Waar de rij ken zich ophouden treft men de kunsten aan' ■Een buitenstaander lussen vrouwen y ma TZ'ikiLM ERDAG 16 FEBRUARI 1980 TROUW/KWARTET 19 tkeningen en prenten uit Antwerpens Gouden Eeuw", een tentoonstelling - in Dordrechts Museum - gelegenheid van de 150e verjaardag van het Koninkrijk België. Honderd veertig bladen zijn er en aar zijn topstukken onder uit de 16e en 17e eeuw. oor G. Kruis waa H« jele- jen eria. (15 Oen i b* e to 1 vat za ifde- ver i: Ie 'an9 bastiaan Vrancx: „Trompetblazer te paard", zwart krijt met Oostindische (t gewassen. Tentoonstellingen van oude tekeningen en prenten behoren meest al niet tot de drukbe- zochtste manifestaties in de musea. Want de wegwijzer, die bij een dergelijke culturele sight-seeing gevolgd wordt is de orde der „be langrijkheid": eerst de topstukken, die werken dus, waaraan het be paalde museum zijn eventuele vermaard heid dankt en daarna een meestal toch nog willekeurige dwaaltocht door de zalen. Vaak Is dat zo vermoeiend, dat het „kleinere" werk dan niet meer aan bod komt. Want voor prenten en tekeningen heb je veel tijd nodig. Die la ten zich niet zo maar even bekijken, die willen gezien worden, mllimeter voor mili- meter afgetast, bestudeerd, zij wensen alle aandacht. Vooral de bladen, die nu in Dordrechts Museum te zien zijn, „Tekeningen en prenten uit Antwerpens Gouden Eeuw" uit de prachtige ver zameling van het Museum Plantin-Moretus Stedelijk Prentenkabinet Antwerpen. Die Gouden Eeuw van Ant werpen begon zo omstreeks 1500 en in nauwelijks vijftig Jaar groeide haar bevolking van ongeveer 40.000 tot 100.000 Inwoners en dat was toen heel wat. Het belangrijke zakenleven venster Joannes Burgstedde debuteert met twee verhalen: „Mijn boosaardige zuster 122)ektra" en „Over verknochtheid". Het is nog weinig, maar het is wel goed. Burgstedde lat^eft een mooie toon, waardoor het de moeite loont hem al bij deze zuinige publikatie •P«i. signaleren. >ge- >or T. van Deel f lil g steeds zijn er, gelukkig, auteurs die iruik maken van klassieke motieven, rmans Vergeleek in „Nooit meer sla- zijn hoofdfiguur met Aeneas, die >je ontvluchtte met zijn vader op de Een zinvolle verwijzing, voor wie de nan heeft gelezen. Mulisch' „Twee luwen" is niet denkbaar zonder de Or- mythe, waar de tekst dan ook na- ikkelljk op Inspeelt. Zo zouden nog veel ir voorbeelden gegeven kunnen wor- niet alleen Joyce ii Co brengen een ssieke laag aan onder hun verhaal, Ten rge, Brouwers. Bumier, Claus, Haasse, mp en Hans Warren doen het bij voor lid ook wel. Een mooi overeicht van ssieke motieven in de moderne Neder- dse letterkunde heeft „Hermeneus" ite Jrg. 1978, nr 3) gegeven. t Peter Joannes Burgstedde (geb. 1945), debuteert met „Mijn boosaardige zus- Elektra", hebben we er weer zo'n au- t bij. Het dunne bundeltje onder deze il telt maar twee verhalen: het titelver- en „Over verknochtheid". Hoewel in het laatste een toespeling voor- nt op Iflgeneia, is toch vooral het eer- een duidelijk voorbeeld van kennelijk loeide verbinding van het verhaalge- iren met een klassiek drama: dat van estes en Elektra, de nemende broer en iter. Het Instituut voor Rechtshisto- :h Onderzoek, waarin na de dood van briljante vader de zoon Alex de nst moet gedogen van Nawijn, een tswaardige geleerde die ambitieus aan t rommelen slaat in de nagelaten aan te lingen van vader dat Instituut wordt paar keer „de Kadmeia" of „Thebe's rcht" genoemd. Elektra, die in werke- theid Magda heet en de zuster is van tx. hoort van dit optreden en beraamt, den vreemde, een wraakoefening. Zij de wetenschappelijke onnozelheid van WJn aan het licht brengen. rgstedde heeft de spanning die de op- van zo'n wraak omgeeft, en de aanloop oe, behoorlijk knap verwerkt. Maar ik ag me af of de. in het korte bestek te ikkelljke en haast houterig aandoen- klassieke toespelingen, een werkelijke dieping betekenen van het verhaal. Ik ooi in dit geval van niet. Er treedt geen riende verstrengeling op tussen mythe verhaal; Elektra blijft maar een etiket "s drul dlei voor Magda. in plaats van dat Magda Elektra belichaamt. Op deze manier zijn klassieke parallellen nogal zinloos, een sausje in plaats van een vitaal ingrediënt. Hommage: Afgezien hiervan geloof ik dat we in Burg stedde een goede debutant mogen begroe ten. Het is natuurlijk nog weinig wat we hebben, twee verhalen van ongeveer der tig bladzijden, maar al op grond hiervan lijkt me enig enthousiamse wel gerecht vaardigd. Het is opvallend hoe mooi van toon de beide verhalen zijn: gedistanti eerd, stilistisch zorgvuldig (alhoewel door een menigte zetfouten ontsierd), humoris tisch hier en daar. Emoties worden niet uitvoerig beschreven, maar kort aange duid, vaak verdekt opgesteld. Vooral het tweede verhaal is daar goed in. Het mist de vooropgezetheid die nog wel hier en daar kleeft aan „Mijn boosaardige zuster Elektra", waardoor het zich vrijer kan voltrekken. De titel „Over verknochtheid" is overigens een duidelijke hommage aan het werk van Gerrit Krol, dat Burgstedde kennelijk erg getroffen heeft. De korte notitie-vorm („overwaarin Krol uit munt, vinden we bij Burgstedde terug, vooral in verhaal twee. De hoofdfiguur is daar bovendien tamelijk wezenloos doen de op een groot bedrijfskantoor, maakt een reisje naar het buitenland, en heeft affaires met vrouwen allemaal wel Krol- motieven te noemen. Maar, ook hier geldt. los daarvan is Bürgstedde's proza opval lend genoeg. Het is het proza van een buitenstaander, een sceptisch de wereld beziend mens, met een humoristisch ge voel voor onzin, in het bedrijfsleven, in de menselijke relaties. Het liefst verkeren dan ook zijn hoofdfiguren althans de twee die wij nu kennen in de marge van handelingen en systematiseren zij iets (publikatles, of gegevens) zonder dat daar in veel nut schuilt. Ze hebben „iets" met vrouwen de eerste met zijn zuster de tweede met verschillende vrouwen, van madonna tot hoer. Die vrouwen worden gevreesd, eigenlijk, „hoewel zij mij door gaans aantrekken". Bij voorbeeld in deze passage, maar hoe!: „Op de terugweg naar L. bovenlangs deze keer. via de Lauwers- dijk, halverwege uitgestapt. Het is erg mooi daar, mèn zou daar vaker moeten komen. Aan de binnenkant van de dijk hebben wij gewandeld op drooggevallen land. Nog niets aan de hand. totdat ik een arm om haar heen sloeg omdat er nogal wat wind stond. Later in de auto was het heftiger maar niet erg comfortabel. Soms gingen de ruitewissers of de clignoteurs aan en als ik ze afzette, moest ik oppassen dat ik niet tegen de claxon drukte. Uncon- venlency." Dit is allesbehalve ongemak kelijk proza, het loopt soepel, en er wordt genoeg in verzwegen om de aandacht vast te houden. Fragmentarisch Waar het eerste verhaal een afgeronde Indruk maakt, doet het tweede fragmen tarisch aan. Er zit geen duidelijk verhaal verloop in, al eindigt het stemmig in het huis van de overleden moeder, waar ook de gescheiden echtgenote aanwezig is met wie het verhaal begon. De cirkel is dan wel een beetje rond. maar van een hechte structuur is toch geen sprake. Het is proza dat goed op de korte baan genoten kan worden, om zinnetjes als: „Op het terras bij de luchthaven van E. lieten wij elkaar onze foto's zien. Waar we woortden, wat we deden. Vertellend, opgewonden en verle gen afwachtend of het de ander interesse ren kon." Maar eens zien hoe Burgstedde doorschrijft Peter Joannes Burgstedde. Mijn boosaar dige ruster Elektra. Ervan Thomas Rap, Baarn. 1979. 76 blz. 16.50. laat ik hier buiten beschou wing, maar een economische explosie heeft ook altijd ge volgen voor de kunst. Karei van Mander schreef in zijn „Schilder-boeck" van 1604: „De vermaarde en roemrijke stad Antwerpen, voortvarend door haar handel, heeft de meest begaafde kunstenaars aangelokt en menigeen onder hen trok er heen, want waar de rijken zich ophouden treft men de kunsten aan". Er waren tussen 1500 en 1650 dan ook zo'n 1500 schilders ingeschreven in de registers van het St. Lucasgilde en ve len van hen hielden zich, al was het maar tussendoor, met de grafische kunst bezig. Mededeelzaam Het meest boeiende van de oude grafiek vind ik altijd de „mededeelzaamheid". De prent heeft door de eeuwen heen immers steeds een be langrijkere sociale functie ge had dan een schilderij of een beeldhouwwerk. De prent was de voorloper van de krant, van de volksuniversiteit, van de cursus Openbaar Kunstbe zit, van het geestelijke en poli tieke tractaat, van de repro- duktie, maar ook van het fri vole tijdschrift. Veel naakt, ook toen, maar zelden of nooit .zomaar": er waren onderwer pen te over die al bij voorbaat een excuus waren. Uit de bij bel en de apocriefe boeken, uit historie en mythe. Adam en Eva, Lot en zijn dochters hier nog tamelijk decent Suzanna en de ouderlingen, Bathseba in bad, Salomé, Neptunus en Amfltrite, Diana en noem maar op. Het portret op prent als pro paganda, een ideetje van Maximiliaan van Oostenrijk, die als eerste de drukkunst inschakelde voor de roem van zijn dynastie. Dat voorbeeld sprak kennelijk aan en vond hier en daar wel navolging vooral, veronderstel ik, omdat het de vorsten en vorstinnen zelf niets hoefde te kosten. Want hun portretten, waar voor ze niet extra hoefden te poseren, maar die meestal ge maakt waren naar schilderij en, tekeningen en zelfs naar gebrandmerkte ramen, wer den verspreid door kleine drukkerijtjes. Het publiek was, zoals steeds, best bereid om het een en-ander neer te tellen om naar die „aider ee- delste machtichste Coninck", „Van Gods ghenaden Her tog", „die edel hoochgeboren ende doerluchtige Vorst" te mogen kijken. En ze bleven soms heel lang in omloop. Ik heb eens op een expositie van vorstenportretten een ruiter- portret van Karei V gezien, dat in de negentiende eeuw nog als Slnterklaasprent ge bruikt werd Moraliserend; In de Nederlanden liep het niet zo'n vaart met die por tretten. Hier vonden de pren ten met een moraliserende tendens voorlopig meer aftrek dus werden die ook meer gemaakt. Zoals de gravures die P. v.d. Heyden maakte naar satirische tekeninge/i van Pieter Bruegel de Oude: erg bekend is „De grote vissen eten de kleine op". Er is wel een voortreffelijke serie kunstenaars-portretten van Antoon van Dyck. Deze etsen zijn voor een groot deel door de kunstenaar zelf gemaakt, maar de afwerking, de fijnere details liet hij toch aan (vak-)gravevirs over. Ook als Rubens zich eens eigen handig aan de ets waagde, wat overigens niet vaak ge beurde. werd die door specia listen afgemaakt. Niet alleen allegorieën, dron ken silenen, bachanten en laatste oordelen, ook wonder lijk fijnzinnige landschappen en stadsgezichten. En de teke ningen, een veertigtal, meest al kleine bladen vaak vergeeld papier, zeker geen blikvan gers in de betekenis, die daar meestal aan wordt gegeven. Maar je komt er niet omheen. Je loopt er langs en dan kan daar achter dat glas plotse ling een wonderlijke wereld, samengevat op een paar vier kante centimeters, voor Je openbloeien. Dan bemerk je ineens dat deze kunstenaars „ieder vlakje van hun ge zichtsveld" de moeite waard vonden. Hoogtepunten;^ Ieder voor zich zal er zijn el- gen hoogtepunten vinden. Zo zal de een het meest geboeid worden door de schepen in de storm van Bonaventura Pee- ters I; een volledig uitgewerk te tekening, die niets schets matigs heeft, geen vingeroefe ning, zoals zo dikwijls toen, maar een kant-en-klaar- kunstwerk. En een ander zal Wenceslaus Hollar: „O.L. Vrouwekerk te Antwerpen" 1649, ets zich juist weer aangetrokken voelen tot zo'n soepel neerge zette ruiter te paard van Se bastian Vrancx. Of tot dat in eerste instantie wat strak aan doende blad van Gilles Neyts, de O.L.V. kerk, dat toch zo'n wonderlijke sfeer heeft, of het berglandschap van Joos de Momper of Want dit is misschien wel de beste manier zo'n tentoonstel ling te bekijken. Wat rond dwalen en je laten meevoeren, laten bezighouden en boelen. Door de sierlijke plooien val van een gewaad, door Jan Bruegel's bezige boeren, door de portretten en de manier waarop ze dat technisch alle maal gedaan hebben. Tentoonstellingen van oude prenten en tekeningen zijn al tijd weer een unieke ervaring. Want. zo schreef de Belgische kunsthistoricus Louis Lebeer eens lyrisch over oude pren ten: „de prent is niet bestemd, voor spectaculaire en besten dige uitstalling, zpals het schilderij of het beeldhouw werk; de prent is een kunst werk met een intiem karakter, ze hoort in een map waarover men zich. ver van een al te felle belichting, in stille con templatie neerbuigtde prent is een delikaat en uitge lezen voorwerp Maar nu hangt er een hon derdveertigtal aan de muren van Dordrechts Museum, tot 30 maart, van maandag tot en met zaterdag van 10 tot 17 uur, zon- en feestdagen van 13 tot 17 uur. Daarna gaat de tentoonstelling, die georgani seerd werd door het Belgische Ministerie van Nationale Op voeding en Nederlandse Cul tuur. Internationale Culturele Betrekkingen, Kunstversprel- ding, in samenwerking met de Belgische Ambassade te 's- Gravenhage en de directies van een viertal Nederlandse musea, nog van 18 april tot 1 Juni naar het Frans Halsmu seum, Haarlem en van 1 Juli tot 31 augustus naar Het Mar kiezenhof, Bergen op Zoom. c Jan Bruegel de Oude, genoemd Fluwelen Bruegel: „Reiswagen op een landweg" ca. 1619, pen in bruin.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 19