'1830' wordt herdacht met een hereniging Waarop rijden straks auto's in België? Wetenschap en techniek jebdag 17 MEI 1980 TROUW/KWARTET 23 ■BELGIË ISO JAAH1 Veel woorden en zegswijzen die in Vlaande ren te horen en te lezen zijn, zijn goed Hederlands, hoewel men ze in het Noorden niet meer kent, betoogde eens een niet on vermaard neerlandicus, prof. P. Gerlach Royen OFM. Maar een 'noorderling' met wat taalgevoel, die regelmatig radio en tele visie uit 'het zuiden' volgt, hoort heel wat dat afwijkt van wat hij zelf zegt of van wat hij juist vindt. Men zet er de zaken niet in de ijs- maar in de koelkast, men zet er de arbeiders niet op straat maar aan de deur. men zei er 'seffens' iets doen. Wat is er j toch aan de hand, daar onder Maastricht, Tilburg en Axel? Een gesprek in Brussel heldert op. door J. G. A. Thijs we zullen nooit genoeg woorden hebben, er zul len nooit genoeg stem men zijn Die woorden van de Vlaamse letter- kundige August Ver- neylen flitsen door me in als ik in een van de egeringsgebouwen in de Brusselse Wetstraat ipreek met mr. J. Fleer ackers. die door zijn ambtelijke functie sterk >ij de taal betrokken is. Aanleiding tot het ge brek: het verdrag inza ke een taalunie, dat Bel gië en Nederland bin nenkort definitief zullen sluiten. Vermeylen schreef de aange haalde woorden in het begin ran deze eeuw en zijn stelling jat men uit elk gewest het jeste voor de Nederlandse aal moest halen liep uit op pleidooi voor behoud van het eigene van Vlaanderen, het toen nog veelszins achter gestelde gewest. Bijna tachtig jaar later zijn de Vlamingen er heel wat beter aan toe, ook de strijd voor de eigen taal is grotendeels gestreden en Vlaanderen is nu, zegt mr. Fleerackers. op zo'n niveau gekomen dat het als „even waardige" partij met Neder- and kan onderhandelen. En Fleerackers is er niet bang voor dat het streven naar een heid zal gaan ten koste van het eigene. „De uniforme, vormloze massa waarvoor sommigen vrezen komt er be slist niet; dat zou in geen en- de taal gebeuren. De men sen zullen hier hun „eigen" woorden blijven gebruiken, lk vogeltje zingt nu eenmaal soals het gebekt is." Verschülen zullen er dus blij ven maar wat voor verschil len? Op die vraag spitst het ?esprek zich voor een groot deel toe. Fleerackers: „Het is een feit dat veel ouderen in Vlaande- I, ren moeite hebben met de Ne derlandse taal maar denkt Mr. J. Fleerackers u zich eens in onder wat voor omstandigheden zij die taal geleerd hebben. Tot 1883 werd het middelbaar onderwijs ge heel in het Frans gegeven, daarna mócht het in het Ne derlands, maar dat laatste werd pas verplicht in 1932. Neem nu mijn vader: die heeft omstreeks 1910, 1920 zijn stu dies geheel in het Frans ge daan. Hij kreeg dus ook stel het u voor! Nederlandse les in het Frans. Waar raapte zo iemand zijn Nederlands bij el kaar: op straat, bij de meid. Zelfs na 1932 werden er nog vakken in het Frans gegeven. Mijn vrouw bij voorbeeld volgde Nederlandstalig onder wijs, maar zij kreeg het vak 'maintien' (een niet-verplicht vak, waarbij aan meisjes ge drag, houding en dergelijke onderwezen werd) in het Frans." Tegen deze achtergrond stelt Fleerackers zijn enthousias me voor de Taalunie. „Het moet niet zo zijn dat een Belg die naar Nederland gaat daar geen verhaal durft houden omdat hij voelt dat hij de taal niet beheerst. Omgekeerd moet een Nederlander zich in Vlaanderen niet vreemd voe len. Dat betekent dat beiden de standaardtaal moeten be heersen; in een tijd waarin de hele wereld een groot dorp ge worden is is dat beslist nood zakelijk. Dat brengt een grote taak mee voor ons onderwijs! Aan de andere kant is er dus het belang van een grotere eenheid, maar aan de andere kant moet een instrument als de taalunie het mogelijk ma ken dat wij als Zuid-Neder land voor honderd procent aan onze trekken komen en dan bedoel ik dat wij het eige ne. datgene wat wij aanvoelen als onze taalrijkdom, zullen kunnen behouden. Het is toch niet meer dan natuurlijk dat onze taal een zekere kleur heeft: aan Toon Hermans kun je goed horen dat hij uit Lim burg komt en toch spreekt hij herkenbaar standaard-Neder lands." Dus zo veel mogelijk be houden? „Nee, voor uitdrukkingen die fout Nederlands zijn, moeten we natuurlijk niet op de bres springen. Ik denk bij voor beeld aan de verwisseling van 'verstaan' en 'begrijpen', of, om een sprekender voorbeeld te nemen: veel Vlamingen zeg gen 'een voorstel weerhouden' als ze bedoelen: 'een voorstel aanvaarden'. Dat is zonder meer verkeerd. Maar let nu eens op een woord als 'sef fens'. Dat is niet: onmiddel lijk, ook niet: dadelijk, ook niet: straks (want dat kan over een paar uur zijn), maar: iets verder dan 'dadelijk', over een kwartier of zo. Dat is een goed woord, dat door de een wording in noord-Nederland verloren is gegaan (uitgezon derd hier en daar in Noord- Brabant). maar dat in zuid- Nederland nog gebruikt wordt. Voor het behoud van dergelijke woorden zullen we moeite moeten doen. En tus sen dialect-taal en cultuurtaal moet er een vruchtbare wis selwerking zijn. Het dialect is de voedingsbodem van de al gemene taal zoals het platte land de voedingsbodem van de stad is." Door het toenemende contact tussen de mensen (reizen, te lefoon en dergelijke, maar vooral de televisie) blijft het gevaar dat er veel eigens ver dwijnt toch groot. „Ja, dat is natuurlijk zo. On derschat bij voorbeeld de ge volgen van het reizen niet. Als u 's zondagmorgens op de 'vlooienmarkt' in Antwerpen komt ziet u daar vele duizen den Nederlanders. En dan de televisie: die werkt inderdaad in de richting van eenheid, maar heeft daardoor ook een zegenrijke invloed gehad. Mijn moeder heeft uitsluitend Frans onderwijs gehad, zij spreekt sterk 'gekleurd' Ne derlands. Toen de Nederland se televisie begon met het uit zenden van toneelstukken, klaagde zij: Dat Hollands, ik kan er niks van verstaan. Nu slaat zij geen Nederlands stuk meer over (zij is dol op toneel), de televisie heeft haar ver trouwd gemaakt met de alge mene taal. Voor veel jongeren is het probleem natuurlijk veel kleiner, zij zijn er door het onderwijs en de televisie in gegroeid. Toch blijf ik er hier in het zuiden steeds de nadruk op leggen, ook tegen over mijn kinderen: zorg dat je de algemene taal kent. En het is toch duidelijk dat je een buitenlander, die Nederlands wil leren, de algemene taal bijbrengt waarin 'je' en 'jij' voorkomen en niet de gekleur de taal met 'ge' en 'gij' „Nee, pessimistisch over de gevolgen van meer eenheid ben ik niet. Lang is er grote nadruk gelegd op het belang van uniformiteit, nu krijgt het behoud van het gewestelijke weer veel meer accent. Toch ben ik ook nog wel bang dat we in een soort 'halve' taal zullen blijven steken, dat de mensen straks niet opgewas sen blijken tegen wat in een tweetalige functie van hen wordt gevraagd." Met die tweetaligheid van België heeft mr. Fleerackers heel wat te maken: hij is voorzitter van de vaste com missie voor taaltoezicht, een instantie die de regering ad viseert over de toepassing van de taalwetten. „Daarbij gaat het vooral over de mate waarin de beide grootste taalgemeenschap pen, Frans- en Vlaamstaligen, aan het bestuur deelnemen. De verdeling van de functies hangt sterk af van de aard van het departement. Zo heeft de visserij, die aan de (Vlaamse) kust wordt beoefend, een Ne derlandstalig bestuur; de bos bouw daarentegen, die vooral in het oosten en zuidoosten wordt uitgeoefend, een Fran stalig. Bij de diplomatie ligt de verhouding half om half. Onze commissie heeft ook een ombuds-functie: ieder die een klacht heeft over de toepas sing van de taalwetten kan zich tot ons wenden. Om een eenvoudig voorbeeld te noe men: als ik op het postkan toor vijf postzegels in het Vlaams bestel en de loket- ambtenaar verstaat me niet, dan kan ik klagen. We krijgen zo'n vierhonderd klachten per jaar en dat is eigenlijk niet veel, als u bedenkt hoe vele miljoenen bestuurshandelin gen er elk jaar uitgevoerd wor den! Er zijn ook taalwetten voor het bedrijfsleven: zo moeten alle afspraken over werktijden, lonen en dergelij ke gemaakt worden in de taal van de werknemer, de be diende." Voor het zover was is er waarschijnlijk heel wat gebeurd. „Ja, dat is allemaal in een lange reeks van jaren afge dwongen naar aanleiding van grove misbruiken. Wij Vla mingen komen van heel ver. Bedenkt u eens wat er na de val van Antwerpen, in 1585, gebeurd is. Antwerpen was toen de grootste stad van de Nederlanden, zuid-Nederland, was een protestantse natie. Veertig jaar na 1585 waren er van de honderdduizend Ant werpenaren nog maar veertig duizend over. Stel u eens voor hoeveel huizen er toen leeg- gestaan moeten hebben! Het beste kun je de gebeurtenis sen van toen vergelijken met wat er na de oorlog in Oost- en West-Duitsland gebeurd is. Hoe gaat het na zo'n breuk: er komt een vluchtelingen stroom op gang. een uittocht van intelligentsia. Je zou kun nen zeggen: wij hebben ons Korea, ons Vietnam tóen be leefd. Met dit verschil dat de Amerikanen na afloop van het Vietnamese drama het land Tussen Belgen en Nederlanders heeft het, vooral in de jaren twintig en dertig, niet altijd goed geboterd. Deze plaat verscheen in 1920 in het christelijke weekblad De Ster: een Belg steekt een spaak in het Nederlandse wiel. verlieten en dat de Spanjaar den bij ons gebleven zijn. Vele duizenden Zuidnederlanders zijn toen naar het Noorden getrokken en daar hebben zij veel bijgedragen ook aan de taal en de cultuur. Of wij in het zuiden het nu leuk vinden of niet: de cultuurtaal, die in de middeleeuwen uit Vlaande ren kwam en later uit Bra bant, komt nu uit het Noorden." Toen de Brusselse radio het bericht over de taalunie ver spreidde zei de omroeper er wat ironisch bij: och, de spreekmakende gemeente zit toch in het Noorden! Iets van een minderwaardigheids complex? „Och, ik heb geen enkel com plex daarover, natuurlijk was het anders geworden als wij de oorlog tegen de Spanjaar den gewonnen hadden, maar de dingen zijn nu eenmaal zo gegaan als ze gegaan zijn. Ik klaag er ook niet over dat wij weinig hulp uit het Noorden gekregen hebben; ik stel al leen vast dat wij de laatste honderd of vijftig jaar veel hebben bereikt en wij hebben zelf de kooltjes uit het vuur kunnen halen. En ik ben opti mistisch over de komende ontwikkelingen. U weet dat er kort na de tweede wereldoor log, toen de befaamde Bel gisch-Nederlandse woorden lijst samengesteld werd, nogal wat moeilijkheden en me ningsverschillen waren. Ruw gezegd: het noorden was pro gressief, het zuiden conserva tief. Dat kwam vooral tot ui ting in de spelling van de bas taardwoorden. Wat betreft de keuze tussen een spelling met c of k viel de grens vrijwel samen met de staatsgrens. Maar toen er in de jaren zestig nieuwe besprekingen gevoerd werden bleek dat er een enor me ontwikkeling geweest was. De grens lag helemaal niet meer op de staatsgrens, er wa ren progressieven in het zui den én het noorden, er waren conservatieven in het noorden én het zuiden. In vijftien jaar was de taalgrens Noord-Zuid totaal doorbroken! Ik maak me over de komende dingen dan ook geen zorg: er zal onge twijfeld nog wel wat gebek vecht worden over spellings kwesties en dergelijke, maar de eenwording is er in feite al." Er wordt nogal verschillend aangekeken tegen de aandui ding 'Zuid-Nederlands' in woordenboeken. De samen steller van Van Dale, dr. C. Kruyskamp, ontkent dat daarin een afkeurend of dis criminerend element zit, hij noemt het een 'eenvoudige constatering'. De samenstel lers van de Belgisch-Neder landse woordenlijst van 1954 echter vonden een etiket 'ge westelijk' ongewenst en lie ten de aanduiding Zuid-Ne derlands daarom achterwege. „De vermelding Zuid-Neder lands vind ik verarmend en gevaarlijk om de eenvoudige reden dat minder-bewuste mensen zo'n woord zullen la ten vallen, al doen ze dat mis schien zonder het te be seffen." Hoe kijkt u nu tegen 1830 aan? „Och, ik geloof dat geen wel denkende Vlaming zou zeggen dat het nü zo zou moeten als het in 1830 gegaan is. Maar het is gebeurd, geschiedenis is geschiedenis. Slechts een klei ne groep Vlamingen wil aan sturen op hereniging met het Noorden, maar vóór verdere toenadering tot het Noorden is iedere weldenkende hier. Zelfs in Wallonië staat men daar niet afwijzend tegenover, al zit er bij de Franstaligen natuurlijk niet die gevoelswe reld achter die wij ervaren. Wat de Benelux betreft, het spijt mij dat daarin een zekere stilstand is. ik zou voor een sterkere federatie zijn. De Be nelux was een voorbeeld voor Europa, in Europa is er on danks veel vallen en opstaan sprake van vooruitgang, in de Benelux is er jammer genoeg een afremming. Een zeer be langrijk element in de Taalu nie vind ik dat het de eerste maal is dat Vlaanderen in fei te zelfstandig een verdrag af sluit. Sinds 1970 behoren za ken van taal en cultuur tot de soevereine, exclusieve be voegdheid van Vlaanderen. Al wordt het verdrag tussen de ministers gesloten, door de parlementen goedgekeurd en door de Koning en de Konin gin getekend, de wezenlijke beslissing erover is aan de 'kultuurraad' (zeg maar: het deelparlement) van de Vla mingen voorbehouden. In ge wone mensentaal gezegd: de Franstaligen kunnen er hun neus niet meer insteken. En tot slot: ik vind het prachtig dat wij de afscheiding van 1830 kunnen herdenken met een hereniging." Mr. J. Fleerackers is behalve voorzitter van de Belgische commissie voor taaltoezicht ook Belgisch voorzitter van de commissie tot uitvoering van het cultureel verdrag België-Nederland. De Taalu nie (Fleerackers: „De naam viel me in toen ik me op een ochtend stond te scheren") voorziet in de vorming van instanties die zich zullen be zighouden met zaken als spel ling, gramatica, woordenlijs ten en eenheid van juridische en wetenschappelijke termen. door Rob Foppema I Nieuwe energiesystemen laten zich niet ongestraft in wille keurig tempo invoeren, zagen we vorige week. Overhaaste spoed met zonneverwarming kan ertoe leiden dat je je arm produceert voordat het echt gaat helpen. Vandaag gaan we een stapje verder: élke energiebron blijkt historisch zijn vaste tempo van opkomst en ondergang te hebben. De onderzoekers die daar achter kwamen, zijn er zo van onder de indruk, dat ze die wetmatigheden durven door te trekken naar de toekomst. En dat leidt tot verbijsterende vragen, zoals: Je ziet er langs de weg iog niets van, maar benzi- lepompen lijken in het ko- ünkrijk der Belgen uit- tervende instellingen te 'orden. In Nederland, En gland en West-Duitsland •ok, overigens, maar elders n West-Europa niet in die mate. Daarmee tekent zich Kil regionale ontwikkeling al. die merkwaardig ge noeg is om oplettend te volgen Er is namelijk geen re- don om aan te nemen dat °ok de auto in deze con treien uit het straatbeeld verdwijnen. Cesare "archetti en Mebosja Na kicenovic vonden de vraag die daardoor opgeworpen wordt. pikant genoeg om hem in hun rapport cursief te laten afdrukken: .Als dit waar wordt, waar zullen pto's dan op rijden?" faarschijnlijk op metha nol. speculeren zij uit de apsse hand. dat uit aardgas uit kolen gemaakt zal •rden. Tot hier toe mag het ver- i haai dan een wat lichtzin- rige indruk maken, de ach- ?rond is ernstig genoeg, rchetti en Nakicenovic verbonden aan het In- «ationaal instituut voor Bepaste systeemanaly se (IIASA) in het Oosten rijkse Laxenburg. Daar worden ongetwijfeld ook grapjes gemaakt, maar die worden niet als research- rapport formeel gepubli ceerd. De bedoeling van de tnderzoekers was, enig sys tematisch inzicht te ver krijgen in de manier waar op verschillende energie bronnen elkaar vervanlen en opvolgen, Sinds 1973 een actueel onderwerp. Maar de gebruikelijke ma nier om daar enig zicht op te krijgen, bevredigde hen niet. Dat werkt met gecom pliceerde economische mo dellen, die snel onbetrouw baar worden naarmate je er verder mee probeert vooruit te kijken. En de IIASA-mensen wilden ver kijken, liefst een jaar of vijftig, omdat zij ervan doordrongen waren dat de energievoorziening geen korte-ba an werk is. Dus voerden zij een tac tische frontverkorting uit: niet meer naar details kij ken. niet meer over oor zaak en gevolg piekeren, gewoon kijken wat er ge beurd is en of je daar sys teem in kunt ontdekken. Dat bleek te kunnen met een verrassend eenvoudige benaderinl. Marchetti en Nakicenovic vatten ver schillende energiebronnen op als alternatieve technie ken die met elkaar concur reren om hun marktaan deel, de mate waarin zij aan de totale (energie- )vooraiening bijdragen. Daar was een ordelijke wiskundige beschrijving voor bekend, die de op komst van veel nieuwe technieken goed beschrijft en dus ook de teleur gang van de eerdere tech niek. De grafiek staat in de wandeling bekend als de logistieke curve, en ver toont kenmerken die je met gezond verstand tok had kunnen bedenken. De nieuwe techniek komt ge leidelijk op, het marktaan deel groeit daarna voort durend sneller, totdat het naderen van een veizadi- gingsniveau voor de af vlakking zorgt. Maar de logistieke curve blijkt het gezond verstand te kunnen aanvullen door dat de wiskundige om schrijving ook bruikbaar is in situaties die je niet meer een. twee. drie kunt over zien. Ook als drie of vier energiebronnen tegelijk in het spel zijn, blijken de his torische verbruikscijfers precies met logistieke cur ven te kunnen worden be schreven. De tnderzoekers laten dat overtuigend zien in een speciale grafiek waarin de schaalverdeling voor het marktaandeel (F) zo is vervormd dat op komst en ondergang van elke energiebron verlopen langs rechte lijnen. Voor de liefhebbers: de logistieke curve wordt beschreven door F'(l-F) exp,at*bi. waarin F het markt aandeel is. t de tijd en a en b con stanten die uil het historische ver loop worden opgemaakt. De breuk F/<I-F) is op een logaritmische schaal uitgezet, zodat de grafiek rechtlijnig verloopt met t. De kriebeltjeslijnen geven de historische verbruiks cijfers weer. de gladde lij nen de meest passende be schrijving volgens logistie ke curven. De overeen komst is treffend. De opge treden regelmatigheden zijn niet minder treffend. Energiebronnen vervan gen elkaar regelmatig, en vooral langzaam. Het duurt ongeveer honderd jaar voordat een markt aandeel van één procent (F 0.01) is toegenomen tot vijftig procent (F 0,50). Tijdelijke storingen zoals twee wereldoorlogen en een economische crisis brengen slechts rimpelin gen teweeg in het grote patroon. EXACTION 'F) Marktaandelen (F op de schaal rechts) in het wereld- energieverbruik van hout (WOOD), steenkool (COAL), aardolie (OIL), en aardgas (NAT-GAS) tussen 1860 en 1975. De lijnen zijn theoretisch doorgetrokken tot 2050, aannemend dat ook kernenergie (NUCLEAR) en zonne- energie en kernfusie (SOLFUS) een rol gaan spelen volgens het gevestigde patroon. Soortgelijke wetmatigheden ais voor het wereldenergie- verbruik gelden, zijn ook in de gegevens per land her kenbaar. Als de lijnen doorgetrokken mogen worden, zou olie tegen 1990 van de markt verdwijnen. Waar al het vervangende gas vandaan zou komen, geeft de analyse niet aan. ij) «Jiirnu Hoe sterk hun model ook toekomstige ontwikkelin gen kan verklaren, laten Marchetti en Nakicenovic spectaculair zien. Door al leen de historische gege vens te gebruiken uit de periode 1900-1920. zijn zij in staat het verdere ver loop in de periode 1920-1970 met behoorlijke nauwkeurigheid te „voor spellen". Alleen het aan deel van aardgas komt een procent of zeven te laag uit, maar daarvoor waren de basisgegevens ook erg mager. (Uit de groei van één naar twee procent tus sen 1900 en 1920 was de steilheid van de groeicurve eigenlijk nog niet goed te bepalen.) Toen hun model zo ro buust bleek te werken, vonden de Laxenburger onderzoekers de moed om hun berekende lijntjes maar eens tot het jaar 2050 door te trekken. Daarbij stonden ze wat betreft kernenergie voor dezelfde moeilijkheid als bij het aardgas in 1920: het markt aandeel is net tot twee pro cent opgelopen, maar daar voorspel je nog geen snel heid van marktpenetratie mee. Ze hebben maar aan genomen dat het zou verlo pen in het gebruikelijke tempo. Ook uit de losse hand is aangenomen dat in 2000 een nieuwe energie bron een marktpercentage van één procent over schrijdt en dus in de gra fiek zichtbaar wordt: waar schijnlijk zonne-energie. j misschien al kernfusie en vrijblijvend aangeduid als „SOLFUS". Zulke grafieken zijn ook per land en per sector te maken, historisch klopt het allemaal vrij keurig, en de vooruitberekening leert inderdaad dat in België en Nederland het olieverbruik over zijn top heen is en in 1990 uit het zicht van de grafieken verdwijnt. Waar op rijden straks de auto's? Dat is geen hoofdzorg voor Marchetti en Nakicenovic, zij hielden zich tenslotte niet met details bezig, ze werpen hoogstens prikke lende vragen op. Daarbij hebben ze één vraag over het hoofd ge zien. Elke nieuwe energie bron kwam tot nog toe op omdat hij handiger en/of goedkoper was dan de be staande. die nog lang niet op waren. We zijn nu bezig met het ontwikkelen van dure energiebronnen, om dat het opraken van de be staande olie wél in het ver schiet ligt. Daarvoor zou wel eens een heel ander model kunnen gelden dan het historische. Dat neemt overigens niet weg dat het opwerpen van prikkelend vragen altijd welkom is. C. Marchetti en N. Nakicenovic. The dynamica of energy syatema and the logistic substitution model. IIASA RR-79-13. Laxenburg. 1980

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 23