Zorg om kleuter in nieuwe basisschool rui Raadsel Terug van weggeweest iSOCIAAL BERECHT! JfÊBOAG 24 MEI 1980 BINNENLAND TROUW/KWARTET 15 Nu is het nog een hele stap als een kind van de kleuterschool naar de „grote" school gaat. In 1983 wordt die drempel geslecht. Dan blijven kinderen van hun vierde tot hun twaalfde op de nieuwe basisschool. Een prachtig toekomstbeeld. Maar zullen kinderen van vier, vijf jaar zich thuis voelen in die school? door Plet Hagen Leeuwarden Hét jaar 1983 lijkt nog ver weg, maar toch beginnen steeds meer mensen zich zorgen te maken over de nieuwe basis school voor kinderen van vier tot twaali jaar, die dan een feit moet zijn. Een van de symptomen van die onrust is de actie van een aantal hoofdleidsters van kleu terscholen in Friesland. Zij zijn niet alleen bang dat hun eigen positie in de verdrukking komt, maar vrezen ook dat het eigen karakter van het kleuteronder wijs gevaar loopt binnen de toe komstige basisschool. De samenvoeging van meer dan achtdui zend lagere scholen en ruim zevenduizend kleuterscholen wordt een van de grootste operaties in de geschiedenis van het Ne derlandse onderwijs. Het zal nog heel wat voeten in de aarde hebben voordat het zover is. De nieuwe wet op het basisonder wijs is nog slechts in ontwerp gereed en de parlementaire behandeling zal heel wat tijd vergen. Maar zelfs als de wet klaar is, moet er nog veel worden gedaan. In elk dorp en in iedere stadswijk moet bekeken worden welke scholen voor kleuter- en lager on derwijs met elkaar kunnen fuseren. Nu het aantal leerlingen door de daling van het geboortecijfer terugloopt, zal het moeite kosten overal levensvatbare scho len van verschillende levensbeschouwelij ke richting overeind te houden. Dat de organisatie van dat alles niet overal even vreedzaam zal verlopen, staat bij voor baat vast Gebouwen Ook het probleem van de gebouwen is nog niet opgelost. Een kleuterschool en een lagere school die samen in één nieuw gebouw zitten, kunnen het jaar 1983 zon der zorgen tegemoet zien, maar wanneer beide gebouwen ver uit elkaar liggen, is de situatie ingewikkelder. Moeten er twee nldelingen komen? Of moet een van de pbouwen worden uitgebreid? En wat ge brul er wanneer bijvoorbeeld één kleu- ftfschool leerlingen toelevert aan meer dtn één lagere school? Een volgend probleem is de bijscholing van docenten (die in de nieuwe basis school allemaal leraar of lerares gaan he ten). De eetste cursussen zijn al achter de rug, maar vele duizenden kleuterleidsters Schoolgebouw Aldlan-West Leeuwarden Deze moderne school bestaat alt vier afdelinfen die in elkaar overlopen. De protestants-christelijke kleuter school (A) en de openbare kleuterschool (C) beschikken elk over twee werkruimten en één speellokaal. De protes tants-christelijke lagere school (B) en de openbare lagere school (D) beschikken elk over zes werkruimten. Op het grensgebied tussen de kleuter- en lagere scholen bevin den zich werkruimten voor de onderbouw (AB en CD), die een soepele overgang in de nieuwe basisschool symboli seren. De gemeenschappelijke ruimten voor alle afdelingen zijn genummerd: Leste rr as (1), personeels kamer en keuken (2), ruimte voor grotere bijeenkomsten (3), nümte voor handvaardigheid (4), reproduktiekamer (5) en gymzaal (6). Elke afdeling heeft nog een kamertje voor het hoofd. De beide lagere scholen hebben nog een documentatiecen trum. en onderwijzers wachten nog op een beurt. Komt dat allemaal op tijd klaar? Uitgangspunten Je zou kunnen zeggen dat al deze prakti sche problemen best zijn op te lossen, wanneer we het over de uitgangspunten eens zijn. Dat laatste lijkt bet geval te zijn: het parlement heeft tenminste in de grootst mogelijke eendracht de totstand koming van de nieuwe basisschool ge steund. Ook de onderwijsorganisatie; staan van harte achter het ideaal van dit ene basisschool voor kinderen van vier to' twaalf jaar. Die overeenstemming, berus op het inzicht, dat de drempel die In he' huidige schoolsysteem is gelegd bij he' zesde levensjaar een onnatuurlijke hobbe is. Waarmee tevens vast stond dat di< drempel moest verdwijnen. En toch. Toch hoor Je af en toe geluiden, met name uit het kleuteronderwijs, die erop wijzen dat het niet allemaal koek en el is tussen het kleuter- en lageronderwljs. Al enkele Jaren geleden begonnen kleine groepjes 'kritische kleuterleidsters' zich af te vragen of het jonge kind straks niet te vroeg gedwongen zou worden tot het schoolse leren dat het lager onderwijs kenmerkt. Aanvankelijk lezen, een paar stiekeme sommetjes, serieuzere werkbla den. af en toe een schoolrijpheldstest en meer van dat soort aardigheden. De actie.van de hoofdleidsters in Leeu warden sluit aan bij deze verontrusting, maar legt wat meer accent op de positie vun de (hoofd)leidster binnen de nieuwe basisschool. Op zichzelf hebben de leid sters geen bezwaar tegen de samenvoe ging van kleuter- en lagere school. ZIJ zien daarvan best de voordden ln. Maar ze willen wel van tevoren weten waar ze straks aan toe zijn. Als de hoofdleidster van de kleuterschool straks adjunct-directeur wordt van de ba sisschool (dat hoeft natuurlljk helemaal niet. maar vaak zal het toch zo gaan dat het hoofd van de lagere school directeur wordt), wat ls dan precies de taak van de adjunct? Krijgt zij naast haar lestaak ook uren voor de functie van adjunct? Moet zij meer werk doen, maar krijgt zij hetzelfde salaris als de overige leerkrachten? Wie behandelt de post, wie onderhoudt het contact met bet bestuur, wie praat met de ouders? En wie beslist bijvoorbeeld over de verdeling van het budget (een nieuwe rekenmethode of nieuw spelmateriaal)? Zo zijn er nog veel meer vragen, waaruit je zou kunnen afleiden dat de Friese hoofd leidsters de toekomstige basisschool met enige argwaan tegemoet zien. Is dat wel de juiste houding? "Andere taal" Hennie Oerritsma. hoofdleidster van de rooms-katholieke kleuterschool Mariën- gaarde, zegt: "Ik geef toe dat ik het toeval lig niet zo getroffen heb. Ik zit op een kleuterschool die deze zomer wordt opge heven. De samenwerking met de lagere school is niet Ideaal geweest. Dat was geen onwil, maar gewoon een gevolg van het feit dat Je een andere taal spreekt. Op de lagere school praten ze over 'de leerlin gen'. Wij hebben het over 'onze kinderen'. Het maakt ook nogal verschil of je in hetzelfde gebouw zit als de lagere school, dat is bij ons niet zo. en hoe de bereidheid van de collega's is. Ik kan me best inden ken dat oudere leerkrachten het moeilijk opbrengen om zich te verplaatsen in de wereld van de kleuterschool." Oea Regts en Jeltje Rispens praten alle bei vanuit een veel gunstiger situatie. Zij zijn hoofd van een protestants-christelij ke respectievelijk openbare kleuter school. Zij komen elkaar dagelijks tegen, want met de bijbehorende lagere scholen zitten in één nieuw gebouw. Het hele complex ls een paar jaar geleden gebouwd met 1983 in het achterhoofd. Er wordt veel vergaderd tussen de leer krachten van de verschillende afdelingen. De gemeenschappelijke ruimten (gymnas tieklokaal. keuken, vergaderkamer, ont- moetingsruimte. reproduktiekamer. enzo voorts) worden Intensief gebruikt. Er wor den ook gezamenlijke activiteiten georga niseerd voor alle afdelingen (bijvoorbeeld het sinterklaasfeest). En per koppel (open baar/protestants) nemen de scholen ook deel aan het activeringsplan voor de inte gratie. In menig opzicht kun je zeggen dat de ene basisschool hier al een feit ls. Goede afspraken' Waar komt dan die verontrusting van daan? Botert het niet tussen de leerkrach ten van de verschillende afdelingen? Oea Regts en Jeltje Rispens lachen die vraag van tafeL Dat ls het punt niet, zeggen ze. Het enige wat we willen ls dat er goede afspraken komen. Hennie Oerritsma valt hen bij: ,31j de plannen voor de nieuwe basisschool wordt uitgegaan van het idealisme van de men sen. Dat heb Je natuurlijk wel nodig, maar wij staan toch voor het probleem hoe we straks het eigen karakter van de kleuter school waar moeten maken. Krijgen we daar de middelen voor? Of worden we steeds overstemd door een meerderheid van wat dan de 'bovenbouw' heet?" Er zijn nu al praktische punten die naar de mening van deze leidsters onvoldoende geregeld zijn. Ze noemen bijvoorbeeld de honorering van applicatiecursussen. Als een onderwijzer zonder hoofdacte de ap plicatiecursus voor de nieuwe basisschool volgt, wordt hij daarna meteen gesalari eerd als volledig bevoegd onderwijzer. Maar de (hoofd)leldster die deze tweejari ge cursus volgt moet nog een paar Jaar wachten, voordat ze hier in haar salaris iets van merkt. Mentaliteit Jeltje Rispens: „Het gaat ons niet ln de eerste plaats om het geld, maar om de mentaliteit die hieruit spreekt. Als andere dingen straks ook op deze manier gere geld worden, weet Je nu al dat het kleuter onderwijs er bekaaid vanaf zal komen. Daarom vragen wij nu garanties." Oea Regts: „Er wordt tegenwoordig heel wat geschréven over de zware taak van de schoolhoofden ln het lager onderwijs. Die taak zal best zwaar zijn. Maar waarom hoor Je nooit wat over de hoofden van kleuterscholen? Alsof er op ons niet een minstens even zware verantwoordelijk heid drukt. Als straks de nieuwe basis school een feit ls wordt onze taak er niet minder om; ons gaat het erom dat kinde ren van vier tot zes of zeven Jaar dat onderwijs krijgen dat bij hun leeftijd past". door Huub Elzennan Set was om gek van te worden. „Ik heb pijn, snikte ie telefoniste, ik voel toch dat ik pijn heb!" „Natuurlijk," sprak de arts op sussende toon. „U hebt pijn. Ik sluit ook helemaal niet uit dat u pijn hebt. Maar het vervelende ls dat ik de ooizaak van ,|j die pijn niet kan vinden. Met de beste wil van de wereld niet Strikt medisch is bet tamelijk raadselachtig." )0 De telefoniste nam dankbaar een papieren zakje van hem aan, droogde haar tranen en keek de arts vragend aan. „Ik zal een rapport maken, krijgt dan van de bedrijfsvereniging te horen wat er verder gebeurt," zei hij. De telefoniste ging naar huls en wachtte daar de gebeurtenissen af. Op dat moment besefte zij nog niet dat zij nog vaak op de uitslagen van medisch onderzoek zou moeten wachten. Een hele rij artsen, sociale i j verzekeringsartsen, röntgenologen, orthopedisch chirurgen, reumatologen, neurologen en yy zenuwartsen zou zich nog ln haar rugpijn verdiepen. De een zou ronduit zeggen dat hij het niet wist, de ander zou zich verschuilen achter een gordijn van medische geheimtaal, maar het resultaat zou steeds hetzelfde zijn:JEr is bij het neurologische onderzoek geen afwijking van enig belang gevonden en deze vrouw is derhalve geschikt om weer aan het werk te gaan." Het was allemaal begonnen, toen ze zich vertilde. De pijn schoot in baar rug en die bleef haar bij vlagen kwellen. De telefoniste stopte met werken, kreeg eerst een ziekengelduitkering en na een Jaar een WAO-uitkering, maar de pijn bleef. Toen de zoveelste arts had gemeld dat hij geen oorzaak voor I haar rugpijnen kon vinden, trok de bedrijfsvereniging de WAO-uitkering in en die Intrekking werd door de Raad van Beroep gebillijkt Er waren weliswaar Inmiddels vage aanwijzingen gevonden dat zij bij het begin van haarpijnklachten had geleden aan een Ingezakte tussenwervelschijf, laag in de rug, maar de artsen zagen in het aanhouden van de pijn voornamelijk «en psychische reactie. Als ze al pijn had, dan zou ze rugsparend werk moeten doen. ,,Als telefoniste loet ze al rugsparend werk. Wat ons betreft kan ze dus aan de slag," stelde de bedrijfsvereniging II nuchter vast. Zo kwam de zaak na jaren tobben voor de Centrale &aad van Beroep. Wat kon dit geleerde college anders doen, dan er opnieuw een arts bijhalen? Die artseen psychiater schreef dat hij het allemaal ffg onbevredigend vond, vooral omdat hij èn de huisarts zich niet konden onttrekken aan de indruk <!at er toch sprake was van een lichamelijke ooizaak. Was er misschien sprake van een nog onvoldoende geperfectioneerde onderzoektechniek, van onvoldoende Wetenschappelijke kennis? Tijdens de rechtszitting overhandigde de telefoniste een onthullende brief van een hoogleraar in de psychiatrie. Deze hoogleraar laat to indringend zien met welke problemen de verzekering8- en keuringsartsen worden geconfronteerd, dat een uitvoerig citaat op zijn plaats is: „Dit is een klassiek voorbeeld van de moeilijkheden waarvoor wij in dergelijke zaken voor de Raden van Beroep komen te staan. De patiënt heeft veel klachten en kan zelfs het huishoudelijk werk niet goed doen, zegt alleen te kunnen bewegen of zitten met hulp van pijnstillende medicijnen. De artsen vinden geen objectieve afwijkingen van betekenis, welke die klachten zouden kunnen verklaren. Twee specialisten van naam schrijven tenslotte voor de Centrale Raad van Beroep dat zij op hun gebied de patiënt arbeidsgeschikt vinden. Een duidelijke reden om de klachten aan stoornissen op ander gebied te schrijven is er niet. Het lijkt aldus of de rechter niets andera overblijft dan betrokkene arbeidsgeschikt te verklaren. Betrokkene zelf, haar hulsarts en de rapporterende psychiater vinden dat echter zeer onbevredigend. Ook de twee laatstgenoemde artsen vinden dat de klachten toch reëel zijn. Blijkbaar gezien de diverse behandelingen die zijn voorafgegaan hebben ook veel andere artsen haar klachten als reëel opgevat Gelukkig moeten rechters ln dit geval beslissen, niet medici, en vooral specialisten, weten heel veel van een beperkt gebied, maar hun wijze van redeneren en concluderen laat wel eens te wensen over. 8tel u eens voor dat er een man zonder armen en benen ter onderzoek wordt aangeboden aan een oogarts, een keel-neus-oorart* en een psychiater. Alle drie vinden zij op hun gebied geen afwijkingen. Zou het niet onzinnig zijn, wanneer zij schreven: Oogheelkundig vind ik deze man arbeidsgeschikt als beroepsvoetballer, of gevarieerd naar hun specialisme ln andere termen? Ieder van die specialisten kan alleen schrijven dat hij op zijn gebied geen reden vindt voor arbeidsongeschiktheid, maar hl] moet niet tot arbeidsgeschiktheid concluderen. „Niemand is arbeidsongeschikt wegens het lijden aan een ziekte, maar wegens verschijnselen die zich als klachten uiten. Niemand meldt zich ziek met het argument dat zijn cholesterolgehalte te hoog ls, of dat er een schaduw te zien ls op een röntgenfoto. Men legt het werk neer omdat men pijn heeft, geen kracht heeft, erg vermoeid is of erg somber ia en dergelijke. Het gaat steeds ln wezen over subjectieve symptomen. In de regel kan de arts dan vaststellen waar die symptomen vandaan komen. Er zijn mensen die aan kanker lijden of aan andere ernstige kwalen en die nog doorwerken, vaak omdat zij nog niet eens klachten van die ziekte hebben. Het feit dat er een ziekte ls gevonden Is dus geen reden voor arbeidsongeschiktheid, maar het feit dat men door die ziekte bepaalde ernstige klachten heeft Indien er, zoals ln het onderhavige geval klachten zijn die de arts niet kan verklaren zijn er twee mogelijkheden: De patiënt liegt simuleert of overdrijft althans ln hoge mate; De patiënt spreekt de waarheid, de klachten zijn In het eerste geval is er soms reden ernstige psychiatrische stoornissen aan te nemen, soms ook niet. Dan ls de conclusie arbeidsgeschiktheid logisch. In het tweede geval ls de patiënt dus arbeidsongeschikt Het feit dat de klachten niet verklaard kunnen worden ls betreurenswaardig, vooral ook met het oog op de behandeling, maar het etiket van de diagnose is totaal niet belangrijk bij de vraag of iemand met die bepaalde klachten weiken kan. Een grote denkfout die dikwijls wordt gemaakt door rapporterende artsen is: De vind niets, dus er ls niets. In het onderhavige geval geeft de huisarts dat heel duidelijk aan. Het ls beter aan te nemen dat ons onderzoek onvoldoende is." De psychiater gaf vervolgens een reeks voorbeelden op grond waarvan ln het verleden door onvoldoende kennis foute diagnoses werden gesteld. Hij concludeerde: .Mijns Inziens heeft de hulsarts volkomen gelijk. Op grond van haar reële klachten is zij arbeidsongeschikt. Er is niemand die de realiteit van baar klachten tegenspreekt" Het oordeel van de psychiater het niets aan duidelijkheid te wensen over. Maar wat moest de Centrale Raad van Beroep nu doen? De rechter toonde alle begrip voor bet betoog van de psychiater, se sloten zelf niet uit dat de telefoniste gegronde klachten had, waarvoor geen medische oorzaak was aan te wijzen. Maar, zo besloten zij. als alle medici eensluidend tot de conclusie komen dat er voor haar klachten noch een lichamelijke, noch een psychische oorzaak ts te vinden, dan Is niet goed ln te zien dat de rechter, die tn medische zaken toch op rapporten van medische deskundigen moet afgaan, een beslissing van een bedrijfsvereniging zou kunnen vernietigen. De rechters konden tot geen ander oordeel komen dan dat de telefoniste zich zo mogelijk „over de pijn moest heenzetten". Aanspraak op een WAO-uitkering kon zij niet meer Hoewel het me moeite kost het omvangrijke dagblad ln de rij dende trein tot een leesbaar for maat te vouwen o, nooit zwaar genoeg te schatten kleine erger nissen in dit leven! slaag ik er redelijk ln van allerlei belang wekkende zaken kennis te ne men zonder dat lk door krakerig geritsel of hinderlijke aanraking mijn medereizigers tot razernij breng. Terwijl ik met de uitein den van mijn blik iets van het voorbijglijdende landschap waarneem en mijn ogen voor het overige door de bedrukte kolom men laat glijden, ls daar Ineens de schokkende gebeurtenis van de herkenning: Iets wat Je lang niet gehoord, gezien of ervaren hebt ls er weer en verdringt elke andere gewaarwording naar de achtergrond. Weg la mijn aan dacht voor opmerkelijke gedra gingen van mijn tijdelijke met gezellen ln dit compartiment, weg zijn ook de mijmeringen over bet prachtige, belaas ln on bruik geraakte woord „spoor- trein", gelukkig door Qerrft Ach terberg vereeuwigd ln een ge dicht dat elkeen sedert een paar dagen lezen kan op een gedenk plaat in het stationnetje van Hulshorst Mijn aandacht wordt nu geheel opgeslorpt door een woord dat na Jarenlange afwe zigheid terug is. Het moge dit maal van ver bulten onze gren zen tot ons gekomen zijn, het staat er dan toch maar, tussen het gewone Nederlands van 1980: het woord „dienstbode"! Wanneer heb lk het voor het laatst gezien? De vraag klemt, maar ik slaag er niet ln haar te beantwoorden. In het huiselijk verkeer vóór en kort né de oorlog zal het wel te horen geweest zijn, ln talloze (atreekjromans moet het afgedrukt staan, ln gedich ten moet het ongetwijfeld te vin den zijn, alleen: lk speur er vruchteloos naar. Dan maar een greep naar de wat stoffig over eind staande werken van Abra ham Kuyper, waarin het woord nog in volle glorie aanwezig is. Zoals zo vaak had de geweldige Abraham ook op dit punt een eigen, opmerkelijke kijk. Dienst boden zijn, vond hij, niet ln „be trekking", nee, zij behoren „wel terdege tot het hulsgezin ln zijn volle ontwikkeling." In het woord „betrekking" proefde de a^. leider „al de verderfelijke en maatschappij-ondermijnende krachten van de beginselen der Fransche revolutie." Kuyper („In een betrekking gaan ls hoovaardlj, willen dienen is god vruchtig") ging daarbij in onze ogen wel wat ver: wie het in dit verband over „betrekking" had kreeg het etiket „ongelovig" op geplakt Bij die opvatting paste natuur lijk niet dat „boolen" en „mel den" (zo duldde Kuyper ze soms aan) zich organiseerden, maar Kuypers stem was tegen het eind van zijn leven niet zó gezag hebbend meer dat alle dienstbo den zich naar zijn inzichten schikten; van Juli 1919 tot begin 1922 bestond er een „christelijke vereniging van huispersoneel", waarbij verscheidene dienstbo den aangesloten geweest moeten zijn. Die bond kwam herhaalde lijk ter sprake ln het ln die jaren verschijnende christelijke week blad De Ster en uit dat blad bleek ook dat de dienstboden een levensgroot „vraagstuk" wa ren gaan vormen. Uit De Ster van 1919 bijvoorbeeld kun Je aan de ene kant opmaken dat de genoemde bond flink groeide CJ>at plantje schiet krachtig wortel") maar anderzijds was er de constatering dat „dienstbo den langzaam uit den tijd ra ken." Het blad schreef daarna af en toe nog wel in Kuyperlaanse geest („laat de dienstbode haar keuken en het heele huis waarin zij arbeidt niet als eene fabriek beschouwen met gereglemen teerde werktijden en loonen"), maar de tand des tijds werkte voort Na 1945 ls er, verneem lk bij het CNV. wel weer een chris telijke bond van huispersoneel opgericht, maar die heeft het bij Uit Trouw van 17 mei en de Winkler Prins Encyclopedie van 1934 gebrek aan dienstboden niet lan ger uitgehouden dan het begin van de roerige jaren zestig Uit de naoorlogse Winkler Prins- encyclopedieën ls het woord dienstbode verdwenen; voor het laatst stond het ln de vijfde druk van 1934. Wat de woordenboe ken betreft wonderlijk genoeg ontbrak het in de befaamde woordenlijst die De Vries en Te Winkel ln de vorige eeuw samen stelden (althans ln de vierde druk van 1893). Werd het ln oude woordenboeken wél vermeld dan was er Iets opvallends: het kon mannelijk en vrouwelijk belde zijn. Dat was natuurlijk in over eenstemming vmet de praktijk dat zowel mannen als vrouwen deze „dienst" vervulden en het klopte ook met de opvatting van de zeventlende-eeuwse bij belvertalers. In Mattheus 24 vers 45 van de statenvertaling staat namelijk over de dienstboden: om hun-li eden hun voedsel te geven" en ook in Lukas 12 vers 42 worden dienstboden als „hun" aangeduid (Als het een uitsluitend vrouwelijk woord ge weest was had er volgens de toen geldende regels „haar" moeten staan). In moderne woordenboe ken heeft het woord, al ls de maatschappelijke werkelijkheid waarop het betrekking heeft uit gestorven, krachtig standgehou den. Uitsluitend vrouwelijk wel iswaar, maar nog volledig Intact. En welbeschouwd zo mooi als iets kostbaars uit een museum. Laten staan en zuinig op zijn!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15