Sprekende kleuren Europa als middelpunt van het heelal Hoger defensie-budget in Japan? Frans moet, maar bewaar ons dan wel voor francofiele prietpraat De geschiedenis en de derde wereld miJDAG 4 APRIL 1980 TROUW/KWARTET P 13 R 17 HS 1! H - de door Okke Jager onde .Tek inima Na mijn overpeinzing over het eerste groen in Genesis vroeg een lezer of de eer om de eerste kleur te zijn, niet eerder toekomt aan het blauw van het uitspansel. Maar die kleur wordt in Genesis niet genoemd. En ook in de andere bijbelboeken blijft het blauw naamloos. Vertalingen spreken wel over hemelsblauw, maar het Hebreeuws kent alleen het woord voor blauwpurper. Men zegt dat de Grieken kleurenblind waren tegenover blauw en geel. Hadden de Israëlieten ookzo'n afwijking? Rood en groen, wit en zwart lijken wel de enige kleuren voor het bijbelse Israël, terwijl geel bij groen en bruin bij zwart hoort. Wij moeten uit de kleur-aanduidende termen niet teveel afleiden. Er was vaak een wanverhouding tussen kleur besef en taal. Terminologisch werden de kleuren nog niet zo precies afgebakend als bij ons. Vaak zou tachtig een betere vertaling zijn dan rood. Ezau sprak over „dat rode, dat rode daar", zonder nauwkeurig te kijken naar wat het was. Als hij maar iets te eten kreeg! Het kon hem niet schelen hoe het precies heette en hoe het er uit zag. Daarom herhaalde hij zijn vage aanduiding. Het was linzensoep, maar hij was te gulzig om naar de Juiste benaming te zoeken. ir> te*} rood; Hon t dag ur in Daarin is hij een beeld van onze tijd: wij zijn zo gretig op zoek naar goederen en ervaringen, dat wij nauwelijks naar de dingen kijken. Wij zijn ver afgedwaald van Adam die de dieren namen gal: hij zag hun kleuren, hun bewegingen, hun eigen aard. Wij struikelen over onszelf en onze woorden: dat rode, dat rode daar. Hier spreekt niet de eerbiedige aandacht voor de kleur van een geschenk; dit is de slordige verwijzing naar een niet nader te noemen prooi van onze gulzigheid. Juist in zo'n haastige kleur-herhaling wordt de Schepper van de regenboog gekleineerd. Maar is het dan ook niet ondankbaar, aan alle blauw ln het heelal voorbij te zien? Men heeft wel beweerd dat de lazuursteen die Ezechiël zag „op het uitspansel boven het hoofd der cherubs", een aanduiding voor de hemelsblauwe troon van God zou zijn. Maar deze steen wordt niet genoemd vanwege de kleur. De profeet is getroffen door zijn glans en zuiverheid. Dat iltldt ook voor Exodus 24:10: „En zij ugen de God van Israël en het was ai»f onder zijn voeten een plaveisel /agvan lazuur, als de hemel zelf in klairheid". Maar dat in de bijbel een afzonderlijke term voor hemelsblauw ontbreekt, wijst niet op een gebrek aan kleurgevoeligheid. Eerder moeten wij zeggen: de profeten en jsalmisten zijn zó diep onder de ndruk van de blauwe hemel, dat zij er geen woorden voor hebben. ZIJ kunnen het uitspansel niet afdoen met „dat blauwe, dat blauwe daar". Hoe lachwekkend wordt onze gulzigheid onder de hemel zelf in klaarheid! Overigens zijn wij in goed :ezelschap, als blauw onze ievelingskleur is. Voor Karl Barth was blauw de eigenlijke kleur, waartegenover zowel het protestantse zwart als het pauselijke paars in zijn ogen afdwalingen of slechts voorlopigheden waren. De rode kleur die Ezau aantrok, kan in de bijbel behalve aantrekkelijk ook afschrikwekkend zijn. „Het schild zijner helden is rood van kleur, de dapperen zijn in scharlaken gekleed" (Nahum 2:3): de soldaten van de God van Israël iragen rode uniformen. Zo'n helle kleur valt niet te verdonkeremanen. Hitchcock zei dat hij één van zijn films in zwart-wit gemaakt had en niet ln kleur, omdat er teveel bloed in voorkwam en rood bloed „te echt" zou zijn. Het rood haalt Gods legerscharen uit de nevels van de symboliek en plaatst hen voor onze ogen als een realiteit. Rode engelen zijn geen onzichtbare geesten meer. Maar is nu Juist een opvallende kleur niet levensgevaarlijk voor een legermacht? Frankrijk heeft talloze zonen geofferd aan de voorgeschreven rode broek. De vijand wist precies waar hij op mikken moest. Rood is niet bepaald een schutkleur. Een rode auto is goed zichtbaar en dus aanbevelenswaardig. Een rode vlag is een schreeuw die ledereen wel horen moet. Een rode soldatenbroek is uitdagend tijdens de parade, maar uitnodigend op het slagveld. Gods helden kleden zich toch niet om te paraderen? Vanwaar dan hun scharlaken uitrusting voor de strijd? In het oude oosten was dit de kleur die bij uitstek schrik aanjoeg. Oorspronkelijk moest een rood gewaad de demonen afweren. Later begon ook een psychologisch moment mee te spelen: rood brengt de wapendrager in de rechte stemming, maar doet juist daardoor de vijand afdeinzen. Rood ls het vuur dat de vechtlust aanwakkert, maar ook de vluchtneiging bij de ander versterkt. WIJ hebben hier al te maken met een vroeg staaltje van psychologische oorlogvoering. De bijbelkwakzalverij heeft meermalen uitgesproken dat met het rode paard uit de Openbaring de rode revolutionaire macht van socialisme en communisme bedoeld moet zijn. Aan allen die dat beweren, mag de vraag gesteld worden of dan soms ook het leger van God revolutionaire kleuren draagt. Wij moeten nagaan welke gevoelens door bepaalde kleuren werden opgeroepen in de tijd van de bijbelschrijvers zelf. Nahum ziet de Here als een krijgsman, die niet enkel het kwaad tegenhoudt, maar die het ook te lijf gaat, roodgloeiend van strijdlust. Gods rode strijders zijn verzetsstrijders. Op de Goede Vrijdag zien wij het scharlaken afsteken tegen de kleur die er het meest mee contrasteert: „Al waren uw zonden als scharlaken, zij zullen wit worden als sneeuw" (Jesaja 1:11). De twee meest opvallende kleuren uit de bijbel worden hier tegenover elkaar geplaatst. Er is geen enkele kleur waarvoor het bijbelse Hebreeuws zoveel verschillende termen kent als de suggestieve kleur van bloed en vuur. Er zijn zeker zeven woorden die uiteenlopende tinten van rode en roodachtige voorwerpen aanduiden. Kennelijk vallen de variaties meer op, als het een sterk in het oog springende kleur betreft. Groen en geel worden ln de bijbel terminologisch niet uit elkaar gehouden. Dat ln de taal van de Bedoeïenen geel en bruin overheersen, ligt voor de hand. Voor Israël liggen geel en groen dicht bij elkaar: alle fasen van bloeien en verwelken vallen onder één noemer. Maar bij iets roods seinen de ogen naar de oren dat ze zich moeten spitsen: welke van de zeven termen is nu het meest doeltreffend? Zonden zijn rood als... jawel: als scharlaken! Dat ls bij uitstek de kleur waarmee deernen de ogen van de mannen uitsteken. Van de degelijke hulsvrouw staat geschreven: „Van fijn linnen en rood purper ls haar gewaad" (Spreuken 31:22). Maar minder deugdzame vrouwen trekken de aandacht door een goedkoper rood, zoals door de rode lampen op de Walletjes: „Nu, gij verwoeste, wat doet gij, dat gij u kleedt ln scharlaken, u siert met gouden sieraad, uw ogen bijwerkt met zwart? Tevergeefs maakt gij u mooi, de minnaars versmaden u, zij staan u naar het leven" (Jeremia 4:30). De verwijzing naar deze beeldspraak wil uiteraard niet een moralistische versmalling van het zondebegrip in de kaart spelen, alsof het zogenaamde „oudste beroep" het allerverderfelijkste zou zijn. Maar: zonde heeft een kleur die opvalt en aantrekt. Het ls of Jesaja met zijn „scharlaken zonden" reeds de psychologische werking van kleuren erkent. Tegenover het uitdagende rood plaatst hij het smetteloze wit. Zoekend naar het méést witte gaat hij voorbij aan het witte manna, de witte paarden, de witte klederen, de witte steden en zelfs aan de twee witte middelen van bestaan, die voor de bijbelse boeren en herders het meest voor de hand liggen: melk en wol. Wat bij het woord „wit" het eerst in zijn gedachten komt, ls de sneeuw. Melk, wol en sneeuw zijn de drie witte wonderen, waaraan de witheld van andere dragers van deze geliefde kleur gemeten wordt Maar Jesaja begint met de mins triage lij kse, de zeldzaamste van die drie: de sneeuw. Wat er met de zonden gebeurt, ls Immers geen alledaagsheid, maar een dagelijkse zeldzaamheid. Kijk nou toch eens: het sneeuwt! Bovendien kan de sneeuw onder al die witheden het helderst zijn, als de zon erop schijnt. Een boer knippert niet met zijn ogen bij melk of wol, maar wel bij sneeuw. De verzoening ls geen vanzelfsprekendheid, alsof het Gods dagelijks werk zou zijn om te vergeven. Als wij zien wat HIJ met de zonden doet, staan wij met onze ogen te knipperen. Ons leven ligt voor ons als een onbeschreven blad. Door rood en wit toe te spitsen ln scharlaken en sneeuw, wordt de beeldspraak tot de hoogste spanning opgevoerd: al waren uw zonden hoerachtig rood, zij worden maagdelijk wit. door Jan Schipper De wereld is klein geworden en contacten met andere culturen nemen snel toe. Toch ls het nog niet zo lang geleden dat de Utrechtse hoogleraar Oeyl de geschie denis van nlet-Europese vol ken afdeed als „poespas" waarmee je kinderen op school niet moest ver moeien. De Nederlandse geschiedenisleraar die wel van mening ls dat zijn leer lingen „vreemde" culturen ook ln historisch perspectief moeten leren zien, heeft vaak de grootste moeite geschikt materiaal te vinden om aan dat moeilijke doel te werken. Over de Renaissance of het oude Egypte zijn bijv. tientallen dia-se ries beschikbaar, maar over het ver- leden van Afrika zo goed als niets. Anderen stippen de ontwikkelingen bulten Europa alleen even aan als dat te pas komt binnen het kader van de wereldpolitiek: Cuba als voorval uit de koude oorlog, Viet nam vanwege de gevolgen voor het Amerikaanse bestel. Als voor het geschiedenisonderwijs het leren relativeren (van de eigen door H. J. Neuman Japan geeft op het ogenblik 0,9 procent van xijn bruto nationaal produkt uit aan defensie. Gemeten aan internationale standaarden is dat weinig. De Verenigde Staten, die bijvoorbeeld "vijf procent van kun bruto nationaal produkt spen- leren aan militaire doeleinden, kebben lange tijd het standpunt ingenomen dat het aan Japan zelf »as te bepalen of het in dit percen tage al dan niet wijziging wilde aanbrengen. Aan de vooravond ran het bezoek dat de Amerikaanse minister van defensie Harold Brown medio januari van dit jaar aan Tokio bracht, kwam daar ver andering in. Een hoge Japanse functionaris van het ministerie 'an defensie deelde op een bijeen- iomst voor de pers mee dat de tgering in Washington het zou Verwelkomen als Japan zijn defen sie-uitgaven de komende vijf Jaar telkens met een tiende van één pro cent zou verhogen, tot bijna één procent van het bruto nationaal produkt. Tevoren had Washington er bij de Japanners weliswaar op aange drongen Amerikaanse militaire vliegtuigen, waarvan sommige bij zonder kostbaar, aan te schaffen: het straalgevechtsvliegtuig F-15 en het onderzeebootbestrijdingsvlieg- tuig P-3C. Maar een rechtstreekse aansporing de defensie-uitgaven te verhogen had Japan in geen jaren meer van de Amerikaanse regering gekregen. De regerende Liberaal- Democratische Partij van premier Masayoshi Ohira en de oppositie partijen zijn het erover eens dat de defensie-uitgaven in ieder geval het plafond van één procent van het bruto nationaal produkt niet te boven mogen gaan. De Japanse economie is, na die van Amerika, de op één na grootste van de niet- communistische wereld, en in ab solute termen beloopt de Japanse defensie-begroting nu al een be drag, dat op zeven na het grootste ter wereld is. Een rechtstreekse aansporing was het ook werkelijk. Want minister Brown bracht haar persoonlijk over in de gesprekken die hij voer de met premier Ohira, de minister van buitenlandse zaken Smburo Okita en met Enji Kubota, hoofd van wat in Japan het equivalent van een ministerie van defensie ls. Zijn Japanse gastheren spraken zich voorlopig niet uit. Premier Ohira zei dat zijn regering de inter nationale situatie op de voet volgt en dat zij te zijner tijd „beslissin gen" zal nemen. Op de vraag van minister Brown of Japan in staat en bereid was Pakistan te helpen beschermen tegen bedreigingen van binnen of van buiten, ant woordde de Japanse regeringslei der dat zijn land, als gevolg van grondwettelijke beperkingen, niet in staat is militaire bijstand aan te bieden. Het verlenen van economi sche en andere niet-miiitaire hulp, uit een oogpunt van menslievend heid, zou een geheel andere zaak zijn. Hoge ambtenaren in het Japanse ministerie van buitenlandse zaken begonnen in de tweede helft van februari te pleiten voor een ver sterking van de Japanse defensie. Het was duidelijk dat hun stand punt mede werd ingegeven door de wetenschap, dat minister Okita medio maart op bezoek moest In Washington en dat zijn Amerikaan se gesprekspartner dan ongetwij feld zouden vragen of de „beslissin gen" waar premier Ohira het tegen minister Brown over had gehad inmiddels waren afgekomen. De .omstandigheid dat de defensie-uit gaven dit jaar zijn begroot op een bedrag dat 6,5 procent hoger ligt dan het jaar daarvoor zou de Ame rikanen niet beletten vast te stel len dat het totaal nog altijd de 0,9 procent van het bruto nationaal produkt niet heeft overschreden. Een hoge adviseur van het ministe rie van buitenlandse zaken in To kio, Mobuhiko Ushiba liet begin maart soortgelijke geluiden horen. Deze oud-ambassadeur in Washing ton en voormalig minister voor de buitenlandse handel zei in een toe spraak dat het niet aangaat als zijn land de Amerikaanse oproep tot het verhogen van de defensie-uit gaven uit de weg probeert te gaan door concessies op andere punten aan te bieden. En de pas-benoemde ambassadeur in Washington, Yos- hio Okawara, verklaarde In een Interview met de .Japan Times" dat Japan zijn uiterste best moet doen zijn defensie te versterken en de militaire belasting van de Ver enigde Staten, in het kader van bestaande bilaterale veiligheidsar rangementen, te verlichten. Juist in de post-Afghanistan-perlode was het volgens Okawara van be lang dat zijn land de Amerikaanse verlangens zoveel mogelijk Inwil ligt. Al vele keren in het verleden Is van Amerikaanse zijde het argument gebezigd dat de Japanse economie profiteert van de bescherming die de Amerikaanse militaire macht biedt. Het is het verwijt van de zgn. „free ride". Ambassadeur Okawa ra zei de indruk te hebben, dat het verwijt ditmaal krachtiger is en dieper is geworteld. In de derde week van maart heeft minister Okita zijn bezoek aan Washington afgelegd. Hij voerde besprekingen met minister Brown van defensie en minister Cyrus Vance van buitenlandse zaken. Na afloop deelde hij mee dat zijn rege ring de defensieuitgaven inder daad zal verhogen, al bleef er nog wat onduidelijkheid over het tem po waarin. Bovendien konde hij aan dat Japan de komende tijd 200.000 tot 300.000 ton Amerikaans graan extra zal afnemen, d.w.z. bui ten de hoeveelheden die reeds door particuliere firma's zijn aange kocht. De bedoeling van deze maat regel is uiteraard de verliezen enigszins op te vsngen die de Ver enigde Staten lijden als gevolg van het graanembargo dat president Carter na de gebeurtenissen in Af ghanistan heeft afgekondigd tegen de Sowjet-Unie. In zekere zin zou men deze extra- graanaankopen van Japan kunnen rangschikken onder de „concessies op andere punten" waar oud-minis ter (Jshlba van had gesproken. In die sfeer had premier Ohira overi gens nog meer gedaan: hij had aan geboden te helpen bij het door de lucht vervoeren van Amerikaanse strijdkrachten van Japan naar po tentiële crisishaarden. En eind ja nuari heeft hij de Japanse vloot laten deelnemen aan multinationa le manoeuvres, samen met Ameri kaanse, Australische, Canadese en Nieuwseelandse troepen. Bij dit alles sljn twee dingen op merkelijk. Ten eerste dat de „con cessies op andere punten" blijk baar toch ook worden gevolgd door een verhoging van de defensie-uit gaven, misschien wel zoals de Amerikanen willen: tot vlakbij de één procent van het bruto natio naal produkt. Het tweede opmerke lijke punt is, dat tot dusver de storm van protest, die dergelijke maatregelen nog maar enkele jaren geleden in Japan souden hebben uitgelokt, achterwege Is gebleven. Dat wil niet seggen dat de herinne ring aan Hirosjima en Nagasaki sou sijn uitgewist of dat er in Ja pan geen sterke pacifistische stro ming meer sou bestaan. „News week" ging bepaald te ver toen het onlangs veronderstelde dat in Ja pan het „Jaar van de Havik" zou zijn aangebroken. Maar een lichte mentaliteitsverscuiving ls er seker. tijd, van de eigen belangrijkheid Hulzinga onderstreepte dat doel met nadruk) nodig is, dan mag daarbij ln onze tijd het leren relati veren van de eigen cultuur m.L niet ontbreken. Voor Europeanen zal dat nog een moeilijke les zijn, want wij zijn er erg aan gewend geraakt onze eigen cultuur als verreweg de beste, zo niet de Enige Echte Cul tuur te zien. Uit onze kennis omtrent andere be schavingen werd vaak datgene naar voren gehaald, dat de voortreffelijk heid van het Westen, door contrast werking, des te beter deed uit komen. De historische wetenschap ls lang achtergebleven bij de antropologie ln werkelijke Interesse voor andere culturen. Pas de dekolonisatie van de derde-wereldlanden heeft die be langstelling echt doen opbloeien. Het verabsoluteren van de eigen cultuur (en haar verleden) ten koste van andere samenlevingen, wordt aangeduid met de term ethnocentris- me. Nu openlijk rassisme, dat aan fysieke kenmerken (blank, blond) voorrang verleende, langzamer hand onmogelijk wordt (wat niet wil zeggen dat het verdwenen ls!), komt het subtielere ethnocentrisme meer ln de belangstelling. Wat leert Europa? Een groep onderzoekers in Zwitser land, o.l.v. Roy Pre ls werk en Domi nique Perrot, stelde zich de vraag: wat Ieren Europese kinderen eigen lijk op school over de geschiedenis van andere, nlet-Europese volken? De onderzoeksgroep (onder wie een Japanner, een Turk en iemand van Sao Tomé) analyseerde een grote verzameling van zeer gangbare schoolboeken (geschiedenis) uit heel Europa, inclusief de Sowjet- Unie. Ter vergelijking bekeek men ook enkele Afrikaanse boeken. Welk beeld kreeg en krijgt de Jeugd mee met betrekking tot de „vreem de" culturen? We kunnen hier maar een greep doen uit de onderzoeksresultaten, die met honderden citaten worden toegelicht. In de eerste plaats bleek, het verschil tussen Europese en Afrikaanse boeken gering de laatste bleken iets gevoeliger ln ge bruik van de term „ras". Over het begrip „cultuur" bestond nogal ver warring ln de schoolboeken en vaak werd het probleem, wat eigenlijk cultuur ls (bestaat er één wereld cultuur, kunnen culturen hiërar chisch geordend worden, welke cri teria gebruik Je, enz.) nauwelijks gesteld. De willekeurigheid van een criterium als schrift mag blijken uit het gegeven, dat de Maya-cultuur opeens van prehistorisch tot histo risch werd bevorderd op het mo ment dat geleerden erin slaagden het schrift van de Maya's te ontcij feren. De wereld bulten Europa duikt ln de boeken over wereldgeschiedenis vaak op. op momenten die voor de betreffende culturen min of meer willekeurig zijn. Azteken of Zoeloes hebben dan recht op een plaats ln de schoolboeken, als zij ln aanra king komen met de Europeaan om ontdekt te worden, bekeerd, of uitgeroeid. Vaak dient een verafge legen gebied meer om de avonturen van Europese veroveraars van de- I cor te voorzien, dan om werkelijke Inlichtingen te geven over het volk dat er woonde. Uit het bestaan en de geschiedenis van die volken wor den dan vaak nog die elementen gelicht, die de bezoeker troffen als vreemd of barbaars, het zgn. exotis me. Het Europese ideaal (humani teit, rechtsstaat e.d.) wordt vergele ken met de (onaangename) praktijk elders; het Europese optreden meestal gelegitimeerd door de posi tieve effecten eenzijdig naar voren te halen. Het zal niet verbazen dat er gere geld wordt gewerkt met stereoty pen: men licht één bepaalde trek uit een beschaving, bijv. het begrip „heilige oorlog" uit de wereld van de Islam, om daarmee vervolgens de hele cultuur eromheen te karak teriseren ln dit geval als „fana tiek". Veroveringen door de aan hangers van zo'n godsdienst zijn natuurlijk bedreigend en worden negatief voorgesteld. Veel woorden die gebruikt worden om andere be schavingen te beschrijven blijken een (ver-k>ordelende klank te be zitten. De rol van Europa ln de wereld mag dan wat afnemen, ln de tijd van het hier genoemde onderzoek (1974-75) besloeg de geschiedenis van Europa nog altijd ruim tien keer meer plaats ln de schoolboeken dan die van de rest van de wereld. Een Zwit sers boek behandelt de hele ge schiedenis van Afrika ln anderhalve bladzij Hoe verder? Prelswerk en Perrot willen met hun onderzoek en hun kritiek niet bewe ren. dat het mogelijk zou zijn de Juiste wereldgeschiedenis voor de school te schrijven. Wel menen zij en dat lijkt me terecht dat we een aantal eenzijdigheden en tekorten uit het bestaande aanbod kunnen wegwerken, door intersubjectiviteit een kans te geven. Dat wil zeggen: heel bewust ook andere stemmen laten meespreken over de wereldge schiedenis, met name ook mensen uit andere culturen zelf het woord geven over hun eigen verleden. De Europese visie hoeft niet meteen fout genoemd te worden, maar wel kan Iedereen begrijpen dat zij (ook) eenzijdig ls. De keuze van onder werpen. het belichten van de eigen rol ln de geschiedenis en de contac ten met anderen, de diepste culture le waarden ln dat alles speelt onze culturele vooringenomenheid een roL Niemand kan zich losmaken van die Invloed van de eigen cultuur. Dat hoeft ook niet, maar wel zou men, ook de leraar met zijn klas op school, zich ervan bewust moeten worden dat ook onze cultuur zijn eigenaardigheden en beperkingen kent zeker ln het omgaan met anderen. Hoe dat ln de praktijk zou moeten is een ander hoofdstuk. Dr. Jan Schipper Is histori cus en verbonden aan de Stichting Opleiding Leraren in Utrecht. door Gerrlt Noordzij Ik lees een Frans boek Roberto Hamm, Pour une typographic ara be waarin de auteur een hele bladzij nodig heeft voor een voetnoot die het begrip „ontwerp" of „vormge ving" moet uit leggen. Hij haalt er ook het Duitse „Oestaltung" en het Engelse „design" bij, maar het laat ste woord mag dan vooral niet opge vat worden als „versiering" (ln deze zin wordt het in de Franse reclame gebruikt). Dit ls slechts één voorbeeld van de ontoereikendheid van de Franse taai als het om begrippen gaat die na de Franse revolutie ontstaan zlja De zelfgenoegzaamheid waar mee de Fransman zijn bekrompen provincialisme tot cultuur verheft, heeft de Franse taal een achter stand van eeuwen bezorgd. Die Franse achterlijkheid heeft haar charmes Zij maakt Frankrijk tot een ideaal vakantieoord, waar het leven de pas in houdt. Om deze weelde te kunnen genieten moet Je natuurlijk weten hoe spijs en drank in het Frans heet. maar verder mis sen wij niet veel aan het Frans. De culturele achterstand wordt ln stand gehouden door de protserige „grandeur" naar gaullistisch re cept. die het twijfelachtige erfgoed beschermt met een verbeten ge vecht tegen vreemde woorden die immers eigentijds denken vertol ken. In Frankrijk gesproken talen als Bretons, Baskisch, Provencaals, Duits en Nederlands worden door de francofone bureaucratie onder drukt of zelfs ontkend. In Trouw wijst de Groninger hoog leraar dr. Bakker op het belang van de Franse literatuur voor de B-we- tenschappen. Daar valt ongezien op af te dingen dat de Franse litera tuur ln het algemeen aan Inteelt UJdt, omdat de Franse geleerde niet overweg kan met Duitse en Engelse publlkatles. Op Internationale vak congressen ls de Franse delegatie een remblok, omdat zij alles ln om slachtige omschrijvingen voorge kauwd moet krijgen. Intussen heeft dit bistro-taaltje de ambitie de taal van Europa te worden. De ben het zonder reserve met de heer Bakker eens dat Frans. Duits en Engels ln het minimum-pakket van ons voortgezet onderwijs horen. De modieuze keuzepakketten van de onderwljsvemleling brengen ons ln hetzelfde isolement als die arme Fransen Wie alles ln centen uitge drukt wil zien zal het effect van het taalonderwijs op de betalingsba lans kunnen terugvinden. Het zou ongelooflijk dom zijn van de minister als hij de belangstelling van schoolkinderen tot maatstaf van de vorming maakt. Hoe kan een kind belangstelling hebben voor iets waarvan het niet eens weet dat het bestaat. Juist om die belang stelling te wekken hebben wij het onderwijs inclusief zijn minister ingehuurd. Maar aan francofiele prietpraat hebben wij niets Zulk kritiekloos natekenen van het Franse luchtkas teel ls zelfs niet meer aan kinderen te verkopen. In dit opzicht geloof ik eerder aan de positieve betekenis van mijn eigen bijdrage, want ten slotte is mijn kennis van de Franse taal de grondslag van dit mooie stukje.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15