Nederland ontbreekt in omvangrijk naslagwerk Prikkebeen in ongekuiste gedaante Franse les blijft noodzakelijk otocol van de irlatenheid Overzicht van opera's vanaf 1597 racht' van Botho Strauss L 8. DAG 19 MAART 1980 BOEKEN TROUW/KWARTET P 6 - H 11 door Ralph Degens Peri in de rol van Or- ijdens de eerste uitvoe- 1 zijn opera Euridice. In de vele muziek-naslagwerken die de laatste tijd in het buitenland zijn verschenen wordt aan de Nederlandse scheppende toonkunst nauwelijks of geen aandacht besteed. Voor de Nederlandse markt wordt in zo'n uitgave dan, gelijk met de vertaling ervan, een aantal voor ons land minder courante buitenlanders vervangen door landgenoten waar de uitgever beslist niet omheen kan zonder zich te blameren. ast i Ester r melancholie gedragen verhaal „Die Widmung" (Ne- e vertaling „Opdracht') van de vooral als toneel- r bekende Botho Strauss (geb. 1944) verscheen oor- lijk in 1977. Het verhaal speelt zich voor het belang- gedeelte af in een Westberlijnse flat in 1976, het vaardige jaar van de zon, van de droogte. Elsevier, die het vorig jaar bij Phai- don verschenen „Book of the Opera" nu ln het Nederlands op de markt brengt, heeft zich daarvan niets aan getrokken. Nu is ln ons land op het gebied van de muziekdramatiek in verleden en heden niet erg veel be langwekkends geschreven. Maar er zijn in de 20ste eeuw toch wel een paar Nederlandse opera's gecompo neerd die tenminste een vermelding waard zijn in een boek waarin bijna 800 opera's uit ongeveer vier eeuwen worden behandeld, waaronder vele die meer voor de volledigheid dan vanwege hun belangrijkheid zijn op genomen. Daarom hadden bij voor beeld het als collectief werkstuk unie ke „Reconstructie" 1969) en de ook in het buitenland opgevoerde „Houdl- ni" (1976) er niet in mogen ontbreken. Voor het overige valt er van dit na slagwerk veel goeds te vermelden. Meer dan bij andere werken op dit gebied wordt aandacht besteed aan de beginperiode van de opera, en ook de voornaamste muziekdramatische werken van deze tijd van componis ten als Dallapiccola, Berio, Nono, Ma- dema en Henze zijn erin te vinden. Waarbij dan onmiddellijk opvalt dat toch bepaald niet onbelangrijke ope ra's als Pendericki's Die Teufel von Toneelmechanisme waarmee het zwemmen van de Rijndochters in Wagners Rheingold werd gesugge reerd bij de uitvoering in Bayreuth in 1876. maar ook bijzonder functioneel: vrij wel geen portretten van componisten maar tekeningen en foto's van histo rische ensceneringen, van beroemde vertolkers, operagebouwen, kos tuumontwerpen en affiches. En ln het alfabetisch gerangschikte register van titels, componisten en librettis ten kun Je in een oogopslag zien waar. wie en wat er wel of niet in te vinden zijn. Loudon, en Die Soldaten van Bemd Alois Zimmermann zijn overgesla gen. Daarvoor zijn de (niet genoem de) samenstellers van de oorspron- klijke uitgave verantwoordelijk. Bruikbaar Zij hebben overigens een zeer bruik baar naslagwerk geleverd waarin de opera's zijn gerangschikt naar datum van eerste opvoering. Daardoor wordt een werk weieens te ver buiten zijn tijd van ontstaan gesitueerd (Thremonisha van Scott Joplin staat onder 1972 vermeld, dat ls 64 jaar nadat het werd gecomponeerd) maar door deze rangschikking krijgt men wel een aardig inzicht in de ontwikke ling van de muziekdramatische kirnst. De tekst is daar goed op afgestemd. Behalve een samenvatting van de in houd van elke opera, wordt ook goede informatie gegeven over de ont staansgeschiedenis, de stijlkenmer ken en de betekenis van het werk in historisch verband. Het illustratie materiaal is niet alleen zeer fraai. Het Operaboek. Overzicht van 780 opera's vanaf 1597. Uitg. Elsevier Fo cus. 512 blz. 400 illustraties, 89,50. Schroubek, boekverkoper ssle, is door zijn vriendin erlaten zonder dat Richard d voor dit abrupte afscheid e schelding, een „familie en" (p. 28) heeft gevolgen «bieden van zijn leven. De oelens van hartgrondige d overwoekeren van nu af itief tot handelen. De enige ademnood en totale ver- Jkt het opschrijven van de van verlatenheid te bieden. is de weergave van een es, een poging, door mid- n aan Hannah opgedragen Ie leegte te vullen. Het is van dialoog met een in de chts kortstondig afwezige erwijl de uiterlijke kanten irds bestaan ten prooi val- algehele verwaarlozing aakt in verval en zijn li- telt van dag tot dag af ich als een bezetene op de ie illusie van het gesprek ah vla zijn dagboek. fijft hierin op een eigenaar- vaag omlijnd. Je komt als relijks iets concreets over ten. De enkele aangeboden zijn bovendien oninteres- laat mij als lezer in koud. Misschien gaat het icht" ook eerder om de e schok, die het verlaten foor Richard met zich dat geval is de schokkende an de onherroepelijkheid leer van belang dan het een unieke geliefde, de vanzelfsprekendheid ven overhoop gegooid. De (emakkelijk, automatisch, itig leven is met Hannahs een einde gekomen. Han- kJT| katalysator van belang. Na en de vanzelfsprekendhe- [et bewuste leven begint, e details tot een vergelij- lllen forceren, acht ik een lel met Hofmannsthal en •t de vroege Thomas Mann Sen grenservaring verla- breekt zekerheden af. ïoet opnieuw toegeëigend jorlopig staat alles echter wij fcn van de ontreddering, leve nnerlijke en uiterlijke ver smetamorfose heel in de in beelden van Kafka op iest tot uitdrukking in zijn le horigheid aan de tv: I in zag hij op één avond tot "a ^uitzendingen toe, telkens pournaal. telkens weer het i de dag. En toch kon hij bericht onthouden, zodra :elde, was alles, als een teling, voorbij en had tan." (p. 97) De tv moet het an het avondlijk duister /Ules, mensen en voorwer- zijn vanzelfsprekendheid )e tv is een cruciaal sym- ïrkelijkheid, die alleen nog rende maskers bestaat, ie- idualiteit verstikkend ach- le schablones. raarneming van alledaagse buitengewoon verscherpt. „supermarkt" is de con- centratie van valsheid en schijn. De supermarkt is het stigma van deze werkelijkheid. Ieder verlies, dat Ri chard lijdt in het contact met de buitenwereld is winst aan taalbe wustzijn. Het hoogtepunt ln het aftakelings-, proces is de met de allerlaatste licha melijke reserve gelukte nieuwe ont moeting met Hannah. Zij is intussen door drugs in een even lamentabele toestand geraakt. Richard duwt haar zijn dagboek in handen. Vol hoop wacht hij na haar vertrek op een alles herstellende reactie. De reactie blijft uit. Ongelezen ontvangt Richard zijn dagboek door middel van een kroeg baas terug. In het laatste fragment is Richard lichamelijk weer opgeknapt. Zijn huis ls op orde en hij heeft weer werk. Hij kijkt tv, naar één program ma wel te verstaan. Op de televisie zingt een versleten ster van vroeger een van zijn oude successen. De man zingt echter niet werkelijk maar be weegt alleen zijn lippen. De kras op de plaat openbaart zijn bedrog: de stem en het succes zijn verleden tijd. Kunstmatigheid? Mijn indruk is, dat dit een ironisch slot is: de hoofdfiguur is weer gedo mesticeerd. De tv verraadt zichzelf. Daarom is het een alleen maar schijn baar gelukkig slot. Met de zanger van de plaat krijgt het vertelde ook het karakter van een plaats, die de spo ren van het gebruik laat horen, Is daarmee de schrijver veroordeeld tot steeds meer kunstmatigheid, tot steeds meer krassen van de tijd, wan neer hij zijn belevenissen later wil vastleggen? De uitleg van het slot geeft de door slag voor de interpretatie van het geheel. Is hier sprake van een weg terug uit het labyrinth der eigen ge voelens naar een zinvolle relatie met de buitenwereld? Of wordt hier uit eindelijk een verdoemend oordeel over het dagboek als vervalsing van het oorspronkelijk beleven uitgespro ken? Als het antwoord daarop beves tigend is, dan past het feit daar goed bij, dat veel gedeelten van dit boek over Richard Schroubek in de derde persoon vertellen. Blijkbaar ls de werkelijkheid niet vanuit één per-, spectief en op één bepaald ogenblik vast te leggen. Dat zou de gedachte achter deze opbouw kunnen zijn. Dit boek blijft mij bezighouden. Het zit nog vol vragen, waarop ik geen antwoord weet. Zeer geslaagd vind ik die gedeelten, waarin Richards hul peloosheid aan het woord komt. Zijn dagboek registreert een menselijke ontreddering, waardoor de buitenwe reld haarscherp geanalyseerd wordt Het ruimelijke (Berlijn) en het tijde lijke kader (de zomer van 1976) vor men daarvan een functionele onder grond. „Opdracht" in (de goede) vertaling van Theodor Duquesnoy verscheen bij uitgeverij De Arbeiderspers en kost 17,50. Bij dezelfde uitgeverij verschijnt over twee maanden de vertaling van het verhaal „Marlenes Schwester". Voor volgend jaar staat de vertaling van een aantal toneel stukken van Botho Strauss op het programma. door Hans Ester De 'Reizen en avonturen van Mijnheer Prikkebeen', door Jan Jacob Anthony Goever- neur in 1858 opgedragen aan de vaderlandse jeugd, behoor den niet tot mjjn meest gelief de jeugdboeken. Concurrentie van deze avonturen met de boeken van W. G. van de Hulst en K. Norel was uitgesloten. Een rechtvaardiging om me met deze immorele vlindervanger te vereenzel vigen ontbrak. De doldrieste beleve nissen van de magere hoofdpersoon brachten geen leesplezier en gooiden alle vertrouwde voorstellingen over hoop. Met afgrijzen denk ik terug aan het plaatje, waarop Prikkebeens zus ter Ursula van woede ontploft. Het versje van Goeverneur luidde daarbij: 'Ursel komt; maar toen zij hoort, Dat haar broeder hart en woord Heeft verpand aan Peternel, Springt van kwaadheid ze uit haar vel.- Met een vreeselijk gerucht Spat ze in stukken door de lucnt.-' Achteraf bekeken heeft mijn toenma lige afkeer van Goeverneurs „Mijn heer Prikkebeen" niet alleen te ma ken met wat volgens mijn eigen jeugdcode nog oorbaar was en wat niet, maar ook met het vage gevoel, dat ik te hoog moest grijpen, dat hier iets aan een jeugdig publiek werd gepresenteerd, dat qua inhoud en combinatie van plaatjes met tekst een heel andere lezer veronderstelde dan ik op dat moment kon zijn. Pre cies hetzelfde gevoel bekroop me bij het lezen van boeken, die oorspron kelijk anders bedoeld van lieverle de tot het terrein van de jeugd waren gaan behoren. Ik denk bijvoorbeeld aan „Gullivers Reizen naar Liliput en andere vreemde landen". Ook dit was een bewerking van de hand van J. J. A. Goeverneur. Je vertilde je hieraan was mijn ervaring. De verhalen van de Duitse schrijver Wilhelm Busch daarentegen waren in hun verloop volkomen begrijpelijk. Alleen hier gold een bezwaar, dat ook op „Prik kebeen" van toepassing was: met menselijk leed en met de dood werd hier op een kolderieke wijze gesold, die niet te verenigen was met mijn morele vastigheid, mijn begrippen van goed en kwaad. De directe aanleiding tot boven staande gedachten vormt het ver schijnen van het boek „De zonderlin ge avonturen van Primus Prikke been" met de oorspronkelijke teke ningen van de Zwitserse auteur Ro- dolphe Töpffer en verhalende rijmen bij iedere groep tekeningen van Ger- rit KomriJ. Wat Goeverneur destijds niet vermocht, speelde KomriJ nu klaar. Primus Prikkebeen heeft mij amusante uren bezorgd met alleen zo nu en dan een vleugje bittere herinne ring. Rodolphe Töpffer werd geboren in Genève in 1799. Hij stierf aldaar ln 1846. Aanvankelijk zou hij in de voet stappen van zijn vader, de schilder Adam Wolfgang Töpffer, treden. Maar hij moest hiervan afzien, omdat zich bij hem een ernstige oogkwaal openbaarde. In plaats van het schil derschap koos Töpffer de studie Oude Talen, waarna hij een jongens pensionaat opende en professor werd in de welsprekendheid en de schone letteren aan de „Académie" van Genève. Tijdens de surveillance op school en ook thuis tekende Töpffer figuurtjes, die op den duur hele avonturen gin gen beleven, waarin niets te dol was. Onder deze tot albums samengevoeg de verhalen is onder meer „Monsieur Cryptogame", het voorbeeld voor de latere Prikkebeen. Zijn naam als let terkundige vestigde Töpffer door lite raire werken van een geheel ander kaliber. Vooral door zijn albums ls hij echter tot op heden bekend gebleven. Twee Jaar voor zijn dood ontving Töpffer van de uitgever van het nieu we weekblad ..Illustration" het ver zoek om een bijdrage. Töpffer was te ziek om iets nieuw te produceren. Daarom greep hij naar zijn oude teke ningen van „Mons. Cryptogame" en verzocht de onder het pseudoniem „Cham" publicerende tekenaar Amé- dée de Noé de bestaande tekeningen bij te werken en persklaar te maken. Van januari tot april 1845 verscheen dit verhaal in woord en beeld in de „Illustration". Het was een geweldig succes en al spoedig begon Crypto game zijn triomftocht door de landen van Europa. In 1847 verscheen de voor kinderen bestemde Duitse ult- gave van Julius Keil, waarop Goever neur op zijn beurt de Nederlandse bewerking baseerde. Vergelijking Bij een vergelijking van de oorspron kelijke tekeningen van Töpffer (in 1896 in Genève uitgegeven) met de door Cham bijgewerkte, is mij geble ken, dat deze Cham heel veel heeft bijgedragen tot het voltooien van datgene, wat bij Töpffer uit schetsen bestaat. Chams naam zou daarom bij iedere uitgave eerlijkheidshalve ver meld moeten worden. Goeverneur daarentegen presenteerde „Mijnheer Prikkebeen" in eerste instantie als zijn eigen schepping. Dat was niet geheel ten onrechte. Maar dan in die zin, dat Goeverneur het origineel af breuk had gedaan en tot iets anders had gereduceerd. Goeverneur maak te van „Mons. Cryptogame" een ge kuiste „Mijnheer Prikkebeen". De ba sis van het verhaalbij Töpffer vormen de pogingen van Cryptogame (verta ling: die in het geheim trouwt) om aan zijn geliefde, Elvire, en haar ver langen naar de eeuwige band met hem te ontkomen. Goeverneur heeft uit Elvire Prikkebeens zuster Ursula gemaakt, die hem het jagen op vlin ders verbiedt en tevens wil, dat broer lief altoos bij haar blijft. Ook andere elementen werden met het oog op de jeugdige lezer geretou cheerd. De weggelopen priester uit de walvis is tot standeloze „Dikkie" ver worden. Daarom is de inzegening van Crypto games huwelijk met de Pro vengaalse vrouw in de buik van de walvis bij Goeverneur weggevallen. Alleen een soort verloving is overge bleven. Ook de scène in de harem van de Dei van Algiers, waarin Elvire deze heerser met het zwaard doorklieft, ontbreekt bij Goeverneur. Alleen het zwaard hangt in deze versie nog doel loos aan Ursula's zijde, terwijl zij uit Algiers wegvlucht Vermeldenswaard is de publikatle in 1962 van de Groningse versie van de „Wonderlike Raaize van Meneer Prik- kebain". Dr. J. A. Fijn van Draat, die de Groningse tekst verzorgde, baseer de die op de uitgave van Goeverneur. De alleenheerschappij van Goever neurs Prikkebeen is met de door Ger- rit Komrij berijmde uitgave tot een einde gekomen. We kunnen nu ken nismaken met het oorspronkelijke verhaal over de vlindervanger Prik kebeen en zijn minnares Elvire, die hem in een achtervolgingstocht over wijde zeeën en door verre landen het net over het hoofd wil halen. Bij iedere serie plaatjes schreef Kom rij drie gedichten van elk vijf regels. Het zijn zogen, knlttel- of knuppel verzen. die door hun vaste metrum (in iedere versregel vier beklemtoonde lettergrepen) een hobbelige indruk maken en in het verleden vooral voor parodistische doeleinden werden ge bruikt. Er zit vaart in deze versregels en dat ls nodig, omdat de plaatjes een hoog verteltempo bezitten. De slotre gels luiden bij KomriJ: 'Vaarwel. Het ga u allen goed. Bedenk bi) alles wat u doet: De ware liefde eist heldenmoed. Vlucht niet voor vastberaden vrouwen. En ga nooit in een toalvis trouwen.' Aan deze moraal zijn heel wat avon turen van Prikkebeen voorafgegaan. De avonturen zijn amusant ln hun verrassende wendingen. Nergens krijgt de lezer de tijd om uit te rusten van een zojuist doorstaan gevaar. Van de lezer verwacht dit boek, dat hij bereid is te accepteren, dat de wetten van zijn eigen wereld even op hun kop worden gezet. Maar ook speelt het verhaal met de emoties van de lezer en dat geeft aan deze voorlo per van het beeldverhaal soms een grotesk karakter. Nawoord Publikaties over Töpffer hebben in Nederland maar sporadisch het licht gezien. In 1948 publiceerde de Rotter damse bibliothecaris F. K. H. Koss- mann zijn studie „Rodolphe Töpffer. Citoyen et artiste Suisse" bij uitg. Ad. Donker te Rotterdam. Een even kos telijk geschrift vormt het in 1960 ver schenen essay „Mons. Cryptogame en zijn metamorfose" door Elie de Beau mont (Serie Curiosa Typograflca) Het betreft hier een geschenk van de Haagse drukkerij Trio aan haar za kenrelaties. In Vrij Nederland van 17 januari 1976 verscheen een beschou wing over Töpffer en zijn tijd van de hand van Dirkje Kuik. Dit essay, dat in een persoonlijke toon een overtui gend beeld van Töpffer schetst, ls als een soort nawoord aan de hier be sproken uitgave van „Primus Prikke been" toegevoegd. Gerrit KOMRIJ/Rodolphe TÖPF FER: De zonderlinge avonturen van Primus Prikkebeen. Nawoord van Dirkje Kuik. Uitg. Loeb en Van der Velden, Amsterdam. Prijs 25. door prof. dr. R. Bakker Nog voor het zomerreces van de Tweede Kamer zal het ont wikkelingsplan voortgezet onderwijs van minister Pais en staatssecretaris De Jong aan de orde worden gesteld. Het moet in 1990 voor het gehele onderwijs worden doorgevoerd. De verstrekken de consequenties van deze op zet zijn nog bij lange na niet te overzien. Wel kunnen enige voorspellingen met betrek king tot de moderne talen worden gedaan. Het gaat mij hier om de positie van het Frans, zoals deze er in de toe komst overeenkomstig de richtlijnen van de onderwijs kundigen uit komt te zien. Er komen twee brugjaren, waarbij in de eerste klas Engels en Duits ver plicht worden gesteld, terwijl in het tweede Jaar de leerlingen Frans (naast Latijn) kunnen kiezen. Frans en Latijn zijn zodoende gedegradeerd tot de status van keuzevakken, waar bij als mogelijke vakken een aanvul ling wordt geboden in de vorm van bij voorbeeld Fries, gezondheidskunde, kennis van het geestelijk leven en maatschappijleer. In het eerste Jaar kunnen milieukunde, omgangskunde en consumentenkunde en dergelijke verplichtend worden geïntroduceerd. Duits verplicht ln het eerste leerjaar. Waarom? Omdat er volgens de minis ter een duidelijke verschuiving in de belangstelling van de leerlingen wordt waargenomen ten gunste van het Duits. Maar in de geschiedenis van het onderwijs zijn ook tijden ge weest, waarin de leerlingen een dui delijke voorkeur gaven aan het Frans. Vroeger werd op vele basis scholen elementair Frans onderwe zen door elke onderwijzer met een lo- akte. het Duits bestaat? Als dit werkelijk het geval is, dan acht ik deze momen tane belangstellingsgerichtheid een zeer gevaarlijke norm, want op deze leeftijd verschuift de interesse maar al te vaak. Veeleer is het zo dat een grondige kennisname van bepaalde vakken meer bepalend is voor de keu ze van een vak, dan het aanbod van iets waarvan de onbekendheid bij voorbaat ai een negatieve beslissing impliceert. Trouwens, het vakken- pakkettensysteem doet al meer en meer zijn onheilvolle werking voelen, zowel bij de keuze van een universi taire studie als bij de gedwongen voortzetting van het eenmaal geko zene. De minister geeft enkele redenen op die de zorg om het Frans dienen te verkleinen. Hij wil een aantal uren Frans voor alle leerlingen verplicht stellen die een mavo-havo, of vwo- diploma willen halen. Voorts meent hij dat door het verplaatsen van het Frans naar de hogere leerjaren, met handhaving van het huidige aantal verplichte uren, er geen vuiltje aan de lucht is. Facultatief Dit alles neemt niet weg dat Frans een facultatief vak blijft en een ster ke motivatie behoeft voor de keuze van het Frans als eindexamenvak. Uit het onderzoek van het Instituut voor toegepaste sociologie te Nijme gen is er in het geheel geen verschui ving van belangstelling vastgesteld in de verhouding van het Frans ten gunste van het Duits. Wat het tweede argument van de minister betreft, het is zonneklaar dat de introductie van het Frans in de hogere leerjaren leerpsychologisch op veel meer moeilijkheden zal stui ten dan in een vroegere fase, waarbij te bedenken valt dat het een taal betreft die grammaticaal en syntac tisch veel verder van het Nederlands afstaat dan het Duits. Bovendien zou handhaving van het huidige verplich te aantal uren, dat volgens de des kundigen veel te weinig is, een af bouw betekenen van wat als eindre sultaat absoluut wenselijk moet wor den geacht. De consequenties van het ondermij nen van het Frans zijn niet gering. Zij treffen de meest uiteenlopende zaken als economie, bedrijf, cultuur, toeris me internationale overheidsdiensten en onderzoeksprojecten. Het ls al lang zo dat universitaire docenten geen Frans boek meer op de litera tuurlijsten kunnen zetten, waardoor aan de studenten een groot stuk on derzoek wordt onthouden. Kennis van het Frans, wordt wel in gebracht, is uitsluitend voor de A- faculteiten van belang. Evenwel, een enauéte van de universiteit te Gevaarlijk Hoe weet de minister dat er bij de leerlingen een grotere interesse voor Deze laatste dagen van de^ winter zijn voor de lammetjes nog wat fris. Strobalen kunnen bescherming bieden zolang de kou niet uit de lucht is. Deze foto werd in de Deemster genomen Utrecht toonde aan dat Frans van grote betekenis is voor de fysische geografie, biologie, farmacie, toege paste wiskunde enz. Onder de B-we tenschappers bestaat hierover vol strekte unanimiteit. Kan een klein land als het onze vol staan met alleen maar kennis van het Engels en het Duits? Ik meen van niet Op gevaar af in herhaling te vervallen van wat wij vijf Jaar geleden bij de Invoering van de harmonisatiewet hebben beargumenteerd, maak ik nog enkele opmerkingen: De ideale situatie zou het leren van de drie modeme talen zijn, alleen al omdat ons land door zijn ligging met de cultuurkringen van het germaans, anglosaksisch en het romaans ln aan raking komt. De culturele ontwikke ling van Nederland ls zonder enige kennis van het Frans ondenkbaar. Praktisch Er zijn ook praktische consequenties: het (ten dele) wegvallen van het Frans betekent een zich niet meer kunnen behelpen ln bij voorbeeld een taalgebied, dat enkele kilometers ten zuiden van Maastricht ligt. Zeer velen trekken tegenwoordig naar Frankrijk als hun vakantieland en wat begin Je zonder Franse kennis op campings, ln hotels enzovoort? Op tv en voor de radio wordt een vloedgolf van Engels, ln mindere mate Duits, over ons uitgestort en zodoende dreigt het gevaar dat men een vertekend beeld krijgt van de werkelijke behoeft en aan de diverse talen. Een reden te meer om het Frans, waaraan de behoefte kenne lijk steeds groter wordt, ln het onder wijs de kans te geven die het toe komt. Ik zou kunnen doorgaan. Slechts een tipje van de sluier der onbehaaglijkheid ls opgelicht Donderdag is er een hoorzitting In de Kamer over de vraag of het onderwijs van het Frans moet verdwijnen. In het belang van de wetenschap en het bedrijfsleven valt te hopen dat er een gunstig oordeel zal vallen. Dr. R. Bakker Is hoogleraar In de wijs begeert aan de Rijksuniversiteit in Groningen.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11