Nederland ontbreekt in
omvangrijk naslagwerk
Prikkebeen in ongekuiste gedaante
Franse les blijft noodzakelijk
otocol van de
irlatenheid
Overzicht van opera's vanaf 1597
racht' van Botho Strauss
L
8. DAG 19 MAART 1980
BOEKEN
TROUW/KWARTET
P 6 - H 11
door Ralph Degens
Peri in de rol van Or-
ijdens de eerste uitvoe-
1 zijn opera Euridice.
In de vele muziek-naslagwerken die de laatste tijd in het buitenland zijn verschenen wordt
aan de Nederlandse scheppende toonkunst nauwelijks of geen aandacht besteed. Voor de
Nederlandse markt wordt in zo'n uitgave dan, gelijk met de vertaling ervan, een aantal voor
ons land minder courante buitenlanders vervangen door landgenoten waar de uitgever beslist
niet omheen kan zonder zich te blameren.
ast
i Ester
r melancholie gedragen verhaal „Die Widmung" (Ne-
e vertaling „Opdracht') van de vooral als toneel-
r bekende Botho Strauss (geb. 1944) verscheen oor-
lijk in 1977. Het verhaal speelt zich voor het belang-
gedeelte af in een Westberlijnse flat in 1976, het
vaardige jaar van de zon, van de droogte.
Elsevier, die het vorig jaar bij Phai-
don verschenen „Book of the Opera"
nu ln het Nederlands op de markt
brengt, heeft zich daarvan niets aan
getrokken. Nu is ln ons land op het
gebied van de muziekdramatiek in
verleden en heden niet erg veel be
langwekkends geschreven. Maar er
zijn in de 20ste eeuw toch wel een
paar Nederlandse opera's gecompo
neerd die tenminste een vermelding
waard zijn in een boek waarin bijna
800 opera's uit ongeveer vier eeuwen
worden behandeld, waaronder vele
die meer voor de volledigheid dan
vanwege hun belangrijkheid zijn op
genomen. Daarom hadden bij voor
beeld het als collectief werkstuk unie
ke „Reconstructie" 1969) en de ook in
het buitenland opgevoerde „Houdl-
ni" (1976) er niet in mogen ontbreken.
Voor het overige valt er van dit na
slagwerk veel goeds te vermelden.
Meer dan bij andere werken op dit
gebied wordt aandacht besteed aan
de beginperiode van de opera, en ook
de voornaamste muziekdramatische
werken van deze tijd van componis
ten als Dallapiccola, Berio, Nono, Ma-
dema en Henze zijn erin te vinden.
Waarbij dan onmiddellijk opvalt dat
toch bepaald niet onbelangrijke ope
ra's als Pendericki's Die Teufel von
Toneelmechanisme waarmee het zwemmen van de Rijndochters in Wagners Rheingold werd gesugge
reerd bij de uitvoering in Bayreuth in 1876.
maar ook bijzonder functioneel: vrij
wel geen portretten van componisten
maar tekeningen en foto's van histo
rische ensceneringen, van beroemde
vertolkers, operagebouwen, kos
tuumontwerpen en affiches. En ln het
alfabetisch gerangschikte register
van titels, componisten en librettis
ten kun Je in een oogopslag zien waar.
wie en wat er wel of niet in te vinden
zijn.
Loudon, en Die Soldaten van Bemd
Alois Zimmermann zijn overgesla
gen. Daarvoor zijn de (niet genoem
de) samenstellers van de oorspron-
klijke uitgave verantwoordelijk.
Bruikbaar
Zij hebben overigens een zeer bruik
baar naslagwerk geleverd waarin de
opera's zijn gerangschikt naar datum
van eerste opvoering. Daardoor
wordt een werk weieens te ver buiten
zijn tijd van ontstaan gesitueerd
(Thremonisha van Scott Joplin staat
onder 1972 vermeld, dat ls 64 jaar
nadat het werd gecomponeerd) maar
door deze rangschikking krijgt men
wel een aardig inzicht in de ontwikke
ling van de muziekdramatische
kirnst.
De tekst is daar goed op afgestemd.
Behalve een samenvatting van de in
houd van elke opera, wordt ook goede
informatie gegeven over de ont
staansgeschiedenis, de stijlkenmer
ken en de betekenis van het werk in
historisch verband. Het illustratie
materiaal is niet alleen zeer fraai.
Het Operaboek. Overzicht van 780
opera's vanaf 1597. Uitg. Elsevier Fo
cus. 512 blz. 400 illustraties, 89,50.
Schroubek, boekverkoper
ssle, is door zijn vriendin
erlaten zonder dat Richard
d voor dit abrupte afscheid
e schelding, een „familie
en" (p. 28) heeft gevolgen
«bieden van zijn leven. De
oelens van hartgrondige
d overwoekeren van nu af
itief tot handelen. De enige
ademnood en totale ver-
Jkt het opschrijven van de
van verlatenheid te bieden.
is de weergave van een
es, een poging, door mid-
n aan Hannah opgedragen
Ie leegte te vullen. Het is
van dialoog met een in de
chts kortstondig afwezige
erwijl de uiterlijke kanten
irds bestaan ten prooi val-
algehele verwaarlozing
aakt in verval en zijn li-
telt van dag tot dag af
ich als een bezetene op de
ie illusie van het gesprek
ah vla zijn dagboek.
fijft hierin op een eigenaar-
vaag omlijnd. Je komt als
relijks iets concreets over
ten. De enkele aangeboden
zijn bovendien oninteres-
laat mij als lezer in
koud. Misschien gaat het
icht" ook eerder om de
e schok, die het verlaten
foor Richard met zich
dat geval is de schokkende
an de onherroepelijkheid
leer van belang dan het
een unieke geliefde,
de vanzelfsprekendheid
ven overhoop gegooid. De
(emakkelijk, automatisch,
itig leven is met Hannahs
een einde gekomen. Han-
kJT| katalysator van belang. Na
en de vanzelfsprekendhe-
[et bewuste leven begint,
e details tot een vergelij-
lllen forceren, acht ik een
lel met Hofmannsthal en
•t de vroege Thomas Mann
Sen grenservaring verla-
breekt zekerheden af.
ïoet opnieuw toegeëigend
jorlopig staat alles echter
wij fcn van de ontreddering,
leve
nnerlijke en uiterlijke ver
smetamorfose heel in de
in beelden van Kafka op
iest tot uitdrukking in zijn
le horigheid aan de tv:
I in zag hij op één avond tot
"a ^uitzendingen toe, telkens
pournaal. telkens weer het
i de dag. En toch kon hij
bericht onthouden, zodra
:elde, was alles, als een
teling, voorbij en had
tan." (p. 97) De tv moet het
an het avondlijk duister
/Ules, mensen en voorwer-
zijn vanzelfsprekendheid
)e tv is een cruciaal sym-
ïrkelijkheid, die alleen nog
rende maskers bestaat, ie-
idualiteit verstikkend ach-
le schablones.
raarneming van alledaagse
buitengewoon verscherpt.
„supermarkt" is de con-
centratie van valsheid en schijn. De
supermarkt is het stigma van deze
werkelijkheid. Ieder verlies, dat Ri
chard lijdt in het contact met de
buitenwereld is winst aan taalbe
wustzijn.
Het hoogtepunt ln het aftakelings-,
proces is de met de allerlaatste licha
melijke reserve gelukte nieuwe ont
moeting met Hannah. Zij is intussen
door drugs in een even lamentabele
toestand geraakt. Richard duwt haar
zijn dagboek in handen. Vol hoop
wacht hij na haar vertrek op een alles
herstellende reactie. De reactie blijft
uit. Ongelezen ontvangt Richard zijn
dagboek door middel van een kroeg
baas terug. In het laatste fragment is
Richard lichamelijk weer opgeknapt.
Zijn huis ls op orde en hij heeft weer
werk. Hij kijkt tv, naar één program
ma wel te verstaan. Op de televisie
zingt een versleten ster van vroeger
een van zijn oude successen. De man
zingt echter niet werkelijk maar be
weegt alleen zijn lippen. De kras op
de plaat openbaart zijn bedrog: de
stem en het succes zijn verleden tijd.
Kunstmatigheid?
Mijn indruk is, dat dit een ironisch
slot is: de hoofdfiguur is weer gedo
mesticeerd. De tv verraadt zichzelf.
Daarom is het een alleen maar schijn
baar gelukkig slot. Met de zanger van
de plaat krijgt het vertelde ook het
karakter van een plaats, die de spo
ren van het gebruik laat horen, Is
daarmee de schrijver veroordeeld tot
steeds meer kunstmatigheid, tot
steeds meer krassen van de tijd, wan
neer hij zijn belevenissen later wil
vastleggen?
De uitleg van het slot geeft de door
slag voor de interpretatie van het
geheel. Is hier sprake van een weg
terug uit het labyrinth der eigen ge
voelens naar een zinvolle relatie met
de buitenwereld? Of wordt hier uit
eindelijk een verdoemend oordeel
over het dagboek als vervalsing van
het oorspronkelijk beleven uitgespro
ken? Als het antwoord daarop beves
tigend is, dan past het feit daar goed
bij, dat veel gedeelten van dit boek
over Richard Schroubek in de derde
persoon vertellen. Blijkbaar ls de
werkelijkheid niet vanuit één per-,
spectief en op één bepaald ogenblik
vast te leggen. Dat zou de gedachte
achter deze opbouw kunnen zijn.
Dit boek blijft mij bezighouden. Het
zit nog vol vragen, waarop ik geen
antwoord weet. Zeer geslaagd vind ik
die gedeelten, waarin Richards hul
peloosheid aan het woord komt. Zijn
dagboek registreert een menselijke
ontreddering, waardoor de buitenwe
reld haarscherp geanalyseerd wordt
Het ruimelijke (Berlijn) en het tijde
lijke kader (de zomer van 1976) vor
men daarvan een functionele onder
grond.
„Opdracht" in (de goede) vertaling
van Theodor Duquesnoy verscheen
bij uitgeverij De Arbeiderspers en
kost 17,50. Bij dezelfde uitgeverij
verschijnt over twee maanden de
vertaling van het verhaal „Marlenes
Schwester". Voor volgend jaar staat
de vertaling van een aantal toneel
stukken van Botho Strauss op het
programma.
door Hans Ester
De 'Reizen en avonturen van
Mijnheer Prikkebeen', door
Jan Jacob Anthony Goever-
neur in 1858 opgedragen aan
de vaderlandse jeugd, behoor
den niet tot mjjn meest gelief
de jeugdboeken.
Concurrentie van deze avonturen
met de boeken van W. G. van de
Hulst en K. Norel was uitgesloten.
Een rechtvaardiging om me met deze
immorele vlindervanger te vereenzel
vigen ontbrak. De doldrieste beleve
nissen van de magere hoofdpersoon
brachten geen leesplezier en gooiden
alle vertrouwde voorstellingen over
hoop. Met afgrijzen denk ik terug aan
het plaatje, waarop Prikkebeens zus
ter Ursula van woede ontploft. Het
versje van Goeverneur luidde
daarbij:
'Ursel komt; maar toen zij hoort,
Dat haar broeder hart en woord
Heeft verpand aan Peternel,
Springt van kwaadheid ze uit haar
vel.-
Met een vreeselijk gerucht
Spat ze in stukken door de lucnt.-'
Achteraf bekeken heeft mijn toenma
lige afkeer van Goeverneurs „Mijn
heer Prikkebeen" niet alleen te ma
ken met wat volgens mijn eigen
jeugdcode nog oorbaar was en wat
niet, maar ook met het vage gevoel,
dat ik te hoog moest grijpen, dat hier
iets aan een jeugdig publiek werd
gepresenteerd, dat qua inhoud en
combinatie van plaatjes met tekst
een heel andere lezer veronderstelde
dan ik op dat moment kon zijn. Pre
cies hetzelfde gevoel bekroop me bij
het lezen van boeken, die oorspron
kelijk anders bedoeld van lieverle
de tot het terrein van de jeugd waren
gaan behoren. Ik denk bijvoorbeeld
aan „Gullivers Reizen naar Liliput en
andere vreemde landen". Ook dit was
een bewerking van de hand van J. J.
A. Goeverneur. Je vertilde je hieraan
was mijn ervaring. De verhalen van
de Duitse schrijver Wilhelm Busch
daarentegen waren in hun verloop
volkomen begrijpelijk. Alleen hier
gold een bezwaar, dat ook op „Prik
kebeen" van toepassing was: met
menselijk leed en met de dood werd
hier op een kolderieke wijze gesold,
die niet te verenigen was met mijn
morele vastigheid, mijn begrippen
van goed en kwaad.
De directe aanleiding tot boven
staande gedachten vormt het ver
schijnen van het boek „De zonderlin
ge avonturen van Primus Prikke
been" met de oorspronkelijke teke
ningen van de Zwitserse auteur Ro-
dolphe Töpffer en verhalende rijmen
bij iedere groep tekeningen van Ger-
rit KomriJ. Wat Goeverneur destijds
niet vermocht, speelde KomriJ nu
klaar. Primus Prikkebeen heeft mij
amusante uren bezorgd met alleen zo
nu en dan een vleugje bittere herinne
ring.
Rodolphe Töpffer werd geboren in
Genève in 1799. Hij stierf aldaar ln
1846. Aanvankelijk zou hij in de voet
stappen van zijn vader, de schilder
Adam Wolfgang Töpffer, treden.
Maar hij moest hiervan afzien, omdat
zich bij hem een ernstige oogkwaal
openbaarde. In plaats van het schil
derschap koos Töpffer de studie
Oude Talen, waarna hij een jongens
pensionaat opende en professor werd
in de welsprekendheid en de schone
letteren aan de „Académie" van
Genève.
Tijdens de surveillance op school en
ook thuis tekende Töpffer figuurtjes,
die op den duur hele avonturen gin
gen beleven, waarin niets te dol was.
Onder deze tot albums samengevoeg
de verhalen is onder meer „Monsieur
Cryptogame", het voorbeeld voor de
latere Prikkebeen. Zijn naam als let
terkundige vestigde Töpffer door lite
raire werken van een geheel ander
kaliber. Vooral door zijn albums ls hij
echter tot op heden bekend gebleven.
Twee Jaar voor zijn dood ontving
Töpffer van de uitgever van het nieu
we weekblad ..Illustration" het ver
zoek om een bijdrage. Töpffer was te
ziek om iets nieuw te produceren.
Daarom greep hij naar zijn oude teke
ningen van „Mons. Cryptogame" en
verzocht de onder het pseudoniem
„Cham" publicerende tekenaar Amé-
dée de Noé de bestaande tekeningen
bij te werken en persklaar te maken.
Van januari tot april 1845 verscheen
dit verhaal in woord en beeld in de
„Illustration". Het was een geweldig
succes en al spoedig begon Crypto
game zijn triomftocht door de landen
van Europa. In 1847 verscheen de
voor kinderen bestemde Duitse ult-
gave van Julius Keil, waarop Goever
neur op zijn beurt de Nederlandse
bewerking baseerde.
Vergelijking
Bij een vergelijking van de oorspron
kelijke tekeningen van Töpffer (in
1896 in Genève uitgegeven) met de
door Cham bijgewerkte, is mij geble
ken, dat deze Cham heel veel heeft
bijgedragen tot het voltooien van
datgene, wat bij Töpffer uit schetsen
bestaat. Chams naam zou daarom bij
iedere uitgave eerlijkheidshalve ver
meld moeten worden. Goeverneur
daarentegen presenteerde „Mijnheer
Prikkebeen" in eerste instantie als
zijn eigen schepping. Dat was niet
geheel ten onrechte. Maar dan in die
zin, dat Goeverneur het origineel af
breuk had gedaan en tot iets anders
had gereduceerd. Goeverneur maak
te van „Mons. Cryptogame" een ge
kuiste „Mijnheer Prikkebeen". De ba
sis van het verhaalbij Töpffer vormen
de pogingen van Cryptogame (verta
ling: die in het geheim trouwt) om
aan zijn geliefde, Elvire, en haar ver
langen naar de eeuwige band met
hem te ontkomen. Goeverneur heeft
uit Elvire Prikkebeens zuster Ursula
gemaakt, die hem het jagen op vlin
ders verbiedt en tevens wil, dat broer
lief altoos bij haar blijft.
Ook andere elementen werden met
het oog op de jeugdige lezer geretou
cheerd. De weggelopen priester uit de
walvis is tot standeloze „Dikkie" ver
worden. Daarom is de inzegening van
Crypto games huwelijk met de Pro
vengaalse vrouw in de buik van de
walvis bij Goeverneur weggevallen.
Alleen een soort verloving is overge
bleven. Ook de scène in de harem van
de Dei van Algiers, waarin Elvire deze
heerser met het zwaard doorklieft,
ontbreekt bij Goeverneur. Alleen het
zwaard hangt in deze versie nog doel
loos aan Ursula's zijde, terwijl zij uit
Algiers wegvlucht
Vermeldenswaard is de publikatle in
1962 van de Groningse versie van de
„Wonderlike Raaize van Meneer Prik-
kebain". Dr. J. A. Fijn van Draat, die
de Groningse tekst verzorgde, baseer
de die op de uitgave van Goeverneur.
De alleenheerschappij van Goever
neurs Prikkebeen is met de door Ger-
rit Komrij berijmde uitgave tot een
einde gekomen. We kunnen nu ken
nismaken met het oorspronkelijke
verhaal over de vlindervanger Prik
kebeen en zijn minnares Elvire, die
hem in een achtervolgingstocht over
wijde zeeën en door verre landen het
net over het hoofd wil halen.
Bij iedere serie plaatjes schreef Kom
rij drie gedichten van elk vijf regels.
Het zijn zogen, knlttel- of knuppel
verzen. die door hun vaste metrum (in
iedere versregel vier beklemtoonde
lettergrepen) een hobbelige indruk
maken en in het verleden vooral voor
parodistische doeleinden werden ge
bruikt. Er zit vaart in deze versregels
en dat ls nodig, omdat de plaatjes een
hoog verteltempo bezitten. De slotre
gels luiden bij KomriJ:
'Vaarwel. Het ga u allen goed.
Bedenk bi) alles wat u doet:
De ware liefde eist heldenmoed.
Vlucht niet voor vastberaden
vrouwen.
En ga nooit in een toalvis trouwen.'
Aan deze moraal zijn heel wat avon
turen van Prikkebeen voorafgegaan.
De avonturen zijn amusant ln hun
verrassende wendingen. Nergens
krijgt de lezer de tijd om uit te rusten
van een zojuist doorstaan gevaar.
Van de lezer verwacht dit boek, dat
hij bereid is te accepteren, dat de
wetten van zijn eigen wereld even op
hun kop worden gezet. Maar ook
speelt het verhaal met de emoties van
de lezer en dat geeft aan deze voorlo
per van het beeldverhaal soms een
grotesk karakter.
Nawoord
Publikaties over Töpffer hebben in
Nederland maar sporadisch het licht
gezien. In 1948 publiceerde de Rotter
damse bibliothecaris F. K. H. Koss-
mann zijn studie „Rodolphe Töpffer.
Citoyen et artiste Suisse" bij uitg. Ad.
Donker te Rotterdam. Een even kos
telijk geschrift vormt het in 1960 ver
schenen essay „Mons. Cryptogame en
zijn metamorfose" door Elie de Beau
mont (Serie Curiosa Typograflca)
Het betreft hier een geschenk van de
Haagse drukkerij Trio aan haar za
kenrelaties. In Vrij Nederland van 17
januari 1976 verscheen een beschou
wing over Töpffer en zijn tijd van de
hand van Dirkje Kuik. Dit essay, dat
in een persoonlijke toon een overtui
gend beeld van Töpffer schetst, ls als
een soort nawoord aan de hier be
sproken uitgave van „Primus Prikke
been" toegevoegd.
Gerrit KOMRIJ/Rodolphe TÖPF
FER: De zonderlinge avonturen van
Primus Prikkebeen. Nawoord van
Dirkje Kuik. Uitg. Loeb en Van der
Velden, Amsterdam. Prijs 25.
door prof. dr. R. Bakker
Nog voor het zomerreces van
de Tweede Kamer zal het ont
wikkelingsplan voortgezet
onderwijs van minister Pais
en staatssecretaris De Jong
aan de orde worden gesteld.
Het moet in 1990 voor het
gehele onderwijs worden
doorgevoerd. De verstrekken
de consequenties van deze op
zet zijn nog bij lange na niet
te overzien. Wel kunnen enige
voorspellingen met betrek
king tot de moderne talen
worden gedaan. Het gaat mij
hier om de positie van het
Frans, zoals deze er in de toe
komst overeenkomstig de
richtlijnen van de onderwijs
kundigen uit komt te zien.
Er komen twee brugjaren, waarbij in
de eerste klas Engels en Duits ver
plicht worden gesteld, terwijl in het
tweede Jaar de leerlingen Frans
(naast Latijn) kunnen kiezen. Frans
en Latijn zijn zodoende gedegradeerd
tot de status van keuzevakken, waar
bij als mogelijke vakken een aanvul
ling wordt geboden in de vorm van bij
voorbeeld Fries, gezondheidskunde,
kennis van het geestelijk leven en
maatschappijleer. In het eerste Jaar
kunnen milieukunde, omgangskunde
en consumentenkunde en dergelijke
verplichtend worden geïntroduceerd.
Duits verplicht ln het eerste leerjaar.
Waarom? Omdat er volgens de minis
ter een duidelijke verschuiving in de
belangstelling van de leerlingen
wordt waargenomen ten gunste van
het Duits. Maar in de geschiedenis
van het onderwijs zijn ook tijden ge
weest, waarin de leerlingen een dui
delijke voorkeur gaven aan het
Frans. Vroeger werd op vele basis
scholen elementair Frans onderwe
zen door elke onderwijzer met een lo-
akte.
het Duits bestaat? Als dit werkelijk
het geval is, dan acht ik deze momen
tane belangstellingsgerichtheid een
zeer gevaarlijke norm, want op deze
leeftijd verschuift de interesse maar
al te vaak. Veeleer is het zo dat een
grondige kennisname van bepaalde
vakken meer bepalend is voor de keu
ze van een vak, dan het aanbod van
iets waarvan de onbekendheid bij
voorbaat ai een negatieve beslissing
impliceert. Trouwens, het vakken-
pakkettensysteem doet al meer en
meer zijn onheilvolle werking voelen,
zowel bij de keuze van een universi
taire studie als bij de gedwongen
voortzetting van het eenmaal geko
zene.
De minister geeft enkele redenen op
die de zorg om het Frans dienen te
verkleinen. Hij wil een aantal uren
Frans voor alle leerlingen verplicht
stellen die een mavo-havo, of vwo-
diploma willen halen. Voorts meent
hij dat door het verplaatsen van het
Frans naar de hogere leerjaren, met
handhaving van het huidige aantal
verplichte uren, er geen vuiltje aan de
lucht is.
Facultatief
Dit alles neemt niet weg dat Frans
een facultatief vak blijft en een ster
ke motivatie behoeft voor de keuze
van het Frans als eindexamenvak.
Uit het onderzoek van het Instituut
voor toegepaste sociologie te Nijme
gen is er in het geheel geen verschui
ving van belangstelling vastgesteld
in de verhouding van het Frans ten
gunste van het Duits.
Wat het tweede argument van de
minister betreft, het is zonneklaar
dat de introductie van het Frans in de
hogere leerjaren leerpsychologisch
op veel meer moeilijkheden zal stui
ten dan in een vroegere fase, waarbij
te bedenken valt dat het een taal
betreft die grammaticaal en syntac
tisch veel verder van het Nederlands
afstaat dan het Duits. Bovendien zou
handhaving van het huidige verplich
te aantal uren, dat volgens de des
kundigen veel te weinig is, een af
bouw betekenen van wat als eindre
sultaat absoluut wenselijk moet wor
den geacht.
De consequenties van het ondermij
nen van het Frans zijn niet gering. Zij
treffen de meest uiteenlopende zaken
als economie, bedrijf, cultuur, toeris
me internationale overheidsdiensten
en onderzoeksprojecten. Het ls al
lang zo dat universitaire docenten
geen Frans boek meer op de litera
tuurlijsten kunnen zetten, waardoor
aan de studenten een groot stuk on
derzoek wordt onthouden.
Kennis van het Frans, wordt wel in
gebracht, is uitsluitend voor de A-
faculteiten van belang. Evenwel, een
enauéte van de universiteit te
Gevaarlijk
Hoe weet de minister dat er bij de
leerlingen een grotere interesse voor
Deze laatste dagen van de^ winter zijn voor de lammetjes nog wat fris. Strobalen kunnen bescherming bieden zolang
de kou niet uit de lucht is. Deze foto werd in de Deemster genomen
Utrecht toonde aan dat Frans van
grote betekenis is voor de fysische
geografie, biologie, farmacie, toege
paste wiskunde enz. Onder de B-we
tenschappers bestaat hierover vol
strekte unanimiteit.
Kan een klein land als het onze vol
staan met alleen maar kennis van
het Engels en het Duits? Ik meen van
niet
Op gevaar af in herhaling te vervallen
van wat wij vijf Jaar geleden bij de
Invoering van de harmonisatiewet
hebben beargumenteerd, maak ik
nog enkele opmerkingen: De ideale
situatie zou het leren van de drie
modeme talen zijn, alleen al omdat
ons land door zijn ligging met de
cultuurkringen van het germaans,
anglosaksisch en het romaans ln aan
raking komt. De culturele ontwikke
ling van Nederland ls zonder enige
kennis van het Frans ondenkbaar.
Praktisch
Er zijn ook praktische consequenties:
het (ten dele) wegvallen van het
Frans betekent een zich niet meer
kunnen behelpen ln bij voorbeeld een
taalgebied, dat enkele kilometers ten
zuiden van Maastricht ligt. Zeer velen
trekken tegenwoordig naar Frankrijk
als hun vakantieland en wat begin Je
zonder Franse kennis op campings, ln
hotels enzovoort?
Op tv en voor de radio wordt een
vloedgolf van Engels, ln mindere
mate Duits, over ons uitgestort en
zodoende dreigt het gevaar dat men
een vertekend beeld krijgt van de
werkelijke behoeft en aan de diverse
talen. Een reden te meer om het
Frans, waaraan de behoefte kenne
lijk steeds groter wordt, ln het onder
wijs de kans te geven die het toe
komt. Ik zou kunnen doorgaan.
Slechts een tipje van de sluier der
onbehaaglijkheid ls opgelicht
Donderdag is er een hoorzitting In de
Kamer over de vraag of het onderwijs
van het Frans moet verdwijnen. In
het belang van de wetenschap en het
bedrijfsleven valt te hopen dat er een
gunstig oordeel zal vallen.
Dr. R. Bakker Is hoogleraar In de
wijs begeert aan de Rijksuniversiteit
in Groningen.