zaak Horst Wessel
went se woorden en gezegden
De grootheid van een
schuchter meisje
is maakten 'souteneur' tot martelaar
taal van oonze volk, dee sprekt oons aan'
Minder werklozen in Zuid-Holland
sDAG 28 MEI 1980
BINNENLAND
TROUW/KWARTET
H 11
(oos van Weringh
sch januari 1930, meer dan
ïd alve eeu^ geleden al-
m werd in Berlijn de stu-
Horst Wessel neerge
wo n. Hij was niet onmid-
:ter dood, maar na een ver-
i het ziekenhuis van een
SjJ }f vijf overleed hij toch
iei ji het Berlijn van die
i waren moordaanslagen,
4«met politieke bedoelin-
an de orde van de dag.
fp die de moeite neemt een aan
t°, tse kranten van toen door te
jkan dat constateren. De
)et ye wijze waarop de nationaal-
a ten van Adolf Hitler hun pro-
j£! a voerden, vooral op straat.
li tan te tegenweer op, in het
tci, er van de communisten. De
ai, van die gewelddadige aansla
i in het vergeetboek van de
n lenis geraakt, maar die op
fessel niet. Deze student, die
"ui is niet meer zoveel aan zijn
juridische studie deed, had het te
druk met de politieke agitatie. En dat
niet alleen: hij was als begin-twintig-
jarige al een beroemdheid vanwege
een door hem gemaakt partijlied,
waarvan de eerste twee regels de be
kendste zijn:
.'Die Fahne hoch! Die Reihen dicht
geschlossen!' SA marschiert mit mu-
tig festem Schritt.'
De aanslag op Wessel, de zoon van
een legerpredikant, die zeer met Hin
denburg bevriend was, brengt een
ongehoorde opwinding teweeg, uite
raard vooral onder de nationaal-soci-
alisten, van wie Joseph Goebbels de
grote spreekbuis is.
Hoe de zaak zich in feite heeft toege
dragen valt nu te lezen in het onlangs
verschenen boek van de Hongaarse
filmregisseur Imre Lazar, Der Fall
Horst Wessel (Belser Verlag, Stutt-
gart/Zurich, 37,50. Lazar heeft in
zijn op een documentaire lijkende
boek een grote hoeveelheid materiaal
bijeengebracht, ook veel nieuw mate
riaal. Horst Wessel was het troetel
kind van de nationaal-socialistische
beweging. Het aantal boeken dat ge
durende de periode van Hitiers rijk
over hem geschreven is loopt in de
tientallen. Allemaal verheerlijkende
boeken, geschreven vanuit de geest
van het heldendom der Germanen.
Lazar begint bij het begin en dat is
minder prozaïsch.
Horst Wessel woont op kamers in de
Grosze Frankfurter Strasze bij me
vrouw Salm, een weduwe. Zij ligt
voortdurend met Wessel overhoop en
wel om verschillende redenen. Eén
daarvan is dat hij een achttienjarig
meisje bij zich op de kamer genomen
heeft, waarvan iedereen in de buurt
weet dat zij in de prostitutie zit of
gezeten heeft. Wessel wordt er dan
ook een beetje op aangekeken dat hij
een souteneur is. Mevrouw Salm zou
hem het liefst op straat willen zetten,
maar durft dat niet Wessel is een
brutale vlerk met een zeer grote
mond. Zij roept dan ook, ten einde
raad, de hulp van anderen in, een
paar mannen die altijd in een cafe
rondhangen waar ook de communis
ten vergaderingen houden. Een van
die mannen kent het meisje van Wes
sel ook erg goed. Zij zijn bereid met
mevrouw Salm mee te gaan haar
man behoorde tenslotte ook tot de
communistische partij en Wessel
eens een lesje te leren. Als zij haar
huisgenoot heeft laten weten dat er
bezoek voor hem is opent hij zijn
kamerdeur en wordt er onmiddellijk
op hem geschoten. De daders vluch
ten de straat op en verdwijnen voor
lopig.
Lazar laat zien, aan de hand van
gegevens uit de Berlijnse politie-ar-
chieven, dat politieke motieven aan
vankelijk niet aanwezig geacht wor
den. In het eerste politiebericht staat,
dat het om persoonlijke problemen
gaat tussen de daders en hetslachtof
ter. waarbij ook een vrouw in het spel
is. In de kranten is dat eveneens terug
te vinden: de hospita heeft wraak
genomen! De eerste berichten over de
aanslag op Wessel zijn dezelfde als
die bij andere aanslagen. Het enige
verschil is, dat bij Wessel steeds
wordt vermeld dat hij de leider was
van een „Sturmabteilung" van de'
Berlijnse SA.
Het blad van de KPD, de communis
tische partij in de Weimarrepubliek,
Rote Fahne, laat in haar berichtge,
ving over de aanslag weten, dat in het
politiebericht zou worden vermeld
dat communisten er iets mee te ma
ken zouden hebben. „Een nieuw be
wijs voor het feit dat in officiële poli
tieberichten een he tze tegen de com
munisten gevoerd wordt," schrijft het
blad. Lazar legt er veel nadruk op, dat
in dit artikel voor het eerst ter sprake
gebracht wordt dat bij de aanslag
communisten betrokken zijn. De
communisten komen daar zelf mee,,
in het politiebericht staat het niet. Na
het eerste bericht gaat Rote Fahne
op uiterst felle wijze door tegen de
nationaal-socialisten en vooral tegen
de politie, waarbij alle registers van
de politieke agitatie worden openge
trokken. Ontkend wordt dat de dader
tot de partij behoort, hij heeft slechts
uit jaloezie gehandeld. Deze gebeur
tenis wordt aangegrepen om de KPD
verdacht te maken. „Arbeiders, zorg
ervoor dat deze leugenpropaganda
teniet gedaan wordt en gooi die leu
genpers uw huizen uit!"
Door de nationaal socialistische pers
wordt hierop even fel gereageerd. Wat
Lazar aanhaalt rechtvaardigt de ver
onderstelling dat nooit zo fel en zo
hard een persstrijd is uitgevochten
als die tussen de communisten en de
nationaal socialisten in de republiek
van Weimar. De Nazi's roepen het
beeld op, dat souteneurs en misdadi
gers ook de dader van de aanslag
hing rond in het wereldje van de
prostitutie in de buurt van de Alexan-
derplatz, bovendien was hij verschil
lende keren veroordeeld wegens an
dere vergrijpen de vaandeldragers
van het rode front vormen. Een paar
dagen na de aanslag wordt het in de
pers van Hitiers partij als vast en
zeker voorgesteld dat de communis
ten de daders zijn. Van een proces is
dan in de verste verte nog geen spra,-
ke, de daders zijn nog niet eens gear
resteerd!
Lazar suggereert in elk geval dat het
de communisten zijn geweest die met
hun merkwaardige berichtgeving in
het eerste uur Horst Wessel tot de
verheven martelaar van het komende
Derde Rijk hebben gemaakt. Op
grond van het materiaal dat hij pre
senteert zou dat gezegd kunnen wor
den, maar ik had wel iets meer willen
lezen over de verantwoording van
zijn materiaal.
Als Wessel eenmaal als propaganda
object is „ontdekt" is er geen houden
meer aan. Goebbels gaat verschillen
de keren bij het slachtoffer op bezoek
en hoewel deze geen woord kan uit
brengen bij de aanslag is hij dwars
door de mond geschoten weet de
minister van propaganda een aantal
uitspraken van Wessel te citeren, die
erop neerkomen dat de strijd tegen
de „roden" met verdubbelde ijver
dient te worden voortgezet. De begra
fenis eindigt in een complete veld
slag. De Berlijnse autoriteiten wei
gerden toestemming te geven voor
het houden van een grote demonstra
tie door de nationaal-socialisten die'
in 1930 nog niet aan de macht zijn).
De gevreesde chaos breekt niettemin
uit.
Lazar laat ook zien dat de moeder
van Wessel, die niet kon instemmen
met de politieke activiteiten van haar
zoon, langzaam maar zeker in de my
the wordt opgenomen. Zij en haar
familie hadden hem al zover gekre
gen dat hij de studie weer zou opvat
ten, het geld daarvoor was reeds aan
wezig, maar het is niet meer zover
gekomen. Haar zoon sterft voor het
komende, nieuwe Duitsland. Zij
wordt gezien als de moederfiguur, die
het beste wat zij had geschonken
heeft. Alle nationaal socialisten zijn
haar zonen. Duizenden straten, plei
nen, parken, scholen, bruggen en wat
al niet meer worden naar Horst Wes
sel vernoemd. Volgens Lazar kregen
in korte tijd 250.000 jongens bij hun
geboorte de voornaam Horst
De daders worden na enige tijd gegre
pen en in september 1930 tot een
tuchthuisstraf van ruim zes Jaar ver-
ere' beeld dat de nazi's oprichtten ter herinnering aan de
Horst Wessel.
-
Jac Lefsz
)elangstelling voor het
keigene is in opmars,
^in het Oostnederlandse.
belangrijk symptoon
fan is de oprichting,
%eleden, van het in de
I ierhoek gevestigde Sta-
Instituut, dat ongeveer
-ke doeleinden nastreeft
e nog prille IJsselacade-
en de inmiddels al op
eerbiedwaardige leef-
gekomen „Fryske". Ook
iteresses voor de streek-
neemt toe. Er is de laat-
aren in dat opzicht met
ie ook veel activiteit in
nte, de boeken in zowel
aver de „moodersprao-
rollen er in opvallend
>o van de persen.
ütgeverij, die hier een beste
meeblaast, is W. G. Witkam in
lede Totnutoe zo'n honderd
yen, betrekking hebbend op
e en Achterhoek, en hiervan
'eer een derde in de streektaal,
verzorgd, heeft Witkam enige
Bieden ook een standaardwerk
markt gebracht. „Twentse
'en en gezegden" door Johan
igack. Helaas is de samenstel-
middels op nog vrij jeugdige
d overleden. Daardoor heeft
in werk niet kunnen voltooien.
nu verschenen is, oriënteert
>P „in en um 't hoes". De be-
Jg is daar een tweede deel op
en volgen, toegespitst op on-
fpen „in en rond de boer-
Gigengack liet er wel een
aantal notities voor na, zodat
tot iemand er toch nog eens
ian de gang kan gaan om het
Idige karwei af te ronden.
totalen luisteren nauw. Het is
üterst subtiele aangelegenheid.
Zittend bij de open vuurkuil ('t lósse veur). Illustratie uit „Twent
se woorden en gezegden".
Vaak een kwestie van nuances, van
schakeringen, voor buitenstaanders
nauwelijks te onderscheiden, voor
ingewijden zeer wel thuis te bren
gen. „De taal van oonze volk, dee
sprekt oons an" zegt de Twent. Ve
len hebben alleen weet van de eigen
„moederspraoke". Weinigen heb
ben een totaal overzicht van het
tamelijk ingewikkeld samenstel
van zelfs verwante streektalen.
Streektalen lopen van streek tot
streek, van plaats tot plaats, van
buurtschap tot buurtschap uiteen.
Gigengack is niet oppervlakkig te
werk gegaan. De oudsten in de
buurtschappen werden geconsul
teerd, nadat men zich had vergewist
van hun authenticiteit. Het boek is
zo „een afspiegeling geworden van
het Twentse taalgebruik aan de
vooravond van de technische revo
lutie."
De spelling is altijd een heel moeilij
ke kwestie. Streektalen lenen zich
beter om gesproken dan om ge
schreven te worden. Afgezien hier
van: ook wie in een streektaal
schrijft, heeft eens leren schrijven
in het Nederlands. Bij het schrijven
in de streektaal laat men zich vaak
leiden door het overeenkomstige
Nederlandse schriftbeeld, als dat
bestaat. In die gevallen, waarin dat
hulpmiddel geen houvast biedt,
worden „eigen" tekens gebruikt. Zo
groeide er een spellingsgewoonte,
die, hoewel niet uniform, omdat er
geen officiële schrijfwijze van het
Twents bestaat, toch een vrij alge
mene gedragswijze laat zien. Gigen
gack heeft zich (het zou te ver voe
ren er nu dieper op in te gaan) bij
deze lijn aangesloten. Om de lezer
vertrouwd te maken met de manier
waarop de Twent zich uitdrukt of
uitdrukte, heeft hij zijn boek ver
deeld in een 25-tal rubrieken. De
wereld waarover hij spreekt, is nog
een agrarische wereld. Meestal wor
den de rubrieken nog weer onder
verdeeld. Zo is er een pericoopje
speciaal gewijd aan „den houwliken
staot". Enkele voorbeelden daaruit.
Op het Twentse platteland wordt
een uithuizige vrouw vrij algemeen
ne jSpse, loopjSpse of lomschuut
genoemd. Struikelt een man, die
een goedzak is, over een drempel,
dan wordt gezegd: „Valt miej den
sul over nog oaver 'n zul". Voor
vrouwen, die kijfachtig zijn. venij
nig uit de hoek kunnen komen een
scherpe tong hebben, bestaan er
allerlei uitdrukkingen: ne hap-
scheer (Hengelo), ne bekscheere
(Rijssen), nen houwbek (Weerselo),
'n kaekelgat (De Lutte) enz. Een
man, die het bij de polonaise altijd
laat afweten, heet nen heulten
Klaos. Zo iemand vormt nogal eens
een echtelijke combinatie met een
wat opzichtige, zelfs wat lichzinnige
vrouw, die in Diepenheim ne flem-
me wordt genoemd. De middeleeu
wen met hun sotternieën zijn in dit
taalgebruik dichterbij dan men wel
denkt. Overigens, de tegenstelling
zijn lang niet altijd zo groot. In het
algemeen geldt: oop eiken pot past
wa ne stólpe. In zijn boek noemt
Gigengack tweetaligheid een mo
dern wapen tegen vervlakking en
vervreemding. Maar, zegt hij, dan
zal de overheid wel steun moeten
verlenen. „Naast een met gunsten
omgeven bovengewestelijke taal
dient er ook plaats te zijn voor
geprivileerde streektalen, gekoes
terd in cultuurbeleid, taalpolitiek
en moedertaalonderwijs."
Uitgeverij W. G. Witkam, Ensche
de: „Twentse woorden en gezeg
den" door Johan Gigengack, deel 1.
Geïllustreerd. 196 Pagina's 92,50.
oordeeld. De rechtszitting wordt op
nieu^ door verschillende partijen
aangegrepen voor het voeren van mi
litante propaganda. In Rote Fahne
worden de vonnissen omschreven als
de brutale oordelen van een klasse
vijandige rechter. Het blad dat zich
eerder van de daders gedistantieerd
had neemt hen nu in bescherming en
noemt hen zelfs „kameraad". Het
spreekt vanzelf dat de nationaal-soci-
alis tische pers de vonnissen onge
hoord mild vindt en uitlegt als een
bewijs van corruptie van de democra
tische justitie.
Op 30 januari 1933 komt Hitier aan de
macht en vordt Horst Wessel een
„staatspersoonlijkheid", die bij elke
zich voordoende gelegenheid her
dacht en geëerd wordt. In 1934 wor
den ineens drie medeplichtigen ont
dekt, die in 1930 ook van de partij
zouden zijn gefeest en uiteraard vior
den zij als communisten aangeduid.
Er komt een tweede proces. Onthul
lend is om te lezen in hoe korte tijd de
heren van de justitie zich het Jargon
van het nieuwe Duitsland hebben ei
gen gemaakt Zij hebben zich volle
dig in dienst gesteld van Hitiers „ge-
jsundes Volksempfinden". Iwee ver
dachten worden tot de doodstraf ver
oordeeld, de derde tot zes jaar tucht
huis. De doodvonnissen worden ook
voltrokken, waaraan in de pers uit
voerig aandacht wordt besteed. Lazar
heeft een officieel protocol van de
executie gevonden, waaruit blijkt dat
de een, vlak voordat door de beul zijn
hoofd van de romp gescheiden werd,
nog riep dat hij onschuldig was en de
ander: „Heil, mein Führer!" Niemand
weet of dit laatste ironisch bedoeld is
geweest. Het geval Horst Wessel was
dat in elk geval niet, zoals uit dit
belangwekkende en hoogst boeiende
boek kan blijken.
Horst Wessel
Van een onzer verslaggevers
ROTTERDAM De werkloosheid in loze mannen, ondanks een daling van
Zuid-Holland onder de mannelijke 154. net boven de tienduizend. De
beroepsbevolking is ln april met 859 afname ls vooral het gevolg van een
gedaald tot 26.405 en bij de vrouwen betere arbeidssituatie ln de metaal
met 26 tot 12.258. nijverheid. Bij de vrouwen ln Rotter
dam bleef de werkloosheid schomme-
In Rotterdam bleef het aantal werk- len rond 4480.
door C. G. van Zweden
Het boek van Leesha Rose
„De tulpen zijn rood" bewijst
dat het een misverstand ls te
denken dat oorlogslectuur
snel verveelt. De feiten zelf
mogen langzamerhand be
kend zijn, maar de particulie
re verwerking van de feiten is
een heel andere zaak. Oor
logsliteratuur geeft een gena
deloos scherp beeld van angst
voor de dood, en dat is een
thema dat blijvend actueel is.
Leesha Rose (haar joodse meisjes
naam is Chava Bornstein) was in de
oorlog een tienermeisje dat net eind
examen HBS had gedaan. Een gevoe
lig type, romantisch en schuchter. Zij
krijgt in enkele maanden tijds erva
ringen te verwerken waarvoor een
mens in normale tijden aan een heel
leven niet genoeg heeft. Onder de
druk van de nazi-bezetting en de
voortdurend dreigender wordende
doem van deportatie, verandert ze in
een moedige, integere vrouw, die met
grote zelfbeheersing en een nog grote
re intelligentie, haar ondergang weet
te voorkomen. Steeds opnieuw treedt
ze, hoewel doodsbang, de uiterste risi
co's beheerst tegemoet. Ze wordt ver
pleegster, eerst in de „Joodse Invali
de" (het latere Weesperpleinzieken-
huis) en daarna in het NIZ. Ze maakte
het plotselinge en beestachtige ont
ruimen van deze ziekenhuizen mee en
het wegvoeren van de patiënten voor
deportatie. Zelf weet ze te ont
snappen.
Op zichzelf is het al een interessant
thema te zien dat veel mensen, oog in
oog met levensgevaar, in elkaar
schrompelen, om desnoods kruipend
of hielenlikkend hun ondergang en
kele uren te kunnen uitstellen. Ande
ren pakken zichzelf bij elkaar, en
groeien in onwezenlijk korte tijd uit
tot een grootheid die het diepste res
pect afdwingt. Leesha Rose laat bei
de types zien. Zelf behoort ze tot die
groten, die door de innerlijke kracht
die ze in het grootste gevaar uitstra
len een soort ankerplaats en toever
laat worden, niet alleen voor hun
krimpende lotgenoten, maar zelfs
voor hun vervolgers, die van een der
gelijke grootheid niet terug hebben.
Leesha Rose gaat, nadat er in het
joodse Amsterdamse leven niets
meer te verplegen valt, en nadat haar
eigen familie ook is weggesleept, in
het verzet. Haar relaas steunt op
overbekende feiten, maar nogmaals,
de verwerking van die feiten levert
een goed boek op. Ze schreef dit boek
als een psychische zelfreiniging, na
dat ze de gruwelijke feiten aanvanke
lijk voor zichzelf had weggedrukt.
In Duitsland
Een tweede boek dat statuur heeft,
en als zout in de pap mag gelden, is de
terugblik van de Westduitse schrijver
Max von der Grün op zijn jeugd in
Hitler-Duitsland. Dit boek, „Hoe was
het eigenlijk", is een chronologisch
verslag van wat in Duitsland gebeur
de vanaf 1926 (het geboortejaar van
Von der Grün) tot en met 1945, het
jaar waarin hij als soldaat van het
derde rijk in gevangenschap raakt.
Max von der Grün komt uit een in
nerlijk verscheurde familie. Zijn ou
ders moesten, evenals zijn grootmoe
der, van meet al niets van de nazi's
hebben, maar hij had ooms die al heel
vroeg met hun waanzinnig gepoetste
laarzen en hun Herrensmoelwerk het
gezinsleven kwamen verpesten. En
Max zelf voelde de aantrekkings
kracht van de Hitler-jugend en de
glitter van een militaire carrière van
zelfsprekend aan den lijve. De aan
trekkingskracht die daarvan uitging
naar een knaap van tien jaar, steekt
hij niet onder stoelen of banken.
Max von der Grün, toen hij, bij de presentatie van zijn boek in
Amsterdam was.
Zijn boek is een fascinerende ver
vlechting van eigen belevenissen in
het derde rijk, en de documenten,
wetsteksten, uitspraken, vonnissen
en het nooit aflatende propagandage-
daver van de nazi-bonzen. Von der
Grün's boek laat zien hoe moeilijk
het was zich aan die mallemolen te
onttrekken, hij laat ook zien hoe wal
gelijk de mensen met fraaie leuzen in
de boot werden genomen. Tegelijk
krijgt men een beeld van de aanvan
kelijke sociale rampspoed, en de bio
logerende kracht waarmee Hitier
„orde op zaken" stelde althans, zo
zag het er voor de miljoenen werklo
zen uit. Onomwonden laat deze Duit
se auteur echter ook zien dat wakkere
mensen alles hadden kunnen weten,,
en dat velen het ook hébben geweten,
soms met betoning van grote moed.
Zijn boek is met groot vakmanschap
in elkaar gezet, boeiend van de eerste
tot de laatste bladzijde.
In de Javazee
Van geheel andere aard, en van min
der allure, is het boek van Johan P.
Nater over de slag in de Javazee. In
zijn soort is dit boek „Koers 300,
Vaart 25" wel aan te bevelen: goed
geschreven, goed getimed en waar
schijnlijk (gezien de bronnen) correct
wat het feitenmateriaal betreft, maar
het ademt enigszins een geest van
gisteren. Nater zeurt nog steeds over
de geringe animo in de jaren dertig
om geld in defensie te pompen, daar
mee suggererend dat de krijgskansen
anders zouden hebben gelegen, als we
maar modernere schepen en verder
dragend geschut hadden gehad. Maar
de kans is groot dat we in dat geval
duurdere en betere schepen, en meer
mannen, op zee hadden begraven.
Denk maar aan de Britse slagschepen
„Prince of Wales" en „Repulse", die
als geduchte wapens bekend stonden
en in elk geval tot de roem van de
Royal Navy behoorden, maar beide
schepen werden in anderhalf uur
tijds als nootjes gekraakt door lichte
vliegtuigjes, die, gerekend naar de
pruduktiekosten, niet meer waren
dan fluitjes van een cent. Er waren
nieuwe oorlogstechnieken ontwik
keld, waarin het vliegdekschip een
essentiële rol speelde en waarin sa
menwerking tussen lucht- en zee-
strijdkrachten doorslaggevend was
geworden. Het ging dus niet alleen
om de kwaliteit van de wapens afzon
derlijk, maar om de hele militaire
infrastructuur, die in de loop der oor
logsjaren door schade en schande
moest worden aangepast.
Intussen kan men in dit boek een
accuraat en levendig geschreven ver
slag vinden van de loop der gebeurte
nissen, en men kan ook concluderen
dat de visie van Doorman doorwroch-
ter en strategisch juister was dan die
van zijn baas Helfrich. Doorman zat
meer op de lijn van de Amerikaanse
admiraal Hart, die z'n schepen niet
zinloos wilde opofferen, maar wilde
terugtrekken, totdat aan minimale
voorwaarden van gevechtskwaliteit
waren voldaan, en dat betekende in
dit geval luchtdekking. Maar Door
man gehoorzaamde (kón onder de
toenmalige omstandigheden waar
schijnlijk ook niet anders) en liep met
z'n kop tegen de muur.
Aanvankelijk heeft men nog ge
meend (en gehoopt) dat Doormans
strijdmacht de Jappen aanzienlijke
verliezen had toegebracht, maar later
bleek zelfs dót sterk tegen te vallen.
Een tragische geschiedenis.
Leesha Rose: „De tulpen zijn rood".
Uitg. Servire, Katwijk a/Zee. Om
vang 330 pag. Prijs 35.-
Max von der Grün: „Hoe was het
eigenlijk?". Ultg. Wereldbibliotheek
A'dam. Omvang 248 pag. Johan P.
Nater: „Koers 300 - Vaart 25" (De
slag in de Javazee). Uitg. De Boer
maritiem. Omvang 96 pag. Prijs
29,50.