke landen om zich met - Duitsland te verzoenen en zo Finland eri - het christelijk geloof van het bolsjewisme te redden, bracht hen niet van hun stuk. Boegner stelde tot zijn teleurstelling vast, dat de bij de maaltijden en bij een deel derül gesprekken aanwezige Nederlandse gast vrouwen en gastheren op een vergelijk met Duitsland hoopten. Na de conferentie in Hotel Zilven van Berggrav enkele dagen in Genève, waar het bestuur van de Wereldbond der Ker- ken vergaderde. Hier werd een mede door Berggrav ondertekende oproep aangeno- men, waarin om vredesvoorwaarden en een staking der vijandelijkheden werd ge vraagd. Had Berggrav hier dus meer be reikt dan in Hotel Zilven, het minste sue- ces had hij bij zijn bezoek aan Berlijn. Al liet hij hier de door de Engelsen in Hotel Zilven opgestelde verklaring zien, men toonde zich niet (meer) in Berggravs be middeling geïnteresseerd Verschuivingen Berggravs bemiddelingspoging had bin nen de oecumenische beweging de me ningsvorming met betrekking tot de pro- - blematiek van oorlog en vrede in eenl versnellingsproces gebracht en tot niet;* onbelangrijke verschuivingen in diverse- standpunten geleid. Het hoeft nauwelijks.' betoog, dat de actie van Berggrav uitein-' delijk de leiders van het Derde Rijk in de - kaart had gespeeld. Ze gaf hun de moge-1 - lijkheid door onderhandelingen te krijgen Z waarvoor anders gevochten moest worden. - Ze stelde hen ook in staat door de grote aandacht die de bemiddelingspoging kreeg, hun uiteindelijke bedoelingen een tijd lang te versluieren en ze verzwakte buiten en daardoor wellicht ook in Duits- land zelf de weerstandskracht tegen het nationaal-socialisme. Juist in deze tijd kwam in ons land de eindredactie van de „Amersfoortse stellin gen" gereed, waarin J. Koopmans en J. Eykman een belangrijk aandeel hadden gehad. Paul Scholten was de enige van de hoogleraren geweest, die had durven on dertekenen. Hier evenals in de kringen rond „Tijd en Taak", „Kerk en Vrede" en „De Reformatie" werkten de ervaringen in Duitsland tijdens het Derde Rijk door en brachten een heroriëntatieproces op gang van een minderheid, die hierdoor op wat ging komen, beter was voorbereid. ten zij angstvallig over hun neutraliteit. Hun regeringen werden hierbij door de meerderheid van de bevolking gesteund. Typerend voor het standpunt van de Ne derlandse regering was het antwoord van minister-president De Geer bij de algeme ne beschouwingen in de Eerste Kamer: „Geloof volledig in het woord van de Re gering en in haar kracht om daarnaar te handelen; handel er ook zelf naar, te allen tijde en in alle opzichten; gij zult daardoor het gebouw onzer neutraliteit verstevigen en het buitenland er te dieper van over-, tuigd doen zijn.... Want gij dient daarmee de hoogste belangen van ons land en van ons werelddeel. Iedere neutrale Staat, aan welke neutraliteit onbepaald geloofd wordt, is in deze donkere tijd een lichtto ren, waarvan redding kan uitgaan. Dit geldt ook en vooral van ons land!" Kwrlfpn li Hadden de bemiddelingen en het uitblij ven van een Duitse aanval op Nederland het neutralisme in zijn pleidooi voor afzij digheid, bemiddeling en vrede versterkt, toch waren er die er anders over dachten. Al half augustus had C. L. Patijn in een Kroniek van het nieuwe tijdschrift „Woord en Wereld" geschreven, dat het agressieve karakter van Hitiers buiten landse politiek zo duidelijk aan de dag getreden was, dat een kerkelijk vredesini tiatief gevaarlijk was en geen. concessie meer mocht worden gedaan. De jurist Paul Scholten had in een artikel „Over de toekomstige vrede" onder meer gesteld: „Ik zie niet, dat thans ons land daarbij een taak zou hebben. Het vredesiniiatief van de Koningin en de Koning van België is mislukt. Het beeld, dat de stand van de oorlog geeft, biedt niets wat op vrucht baarheid van publicatie van overdenkin gen daarover zou wijzen. Doch ieder die het kwaad van de oorlog ondergaat mag zich bezinnen op een andere vraag: niet wat concreet de voorwaarden voor de vre de zullen zijn, maar wat het inhoudt, dat het vrede moet worden Een iedejf be geert de vrede als iets definitiefs. Doch hij begeert zijn vrede. En daarin zit de tegen spraak." Oecumene In die tijd werden zijdelings enkele Neder landers J. Eykman, H. Kraemer, M. C. Slotemaker de Bruine, N. Stufkens be trokken bij een discussie tussen de theo loog Karl Barth en de secretaris-generaal van de Wereldraad der Kerken in oprich ting, W. A. Visser 't Hooft, over de vraag of de oecumene haar stem zou moeten laten horen. Barth had aan Visser 't Hooft ge vraagd, waarom de oecumene tot dusver had gezwegen. Het zou zeker niet de be doeling zijn, dat de oecumene zich met de ene partij moest identificeren, maar zou een antwoord op enkele „van christelijk standpunt uit beslist relevante" vragen niet noodzakelijk zijn? Visser 't Hooft bevond zich in een niet gemakkelijke positie. Hij had net moeiza me onderhandelingen in Berlijn achter de rug, omdat hij de deur naar Duitsland en dus ook naar de Belijdende Kerk open wilde houden. Ook verkeerde de Wereld raad nog in een stadium van opbouw en lag het gewicht van de oecumenische be weging nog veel meer bij de kerken en organisaties in de diverse landen dan bij „Genève". Bovendien was vanuit Scandi navië een kerkelijk en politiek vredesof fensief gelanceerd. Na overleg schreef hij enkele weken later terug, dat ook hij een reactie van de De voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel, mr. K. P. van de Mandele was heel nauw betrokken bij de kerkelijke vredes pogingen in de winter van 1940. Vier maanden was de tweede wereldoorlog aan de gang toen hier, in hotel Zilven in Loenen op de Veluwe, kerkelijke leiders uit West-Europa bijeenkwamen en een poging ondernamen om tot vrede te komen. Het hotel is in de oorlog afgebrand, (foto: archief gemeente Apeldoorn) oecumenische beweging gewenst achtte, maar dat het hem nog niet duidelijk was, wat er zou moeten worden gezegd. Daarbij zou namelijk niet alleen een geestelijk neutralisme, maar ook een stimuleren van een kruistochtmentaliteit bij Engeland en Frankrijk vermeden moeten worden. Vooral voor het laatste was Visser 't Hooft bang. Hij stelde aan Barth een nader beraad voor, waarbij ook enkele Nederlan ders zouden worden betrokken. Barth voelde weinig voor een dergelijk beraad en Visser 't Hooft schreef aan Eykman: „Het is toch niet zeker, dat de beslissing van Barth en de beslissing van kerken die nu eenmaal niet in geheel dezelfde situa tie staan als Barth, eenvoudig moeten samenvallen." Zij die in Nederland door Visser 't Hooft bij deze discussie betrokken waren, dach ten daar niet gelijk over. Neigde Patijn er toe het standpunt van Barth af te wijzen, H. Kraemer vond dat de oecumenische beweging een duidelijker taal moest gaan spreken: „Er komt een moment dat het getuigenis van de waarheid moet gaan boven de waarde van de eenheid Men kan en moet er bij blijven dat geen enkele menselijke zaak met Gods zaak ident is, ook niet datgene wat men op het ogenblik als een „Crusade of Christian Civilisation" proclameert. Dit sluit echter m.i. niet uit dat de Kerk, terwijl zij zegt niet over Gods zaak te beslissen, toch de overtuiging heeft dat een bepaalde kant in de ganse constellatie nu eenmaal, half nolens half volens, werkelijk gestel is voor de taak om overeind te houden, datgene wat wij dan maar even voor het gemak met de naam „Christian Civilisation" aanduiden, ter wijl wij daarbij dan bedenken dat deze term, meer haar waarde krijgt uit het geestelijk geheel, waartegenover het staat, dan uit zichzelve. In die zin acht ik het mogelijk dat de Kerk dit uitspreekt en zegt dat zij dit in deze tijd een ding van onovertreffelijke waarde vindt." Deze dis cussie zou voor de oecumenische bewe ging sneller actualiteitswaarde krijgen dan sommigen meenden. In die tijd trok een bemiddelingspoging van de lutherse bisschop van Oslo, E. Berggrav, sterk de aandacht. Hier zal iets uitvoeriger op worden ingegaan, omdat ze door bepaalde groepen en personen in ons land werd gesteund. Bovendien zou dit initiatief het hoofdthema worden van een in januari 1940 In Hotel Zilven bij Apel doorn gehouden internationaal oecume nisch beraad. 'Allen schuldig' Al vrij snel na het uitbreken van de Twee de Wereldoorlog had Berggrav tot vrede opgeroepen. In een ook in ons land be kend geworden oproep zei Berggrav onder meer: „Wij moeten beginnen, de vrede voor te bereiden vanaf het moment zelf, dat de oorlog is uitgebroken. Kunnen wij, neutralen, iets daarvoor doen? De neu trale „toeschouwershouding" is ons eerste gevaar. Neutraliteit in een oorlog bete kent, dat wij onze stelling van actieve strijd voor vrede moeten innemen. Want anders zullen wij louter de zaak van het kwade dienenKennen wij de diepste oorzaak van de oorlog? Het is de hele vicieuze cirkel van zelfzucht in deze we reld, die achter die alles schuilt. Wij zijn allen in gelijke mate schuldig aan deze oorlog, want wij zelf hebben toegelaten, dat wij op de stroom werden meege voerd Zullen de neutrale leiders, of liever zal de gezindheid in onze landen en onze denkwijze er naar streven, ons eigen vege lijf te bergen, of zullen wij onszelf verantwoordelijk stellen voor het behoud of de vernietiging van het mensdom?"

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11