Krachten meten en verbroederen wkwqp- mwmm mt fvm rnrmm mm ek ymmiinj mm weede jeugd voor CIA? Elke militair rri weigeren kernbewapening mee te werken tn din mrdl MIJN foutenlf Zogezegd eut IJDAG 29 FEBRUARI 1980 TROUW/KWARTET P 13 - RH 15 - S 17 joor Koos van Weringh In 1952, toen ik het eindexamen voor de middelbare school moest afieggen, ging één van de onderwerpen bij het opstel Nederlands over de vraag of sport verbroedering tussen de volken teweeg zou kunnen brengen. 1952 was tenslotte een Olympisch jaar en ook toen al ging het onderwijs ■net de tijd mee. Als geestdriftig voetballer koos ik dit onderwerp er mmiddelijk uit en ongetwijfeld heb k een hooggestemde bijdrage over ie internationale verbroedering ten beste gegeven. ^ls ik die vraag nu zou moeten behandelen zou ik amper enig kntwoord op papier krijgen. Dat fport verbroedert, dat geloof ik niet. rnaar dat het niet verbroedert, beloof ik evenmin, een enkele poetbaloorlog in Zuid-Amerika dan pven daargelaten. Bij sport gaat het fcrom dat iemand wint, met een groep dan wel individueel. Eén wil Bis eerste aankomen, de beste zijn, pe hoogste score behalen. Sport is hu eenmaal een krachtmeting en bm in die sfeer over verbroedering le praten is onzin. Het land waartoe de Sportbeoefenaar behoort, hecht In de regel grote waarde aan zulke prestaties. In sommige landen, foals de Oosteuropese, wordt door de staat zeer veel gedaan om jonge (nensen in de gelegenheid te stellen kich met de sport bezig te houden, fcoms gaat dat heel ver. Zo nu en dan vernemen we daar lets over van een uit de DDR of een ander land in die contreien gevluchte sportbeoefenaar. In het Westen verleent de staat soms subsidie aan de sportbeoefening en steekt vooral het bedrijfsleven er een grote hoeveelheid geld in. Vandaar dat In sommige zaalsporten in Nederland spelers van koekjesfabrieken tegen die van centrale verwarmingen uitkomen, maar dat kan ook tegen die van de cirkelzagen zijn, dat weet ik niet helemaal nauwkeurig. In elk geval is het in beide systemen zo. dat bij gebleken succes de sportbeoefenaren een groots onthaal bereid wordt. Met verstikte stem sprak de Amerikaanse president Carter afgelopen zondagavond via de telefoon de spelers van het ijshockeyteam toe. die zojuist de gouden medaille op de Winterspelen gewonnen hadden. Hij nodigde hen gelijk uit voor een lunch op het Witte Huls. „WIJ zijn allemaal trots op jullie," sprak hij. En zag u die foto van Carter en de schaatser Eric Heiden, die elkaar in de armen vielen alsof ze jaren naar elkaar verlangd hadden? In Neues Deutschland, het partijorgaan in de DDR, wordt de laatste tijd menige verheven beschouwing gewijd aan de fantastische prestaties van de DDR-jeugd. Er zijn zelfs landen, zoals Nederland, waar de sportbeoefenaren al bejubeld worden als ze als tweede eindigen. Wie herinnert zich 1974 niet, toen Den Uyl zo mallotig ronddanste in de tuin van het Catshuis met de Nederlandse voetballers die een tweede plaats behaald hadden op het wereldkampioenschap? Vier Jaar later werden die voetballers zelfs door de koningin op het palels ontvangen, omdat ze wéér tweede geworden waren, dit keer in een bruut en dictatoriaal land als Argentinië. Sportprestaties poetsen het prestige van een land op, zoals ook Nobelprijzen dat doen. Is er niet Jarenlang geijverd zo'n prijs in de wacht te slepen voor Simon Vestdijk en Louis Paul Boon? Dat zou toch een hele eer voor de Nederlandse letterkunde zijn, nietwaar? Sport heeft alles met nationale gevoelens, met politiek en met handel te maken, daar hoeft nauwelijks over gepraat te worden. Een hoog niveau van prestaties op het gebied van de sport is goed voor nationale beeldvorming. De vraag is welke gevolgen moeten worden verbonden aan het feit dat sport en politiek alles met elkaar te maken hebben. Houdt dat in dat de Olympische Spelen in Moskou moeten worden geboycot, wat de bedoeling van een groot aantal landen schijnt te zijn, de Verenigde Staten voorop? De opwinding over die vraag heeft zich tot dusver nog niet aan mij meegedeeld. Rusland heeft Afghanistan bezet en de natuurkundige Sacharow uit Moskou weggestuurd. Carter riep om een boycot na de bezetting van het Russische buurland: vóór 20 februari de troepen terug of anders doen de VS niet aan de spelen in Moskou mee. In Nederland riepen verschillende mensen dat de uitwijzing van Sacharow de doorslag gaf. Zo heeft ledereen zijn eigen rechtvaardiging voor het bepleiten van een boycot Op dat gebied heeft zich een ware scholastiek ontwikkeld van wat nog net en wat Juist niet meer door de beugel kan. Ik begrijp daar ontzettend weinig van. Waarom mogen Russische sportmensen wél meedoen aan de Winterspelen, die tenslotte ook na die inval in Afghanistan gehouden zijn? Omdat die Spelen in Amerika waren? Is het effectiever de Amerikanen te verbieden naar Rusland te gaan dan de Russen te beletten Amerika binnen te komen? In 1978 ging het Nederlandse voetbalelftal naar Argentinië, onder protest van Freek en Bram, die een actie voerden, zonder succes, want 'de voetballers gingen en heel Nederland keek bedroefd op de dag van de nederlaag. In Argentinië worden duizenden mensen domweg vermist. Dit zijn niet tijdelijk naar een uithoek van het land gestuurd, die zijn er niet meer, die zijn omgebracht. Nederland voetbalde daar, Polen en Hongarije voetbalden daar. landen die in hun officiële publikaties om de andere zin laten weten dat ze antifascistisch zijn, samen met het grote broedervolk van de USSR. Tien Jaar eerder waren de Olympische Spelen in Mexico. Geen land is weggebleven, omdat de Mexicaanse politie, enige tijd vóór de opening, honderden studenten doodschoot, die protesteerden tegen die geldverslindende sportonderneming in een land vol armoede en achterstand. Geen land bleef weg, omdat Rusland in die zomer Tsjechoslowaklje weer eens „gepacificeerd" had, schietend uit tanks. Vier Jaar nadien was München het toneel van de sportieve gebeurtenissen. Zelfs toen elf Israëlische sportlieden ter plaatse vermoord werden door Palestljnen, gingen de spelen, na wat vrome toespraken en bedroefde gezichten, gewoon door. Enkelen hielden het voor gezien, maar voor de rest deed het pistool van de starter het geknal uit de moordwapens weer gauw vergeten. Niemand ls in datzelfde Jaar trouwen ook op de gedachte gekomen de spelen te boycotten, omdat de Amerikanen in Zuid-Oost-Azië doende waren Vietnam naar het stenen tijdperk te bombarderen. Wat mij betreft worden de spelen in de Russische hoofdstad niet geboycot. Maar niemand moet mij komen uitleggen hoe goed het is Zuidafrlkaanse sportmensen te weren op de Olympische Spelen voor gehandicapten, die in Nederland gehouden worden. Als die Zuidafrikanen niet hier mogen komen en „wij" niet naar Moskou mogen afreizen dan kunnen in de geschiedenisboeken weer een paar schoolvoorbeelden van onwaarschijnlijke schijnheiligheid worden bijgeschreven. A. Dogterom: Hoewel de wet de •huwde vrouw de bevoegdheid [eft de geslachtsnaam van haar jhtgenoot te voeren, wordt er 'estal ten onrechte van uitgegaan it er sprake is van een plicht V.U.- psterdam) D. Loopuijt: Het eenzijdig tutoy- pn tussen volwassenen moet als i vorm van discriminerend taal- bruik worden opgevat (V.U.-Am- irdam). G. ter Hennepe: Het is merk- lardig dat voor veel lagere en mid- •lbare functies van de sollicitan- n een psychologisch onderzoek >rdt geëist, doch voor vele (zeer) >ge functies niet (VU-Amsterdam). C. Peelen: Gezien de vaak over lie forensentreinen verdient het beveling ook treinbalkons aan •ijzen, waarop niet mag worden fookt (VU-Amsterdam). E. van Amerongen: Het sturen h afgedankte medische instru- [nten en materialen naar ontwik-1 pngslanden geeft blijk van discri- hatie van de zorgvragenden en fgverleners aldaar (VU-Amster- mi A. van Ginkel: Het netwerk van losnelwegen dat thans in België Igerealiseerd. heeft dit land in pisie van veel Nederlanders gere geerd tot een strookvormige en- "re van geringe lengte, waarover Jzonder tussenstop naar hun zui- Ijker gelegen vakantiedoelen illen (RU-Utrecht). or H. J. Neuman I 1941 gaf een officier van de jitse marine-inlichtingendienst, Vaamd Ian Fleming, aan een perikaanse kennis de raad nu eens een behoorlijke in- jhtingendienst in het leven te Die Amerikaanse kennis generaal William Donovan, i held uit de Eerste Wereldoor- t en nadien succesvol advocaat, Jgenaamd „Wild Bill". De inlich- Jgendienst die hij in het leven j was het „Office of Special Ser- 1 (OSS). Het was deze dienst president Truman in 1947, bij l„National Security Act" van dat Ir, omvormde tot de „Central In fluence Agency" zoals we die in daarop volgende jaren (min of ^er) zijn gaan kennen. De direc- van de CIA is tevens verant- |ordelijk voor een veel wijdere van informatieverzamelaars, Izgn. „intelligence community". De CIA is een vrij hechte, duidelijk gedefinieerde eenheid. De rest is een uiterst heterogeen geheel, dat varieert van het „National Recon naissance Office" (de afdeling van het Pentagon, die o.m. de verken- nings- of spionagesatellieten ex ploiteert) tot een afdeling van het ministerie van financiën die finan ciële gegevens uit het buitenland verzamelt. Het bijeenhouden en leiden van zo'n bonte verzameling diensten en specialisten is geen eenvoudige taak. Het verloop aan de top van de CIA is dan ook aanzienlijk. Tussen 1973 en 1977 is die functie bij voor beeld vervuld door drie mannen: eerst James Schlesinger (de latere minister van defensie en nog later van energiezaken), William Colby en George Bush (de man die we nu kennen als Ronald Reagans voor naamste rivaal in de strijd om de benoeming tot presidentskandi daat van de Republikeinse Partij). De enige directeur die er zonder veel moeite in slaagde het hele zaakje in zijn greep te houden was de heerszuchtige Allen Dulles, die gedwongen werd ontslag te nemen zeven maanden na de mislukking van de door de CIA op touw gezette invasie in de Varkensbaai (Cuba, 1961). De huidige directeur is admiraal Stansfield Turner. Hij is de chef van enkele tienduizenden vrouwen en mannen, in binnen- en buiten land. en hij bestiert een budget van naar schatting vijftien miljard dol lar. De merkwaardige ontwikke ling die zich nu voor zijn ogen voltrekt is dat de CIA. die nog maar enkele jaren geleden ten diepste werd verguisd, nu van alle kanten wordt aangespoord zijn gang te gaan en nieuwe wapenfei ten tot stand te brengen. Het lijkt bijna eeuwen geleden dat de CIA werd aangevallen als zijnde te agressief en te machtig. Maanden achtereen stelde het Congres ui terst kritische onderzoeken in. Het regende onthullingen, aanklachten en processen. Behalve in de top nam nu ook in lagere regionen het verloop zienderogen toe. Maar dat alles lijkt nu voorbij. Het New Yorkse reclamebureau Gaynor Ducas voert een opzichtige recla mecampagne: „Wij zoeken speciale mannen en vrouwen die nog be schikken over een avontuurlijke geest. In die categorie zijn er niet veel. Misschien één op de duizend. Jij bent pienter, zelfstandig en ge motiveerd. We hebben je nodig om ons te helpen informatie te verza melen en zo een zinvol beeld te geven van wat er in de wereld omgaat. Jij bent er een voor een elite-corps van mannen en vrouwen". Twee ontwikkelingen hebben er toe geleid dat de Amerikaanse pu blieke opinie bereid is de CIA meer armslag te verlenen dan, zeg, drie of vier jaar geleden. De eerste is dat zich een wat meer conservatie ve stemming van de Amerikaanse bevolking heeft meester gemaakt, mede als gevolg van het Russische optreden tegen de eigen dissiden ten en in Afghanistan. Vervolgens heeft zich aan velen de vrees opge drongen, dat men in het jongste verleden te ver is gegaan met het opleggen van beperkingen aan de CIA en dat nu als gevolg daarvan de Amerikaanse regering versto ken blijft van onmisbare informa tie, juist in een tijd van toegeno men spanning. Het klimaat is in Amerika minder gunstig geworden voor het met wettelijke middelen aan banden leggen van de CIA. Toen president Carter begin 1977 zijn intrek nam in het Witte Huis bestond vrij algemeen de indruk dat de CIA zich, althans bij gele genheid, begaf in omvoorzichtige, niet-effectieve en illegale, of mo reel verwerpelijke, operaties. Er was melding gemaakt van pogin gen tot moord op vreemde potenta ten, van clandestiene oorlogen en van samenzweringen om democra tisch gekozen regimes omver te werpen. Tegen die achtergrond stelde Carter de opstelling voor van een „handvest" voor het hele inlichtingenwezen in Amerika (dus niet alleen voor de CIA). Het zou een lijst van welomschreven beper kingen moeten worden, met daar naast een uiteenzetting van wat nu de wettige opdracht van de inlich tingendiensten was. De regering in Washington begon daarover te onderhandelen met de Senaatscommissie voor de inlich tingen (Senate Select Committee on Intelligence). Aanvankelijk wil de de Senaatscommissie in het op leggen van beperkingen en het tot stand brengen van „hervormin gen" veel verder gaan dan het Wit te Huis. Maar uiteindelijk nam het aantal meningsverschillen af. Met name Walter Huddleston, democra tisch senator uit Kentucky, bleef eigenlijk nog maar vasthouden aan één eis: in de overgrote meerder heid van de gevallen wilde hij de president verplichten vooraf de In- lichtingencommissies van Huis en Senaat in te lichten over voorgeno men geheime operaties. Hij wordt in zijn eis gesteund door de in vloedrijke senator Robert Byrd (democraat uit West Virginia), die het aantal uitzonderingen op deze regel, door het Witte Huis bedon gen, veel te groot vindt en die niet bereid is voor de CIA een blanco chèque uit te schrijven. Het is evenwel de vraag, of die hele „handvest"-gedachte nog wel door een meerderheid in het Congres wordt gedeeld. De senatoren Da niel Moynihan en Malcolm Wallop (respectievelijk democraat uit New York en republikein uit Wyo ming) proberen, samen met vijf collega's, steun te verkrijgen voor een wetsontwerp dat de inlichtin gendiensten een nog gortere mate van vrijheid laat. Het ontwerp lijkt in beide huizen van het Congres tamelijk populair te zijn. Volgens het wetsontwerp van Moynihan en Wallop sou er van een verplichting tot het vooraf kennis geven van geheime operaties geen sprake meer zijn. Het enige wat overblijft is, dat de president naar eigen goeddunken informatie verschaft en dan aan een veel kleiner aantal Congresle den dan nu op de hoogte wordt gebracht. Verder wordt het onthul len van de Identiteit van agenten (of hun bronnen) strafbaar, ook wanneer dit geschiedt door parti culiere personen of door de pers. Het lluddleston-handvest laat be trekkelijk veel toe op het gebied van clandestiene huiszoeking, het openen van brieven en het afluiste ren van telefoongesprekken. Het wetsontwerp van Moynihan en Wallop schrijft op dit punt vrijwel niets meer voor. De CIA gaat zijn tweede jeugd tegemoet door Meindert J. F. Stelling Onlangs stelden de tweede kamerleden Waltmans (PPR) en Knol (PvdA) een aantal vragen aan de minis ter van defensie over atoom pacifisten in de krijgsmacht. Zij vroegen ondermeer of in Nederland een beroepsmili tair tegelijkertijd atoompa cifist kan zijn. Hierbij werd verwezen naar de discussie over de kernwapenproble- matiek, die al vanaf mei 1978 gaande is in „Carré", het maandblad van de Neder landse Officierenvereniging. Aanleiding voor die discussie was de brief van de Raad van Kerken in Nederland van 14 februari 1978 in zake de neutronenbom. Legeraal moezenier Wols zette zich daar fel tegen af. Hij stelde onder andere dat de Raad zich onder Invloed van communistische propaganda had laten meeslepen. Tegen deze visie kwam verweer. Gesteld werd dat de Raad op eigen grond en autonoom, op basis van het geloof in Christus, neen tegen het neutronenwapen had gezegd. Daarmee zou de chris ten-militair bij het bepalen van zijn eigen standpunt ernstig rekening moeten houden. De discussie werd spoedig verbreed tot de kernwapenproblematiek in het algemeen. Zo werd ook de huidi ge strategie bekritiseerd. Majoor Egter van Wissekerke schreef in fe bruari 1979 dat de strategie van „flexible response" (d.i. het aange paste antwoord) niet flexibel ls, om dat die onvermijdelijk leidt tot een overschrijding van de atoomdrem pel door de NAVO. Daarmee moet dan toch de keuze worden gedaan tussen zijns inziens twee even grote kwaden: massale vergelding (wat zelfmoord inhoudt) of overgave. Dat er sprake zou zijn van twee even grote kwaden, werd door mij bestreden. Bij overgave is er im mers nog kans op niet door radio activiteit aangetast en bedreigd le ven en is er dus nog hoop. Elk gebruik van kernwapens werd afge wezen, omdat door dat gebruik geen zinnig doel kan worden bereikt en de ethische normen Inzake het gebruik van geweld ernstig worden geschonden. Pacifist Nu wordt dan door kamerleden ge vraagd of een beroepsmilitair atoompacifist kan zijn. Kern van deze vraagstelling lijkt mij het pro bleem of een militair het recht heeft om te weigeren aan de inzet van kernwapens zijn of haar medewer king te verlenen. Maar voordat deze vraag kan worden beantwoord, dient eerst antwoord te worden ge geven op de vraag: heeft de over heid het recht om in te stemmen met inzet van kernwapens en kan op grond daarvan van Nederlandse militairen worden verlangd aan die inzet mee te werken? Bij de beantwoording van deze laat ste vraag, is van belang wat de grondwettelijke taak van de krijgs macht is. De Grondwet nu spreekt over de bescherming van de belan gen van de Staat. Hiermee wor den grenzen gesteld aan de ont plooiing van geweld door de krijgs macht. Er dient ook na een strijd nog een zodanig functionerende sa menleving te zijn, dat nog steeds gesproken kan worden van de Staat die belangen heeft. Kan de krijgs macht de belangen van de Staat niet meer beschermen, dan is haar taak beëindigd. Zou in een dergelij ke situatie toch verder geweld wor den toegepast, dan worden daar door de belangen van de Staat ge schaad. zodat die geweldsontplooi- ing ongrondwettig ls. Gezien de analyse van Egter van Wissekerke. die ik Juist acht. wordt bij inzet van kernwapens gekozen voor zelfmoord, voor vernietiging van de samenleving. Die keuze nu is onbestaanbaar, is ongrondwettig, derhalve is inzet van kernwapens ongrondwettig. dit moment. De mensheid staat voor een keuze: wij moeten de be wapeningswedloop tot staan bren gen en overgaan tot ontwapening óf de vernietiging onder ogen zien". En in het door mij reeds bekritiseer-' de CDA-rapport „Vrede en Veilig heid" (1979) wordt het alles vernieti gende karakter van een kernoorlog getypeerd met de woorden: „Vaak zullen de overlevenden de doden benijden" Niet alleen op gTond van de bepalin gen van de grondwet dient inzet van kernwapens als onwettig te worden beschouwd, maar ook op grond van het Internationale recht. Grondbe ginsel van het humanitaire recht ten tijde van een gewapend conflict ls het ontzien van de burgerbevol king. Dit beginsel werd reeds in 1868 in de Verklaring van Sint Pe tersburg tot uitdrukking gebracht. Daarin wordt gezegd: „dat het enige rechtmatige doel, dat de Staten ge durende de oorlog zich voor moeten stellen, de verzwakking der strijd krachten van de vijand is". De nadien gesloten verdragen heb ben dit beginsel steeds weer beves tigd. In het Landoorlog Reglement (1907) wordt in dat kader verboden: „wapenen, projectielen, of stoffen te bezigen, die nodeloze smarten kunnen veroorzaken". Inzet van kernwapens is per definitie in strijd met dat verbod. Immers, door de radio-activiteit en door genetische beschadiging zullen zelfs de genera ties worden getroffen die ten tijde van het conflict nog niet bestonden. VN-verklaring Volledigheidshalve merk ik op. dat de analyse dat inzet van kernwa pens de vernietiging van de samen leving met zich brengt, alom wordt gedeeld Zo verklaarde de Algeme ne Vergadering van de Verenigde Naties in het slotdocument van de tiende bijzondere zitting (1978): „Het wegnemen van de dreiging van een wereldoorlog een kern oorlog ls de dringendste taak van Na 1945 Ook na de Tweede Wereldoorlog, een oorlog waarin alle strijdende partijen vorenbedoeld beginsel heb ben geschonden, is dat principe her bevestigd. Te noemen vallen de Ver dragen van Genève (1949). In het Verdrag betreffende de bescher ming van burgers in oorlogstijd, wordt in artikel 3 (dat is gericht op niet-internationale conflicten, maar wordt beschouwd als de kem van het humanitaire oorlogsrecht in in ternationale conflicten) gezegd, dat personen die niet rechtstreeks aan de vijandelijkheden deelnemen, on der alle omstandigheden menslie vend moeten worden behandeld. Het bepaalt verder onder meer: „Te dien einde zijn en blijven te allen tijde en overal ten aazien van bo vengenoemde personen verboden: a. aanslag op het leven en lichame lijke geweldpleging, in het bijzon-, der het doden op welke wijze ook. verminking, wrede behandeling en marteling: b. het nemen van gijzelaars:" Ten slotte wil ik nog wijzen op het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (1948). Het misdrijf van genocide omvat onder meer: het doden van leden van de groep, teneinde een nationa le groep geheel of gedeeltelijk uit te roeien. Wat dit inhoudt wordt dui-J delijk wanneer wordt bedacht, dat in het ontwerp van het verdrag! werd verwezen naar de veroordelin gen van Duitse oorlogsmisdadigers door het Tribunaal van Neurenberg. Die veroordelingen waren onder meer gebaseerd op de „willekeurige vernietiging van steden, plaatsen of dorpen, of verwoesting welke niet door militaire noodzaak gerecht vaardigd was" Bedoelde verwijzing werd geschrapt teneinde verwar ring te voorkomen. Het ging in Neu renberg namelijk om oorlogsmis drijven terwijl genocide ook in vre destijd kan worden gepleegd. Die verwijzing in het ontwerpver drag maakt echter wel duidelijk dat, gezien het gegeven dat inzet van kernwapens zinloos is, zodanige inzet moet worden beschouwd als genocide. Individu Op gTond van het vorenstaande ben ik van mening dat de overheid niet kan en mag Instemmen met de inzet van kernwapens Door de verwij zing naar het Tribunaal van Neu renberg wordt ook de positie van de individuele militair duidelijk In Neurenberg werd uitgegaan van het beginsel, dat een gegeven opdracht de strafbaarheid van de daders van oorlogsmisdrijven niet wegneemt Nederland heeft, door toetreding tot het verdrag dat het Tribunaal in leven riep. dat beginsel erkend Op grond daarvan heeft de Nederlands militair het recht. Ja zelfs de plicht, medewerking aan de inzet van kern wapens te weigeren. M. J. F. Stelling i* kapitein van de Koninklijke Luchtmacht

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15