'Een taak zó zwaar, aar ook zó mooi r Het tijdperk van Juliana Bernhard in 1948:'Kom op,we doen het toch samen' ERDAG 29 MAART 1980 13 ■BINNENLAND! Laten we nooit vergeten, dat het een voorrecht is, n een belangrijke tijd, als de onze, te leven en veel ■erantwoordelijkheid te mogen dragen. Wat de toe- ;omst brengen moge, laten wij bereid zijn dat te ndernemen, waarvan wij voelen, dat het onze roe- - ing is". Het zijn woorden die koningin Juliana eind 948 schreef in een persoonlijke nieuwjaarsbood- chap, die op beperkte schaal werd verspreid. In de bijna 32 jaar van haar regering is die uitspraak de basis van haar bezig zijn gebleven. Het Juliana- tijdperk spoedt zich nu ten einde. Over een goede maand zal het geschiedenis zijn geworden, reden om in een viertal artikelen terug te kijken op de jaren, waarin een vrouw, 'die het koningschap niet ambieerde, soms tegen wil en dank geschiedenis maakte. las e :r aam or Fred Lammers foensdagmiddag 12 mei 1948: half De twee Hilversumse radiozen- 6rs schakelen over naar paleis Het do in Apeldoorn. Koningin Wilhel- lina heeft zendtijd aangevraagd, ndat zij haar volk iets wil vertellen, 'at zij in eerste instantie heeft te ggen komt niet helemaal onver- acht. Voor de tweede keer binnen m jaar zal zij haar taak tijdelijk verdragen aan haar dochter. )vergroote vermoeienis, die noch mijn ^Krk, noch mijn gezondheid ten goede ^H>mt en die onder den druk van de uitoe- ^Hnlng van mijn zware taak, geen kans ^Bljgt over te gaan, noopt mij ten tweeden ^^ale mijn toevlucht te nemen tot een gentschap. Maar er is meer. Er is de last in het klimmen der jaren, een achteruit- lan van veerkracht, weerstands- en ar- sldsvermogen, van de krachten welke sn geest onontbeerlijk zijn voor het ne- len van verantwoorde beslissingen in de epgaande en Ingewikkelde vraagstuk- en. die er in den tegenwoordigen tijd laar al te vele zijn. Voor deze nuchtere erkelijkheid ben ik gesteld en ofschoon mij steeds ten volle bewust ben, dat de lensch slechts wikt en God beschikt, leen ik toch in het wel begrepen belang an u 'allen en van het rijk te handelen oor het regeeringsbeleid toe te vertrou- en aan Juliana, die naast wijs inzicht 1S pk haar leeftijd voor heeft en over jonge, lssche krachten beschikt". 0 rllhelmina besluit, na te hebben verteld 30 augustus 1948 voor heel korte tijd laar koninklijke verplichtingen weer te QQAillen opnemen om haar gouden jubileum uvMls vorstin te vieren, met de uitroep: jpaat de toekomst tegemoet schouder schouder met Juliana. God zegene u mijn geliefd kind". ef ovi briG! 70,- moties. an i de bibliotheek van paleis Soestdljk 301 tten prinses Juliana en prins Bemhard p dat ogenblik met een paar goede lenden evenals honderdduizenden Ne erlanders bij de radio. Dat het nieuws nliana overvalt kan niet worden gezegd, 'ilhelmina heeft haar dochter erop voor- ereid wat staat te gebeuren. Maar nu aar besluit af te treden door de officiële ankondiging daarvan door haar moeder lan e*lnitie' is geworden, wordt het Juliana l«"pch te veeL Zij kan haar emoties niet Z 4( leer beheersen en barst in tranen uit. Het [jn^ prins Bemhard, die als de laatste tonen mp an het Wilhelmus zijn gespeeld, de radio p itdraait en met een kwinkslag de zaak eer in normale proporties probeert te ikken. „Het eten staat op tafel, dus lanen weg, vooruit". Het helpt. Juliana U™ laat resoluut op om naar de eetkamer te ipen. lit gebeuren onderstreept slechts dat zij let staat te trappelen van ongeduld om faar te maken waartoe zij is opgeleid, itegendeel, Juliana ziet tegen het ko- Ingschap op als tegen een berg. 1 veel eerder leek die taak haar toe te uilen vallen. In het voorjaar van 1938 inceert Wllhelmina in de familiekring het lan er bij haar veertigjarig jubileum een unt achter te zetten, omdat zij haar anden vrij wil hebben voor religieuze iken, die haar leven in steeds groter late zijn gaan beheersen. Zij bezorgt aarmee haar dochter de schrik van haar ven. Juliana is pas 29 en net moeder eworden. In langdurige gesprekken laat 'Ilhelmina zich door Juliana en Bemhard verhalen het nog een poosje te zullen olhouden. Ze weet niet dat de moeilijkste cte iren van haar regering nog zullen komen. £3 11948 is het ook Juliana duidelijk dat er It keer geen weg terug meer is. Haar yi d loeder is niet langer tegen de last van het it. onlngschap opgewassen. Ze is niet alleen Jioe. ar ze heeft er ook geen plezier leer in, omdat het na-oorlogse Nederland heel anders is geworden dan zij zich »d voorgesteld. ovendien zijn er de problemen in Neder- nds-Indië. Het is langzamerhand ieder- :n duidelijk geworden dat het moment let veraf meer is dat het koninkrijk der lerlanden een belangrijke aderlating ondergaan. Hoewerkoningin Wilhelmi- in een in december 1942 uitgesproken Ie zelf heeft aangekondigd, dat moet len aangestuurd op het tot stand ko- i van een Gemenebest met Neder- Is-Indlë, Suriname en de Nederlandse itillen, heeft zij zich de manier waarop dient te gebeuren toch totaal anders irgesteld. -Hk achtmerrie i JJuliana ziet in 1948 echter nog even sterk pp tegen dat koningschap als tien jaar ivoren. Het lijkt haar een nachtmerrie, beoretisch weet zij haar weetje, maar in t praktijk is zij nauwelijks op het ko- fcngschap voorbereid. Koningin Wilhel- f £iina heeft zich altijd op een eenzame Hoogtepunt van de inhuldiging op maandag 6 september 1948. Juliana legt de eed op de grondwet af. Zaterdag 4 september 1948: de balkonscène op de Dam, waaraan moeilijke ogenblikken vooraf zijn gegaan. maar heel weinig met haar dochter gepraat. Wat zij wel heeft gedaan is waar zich maar de gelegenheid daartoe voordeed bena drukken hoe meoilljk de functie van ko ningin zijn is. Daardoor heeft zij er in de loop der jaren als het ware bij Juliana Ingeheid, dat het koningschap een bijna bovenmenselijke opdracht is. Haar moeder, tegen wie ze hoog opziet, kon dat aan, maar kan zij waarmaken wat van haar zal worden verwacht? Juliana twijfelt daar sterk aan. In de maanden die voorafgaan aan de 4e september 1948, de dag waarop Wilhelmina de acte van abdi catie zal ondertekenen en daarmee het koningschap aan haar dochter overdra gen, heeft Juliana naar zij later zal beken nen tal van slapeloze nachten. Maar zij kan moeilijk nee zeggen, want hoe moet het verder als zij de troon weigert. Daar komt bij dat Juliana met eigen ogen heeft gezien wat een eenzame vrouw haar moeder is geworden. Echte vriendinnen heeft Wilhelmina nauwelijks. Zij verwerkt alle problemen in haar leven in haar een tje. Dat is iets waarvan Juliana zeker weet, het nooit te kunnen. Zij heeft ook maar weinig echte vriendinnen, maar de genen die tot haar vriendenkring behoren wil ze niet verliezen. In persoonlijke brieven zegt Juliana, dat het feit dat zij haar moeder zal opvolgen niets hoeft te veranderen in het persoon lijke vlak. „Wat voor raar soort van voor wereldlijk monster denk je dat ik ga wor den Als je ooit iets anders dan „lieve Ju" (of „nare Ju", dat mag ookl aan mij zoudt schrijven betekent dat voor mij Je mag mijn vriendin niet meer zijn, ik ken je niet meer en dan schrijf ik ook nooit meer terug met 'n goed geweten. Als ik anders niet schrijf, een slecht correspondente ben, gaat dat gepaard met een slecht geweten. Maar aangezien dat je bedoeling onmogelijk kan zijn, mag ik Je dus drin gend verzoeken mij niet zulke geheel on bedoelde pijn te doen", schrijft Juliana in de zomer van 1948 aan een van die vrien dinnen. Het is prins Bernhard die haar in die moeilijke maanden goed opvangt. Hij voelt precies aan wanneer zijn vrouw in de put zit. „Kom op, het is toch best leuk en je hoeft het immers niet alleen te doen. We doen het toch samen", zijn woorden waar mee hij zijn vrouw in die periode bijna dagelijks moed inspreekt. Juliana zegt Ja. Maar hoe zwaar die beslis sing haar valt weten slechts weinigen. 4 september 1948«-^»— Zo wordt het 4 september 1948. In de Mozes- en A&ronzaal van het paleis op de Dam is een select gezelschap bijeen geko men, waaronder de veertien leden van het kabinet, de vice-voorzltter van de Raad van State en de Kamervoorzitters. Zij wachten, gezeten aan een lange tafel, op de dingen die komen gaan. Om half twaalf komen koningin Wllhelmina, prinses Juli ana en prins Bernhard binnen. Even later ondertekent Wllhelmina haar abdicatie- acte. Juliana tekent ook en is daarmee koningin geworden. Als de formaliteiten zijn vervuld is het wachten op het moment dat de oude en de nieuwe koningin zich op het paleisbalkon aan de duizenden op de Dam zullen pre senteren. Dan ontlaadt de spanning van al die weken zich bij Juliana in een fikse huilbui. Intussen nadert het moment, waarop de klokken van het paleis twaalf zullen slaan en daarmee het ogenblik aan kondigen waarop de vorstinnen naar bui ten zullen komen. Huilend kan dat moei lijk. Maar dan herstelt Juliana zich. Rita Pen ning, de verzorgster van de prinsessen, wist de sporen van de emoties zo veel mogelijk weg. Hand In hand stappen moe der en dochter naar bulten. Prins Bem hard volgt met lood in zijn schoenen. Als de menigte het Wilhelmus aanheft zingt Bemhard niet mee. Velen vinden dat vreemd. De mensen weten niet In welk een spanning de prins op dat moment zit. Zal het goed aflopen? Zullen de emoties niet opnieuw vat krijgen op zijn vrouw? Maar nee, Juliana heeft zichzelf in de hand, al trilt haar stem wel als zij na de korte toespraak, waarin haar moeder zegt de toekomst „met vertrouwen tegemoet te zien onder de zorgende leiding van mijn innig geliefd kind", het woord neemt. „Ik dank U lieve moeder, dat ge me op deze wijze hebt ingeleid. Ik voel het als een groot leed, dat we uw wijsheid en uw ervaring en bovenal uzelf voortaan zullen moeten missen als onze koningin". Verwikkelingen Dezelfde dag geeft Juliana een proclama tie uit. „Van mijn vroegste Jeugd af hebt gij mij omgeven met uw genegenheid. Nu ik gereed sta mijn nieuwe taak te aanvaar den, gevoel ik sterk hoe grote steun die genegenheid voor mij is. Hoewel de tijd waarin ik de regering aanvaard, vol Is van moeilijkheden en dreigende verwikkelin gen is er toch reden tot vreugde, omdat ons land. ondanks verwoesting en verar ming, innerlijk sterk genoeg bleek om zich met behulp van onze bondgenoten spoe dig te herstellen". Dan wordt het maandag 6 september In de Nieuwe Kerk te Amsterdam legt Julia na de eed op de grondwet af en houdt zij een toespraak, waarin ze duidelijk laat uitkomen niet lichtvaardig over haar nieuwe taak te denken. „Sedert eergisteren ben ik geroepen tot een taak, die zó zwaar is, dat niemand die zich daarin ook maar een ogenblik heeft ingedacht, haar zou begeren, maar ook zó mooi, dat ik alleen maar zeggen kan: wie ben ik dat ik dit doen mag? De mogelijk heden, die mij hierdoor worden gegeven om in het algemeen welzijn werkzaam te kunnen wezen, zijn zo groot, dat ik na veel innerlijke strijd bereid ben deze roeping te volgen. Overeenkomstig de bepalingen van de grondwet ben ik tot het koning schap geroepen, maar de moed om deze roep te volgen vind ik in vertrouwen op God en In de grote liefde, waarmede ons volk mij tegemoet treedt. Deze liefde heeft mij mijn hele leven begeleid. Ik leefde in de warmte daarvan in tijden van voorspoed en geluk, maar nooit bleek de kracht ervan sterker, dan in tijden van tegenspoed en verdriet. Daarnaast ben ik gelukkig in mijn man een levensgezel naast mij te hebben, die een grote steun voor mij is en hebben wij het voorrecht zelf al onze zorgen te mogen wijden aan onze vier kinderen. Ik wil hier met nadruk vaststellen, dat voor een koningin haar taak als moeder even belangrijk is als voor iedere andere Nederlandse vrouw". Persoonlijke zorgen—— Juliana heeft wat dat laatste betreft extra zorgen. Haar in februari 1947 geboren Jongste dochtertje Christina (dan nog Ma rijke) is blind ter wereld gekomen als gevolg van een dubbele ooglensvertroebe- ling. Operaties die in de zomer van 1947 in het OogliJderszlekenhuis in Utrecht door de wereldberoemde professor Weve zijn uitgevoerd hebben slechts gedeeltelijk re sultaat gehad. Aan haar linkeroog blijft het prinsesje blind en met haar rechteroog kan zij niet voor honderd procent zien. Juliana worstelt ermee, temeer omdat zij zich zelf verwijten maakt over de gang van zaken. Immers In de zomer van 1946, als zij net in verwachting is van haar vierde kind, bezoekt zij tegen de adviezen in een troepenschip, waarop gevallen van rodehond zijn gesignaleerd. Juliana vindt het haar plicht toch te gaan en ze wordt besmet. De oogafwijking van Christina is mogelijk daaraan toe te schrijven. Behalve die huiselijke problemen komt Juliana al gauw na haar inhuldiging ook staatkundig voor grote moeilijkheden te staan. De situatie in Nederlands-Indlë wordt steeds onoverzichtelijker. De lijst met gesneuvelde Nederlandse militairen groeit in snel tempo. In december 1948 laait de strijd fel op. Nederland gaat over tot een grote militaire actie. Juliana trekt zich de gang van zaken persoonlijk aan. Op eerste kerstdag 1948 brengt zij haar gevoelens voor de radio onder woorden. „Het is mij een behoefte een groet te brengen aan allen, die van daag in zorg zijn om Iemand, die zij lief hebben en om samen aan hen te denken, die in dat verre, goede land aan het strij den zijn. Het kan niet anders of onze gedachten gaan ook uit naar degenen, die zij daarbij tegenover zich vinden. Het is het tragische, dat onze mensenmaat schappij zo is, dat geweld zo vaak weer een krachtdadig optreden nodig maakt". De koningin voegt er moederlijk aan toe: „Onze Jongens zijn allen in Gods hand en geen haar zal hun gekrenkt worden zonder Zijn weten". Op 6 Januari 1949 komt Juliana opnieuw voor de microfoon om over de Indonesi sche kwestie te praten. ZIJ spreekt de hoop uit dat „de souverelne staten van Indonesië spoedig werkelijkheid zullen worden en Indonesië en Nederland, in een unie verenigd, samengaan". Eigenbelang* Twee dagen voordat op 27 december 1949 die unie tot stand komt zegt Juliana: „In het verleden zijn bij ons Nederlanders, aspiraties van velerlei soort werkzaam ge weest in Indonesië. Eigenbelang en naas tenliefde zonden wij erheen. Al het heden wordt verleden, schoon 't ons toegerekend blijft, zegt de dichter. Maar we willen nu op dit moment niet het oog op het verle den richten maar liever op de waarden in de toekomst". De dag na kerstmis tekent Juliana de acte. die Indonesië tot een zelfstandige staat maakt. Tijdens die bijeenkomst in het paleis op de Dam, door de koningin later „een groots moment" genoemd, zegt zij. „WIJ zijn nu naast elkaar gaan staan, hoezeer ook geschonden en gescheurd en vol van de lidtekens van wrok en spijt. Het is een voorrecht deze daad van overdracht der souvereinitelt te verrichten tegenover de geschiedenis, of beter gezegd voor het aangezicht Gods. Die weet, waarom dit samengaan in vrijheid niet eerder en ook niet later werd bereikt en Die het falen kent der generaties, maar Die ook ziet of wij kunnen dienen in het plan voor de gang der mensheid" Ook Juliana begrijpt dat Indonesië nog lang een teer punt zal blijven.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13