LUülJL
Uren tellen
iet in circus
'Het applaus
is onze
beloning'
'Wel hard
werken maar
je bent vrij'
'Ik hoef er niet
rijk van te worden'
eze pagina werd samengesteld door Haro Hielkema
kst), Rob Hendriksen (foto's) en Peter Dekkers (vormgeving).
tRDAG'sV^ÉI1 1980
TROUW/KWARTET 13
f
In 47 landen heeft Bill
Williams in circussen
gewerkt, vier wereldde
len heeft hij in tenten
en caravans bereisd.
Dit jaar is hij een at
tractie in het piepklei
ne circus Piste. „Hoe
kleiner een circus is,
hoe gezelliger is het
ook. En hoe meer wer
ken de artiesten er met
hart en ziel."
Bill is een Belg, naar schat
ting 52 jaar. Hij werkt met
lasso's, met een verdwijntruc
en met vlijmscherpe messen.
Vroeger werkte hij met zijn
vrouw, daarna met zijn doch
ter en sinds 'een aantal jaren
met de vriendin van zijn
dochter, Cindy. Circus Piste
profiteert niet alleen van de
kwaliteiten van Bill, maar
ook van diens vindingrijk
heid en activiteiten op allerlei
terreinen. Het is misschien
een vreemd gezicht, als Bill in
de pauze van de voorstelling
nog even wat affiches op re
clameborden staat te plak
ken. „Je moet je tijd benut
ten," is zijn commentaar.
Uren tellen niet in het circus,
aldus Bill, die bij Piste al heel
wat schilderwerk verricht
heeft, bij het afbreken en op
bouwen vooraan staat en
daar tussendoor nog tijd
vindt om zijn nummers te
verbeteren. „Nu, in het begin
van het seizoen, is iedereen
in keihard aan het werk. Als het
wat mooier weer wordt, is al
les in orde en dan komt onze
vakantie."
Circusgasten moeten artis
tiek bloed in de aderen heb
ben, vindt Bill, die de zoon
van een kunstschilder is en
vele muzikale familieleden
heeft. „Ik heb alle artistieke
N dingen van de familie overge-
5 nomen. Ik maak muziek, al
kan ik geen noot lezen. Ik
li schrijf boeken, voornamelijk
circusverhalen en ben een
beetje een kladschilder. Ik
1 ben messenwerper geworden,
omdat ik niet graag hard
1 werk. Ik droomde vroeger al
tijd iets te worden wat weinig
anderen zijn. Jongleurs wa-
I ren er genoeg, acrobaten ook.
Daarom ben ik me gaan toe
leggen op de messen en op
een cowboy nummer."
Bill Williams heeft zich zijn
I kunsten zelf aangeleerd.
„Wat ik doe, doe ik van natu
re. Ik geloof dat het circus in
het westen heel anders is dan
achter het IJzeren Gordijn.
Daar gaat men naar de cir-
cusschool en wordt alles on
derwezen, tot het glimlachen
tegen het publiek toe. Een
circusartiest uit die landen
heeft geleerd naar alle kanten
in de tent te glimlachen, ook
al is er een gedeelte leeg.
Maar dat is niet echt, dat is
„muil trekken", dat is
gemaakt.
De Belgische artiest heeft al
heel wat baantjes achter de
rug. 's Winters stond hij
meestal in nachtclubs, op Cy
prus werkte hij in een open
luchttheater en op schepen
trad hij op als entertainer.
Toch is hij in het kleine circus
Het is in Nederland in
kende circussen. Met Pasen waren er een stuk of elf, in de
zomermaanden komt het immense circus Krone de oostgrens
over en tussendoor fladderen er nog wat kleinere buitenlandse
gezelschappen. Alsof het niets kost, schoten dit jaar drie nieuwe
circussen omhoog: Bassie en Adriaan stapten de piste in en al
heeft hun gezelschap volgens insiders eigenlijk niets met circus
te maken. (Het is anti-reclame') vooral dankzij de sponsoring van
de TROS loopt het bij hun voorstellingen storm. Oud-artiest Hans
Martens zag een jongensdroom in vervulling gaan door de
oprichting van het middelgrote circus Holiday. En tenslotte gaf
ex-kunstrijdster Sjoukje Dijkstra de vergane glorie van haar
heel tevreden: „In een klein
circus verdient een artiest
veel meer dan in een groot
circus. Bovendien gaat het er
in een klein gezelschap veel
familiairder toe; men neemt
werk van elkaar over an
ders komt alles op de rug van
de directie neer."
„Eind oktober, als de toernee
afgelopen is, ga ik weer naar
mijn appartement in Brussel.
Daar vier ik dan mijn vakan
tie. Ik hoop dan dat ik voor
dit circus iets gedaan heb,
dat ze iets aan me gehad heb
ben. Anders ben ik als artiest
niet veel waard. In hele grote
circussen kun Je het je per
mitteren om alleen maar je
nummer te brengen, maar in
kleine gezelschappen kan dat
niet. Dan moet Je in elk geval
twee nummers hebben en
binnen de circusgemeen
schap volledig meedoen."
Bill zegt er helemaal geen
moeite mee te hebben als de
tent maar met een kleine
schare toeschouwers is ge
vuld. „Dat is het grootste pro
bleem niet. Het gaat erom dat
je het publiek weet te pak
ken. Daar heb je drie secon
den de tijd voor. In elke
plaats is het publiek weer an
ders, daar moet je rekening
mee houden. Geloof maar dat
vooral een clown het vreselijk
moeilijk heeft."
De kinderen die in Nederland
naar het circus gaan, vindt
Bill „heel sympathiek". Maar
met de jeugd die niét in de
tent komt, heeft hij minder
op. „Dit seizoen is nog maar
kort, maar ik heb nu al een
jongen een aframmeling gege
ven, die bezig was het hoofd
touw van de mast los te ma
ken. We hebben jongens ge
pakt, die gaten in het tentzeil
brandden en van de tachtig
reclameborden die we in Lun-
teren hadden uitgezet, kwa
men er twee heel terug. De
vernielzucht die ik in Neder
land meemaak, vind ik on
voorstelbaar. Zelfs in de
meest ohderontwikkelde lan
den blijven de borden weken
lang staan zonder dat ze ka
pot gemaakt worden. Ik denk
dat hier de kinderen vernie
lingen aanrichten, die van
hun ouders niet naar het cir
cus mogen. Dan beginnen ze
te treiteren."
„Daar staat gelukkig het ap
plaus van het publiek in de
tent tegenover. Dat is onze
grootste beloning," zegt Bill.
„Binnen de ring is het leven
trouwens anders dan buiten.
In de piste toon je een la
chend gezicht, ook al heb je
kort tevoren met je partner
ruzie gehad. Het publiek
komt echter niet voor een dis
cussie tussen een man en een
vrouw, ze komen om ver
maakt te worden. Vandaar
dat we onze ruzie direct na
ons optreden buiten de tent
voorzetten, dat komt wel
voor."
„Ik ben geen robot. ,Jk ben
ook maar een mens", zegt hij
tenslotte, nadat hij Cindy tij
dens de voorstelling met één
van de messen een schaaf-
wondje heeft bezorgd. „Dat
gebeurt zo'n zes keer per jaar.
Het betekent dat ik de ko
mende dagen nog veel meer
geconcentreerd aan m'n
nummer moet werken."
Chef-kok was Willem
van Boekschoten van
z'nxvak, maar zijn hele
leven had hij een klein
circus willen hebben.
Negen jaar geleden
hakte hij de knoop door
en stortte hij zich in het
avontuur. Nu is hij di
recteur van het circus
Piste. „Ik moet nu veel
harder werken dan
vroeger om m'n brood
te verdienen, 't Is geen
rijkdom, maar we zou
den van z'n levensda
gen niet meer terug
willen."
Piste is een klein circus. Het
gezelschap telt dertien vol
wassenen en zes kinderen en
heeft vaak een verblijf van
één of twee dagen in een
plaats. „We doen alles zelf:
wij bouwen op, maken zelf
reclame, plakken daar bor
den voor en zetten die zelf
uit," zegt Van Boekschoten.
Het dagelijks patroon van de
circusgasten bestaat meestal
uit een middag- en een
avondvoorstelling, tent af
breken en een paar uur rijden
naar de volgende stand
plaats. Dat gaat zo zes dagen
per week achter elkaar door.
„Zondag moeten we op ver
haal komen en doen we klus
sen die door dat voortduren
de reizen maar verslomme
ren. Bovendien storen we op
die dag tenminste geen men
sen die naar de kerk willen en
het vervelend vinden dat je
aan het opbouwen bent."
Als kind liep Van Boekscho
ten al telkens om de circus-
wagens in zijn woonplaats
heen: „Als ik die sfeer proef
de, werd ik er helemaal gek
van. Toen we de plannen voor
een eigen drcusje rond had
den, hebben we een tractor
gekocht, een vrachtwagen,
een caravan, een paar bokjes
en een paardje. Mijn zoon
heeft een paar nummers in
gestudeerd en ik begon zelf
als fakir op te treden. Zo zijn
we begonnen."
Willem van Boekschoten mag
dan uiterlijk veel weg hebben
van de vroegere Dikke Deur
uit Pipo de Clown, zijn direc
teurschap stelt heel andere
eisen. Vóór de voorstelling
bedient hij soms afgewis
seld door zijn vrouw de
kassa, in de piste brengt hij
zijn fakir-nummer en ver
toont hij een paard dat kan
tellen en in de pauze roert hij
suikerspinnen. Tussen de be
drijven door regelt hij de
brandstofvoorziening van de
wagens en overlegt zónodig
over het terrein in de volgen
de standplaats.
„Als directeur zal je wel dui
zenden guldens verdienen
denkt men. Geloof het maar
niet," zegt Van Boekschoten.
„Wij gaan nooit uit. Als Je in
het voorjaar wat verdiend
hebt, moet je dat opsparen
voor de slechte tijden in de
zomer. Doe je dat niet, dan ga
je er op den duur aan." De
circusfamilie mist de rustige
zomeravonden wel, zegt hij:
„Maar ik héb mijn vrouw en
mijn kind en daar ben ik best
tevreden mee. Ik zou 's mor
gens niet vroeg naar m'n
werk kunnen en dan 's
avonds thuis komen, terwijl
m'n vrouw met de pantoffels
klaar staat. Dat zou voor mij
niks zijn."
Zijn vrouw Henny is al net zo
enthousiast. „Want al is het
dan hard werken, je bent vrij.
Je hebt geen baas, van wie je
een kwartiertje mag koffie
drinken en dan weer aan het
werk moet. De ene dag ga je
door van 's morgens vroeg tot
's avonds Iaat, de andere dag
ben je een paar uur vrij."
Henny was verkoopster, had
nog nooit een circus van bin
nen gezien. Nu ze er middenin
zit, zou ze niet anders meer
willen. „Al die dieren om Je
heen en dan die blije gezich
ten van de kinderen. Ik zou
niet meer in een rijtjeshuis
willen. Wij hebben nu elke
dag iets anders te verwach
ten: het terrein, het publiek,
het is altijd anders. Ik zie me
alweer in de winkel en maar
wachten tot de volgende
klant komt"
Het zijn vooral kleine kinde
ren, die bij circus Piste bin
nenkomen. Vaak worden ze
door hun moeder bij de in
gang afgeleverd om twee uur
later weer afgehaald te wor
den. „In een groot circus wor
den die kleintjes vaak bang,
daar vinden ze de wilde die
ren eng," zegt Henny, die in
de piste een nummer met
kleine honden doet. Maar de
directrice van Piste fungeert
af en toe ook als knecht in de
tent en sleept dan ook met
attributen voor het volgende
nummer.
„Het is fijn om met een klein
circus rond te trekken," zegt
Willem, die dit jaar voor het
eerst een artiest van buitenaf
heeft aangetrokken voor de
toernee, een ervaren Belgi
sche kunstenaar. „Iedereen is
even vriendelijk tegen je, met
gemeenten hebben we nooit
problemen. Als we in Harme
ien staan, komt de burge
meester ons al zwaaiend tege
moet. De mensen rekenen ge
woon op je, vinden het leuk
dat je komt. Soms nodigen ze
de hele club uit om een bor
reltje te komen drinken.
Vroeger kreeg je nog wel eens
stroom en water aangeboden.
Het is haast te druk nu. Er
komt niks van om de kassa 's
middags een paar uur dicht
te houden. En wat voor tijd
we kwijt zijn met reclame
maken! Vroeger zette ie in
een plaéts 25 borden, nürnoet
je er 80 plaatsen zo groot
zijn ze^eworden. En dan mag
je blij zijn als je er tien heel
huids na de voorstelling te
rugvindt."
Geen
voor
van eikaars plannen af. zelfs
zijn circus: 'Als ik het gewetl^^Bjflas ik er
Zijn bange voorgevoel voor nMiiRnde jaar
is inmiddels als beantwoord: Kossmayer kreeg zijn toernee door
Nederland lang niet rond en moest zijn heil zoeken tot kleinere
plaatsen en langere periodes. Begin mei wierp hij het hoofd in de
schoot: circus 'Sjoukje Dijkstra' bestaat niet meer.
Tevergeefs heeft de werkgroep 'Circus' na een symposium over
gepro
beerd de krachten in de circuswereld te bundelen. De directies
bleken het onderling teveel oneens te zijn. En dat nog wel terwijl
gezamenlijk optreden een betere staanplaatsenregeling, vrijstel
ling van wegenbelasting voor circus wagens, subsidies, een gun
stiger oordeel van het publiek over het circusleven en alles bij
elkaar meer publiek zou kunnen bewerkstelligen.
Ruim één miljoen mensen komen er jaarlijks in de wereld van
romantiek en klatergoud. Aohter de coulissen is het evenwel
keihard werken voor de mensen, die allemaal zeggen dat ze niet
anders zouden willen.
Met grote handschoe
nen loopt Hans Mar
tens over het circuster
rein. „Ik ben zó terug,
even nog wat doen."
Even later komt hij in
een grote vrachtwagen
voorbij, loopt dan met
een paar planken te
sjouwen en heeft ten
slotte tijd. Meneer de
directeur, maar wel
knoerthard werken.
„Het circusbedrijf staat nooit
stil," zegt Martens, die dit
jaar met compagnon Willem
Smitt circus Holiday startte.
Na vele jaren als artiest aan
de trapeze te hebben gehan
gen, is hij nu zelf de baas. Is
hij eigenaar van wat hij
noemt: een complete stad,
met mensen, kinderen, die
ren, woningen, auto's. Het be
tekent ook, zegt hij, „dat je
voor iedereen klaar moet
staan, al is het midden in de
nacht."
Martens weet nauwelijks be
ter dan het leven in het cir
cus. Zijn moeder was dresseu-
se, zijn vader begon wel in de
horeca maar stapte over naar
het circus. Hans werd in het
circus geboren en stapte al op
zijn vijfde de piste binnen: als
postiljon op de Hongaarse
postkoets. Met een zusje en
twee nichtjes verrichtte hij
acrobatiek op een paard,
deed vijf jaar vliegende tra
peze, maar stopte na een on
geluk „omdat het teveel jaren
werk zou kosten om weer op
nieuw te beginnen."
Hans werd bedrijfsleider in
circus Mikkenie, deed er za
kelijke ervaring op, behaalde
nog wat diploma's en zag
toen zijn grootste wens in ver
vulling gaan een eigen cir
cus beginnen. „Ja, waarom?
Waarom wordt iemand zee
man? Als het slecht weer is,
verklaart iedereen je voor
dom. Schijnt de zon, dan
vindt men .het circusleven
prachtig. Het gaat om de hele
sfeer in het circus, de verhou
dingen onder elkaar, het el
kaar nodig hebben van de
kleinste tentarbeider tot de
grootste artiest. Als topar
tiest kun je niet werken zon
der tentpersoneel. Maar de
sfeer wordt ook bepaald door
het feit dat je iets anders doet
dan „normale" mensen. Der
gelijke baantjes zouden ons
niet liggen."
Het circus is de enige cultuur
vorm die in de loop van de
tijd is blijven bestaan, zegt
Martens. „Ik geloof niet dat
het circus ooit zal verdwij
nen. De mensen willen het
gewoon, de romantiek, het
avontuur, het zien van iets
dat men zelf niet kan. Het
circus beleeft op dit moment
een bloeiperiode. Dat is een
teken dat men zich wil amu
seren. Ons doel is ook dat
ménsen vanaf het begin van
de voorstelling alles vergeten
en zich losmaken van de alle
daagse zorgen."
Het romantische waas, dat
over het circus hangt, is ook
achter de schermen aanwe
zig, meent hij. „Het is voor de
mensen niet belangrijk hoe
veel ze verdienen, als ze maar
in het circus zijn. Voor de rest
is een artiest net zo'n nor
maal mens als ieder ander.
Hij kent ook zijn gezinsleven,
qua luxe hoeft hij niet voor
een ander onder te doen. Het
is alleen keihard werken.
Moeheid valt echter weg, als
'het publiek enthousiast rea
geert. Alles wordt afgestemd
op het publiek."
Van Hans Martens hoor je
geen slecht woord over het
circusleven. „Er zijn natuur
lijk tegenslagen. Het weer,
wagens die blijven staan, pro
blemen die je moet zien op te
lossen. Toch heeft dat mij
nooit ervan weerhouden om
zelf een circus te beginnen. Ik
wilde het al in mijn jeugd.
Dat ik toen van de ene plek
naar de andere moest trek
ken, was alleen maar leuk.
Als kind gingen we in iedere
plaats waar we stonden, naar
school, soms twee soms veer
tien dagen. Dat was geen pro
bleem. Over het algemeen la
gen wij vóór ten opzichte van
andere kinderen. Want als we
een korte periode op een
school zaten, kregen we altijd
extra aandacht. Wij leerden
stukken sneller. Het is vaak
geprobeerd om het optreden
van kinderen te verbieden,
maar wij kregen ontheffing
mede vanwege onze goede
rapportschriften. Ik heb nu
zelf een dochter van veertien,
die met ons meereist. We ho
pen binnenkort met subsidie
van het rijk een school voor
circuskinderen te beginnen."
Hans Martens gelooft dat cir
cuskinderen niets missen in
vergelijking met andere kin
deren. „Onze kinderen reizen
veel, de talenkennis krijgen
ze mee. Mijn dochter kon op
haar vierde al lezen. Ze zal
alleen niet zoveel sociaal con
tact met andere kinderen
hebben, maar daar heb ik ook
nooit last van gehad. Ze
krijgt hier balletonderricht,
een orkestlid geeft haar mu
ziekles. Ze is tegen iedereen
altijd erg open en ze is keurig
netjes in haar woorden. Ik
denk dat andere kinderen
meer missen dan zij."
Martens vecht tegen het „ne
gatieve oordeel over de circu
sartiest", dat volgens hem in
de meeste gevallen niet geba
seerd is op persoonlijke erva
ringen. „Circusartiesten zijn
keihard werkende mensen,
die eigenlijk weinig tijd voor
een privé-leven hebben en
dus aan „gekke dingen" niet
toekomen. Natuurlijk doen
circusmensen wel eens ver
keerde dingen. En het kwam
wel eens voor dat een circus-
wagen dwars door een voor
tuintje reed omdat dat korter
was. Maar dat zijn excessen.
Wij proberen ons zo goed mo
gelijk te gedragen en ons te
schikken naar de wensen van
de gemeente waar we
komen."
De directeur van Holiday
zegt „geen tonnen op de
bank" te verlangen. „Ik hoef
niet rijk te worden. Als we
wat verdienen, kunnen we
dat weer in het programma
steken om dat te verbeteren.
Het geld moet in de roulatie
blijven. Ik geloof dat er in
Nederland voldoende be
staansrecht is voor de circus
sen die er nu zijn. Mijn enige
maatstaf is de opinie van het
publiek. Er is alleen dringend
behoefte aan overleg: over
toemees en staanplaatsen.
Nu is het zo dat sommige
gemeenten veertien aanvra
gen van circussen krijgen.
Dat geeft een concurrentie
strijd, die niet goed is. Wij
hebben onze toernee dit jaar
gelukkig nagenoeg rond kun
nen krijgen, maar andere gro
te circussen konden wel eens
in de problemen raken."
Karl
circus dat echtgenoot
begonnen.