Inleven in het sterven en de dood t 6 HET BOEK EN DE VERANDERENDE 8AMENLEVTNG VKWARTET MAANDAG 14 APRIL 1980 L Koolhaas (geboren 1912) debuteerde vrij laat met de bundel jerverhalen Poging tot instinct (1956). Sindsdien is er bijna elk jaar el een boek van hem verschenen. Aanvankehjk waren het vooral erverhalen waar hij zich op toelegde, maar gaandeweg traden de ensen erin steeds meer op de voorgrond. Die ontwikkeling drukte i in de vorm uit als een ontwikkeling van verhaal naar roman, oral met zijn romans, misschien nog meer dan met zijn verhalen, eft Koolhaas een zeer groot pubhek bereikt. Hoogtepunten uit die bmanproduktie zijn onder meer: Vanwege een tere huid (1973), De (duiden van de eerste dag (1975), Tot waar zal ik je brengen? (1976) De laatste goendroen (1977) allemaal romans die voortdurend herdrukt worden. Behalve verhalen en romans schreef Koolhaas enkele toneelstukken o.m. Noach (1970) en talloze filmscenario's, waaronder enkele van zijn eigen boeken. Tot voor kort was hij directeur van de Filmacademie, een betrekking die hem weinig tijd het voor schrijven. Dat die omstandigheid toch niet ongunstig uitwerkte, blijkt nu hij gepensioneerd is. Ik had met Koolhaas een gesprek over de manier waarop hij schrijft en over een aantal eigenschappen van zijn boeken. Over een paar maanden verschijnt bij G. A. van Oorschot van Koolhaas nieuw werk: geen roman, maar een sprookjesbundel. Twee sprookjes werden opgenomen in de BZZTöH-uitgave Het gevederde gevoel (1980). HIJ door T. van Deel e best vindi essa; t aant Acht! kes, dit bo« ïingei nt is d{ rijgen eken /ordei anneer begint, voor jou, een roman? zomervakantie altijd. Nu is alles iderd doordat ik die filmacademie meer heb, maar het was praktisch alle boeken zo dat ze in de xvakantie begonnen. Ik liep er dan rond van augustus tot Kerstmis, en 27ste december begon ik altijd te iven." lat is wel een ritueel te noemen. «4, r Cs het, ja. Wij gingen altijd naar dië, de enige streek die ik ken ik me helemaal thuis voel. Als je rondloopt zie Je altijd wel dingen die Iken en Je eigenlijk een boek cadeau De liep eens in de regen te wandelen in stond ik opeens voor die pskooi uit „Een geur van :held". Daar heb ik een paar uur over •alk gehangen en toen had ik dat taal. Corsetten voor een libel ook. Het dat wij daar altijd huren, in het je van Normandië, ligt vlak bij een u-valletje waar waanzinnig veel len zijn. Honderden parende libellen ten om je heen en dan kan het niet ers of je gaat meevliegen. Dat moet kis Je die bewegingen ziet, het wordt je pon geleverd." Raar je hebt al voordat je naar jnandië gaat gedachten over wat je Ischrijven, neem ik aan. :er ja. Ik had bij voorbeeld het idee •k te maken waarin de „geluiden Ie eerste dag" een soort van altijd rezette atmosfeer op de wereld :enen, en dan vind ik daar de setting. »pt dus wel met iets in je hoofd rond Ije vreselijk bezighoudt, maar je ziet ns een situatie waar het in onder te (gen is. Die kans is bij mij in (nandië altijd heel groot. hebt dan iets concreets om mee Ier te gaan idat heeft te maken met de Irerhalen. Met het schrijven daarvan Ik eigenlijk toevallig begonnen. Ik zat in een huis waar zo verschrikkelijk pre^nuizen waren, dat ik ze wel moest rveren. En doordat die muizen meer hadden van mij dan ik van die seKschefen. is de omkering gekomen: ik ging band hen inleven. Je kan ook vanuit die TienweriJn leren zien«en dat een training bij jei aandfeworden geloof dat ik hier als Tieenie lal vreselijk dichtbij zat. Toen al werd Itzettend één met de atmosfeer: je met je paardje en wagentje over het B, en allerlei hoeken en gaten innen een bepaalde stemming te Igenwoordigen waarin je je ging niet n heeft alleen maar zin als je zo ver van „Jat je je probeert in te leven in het •aren, vrfen en de dood. Als je dat een aantal het levejj gedaan hebt met verschillende dew?1 in verschillende omstandigheden. ien' Üt je natuurlijk met je denken erg om ood heen, maar tegelijkertijd neem Je lie dierenwereld over dat de dood taboe is. Pas toen durfde ik het aan ns te gaan schrijven, omdat ik niet terugschrok voor doodgaan, of voor tuatie waarin mensen na hun dood en zekere rol spelen, en bovendien 'oor het thema van een irgeboorte tijdens je leven Dat zijn thema's geworden: de tlbaarheid van het leven, de I durende aanwezigheid van de dood lk leven dan ook. dus ook in een enleven. en de mogelijkheid van een rgeboorte.' hebt dus steeds een voorstelling in acto van een geschiedenis die jouw i's bevat, in Normandië blijkt ilgens de voorwaarde vervuld voor rmgeving ervan, maar dan heb je let een roman. Hans B< de bi|b« len die an hebb r loop je dus in september, oktober, tnber en december over te denken. Af schrijf ik drie. vier regels op, maar aans doe ik dat niet. Het gebeurt ok vaak dat. als het boek klaar is. dat ik allerlei dingen die ik in mijn had, vergeten ben." nd je dat het zo moet, of word je er omstandigheden toe gedwongen zo rken? was tóen een noodzaak, maar wel instige Nu ik die school niet meer op ik rond met een erg mooi idee *n roman op het Elckerlyc-thema. omdat ik zoveel vrije tijd heb ben ik :n veel meer gaan uitdiepen dan Iers. bij gebrek aan tijd, deed. zodat t begin niet meer deugt. De figuren vooral zo houden. Qmdat ze erg mooi eworden. maar het begin is niet Anton Koolhaas verschrikkelijk geïnspireerd serieus genoeg meer om die mensen zo diepgaand te laten worden." Je vindt, blijkbaar, niet dat het schrijven van een roman maakwerk is. „Nee, het is geen maakwerk, natuurlijk niet. Ik ben verschrikkelijk geïnspireerd als ik schrijf. Ik zat aan zo'n 9000 woorden op een dag, was helemaal dizzy, en de volgende dag ging het weer net zo. Het moest eruit. Ik schrijf onder dwang. Tegen de tijd dat ik er bijna drie maanden mee heb rondgelopen vliegt het ventiel er bijna af. Nee, ik vind het absoluut geen maakwerk, ik lijd aan ieder boek, iedere keer als ik begin denk ik: moet ik wéér door die hel. En dat moét. Je trok dus een enorme wissel op dat éne moment met de kerst? „Precies. Wat het schrijven betreft heb ik de mentaliteit van het parachute-springen: ik denk datie wel open gaat." Maar met schema's en dergelijke werk je niet? Twee verhaaldraden, zoals die nogal eens bij jou voorkomen, heb je in zekere zin in combinatie met elkaar in je hoofd? ,,In De laatste goendroen put de goendroengeschiedenis uit de mensengeschiedenis. De suède schoen is essentieel in dat boek. Die had ik nodig voor het gedeelte met de totale eenzaamheid van het dier. Er is dan geen enkele soortgenoot meer die hem een geluksgevoel kan geven, dus hij zoekt dat bij iets wat ooit dierlijk is geweest. Hij voelt zich geborgen bij die schoen hij is ook jong bij zijn moeder weggelopen. Ik had die schoen nodig voor een animaal gevoel van ergens bijhoren. Ik noem juist die schoen omdat ik wil aangeven dat de verbindingen tussen de twee verhalen wel in mijn hoofd zitten voordat ik begin te schrijven Al schrijvende heb je natuurlijk telkens weer invallen, en die denk je dan door in het andere verhaal. Je moet bliksemsnel denken. Aan welke voorwaarden moet een roman voldoen, wil jij hem geslaagd vinden? „De verantwoordelijkheid die ik tegenover ieder boek heb ik die tegenover mijn eigen werkelijkheid. Als iemand het niet geloofwaardig vindt, kan mij dat niet schelen. Het gaat om mijn eigen zeer gevoelsmatig bepaalde werkelijkheid, die wil ik bereiken. Dat is in De nagel achter het behang onvoldoende gelukt, vandaar dat ik het scenario heb veranderd. Op een gegeven moment had ik vanwege een tere huid af. maar het slot zat er nog niet aan. Ik was wel klaar, maar het bloedde nog zo na in mijzelf, en ik had dus een soort stelpmiddel nodig. Voor veel mensen is het einde niet duidelijk genoeg. Ze zijn er kapot van dat Jokke dood is. maar Jokke is niet dood. het Jóngetje in hem is dood. het jongetje is irreparabel. En in Takkie is het meisje dood als ze voelt dat ze verantwoordelijk is voor die twee verloederde ouders. Een hele geruststelling voor lezers die er ellendig van waren geworden. De romanwereld is volstrekte realiteit Dat is absoluut zo. „Bij voorbeeld de hazen uit Liefde schuilt in een doublet van hazen" leven ook nu voor mij nog helemaal, en sommige romanfiguren ook. die draag ik de hele dag mee. Vermorzeld worden Maar ze zijn natuurlijk wel van woorden. „Ja. maar wat geeft dat nou? Gogol, mijn lievelingsauteur, in het bijzonder met Dode zielen, schept figuren, verbazingwekkend. Niet alleen Tchitchikow, maar ook al die boeren bij wie hij op bezoek gaat zijn fantastisch Gogol wordt daar zelf door overweldigd af en toe. Dan gaat hij op een andere planeet staan om die troika met die paarden te beschrijven, ieder Russisch volkskind kent dat uit zijn hoofd. Hij moet af en toe gewoon eens op een ster gaan zitten om het terrein te overzien. Dat is zijn manier om niet vermorzeld te worden door z'n figuren, die zo vreselijk voor hem leven. Ik denk dat ik me daarom erg met hem verwant voel, dat gevoel van vermorzeld te worden ken ik ook." Dit heeft te maken met het „point-of-view". Je schrijft min of meer als vanzelf altijd óver derde-personen. „Ja, maar ik ben natuurlijk erg bij die personages betrokken. Als Tes uit Tot waar zal ik je brengen over boord spoelt, vind lk dat verschrikkelijk. Toch is die passage maar heel kort geworden. Ze stoot haar kop vreselijk, dan gaat ze op het dek zitten en ongemerkt weggespoeld." In je latere boeken geef je de indruk je sterk te identificeren met de verteller. „Ja, ik identificeer me volledig met de verteller." Maar er zijn ook schrirvers die een verteller kiezen. Of vind je dit een absurd probleem? „Nee, ik vind het helemaal geen probleem Ik kies geen verteller, ik ben zélf die verteller. Ik voel me veel te emotioneel betrokken bij wat lk vertel. Die koe bij voorbeeld uit de geluiden van de eerste dag. die altijd een koekje krijgt als-ie elektrisch gemolken wordt, en zo wanhopig kijkt als-ie z'n koekje niet gekregen heeft ik identificeer mij daar met zo'n koe." Mijn vader inspecteerde iedere avond de Nijl heeft zoals de meeste van je boeken een heel mooi eind, vind ik, met die klappende deur. Je hebt blijkbaar een goed gevoel voor symbolische werking. „En voor associaties. Dat komt misschien doordat ik films gemaakt heb. Filmen is uitsluitend vertellen in associaties. Zo'n eenzaam klappende deur kent ledereen, iedereen heeft daarbij hetzelfde gevoel, denk lk. Je moet een associatie zoeken waarvan je weet dat Je stemming ermee correspondeert Je locaties, of weersomstandigheden. Foto: Ronald Sweering zijn wel vaak symbolisch te noemen. De ene keer een toren, zoals in Een kind in de toren, de andere keer juist een put, zoals in Nieuwe maan. „Het gekke is dat ze voor mij niet bij voorbaat symbolisch zijn. Fens beschreef dat de man uit Een kind in de toren naar boven gaat en tegelijkertijd psychisch een tegengestelde beweging maakt naar beneden. Dat had ik me niet gerealiseerd, maar hij ziet dat juist." Fantasiedieren Wat is het voordeel van een zelf verzonnen dier, zoals een hoedna of een goendroen? „Ik heb voor het eerst fictionele dieren gebruikt in „Een gat in het plafond", omdat ik twee soorten donker tegen elkaar uit wilde spelen, namelijk het donker van de schoorsteen en het donker van de ruimte tussen het plafond en de volgende vloer. Ik heb daar die gormol gemaakt die het absolute zwart, en die snook die het halfduister vertegenwoordigt. Daarvoor waren geen dieren in de wereld voorhanden. Die hoedna's heb ik verzonnen omdat lk een dier nodig had met allerlei speciale aangeboren eigenschappen zoals haat tegen de kleur roze omdat pelikanen roze zijn. Rond de goendroen speelt de kwestie van de laatste eenzaamheid. Bij werkelijk bestaande beesten moest ik er altijd voor zorgen veel van ze af te weten, en dan raak Je Je onbevangenheid kwijt, je weet dan te veel. Na Corsetten vooreen libel had lk alleen nog maar dieren verzonnen. Misschien dat ik mijn onbevangenheid ooit nog weer eens terugkrijg, hoewel je onbevangenheid bijna nooit terugkrijgt." Levert een verzonnen dier misschien meer mogelijkheid tot inleving op? „Het is in feite hetzelfde procédé, omdat je het dier natuurlijk vrij goed voor ogen hebt. maar inderdaad, kippen bij voorbeeld geven Je wel eens een steuntje. Ik heb eens drie weken in een kippenhok in Normandië gezeten, dat heb lk beschreven in het verhaal „Vleugels zonder veren". Dat is dan ook geen verhaal geworden, maar een observatie. Je komt een hoop aan de weet hoor. als je zo'n drie weken lang, uur na uur. een groep kuikens en een moeder observeert. Er waren vier moeders, met allemaal een stuk of zes kuikens. Vier daarvan hadden geen veren, dat waren dus gehandicapte kuikens. De omgang met die gehandicapte kuikens, en ten slotte het doodtrappen van ze. daar zit een wereld in. Er waren ook drie hanen, maar twee buiten functie. De frustraties die die twee dan hebben, zijn volgens mij volledig onbekend." Je voelt je dus genoodzaakt, als je reële dieren neemt, je te houden aan hun bestaande eigenschappen. „Nu wel ja. Nog niet met bij voorbeeld de lemmingen in „De laatste steen". Ik had nog nooit een lemming gezien, behalve dan in het natuurhistorisch museum in Rouaan. Maar de dieren die daar opgezet zijn, houden het midden tussen een ezel en een muis, zij vertonen geen enkele gelijkenis meer met het dier. Het zijn allemaal dweilen. Pas later heb ik gelezen dat lemmingen ontzettend zenuwachtig zijn. Zij kunnen, op het wijfje na, absoluut niemand op hun territorium verdragen. Maar er zijn Jaren dat er zo erg veel lemmingen zijn, dat ze onophoudelijk eikaars territoria kruisen, en dan worden die beesten volstrekt overprikkeld. Dan gaan ze *m smeren, heuvel-af, zwemmend door rivieren en beken, totdat ze niet lager kunnen en bij de zee komen en daar in zwemmen. Dat is dan zelfmoord. Om de overprlkkeldheid van die lemmingen weer te geven, geef lk ze rijmdwang mee. Elke keer als een lemming over het territorium van een ander loopt, zegtrie rijmpjes op. Dat doet die ander ook, en zo raken ze met hun eigen rijmpje in de war door de woorden van die ander. Nou ja, die overprlkkeldheid heb ik de lemmingen volkomen intuïtief meegegeven, pas later las ik erover. Het idiote is dat die overprlkkeldheid een bepaalde werking op de bijnieren heeft, die overeen komt met mensen die managers-disease hebben, die krijgen ook een afwijking van de bijnieren. Gek hè? Alleen springen die de Middellandse Zee in met een secretaresse." Je verhalen hebben, laat ik zeggen, een boodschap. Je bent niet afkerig van zo'n woord? „O nee. de aanwezigheid van de dood in het leven vind lk een heel goeie boodschap." Triviale vent Daarom schrijf je eigenlijk je boek. .Dat blijkt dan. De mogelijkheid van een wedergeboorte is ook zo'n boodschap. De man uit Een punaise in de voet is een triviale vent. maar als hij. na een tijdje onzichtbaar te zijn geweest, weer zichtbaar wordt, met die spijker in z'n rug en dat bloed, dan is hij veranderd, herboren, doordat hij z'n zakkigheid zo diep gevoeld heeft in zijn onzichtbare periode. Net als Kampe op het einde van Een kind in de toren: die vrouw kijkt hem aan. ze hebben elkaar begrepen, en dan valt er een traan van hem op de tekentafel. Dat is een ontzaglijk belangrijk moment, het hele boek is erop geschreven." Is het verschil tussen het schrijven van een roman en het schrijven van een toneelstuk erg groot? „Een toneelstuk is veel moeilijker. In een toneelstuk moet Je telkens situaties scheppen. Je moet eigenlijk nog veel meer zeggen wat de mensen moeten dóén dan wat ze moeten zeggen. De situatie in de omgeving van Ibsens Nora en de manier waarop ze handelt, vertellen veel meer over haar dan de tekst. Toneelpubliek constatéert minstens zoveel als het hóórt En het is bij toneel uiterst gunstig als je het publiek uit constateringen meer laat weten dan de personages op het toneeL Dat is wel erg, erg moeilijk." Je schrijft nu ineens sprookjes, sag ik in „Tirade" en Het gevederde gevoel. Hoe kwam je daar xo ineens op? Het vlotte niet met je Elckerlyc-roman? „Ja. ik wist de weg niet meer in dat boek. en ik ga toch iedere ochtend achter die machine zitten. Toen ben lk maar eens sprookjes gaan schrijven. Ik heb er al meer dan tien."

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 19