Zorg om kleuter in nieuwe basisschool
rui
Raadsel
Terug van
weggeweest
iSOCIAAL BERECHT!
JfÊBOAG 24 MEI 1980
BINNENLAND
TROUW/KWARTET 15
Nu is het nog een hele stap als een kind van de kleuterschool naar de „grote" school
gaat. In 1983 wordt die drempel geslecht. Dan blijven kinderen van hun vierde tot hun
twaalfde op de nieuwe basisschool. Een prachtig toekomstbeeld. Maar zullen kinderen
van vier, vijf jaar zich thuis voelen in die school?
door Plet Hagen
Leeuwarden Hét jaar 1983 lijkt
nog ver weg, maar toch beginnen
steeds meer mensen zich zorgen
te maken over de nieuwe basis
school voor kinderen van vier tot
twaali jaar, die dan een feit moet
zijn. Een van de symptomen van
die onrust is de actie van een
aantal hoofdleidsters van kleu
terscholen in Friesland. Zij zijn
niet alleen bang dat hun eigen
positie in de verdrukking komt,
maar vrezen ook dat het eigen
karakter van het kleuteronder
wijs gevaar loopt binnen de toe
komstige basisschool.
De samenvoeging van meer dan achtdui
zend lagere scholen en ruim zevenduizend
kleuterscholen wordt een van de grootste
operaties in de geschiedenis van het Ne
derlandse onderwijs. Het zal nog heel wat
voeten in de aarde hebben voordat het
zover is. De nieuwe wet op het basisonder
wijs is nog slechts in ontwerp gereed en de
parlementaire behandeling zal heel wat
tijd vergen.
Maar zelfs als de wet klaar is, moet er nog
veel worden gedaan. In elk dorp en in
iedere stadswijk moet bekeken worden
welke scholen voor kleuter- en lager on
derwijs met elkaar kunnen fuseren. Nu
het aantal leerlingen door de daling van
het geboortecijfer terugloopt, zal het
moeite kosten overal levensvatbare scho
len van verschillende levensbeschouwelij
ke richting overeind te houden. Dat de
organisatie van dat alles niet overal even
vreedzaam zal verlopen, staat bij voor
baat vast
Gebouwen
Ook het probleem van de gebouwen is nog
niet opgelost. Een kleuterschool en een
lagere school die samen in één nieuw
gebouw zitten, kunnen het jaar 1983 zon
der zorgen tegemoet zien, maar wanneer
beide gebouwen ver uit elkaar liggen, is de
situatie ingewikkelder. Moeten er twee
nldelingen komen? Of moet een van de
pbouwen worden uitgebreid? En wat ge
brul er wanneer bijvoorbeeld één kleu-
ftfschool leerlingen toelevert aan meer
dtn één lagere school?
Een volgend probleem is de bijscholing
van docenten (die in de nieuwe basis
school allemaal leraar of lerares gaan he
ten). De eetste cursussen zijn al achter de
rug, maar vele duizenden kleuterleidsters
Schoolgebouw Aldlan-West Leeuwarden
Deze moderne school bestaat alt vier afdelinfen die in
elkaar overlopen. De protestants-christelijke kleuter
school (A) en de openbare kleuterschool (C) beschikken
elk over twee werkruimten en één speellokaal. De protes
tants-christelijke lagere school (B) en de openbare lagere
school (D) beschikken elk over zes werkruimten. Op het
grensgebied tussen de kleuter- en lagere scholen bevin
den zich werkruimten voor de onderbouw (AB en CD), die
een soepele overgang in de nieuwe basisschool symboli
seren.
De gemeenschappelijke ruimten voor alle afdelingen zijn
genummerd: Leste rr as (1), personeels kamer en keuken
(2), ruimte voor grotere bijeenkomsten (3), nümte voor
handvaardigheid (4), reproduktiekamer (5) en gymzaal
(6).
Elke afdeling heeft nog een kamertje voor het hoofd. De
beide lagere scholen hebben nog een documentatiecen
trum.
en onderwijzers wachten nog op een
beurt. Komt dat allemaal op tijd klaar?
Uitgangspunten
Je zou kunnen zeggen dat al deze prakti
sche problemen best zijn op te lossen,
wanneer we het over de uitgangspunten
eens zijn. Dat laatste lijkt bet geval te
zijn: het parlement heeft tenminste in de
grootst mogelijke eendracht de totstand
koming van de nieuwe basisschool ge
steund. Ook de onderwijsorganisatie;
staan van harte achter het ideaal van dit
ene basisschool voor kinderen van vier to'
twaalf jaar. Die overeenstemming, berus
op het inzicht, dat de drempel die In he'
huidige schoolsysteem is gelegd bij he'
zesde levensjaar een onnatuurlijke hobbe
is. Waarmee tevens vast stond dat di<
drempel moest verdwijnen.
En toch. Toch hoor Je af en toe geluiden,
met name uit het kleuteronderwijs, die
erop wijzen dat het niet allemaal koek en
el is tussen het kleuter- en lageronderwljs.
Al enkele Jaren geleden begonnen kleine
groepjes 'kritische kleuterleidsters' zich af
te vragen of het jonge kind straks niet te
vroeg gedwongen zou worden tot het
schoolse leren dat het lager onderwijs
kenmerkt. Aanvankelijk lezen, een paar
stiekeme sommetjes, serieuzere werkbla
den. af en toe een schoolrijpheldstest en
meer van dat soort aardigheden.
De actie.van de hoofdleidsters in Leeu
warden sluit aan bij deze verontrusting,
maar legt wat meer accent op de positie
vun de (hoofd)leidster binnen de nieuwe
basisschool. Op zichzelf hebben de leid
sters geen bezwaar tegen de samenvoe
ging van kleuter- en lagere school. ZIJ zien
daarvan best de voordden ln. Maar ze
willen wel van tevoren weten waar ze
straks aan toe zijn.
Als de hoofdleidster van de kleuterschool
straks adjunct-directeur wordt van de ba
sisschool (dat hoeft natuurlljk helemaal
niet. maar vaak zal het toch zo gaan dat
het hoofd van de lagere school directeur
wordt), wat ls dan precies de taak van de
adjunct? Krijgt zij naast haar lestaak ook
uren voor de functie van adjunct? Moet zij
meer werk doen, maar krijgt zij hetzelfde
salaris als de overige leerkrachten? Wie
behandelt de post, wie onderhoudt het
contact met bet bestuur, wie praat met de
ouders? En wie beslist bijvoorbeeld over
de verdeling van het budget (een nieuwe
rekenmethode of nieuw spelmateriaal)?
Zo zijn er nog veel meer vragen, waaruit je
zou kunnen afleiden dat de Friese hoofd
leidsters de toekomstige basisschool met
enige argwaan tegemoet zien. Is dat wel
de juiste houding?
"Andere taal"
Hennie Oerritsma. hoofdleidster van de
rooms-katholieke kleuterschool Mariën-
gaarde, zegt: "Ik geef toe dat ik het toeval
lig niet zo getroffen heb. Ik zit op een
kleuterschool die deze zomer wordt opge
heven. De samenwerking met de lagere
school is niet Ideaal geweest. Dat was
geen onwil, maar gewoon een gevolg van
het feit dat Je een andere taal spreekt. Op
de lagere school praten ze over 'de leerlin
gen'. Wij hebben het over 'onze kinderen'.
Het maakt ook nogal verschil of je in
hetzelfde gebouw zit als de lagere school,
dat is bij ons niet zo. en hoe de bereidheid
van de collega's is. Ik kan me best inden
ken dat oudere leerkrachten het moeilijk
opbrengen om zich te verplaatsen in de
wereld van de kleuterschool."
Oea Regts en Jeltje Rispens praten alle
bei vanuit een veel gunstiger situatie. Zij
zijn hoofd van een protestants-christelij
ke respectievelijk openbare kleuter
school. Zij komen elkaar dagelijks tegen,
want met de bijbehorende lagere scholen
zitten in één nieuw gebouw. Het hele
complex ls een paar jaar geleden gebouwd
met 1983 in het achterhoofd.
Er wordt veel vergaderd tussen de leer
krachten van de verschillende afdelingen.
De gemeenschappelijke ruimten (gymnas
tieklokaal. keuken, vergaderkamer, ont-
moetingsruimte. reproduktiekamer. enzo
voorts) worden Intensief gebruikt. Er wor
den ook gezamenlijke activiteiten georga
niseerd voor alle afdelingen (bijvoorbeeld
het sinterklaasfeest). En per koppel (open
baar/protestants) nemen de scholen ook
deel aan het activeringsplan voor de inte
gratie. In menig opzicht kun je zeggen dat
de ene basisschool hier al een feit ls.
Goede afspraken'
Waar komt dan die verontrusting van
daan? Botert het niet tussen de leerkrach
ten van de verschillende afdelingen? Oea
Regts en Jeltje Rispens lachen die vraag
van tafeL Dat ls het punt niet, zeggen ze.
Het enige wat we willen ls dat er goede
afspraken komen.
Hennie Oerritsma valt hen bij: ,31j de
plannen voor de nieuwe basisschool wordt
uitgegaan van het idealisme van de men
sen. Dat heb Je natuurlijk wel nodig, maar
wij staan toch voor het probleem hoe we
straks het eigen karakter van de kleuter
school waar moeten maken. Krijgen we
daar de middelen voor? Of worden we
steeds overstemd door een meerderheid
van wat dan de 'bovenbouw' heet?"
Er zijn nu al praktische punten die naar
de mening van deze leidsters onvoldoende
geregeld zijn. Ze noemen bijvoorbeeld de
honorering van applicatiecursussen. Als
een onderwijzer zonder hoofdacte de ap
plicatiecursus voor de nieuwe basisschool
volgt, wordt hij daarna meteen gesalari
eerd als volledig bevoegd onderwijzer.
Maar de (hoofd)leldster die deze tweejari
ge cursus volgt moet nog een paar Jaar
wachten, voordat ze hier in haar salaris
iets van merkt.
Mentaliteit
Jeltje Rispens: „Het gaat ons niet ln de
eerste plaats om het geld, maar om de
mentaliteit die hieruit spreekt. Als andere
dingen straks ook op deze manier gere
geld worden, weet Je nu al dat het kleuter
onderwijs er bekaaid vanaf zal komen.
Daarom vragen wij nu garanties."
Oea Regts: „Er wordt tegenwoordig heel
wat geschréven over de zware taak van de
schoolhoofden ln het lager onderwijs. Die
taak zal best zwaar zijn. Maar waarom
hoor Je nooit wat over de hoofden van
kleuterscholen? Alsof er op ons niet een
minstens even zware verantwoordelijk
heid drukt. Als straks de nieuwe basis
school een feit ls wordt onze taak er niet
minder om; ons gaat het erom dat kinde
ren van vier tot zes of zeven Jaar dat
onderwijs krijgen dat bij hun leeftijd
past".
door Huub Elzennan
Set was om gek van te worden. „Ik heb pijn, snikte
ie telefoniste, ik voel toch dat ik pijn heb!"
„Natuurlijk," sprak de arts op sussende toon. „U
hebt pijn. Ik sluit ook helemaal niet uit dat u pijn
hebt. Maar het vervelende ls dat ik de ooizaak van
,|j die pijn niet kan vinden. Met de beste wil van de
wereld niet Strikt medisch is bet tamelijk
raadselachtig."
)0 De telefoniste nam dankbaar een papieren zakje
van hem aan, droogde haar tranen en keek de arts
vragend aan. „Ik zal een rapport maken, krijgt
dan van de bedrijfsvereniging te horen wat er
verder gebeurt," zei hij. De telefoniste ging naar
huls en wachtte daar de gebeurtenissen af. Op dat
moment besefte zij nog niet dat zij nog vaak op de
uitslagen van medisch onderzoek zou moeten
wachten. Een hele rij artsen, sociale
i j verzekeringsartsen, röntgenologen, orthopedisch
chirurgen, reumatologen, neurologen en
yy zenuwartsen zou zich nog ln haar rugpijn
verdiepen. De een zou ronduit zeggen dat hij het
niet wist, de ander zou zich verschuilen achter een
gordijn van medische geheimtaal, maar het
resultaat zou steeds hetzelfde zijn:JEr is bij het
neurologische onderzoek geen afwijking van enig
belang gevonden en deze vrouw is derhalve
geschikt om weer aan het werk te gaan."
Het was allemaal begonnen, toen ze zich vertilde.
De pijn schoot in baar rug en die bleef haar bij
vlagen kwellen. De telefoniste stopte met werken,
kreeg eerst een ziekengelduitkering en na een Jaar
een WAO-uitkering, maar de pijn bleef. Toen de
zoveelste arts had gemeld dat hij geen oorzaak voor
I haar rugpijnen kon vinden, trok de
bedrijfsvereniging de WAO-uitkering in en die
Intrekking werd door de Raad van Beroep
gebillijkt Er waren weliswaar Inmiddels vage
aanwijzingen gevonden dat zij bij het begin van
haarpijnklachten had geleden aan een Ingezakte
tussenwervelschijf, laag in de rug, maar de artsen
zagen in het aanhouden van de pijn voornamelijk
«en psychische reactie. Als ze al pijn had, dan zou ze
rugsparend werk moeten doen. ,,Als telefoniste
loet ze al rugsparend werk. Wat ons betreft kan ze
dus aan de slag," stelde de bedrijfsvereniging
II nuchter vast.
Zo kwam de zaak na jaren tobben voor de Centrale
&aad van Beroep. Wat kon dit geleerde college
anders doen, dan er opnieuw een arts bijhalen? Die
artseen psychiater schreef dat hij het allemaal
ffg onbevredigend vond, vooral omdat hij èn de
huisarts zich niet konden onttrekken aan de indruk
<!at er toch sprake was van een lichamelijke
ooizaak. Was er misschien sprake van een nog
onvoldoende geperfectioneerde
onderzoektechniek, van onvoldoende
Wetenschappelijke kennis?
Tijdens de rechtszitting overhandigde de
telefoniste een onthullende brief van een
hoogleraar in de psychiatrie. Deze hoogleraar laat
to indringend zien met welke problemen de
verzekering8- en keuringsartsen worden
geconfronteerd, dat een uitvoerig citaat op zijn
plaats is:
„Dit is een klassiek voorbeeld van de moeilijkheden
waarvoor wij in dergelijke zaken voor de Raden van
Beroep komen te staan. De patiënt heeft veel
klachten en kan zelfs het huishoudelijk werk niet
goed doen, zegt alleen te kunnen bewegen of zitten
met hulp van pijnstillende medicijnen. De artsen
vinden geen objectieve afwijkingen van betekenis,
welke die klachten zouden kunnen verklaren. Twee
specialisten van naam schrijven tenslotte voor de
Centrale Raad van Beroep dat zij op hun gebied de
patiënt arbeidsgeschikt vinden. Een duidelijke
reden om de klachten aan stoornissen op ander
gebied te schrijven is er niet. Het lijkt aldus of de
rechter niets andera overblijft dan betrokkene
arbeidsgeschikt te verklaren. Betrokkene zelf, haar
hulsarts en de rapporterende psychiater vinden dat
echter zeer onbevredigend. Ook de twee
laatstgenoemde artsen vinden dat de klachten toch
reëel zijn. Blijkbaar gezien de diverse
behandelingen die zijn voorafgegaan hebben ook
veel andere artsen haar klachten als reëel opgevat
Gelukkig moeten rechters ln dit geval beslissen,
niet medici, en vooral specialisten, weten heel veel
van een beperkt gebied, maar hun wijze van
redeneren en concluderen laat wel eens te wensen
over. 8tel u eens voor dat er een man zonder armen
en benen ter onderzoek wordt aangeboden aan een
oogarts, een keel-neus-oorart* en een psychiater.
Alle drie vinden zij op hun gebied geen afwijkingen.
Zou het niet onzinnig zijn, wanneer zij schreven:
Oogheelkundig vind ik deze man arbeidsgeschikt
als beroepsvoetballer, of gevarieerd naar hun
specialisme ln andere termen? Ieder van die
specialisten kan alleen schrijven dat hij op zijn
gebied geen reden vindt voor
arbeidsongeschiktheid, maar hl] moet niet tot
arbeidsgeschiktheid concluderen. „Niemand is
arbeidsongeschikt wegens het lijden aan een ziekte,
maar wegens verschijnselen die zich als klachten
uiten. Niemand meldt zich ziek met het argument
dat zijn cholesterolgehalte te hoog ls, of dat er een
schaduw te zien ls op een röntgenfoto. Men legt het
werk neer omdat men pijn heeft, geen kracht heeft,
erg vermoeid is of erg somber ia en dergelijke. Het
gaat steeds ln wezen over subjectieve symptomen.
In de regel kan de arts dan vaststellen waar die
symptomen vandaan komen. Er zijn mensen die
aan kanker lijden of aan andere ernstige kwalen en
die nog doorwerken, vaak omdat zij nog niet eens
klachten van die ziekte hebben. Het feit dat er een
ziekte ls gevonden Is dus geen reden voor
arbeidsongeschiktheid, maar het feit dat men door
die ziekte bepaalde ernstige klachten heeft Indien
er, zoals ln het onderhavige geval klachten zijn die
de arts niet kan verklaren zijn er twee
mogelijkheden:
De patiënt liegt simuleert of overdrijft althans ln
hoge mate;
De patiënt spreekt de waarheid, de klachten zijn
In het eerste geval is er soms reden ernstige
psychiatrische stoornissen aan te nemen, soms ook
niet. Dan ls de conclusie arbeidsgeschiktheid
logisch. In het tweede geval ls de patiënt dus
arbeidsongeschikt Het feit dat de klachten niet
verklaard kunnen worden ls betreurenswaardig,
vooral ook met het oog op de behandeling, maar het
etiket van de diagnose is totaal niet belangrijk bij
de vraag of iemand met die bepaalde klachten
weiken kan. Een grote denkfout die dikwijls wordt
gemaakt door rapporterende artsen is: De vind
niets, dus er ls niets. In het onderhavige geval geeft
de huisarts dat heel duidelijk aan. Het ls beter aan
te nemen dat ons onderzoek onvoldoende is."
De psychiater gaf vervolgens een reeks voorbeelden
op grond waarvan ln het verleden door
onvoldoende kennis foute diagnoses werden
gesteld. Hij concludeerde: .Mijns Inziens heeft de
hulsarts volkomen gelijk. Op grond van haar reële
klachten is zij arbeidsongeschikt. Er is niemand die
de realiteit van baar klachten tegenspreekt"
Het oordeel van de psychiater het niets aan
duidelijkheid te wensen over. Maar wat moest de
Centrale Raad van Beroep nu doen? De rechter
toonde alle begrip voor bet betoog van de
psychiater, se sloten zelf niet uit dat de telefoniste
gegronde klachten had, waarvoor geen medische
oorzaak was aan te wijzen. Maar, zo besloten zij. als
alle medici eensluidend tot de conclusie komen dat
er voor haar klachten noch een lichamelijke, noch
een psychische oorzaak ts te vinden, dan Is niet
goed ln te zien dat de rechter, die tn medische zaken
toch op rapporten van medische deskundigen moet
afgaan, een beslissing van een bedrijfsvereniging
zou kunnen vernietigen. De rechters konden tot
geen ander oordeel komen dan dat de telefoniste
zich zo mogelijk „over de pijn moest heenzetten".
Aanspraak op een WAO-uitkering kon zij niet meer
Hoewel het me moeite kost het
omvangrijke dagblad ln de rij
dende trein tot een leesbaar for
maat te vouwen o, nooit zwaar
genoeg te schatten kleine erger
nissen in dit leven! slaag ik er
redelijk ln van allerlei belang
wekkende zaken kennis te ne
men zonder dat lk door krakerig
geritsel of hinderlijke aanraking
mijn medereizigers tot razernij
breng. Terwijl ik met de uitein
den van mijn blik iets van het
voorbijglijdende landschap
waarneem en mijn ogen voor het
overige door de bedrukte kolom
men laat glijden, ls daar Ineens
de schokkende gebeurtenis van
de herkenning: Iets wat Je lang
niet gehoord, gezien of ervaren
hebt ls er weer en verdringt elke
andere gewaarwording naar de
achtergrond. Weg la mijn aan
dacht voor opmerkelijke gedra
gingen van mijn tijdelijke met
gezellen ln dit compartiment,
weg zijn ook de mijmeringen
over bet prachtige, belaas ln on
bruik geraakte woord „spoor-
trein", gelukkig door Qerrft Ach
terberg vereeuwigd ln een ge
dicht dat elkeen sedert een paar
dagen lezen kan op een gedenk
plaat in het stationnetje van
Hulshorst Mijn aandacht wordt
nu geheel opgeslorpt door een
woord dat na Jarenlange afwe
zigheid terug is. Het moge dit
maal van ver bulten onze gren
zen tot ons gekomen zijn, het
staat er dan toch maar, tussen
het gewone Nederlands van
1980: het woord „dienstbode"!
Wanneer heb lk het voor het
laatst gezien? De vraag klemt,
maar ik slaag er niet ln haar te
beantwoorden. In het huiselijk
verkeer vóór en kort né de oorlog
zal het wel te horen geweest zijn,
ln talloze (atreekjromans moet
het afgedrukt staan, ln gedich
ten moet het ongetwijfeld te vin
den zijn, alleen: lk speur er
vruchteloos naar. Dan maar een
greep naar de wat stoffig over
eind staande werken van Abra
ham Kuyper, waarin het woord
nog in volle glorie aanwezig is.
Zoals zo vaak had de geweldige
Abraham ook op dit punt een
eigen, opmerkelijke kijk. Dienst
boden zijn, vond hij, niet ln „be
trekking", nee, zij behoren „wel
terdege tot het hulsgezin ln zijn
volle ontwikkeling." In het
woord „betrekking" proefde de
a^. leider „al de verderfelijke en
maatschappij-ondermijnende
krachten van de beginselen der
Fransche revolutie." Kuyper
(„In een betrekking gaan ls
hoovaardlj, willen dienen is god
vruchtig") ging daarbij in onze
ogen wel wat ver: wie het in dit
verband over „betrekking" had
kreeg het etiket „ongelovig" op
geplakt
Bij die opvatting paste natuur
lijk niet dat „boolen" en „mel
den" (zo duldde Kuyper ze soms
aan) zich organiseerden, maar
Kuypers stem was tegen het
eind van zijn leven niet zó gezag
hebbend meer dat alle dienstbo
den zich naar zijn inzichten
schikten; van Juli 1919 tot begin
1922 bestond er een „christelijke
vereniging van huispersoneel",
waarbij verscheidene dienstbo
den aangesloten geweest moeten
zijn. Die bond kwam herhaalde
lijk ter sprake ln het ln die jaren
verschijnende christelijke week
blad De Ster en uit dat blad
bleek ook dat de dienstboden
een levensgroot „vraagstuk" wa
ren gaan vormen. Uit De Ster
van 1919 bijvoorbeeld kun Je aan
de ene kant opmaken dat de
genoemde bond flink groeide
CJ>at plantje schiet krachtig
wortel") maar anderzijds was er
de constatering dat „dienstbo
den langzaam uit den tijd ra
ken." Het blad schreef daarna af
en toe nog wel in Kuyperlaanse
geest („laat de dienstbode haar
keuken en het heele huis waarin
zij arbeidt niet als eene fabriek
beschouwen met gereglemen
teerde werktijden en loonen"),
maar de tand des tijds werkte
voort Na 1945 ls er, verneem lk
bij het CNV. wel weer een chris
telijke bond van huispersoneel
opgericht, maar die heeft het bij
Uit Trouw van 17 mei en de
Winkler Prins Encyclopedie van
1934
gebrek aan dienstboden niet lan
ger uitgehouden dan het begin
van de roerige jaren zestig
Uit de naoorlogse Winkler Prins-
encyclopedieën ls het woord
dienstbode verdwenen; voor het
laatst stond het ln de vijfde druk
van 1934. Wat de woordenboe
ken betreft wonderlijk genoeg
ontbrak het in de befaamde
woordenlijst die De Vries en Te
Winkel ln de vorige eeuw samen
stelden (althans ln de vierde
druk van 1893). Werd het ln oude
woordenboeken wél vermeld dan
was er Iets opvallends: het kon
mannelijk en vrouwelijk belde
zijn. Dat was natuurlijk in over
eenstemming vmet de praktijk
dat zowel mannen als vrouwen
deze „dienst" vervulden en
het klopte ook met de opvatting
van de zeventlende-eeuwse bij
belvertalers. In Mattheus 24 vers
45 van de statenvertaling staat
namelijk over de dienstboden:
om hun-li eden hun voedsel
te geven" en ook in Lukas 12 vers
42 worden dienstboden als
„hun" aangeduid (Als het een
uitsluitend vrouwelijk woord ge
weest was had er volgens de toen
geldende regels „haar" moeten
staan). In moderne woordenboe
ken heeft het woord, al ls de
maatschappelijke werkelijkheid
waarop het betrekking heeft uit
gestorven, krachtig standgehou
den. Uitsluitend vrouwelijk wel
iswaar, maar nog volledig Intact.
En welbeschouwd zo mooi als
iets kostbaars uit een museum.
Laten staan en zuinig op zijn!