ornelis
Verhoeven
vrijdenkend
-oergelovige
L
■igssssss-
Verhalen van eigen tijd
l'IKhe
,vn Tj/' Vr'Js
ia' u'
IDAG 12 APRIL 1980
19
rufl'
IV
ren)
landag wordt in het Muiderslot de P. C. Hooftprijs de staatsprijs
>r letterkunde uitgereikt aan Cornelis Verhoeven, filosoof en
ihrijver. Filosofie en literatuur zijn voor hem ieder een eigen soort
laarheidsexpressie. Van de twee samen maakt hij een zeer persoon-
jke waarheidsspiegel. In een zeer fris Nederlands, tegelijk gespan-
in van gedachte en ontspannen van toon.
A' Oce
den
van
de
Re<-IC1£
"idZZ8'*' m'it
'De
V*"*X
mi
SB Q
"Wiucn r'J luidt: -iv
orjr.
'«I
ISntciJ
*'ditc van r
tnccr
Ir. E.
24
'o m?'
van t/c
"**roPcc r0e,e
VrJog
een A sr jp«.
«n ,v,^m*nipukt*.Vn*8 d
rfc v,ZkCrhcdn' d^r-^n 'oZ
n *Vn; 'JJfi ie/f Vr J"i te
dat
het
*l«>"idhZx'?van
'v«l»ndis
m°rSm
dat 1T.' "St'
w8gen
'Het.
*on-
•r Guus van Hemert
e mening zou te verdedigen zijn
it iemand die katholiek is opge-
11: oeid, een kleine duizend jaar
ider is dan andere Nederlan
ds. Is hij daarenboven ook clas-
I6 uirus' mag er weer duizend
!5 Utjar bijtellen. Promoveerde die
l0u^rsoon bovendien in de gods-
enstgeschiedenis, dan kunnen
dat iar nog enkele millennia aan
iristeiegevoegd worden. Zo kom je
ïgeveer aan de werkelijke leef-
id van Cornelis Verhoeven (52)
or. Grn wie maandag de P. C. Hooft-
lijs wordt toegekend in de cate-
===3rie „essay".
ouderdom die wij aan Verhoeven toe-
N nnen, zou een flauwe beeldspraak zijn,
het alleen om zijn studies ging. Maar
hem, zoon van een kleine Brabantse
er uit Udenhout, heeft zijn persoonlijke
komst diezelfde onheugelijkheid. En
k dat zou nog niet zo bijzonder zijn
inneer niet belde lijnen elkaar in zijn
5 osofie vonden. Er bestaan meer mensen
er levenshouding zover teruggaat. Maar
glimlachen en zwijgen. Zij leven het.
I komen zij In de sfeer van de weten
nap. dan verdampt die oude geest. Maar
*^emand zo vriendelijk eigenwijs dat hij
n onheugelijke levenshouding bewaart
er we verwoordt dan krijg Je het verschijnsel
ïr we«rnelis Verhoeven, en bij zijn kwaliteit
Ond*en P- C. Hooftprijs. Iemand die niet
n gisteren is, gaat spreken in moderne
11.
j de radio hoorde Je hem onlangs voor
a zaal een stukje voorlezen waarin hij
t soort mensen hekelde dat een tweede
120-5qsje had op het Brabants platteland en
n in de weekeinden ook meteen maar
ilect spreekt, en het heeft over „moe-
srentifs" en „Janne". Iedereen lachte. Maar
Idersrf gelach verstomde toen hij verder ging
orrft te zeggen dat wanneer die woorden
RNH^erwerp van de zln z^n' »moeder" en
moet zeggen. Het gelach hield op
idat men zich bewust was helemaal niet
1 ter te voelen wat een onderwerp is.'
Halecten zijn moeilijk en streng", ver-
Igde hij luchtig. Zijn eerbied voor dln-
n die lang bestaan hebben, heeft niets
ft zwemmerigheid, vaagheid, streekro-
intiek te maken, en nog minder met
euterigheid of oubolligheid. Eerder
vraag^d je bij hem soms het aantonen van
el wat onduidelijkheid, valse tonen en
zou je kunnen zeggen stedelijke
eekromantiek in wat als de laatste
»et wordt bewonderd.
melis Verhoeven dat is achttien Ambo-
at ik ff ken de 'aatste Jaar- en
6 arvóór nog twee andere, waaronder zijn
en" >efschrift uit 1956 „De symboliek van
voet". Het is beschouwingen in talloze
ikteur lden en bundels. Het was een column in
Tijd die leek op zo'n vlaag hooigeur die
s). Juni soms even tot in hét centrum van
stad te ruiken is. Het is in datzelfde
«.jd een boekbespreking waarin iedere
/?k wel 'n vooroordeel wordt beentje
licht. Het is een afwijkend gezlchts-
nt. een aluminlumlichte stijl.
onderwerpen waarover hij schrijft
inen zowel zeer groot als zeer klein zijn:
gewelddadigheid van de samenleving
de laatste gebaren vóór Je 's avonds
ir bed gaat, het stamelen van zijn doch-
tje of de vraag naar God. Zijn vermo-
om het kleinste niet over het hoofd te
n vind je in boektitels als „Bijna niets"
70) en „De schaduw van één haar"
79); zijn durf zich met het ontzagwek-
ïdste bezig te houden in „Rondom de
gte" (1965) „Het grote gebeuren" (1966),
ïgen het geweld (1967), door hem voor
van zijn beste werkjes gehouden,
alteren om bestwil" (1977).
van
kan
aanm
-obeersels-
MM
lelijk
ec tor,
a Het
vens
icht.
92-2
lij vooral filosoof of vooral schrijver? Ik
id het op het laatste. Hij beoefent de
sofie niet vakmatig door bij voorbeeld
uitgewerkt systeem te ontplooien,
k niet door er een over te nemen, al
t hij dicht bij Heidegger. De eigen
isofische grondintuïties worden literair
ïandeld. Verlaagt hij zodoende de wljs-
jeerte tot louter voorwendsel voor
rrfOie taal? Nee. Het is eerder zo dat
fle en literatuur ieder een eigen soort
rheidsexpressie zijn. Verhoeven
akt van de twee samen een zeer per-
I inlijke spiegel van de werkelijkheid,
lays, probeersels.
m isoi
Zijn hoofdvisie is dat de realiteit altijd
groter is dan het denken. Een afgeronde
theorie, zelfs een zo eerbiedwaardige als
die van Hegel, kan je ongevoelig maken
voor de feiten. Met zijn eigen woorden:
„Feit is eerder wat het denken weerlegt
dan een produkt ervan. Zonder dit levens
teken vanuit een wereld buiten het den
kende ego kan er van enige verificatie (dat
is: proef op de som G.v.H.) geen sprake
zijn en is alles wat het denken construeert
even vanzelfsprekend als onzinnig, hard
en onweerlegbaar" (Folteren om bestwil:
pag. 22.).
Dit besef van de grootheid en onbereken
baarheid van de werkelijkheid, en het
wantrouwen tegen theorieén, leidt er ver
volgens toe dat voor hem niet „maken"
het doorslaggevende is in het leven, maar
„ontvangen". Niet de drukte maar de leeg
te. Niet de planning, maar het gebeuren.
Zoals een boer zijn tarwe (en de heden
daagse mens de trends) niet maakt, maar
ziet groeien.
In onze tijd waarin mensen „het helemaal
willen maken" spreekt hij over de inmen-
se voorrang van het aantreffen. Hij pleit
voor een denken dat niet alvast weet hoe
de toekomst eruit moet zien. Dat is vol
gens hem een bron van geweld en folteren.
Zelfs een bepaald soort activistisch paci
fisme ziet hij in die val van het geweld
lopen. Zoals hij anderzijds kerstsentimen-
taliteit als een bloedverwant van het ge
weld beschouwt.
Het denken vermag niet veel, maar kan
minstens de onmacht om het geweld te
voorkomen aantonen en zo de waakzaam
heid verscherpen. Een (ongewelddadige)
techniek kan dan misschien een stap ver
der gaan dan het denken. Zo is Verhoeven
de tot in oertijden teruggaande landbou
wer die niet enthousiast wordt van solda
tenliederen. Hij weet hoe langzaam de
oogst groeit die het vijandige leger in één
dag verbrandt of het vriendschappelijke
in één dag opeet.
Vrije gedachten
Zijn stem van een Brabantse boer is overi
gens niet die van een Brabantse pastoor.
In „Vrij Nederland" schijnt een spotprent
hem als priester te hebben aangekleed.
Wat een bewijs van globaal en ongeïnte
resseerd kijken la. Verhoeven is typisch
niet priesterlijk.
eodsdi
liens,
h/er
*9o
^jkheid \T;;rVu»v
da< ""«kcr K"
IS
andcr
"w.«.
"Cs",'v
-.ln.tclc r. %u|jing Van binnen
Aai tcdcncn^n
"l'^dor^n vorm van 6<
■odsdicnsr is
bv.
tZ
Vet vraagteken kt erop.
U,.V< nier- cc',chl zeVetVetlcn j
temt1' dan loeg«Cn
zi)b-
,nd van
som voor
t de
r)C vraag DCl,v,*c ilt moe* wat me*
verstrekte ê^ee wcct „crVelti m bcginnen tr
mü 'v „rerprereerd. "'^Tde
moet met d:1, begniP ViAt K brengen-^
Priesters, dominees,
actievoerders, partijmensen,
idealisten zij weten iets en wil
len iets. Verhoeven denkt dan:
maar de werkelijkheid is toch
groter. Zoals boeren dat Zij kwa-
duizenden Jaren gevoeld hebben,
men niet ln de eerste plaats naar de kerk
om de pastoor te beluisteren, maar om
riten te beleven rondom de leegte. Om van
daaruit het grote van de oogst, de gene-
bereiken „n het vcmoeden
ZOU dC w JU antv/oorü vef «>C^
"ÏtC-sIc V^fpe^'
zing en misschien wel het eeuwig leven te
verwachten. Voor priesters is geloven ook
een daad, een overgave. Voor Verhoeven is
het een klimaat waarin je al bent vóór
iedere daad. Dit is
geen ongelovige hou
ding. Er wordt allerminst
uitgesloten dat dat klimaat
van Ood komt. Het is er
immers al zolang. Maar als het waarheid
bevat, vergroot Je die niet door er voor te
vechten.
Verhoeven heeft vanaf zijn twaalfde zes
Jaar middelbaar en twee Jaar filosofisch
onderwijs meegemaakt op de priesterop
leiding van het bisdom Den Bosch. Toen
Remco Campert maakte een dun boekje met vier verhalen. Het zijn prettig vertelde, ironische geschiedenissen over
de zeventiger jaren, en over het voorbijgaan of mislukken van de dingen. Geen groots, maar wel amusant proza.
door T. van Deel
Alle vier verhalen die
Remco Campert bun
delde in „Na de troonre
de" eindigen ermee dat
de hoofdpersoon zich
terugtrekt. Erik loopt,
alleen, naar de tramhal
te; Lex besluit „niet
meer naar zijn gezel
schap terug te gaan";
Sander sluit, thuisgeko
men, „onmiddellijk de
gordijnen en pakte een
flesje bier"; en Max
voelt zich in de taxi op
weg naar zijn bejaar
dentehuis, „gelukkig".
Ook het omslag van Jeroen
Henneman laat een. op Topor
geïnspireerde, schrijver of te
kenaar zien die in eenzaam
heid zich opstelt tegenover
een wit vel papier, dat een
geheimzinnig licht uitstraalt.
Het aardige van Camperts
proza schuilt hierin dat het
onnadrukkelijk de spot drijft
met gevoeligheden. Zijn
merkbare neiging tot senti
mentaliteit krijgt op de Juiste
momenten een tegenwicht
door ironie. Over een schrij
ver: .Als ik maar een plek heb
om m'n schrijfmachine neer
te zetten, dacht hij, de au
thentieke verworpene der aar
de". Zo'n toevoeging komt
voor rekening van de vertel
ler, die in alle vier de verhalen
de nodige afstand bewaart tot
de gebeurtenissen. Campert
slaagt er. technisch gespro
ken, goed in om enerzijds mal
le ernst te vermijden en an
derzijds niet toe te geven aan
goedkope ironie.
De stof zou zich voor dat laat
ste makkelijk lenen. Het ver
haal „Een zomer in de zeventi
ger Jaren" de titel wijst er al
op wil om zo te zeggen een
tijdsbeeld geven. Uitdrukkin
gen als „te gek", „opgefokt",
„je goed voelen" en dergelijke
liggen voor de hand, en Cam
pert gebruikt ze ook. maar
met mate Zijn schildering
van een bijeenkomst in het
zomerse Vondelpark van een
paar moderne zeventigerja
ren-gezinnen is evenwichtig
en suggereert bovendien het
manco van dit soort leven,
aangezien Lex tenslotte niet
naar het gezelschap terug
keert.
Op een rustige melancholieke,
maar ook spottende manier
brengt Campert de relationele
heksenketel van de jaren ze
ventig zijn verhalen binnen:
Erik, een schrijver, die voort
durend bij gescheiden vrou
wen Intrekt, dan ruzie krijgt
met hun kinderen en weer
weggaat; Sander, die met Mia
samenleeft, maar bedroefd
een avond doorzakt in De
Pomp en dan met Vanessa in
bed wordt aangetroffen. Het
zijn de magere mislukkingen
van deze tijd in de beschrij
ving waarvan Campert goed
is. Zie ook een alinea als deze:
„Op een dag hadden ze het
van elkaar gemerkt; hun le
ven was aan het veranderen.
Als ze bijvoorbeeld bij elkaar
op bezoek kwamen, stond al
tijd de muziek aan en ze zaten
niet meer op de bank of op
stoelen, maar op de vloer.
Sjoerd en Henny Dona had
den zelfs al hun stoelen naar
de kelder gebracht en de vloer
belegd met kussens en op het
Waterloopleln gekochte ta
pijtjes. In het midden van de
kamer stond een fikse palm
waarvan de bladeren tegen
het nachtblauw geschilderde
en met kleine sterretjes be
plakte plafond duwden".
Het titelverhaal heet eigenlijk
voluit: „Na de troonrede
1976" Dat is de troonrede
waarbij prins Bernhard voor
het eerst in burger aanwezig
was. De gebeurtenissen van
het verhaal volgen op deze
troonrede, en laten zien dat er
niets veranderd is. dat alles
nog steeds mislukt, verkeerd
loopt, onbegrepen blijft.
Merkwaardig Is ln dit opzicht
het laatste, en langste ver
haal: „De malle tennispet".
Hoofdfiguur is de ex-uitgever
Max Brood, ln zijn ouderdom
nu woonachtig in Huize Zwa-
nezang, waar de tijd wordt
doorgebracht met praten en
herophalen van herinnerin
gen. In een van de andere be
woners van dit kunstenaars-
tehuis, Valsaln, herkennen wij
de schilder Maisen. Max be
zoekt op een dag zijn bllndge-
worden vriend, de dichter Ka-
rel Rljpma, met wiens Jongere
vrouw Yvonne hij ln het verle
den nog een hevige verhou
ding heeft gehad. Het wordt
een tamelijk treurig bezoek,
dat Campert evenwel luchtig
brengt. Een poosje later is Ka-
rel gestorven en Isoleert Max
zich op de begrafenis van alle
andere aanwezigen, vooral
van de opdringerige beeld
houwer Otto. Yvonne's
vriend. Het is een satirisch
verhaal, met veel quasi-wee-
moed erin, en het relativeert
op een amusante manier de
kunst De dubbelzinnigheid
van Camperts stijl laat zich
geloof ik niet beter opmaken
dan uit zinnen als deze, die
zowel een gevoel als de ont
kenning van dat gevoel oproe
pen. zo cliché zijn ze wel: „Hoe
vaak hadden ze ln het verle
den niet bijeengezeten! Soms
gingen ze pas uiteen als de
ochtend al gloorde, de eerste
trams door de bochten Jank
ten en de straten geleidelijk
aan volliepen met het gedruis
van een werkende stad. Van
die stad maakten ze deel uit.
Ze leefden er en droomden er
en ze zagen er sommige van
hun dromen werkelijkheid
worden".
„Na de troonrede" is een ple
zierige verhalenbundel. Cam
pert schrijft bepaald niet iets
bijzonders, zoals bij voorbeeld
Krol, over wie ik het vorige
week had. Maar ook dit soort
proza, dat herhaalde lectuur
nauwelijks verdraagt of be
hoeft. kan geslaagd zijn. En
dat is het
Remco Campert. Na de troon
rede. Amsterdam. De Bezige
Bij, 1980. 96 bis. 10.- (na 1-7-
'80 J 16-50)
- aT'ty-
werd in rustig overleg helder dat in die
richting niet zijn bestemming lag. „Als u
de deur op een kier zet. ben ik zo weg,
want ik kan niet tegen tocht" zei hij tegen
de president van het seminarie, die daar
op, herinnert hij zich, de tranen ln de ogen
kreeg. Verhoeven is een onheugelijke leek.
Ondertussen had hij wel van de filosofie
geproefd en bij de studie klassieken, die
hij vervolgens begon, pakte hij dat vak
mee. Ik ben dan geneigd het zo te voelen
dat het zilver van de filosofie bij hem
nooit het goud van de geloofstaal is ge
worden, maar dat is natuurlijk onzin.
Het spreken vanuit de Schrift, zoals bij
Buskes, Oosterhuis en zoveel anderen is
een vorm, maar het filosofische talmen en
volharden is eveneens een vorm om zich
voor heel de werkelijkheid open te stellen.
Er kan zelfs een eender vuur branden. Al
zal dat bij Verhoeven geen hoge gloed zijn,
maar eerder een veenbrand. Wat overi
gens een van de moeilijkst te doven soor
ten vuur is. In hem leeft de geest van een
vrijdenker samen met het hart van een
oergelovige, zonder dat er een breuk ont
staat. Integendeel, er is heel wat vrije
gedachte nodig om het geloof te doen
overleven tussen moderne vooroordelen.
Verhoevens Nederlands is zeer fris. tege
lijk gespannen van gedachte en ontspan-
nen van toon. De kwaliteit ervan zit ln een
bepaalde geladenheid die van de ene naar
de andere korte zin wordt doorgegeven.
De taal wordt als een net dat van knoop
tot knoop zijn spanning bewaart. Een
grote beweging van alinea tot alinea kent
hij niet, de alinea's zijn daar te lang voor.
Lange zinnen en hun avontuur vind Je
evenmin, de brede retorica is hem vreemd.
Het interessante onderdeel van zijn taal is
de zin van één tot vier regels en zijn
verbinding met die ervóór en erna. Binnen
hen gebeurt de beweging, de verrassende
wending. Ze combineren argeloze spreek
taal met wetenschappelijke scherpzinnig
heid. Nooit zijn ze nadrukkelijk, altijd
wakker. Soms bevat één zin of de helft
ervan als een dauwdruppel heel de
bedoeling van een bladzijde: „Niet alle
nalaten is nalatigheid". „In feite imiteren
de machtelozen door naar de wapens te
grijpen niet de macht, maar de onmacht
van de machtigen". „Afzien van geweld is
dan ook volstrekt niet hetzelfde als afzien
van verzet en gewillig berusten in tirannie
en onderdrukking". „Het beste gebeurt,
het wordt niet gedaan". „Moed is geen
waakzaamheid, het is integendeel de vol
harding waarmee in één richting gekeken
wordt". „De zin van het bestaan bloeit uit
het bestaan zelf op of niet, maar wordt J
daar niet op vernuftige of wilskrachtige. J
wijze aan gegeven".
Verborgen zekerheden—
Magistraal vind ik bladzijde 290 en 291
van „Het grote gebeuren" (I960) waar hij
een aan hem gestelde vraag begint te
beantwoorden door er acht zekerheden ln
aan te tonen. Die tekst zou voor mij bij dit
artikeltje gezet moeten worden ln plaats
van een portret, hoe leuke kop hij ook
heeft.
Dat zijn hoofdgedachte te maken heeft
met passiviteit, met het besef dat de wer
kelijkheld meer omvat dan onze actie be
reikt, brengt hem ver uit de buurt van het
marxisme dat immers ln naam van een
voorspelbaar verloop zeer actief aan de
wereld sleutelt. Je kunt Je afvragen of
Verhoeven Inderdaad een grotere, andere
en meer toekomst hebbende wijsheid tot
spreken brengt dan het drljverige doen
van Idealisten, óf dat hij eigenlijk een
verfijnd pleidooi houdt voor een capitula
tie tegenover onrecht waar wij zelf niet
zoveel last van hebben. Ik kan die vraag
niet beantwoorden maar zie wel dat zijn
visie van geweldloosheid veeleisende con
sequenties heeft.
Al bijeen: zijn literaire arbeid getuigt van
genuanceerde denkkracht en ongeimpo-
neerde vrijheid. Het is een produkt van
kwaliteit. Het zwijgen dat in hem tot
spreken komt is een leken-zwijgen Dat
van mensen die anders dan in bijbels
theologische taal over alles, ook over het
geloof willen spreken. Naar het geloof toe
of ervan af. in ieder geval trouw blijvend
aan hun eigen ervaring. Als zodanig verte
genwoordigt hij de nieuwe generatie van
Brabant die haar wereldbeschouwing in
crisis ziet geraakt maar die tegelijk de
oude. niet door één kreet mee te krijgen
nuchterheid.bezit om de waarde ervan te
blijven peilen.