Popmuziek serieus aangepakt in
gestaag groeiende boekenrij
Zoveel hoofden, zoveel zinnen?
Fenomeen meer dan alleen muzikale aangelegenheid
SATERDAG 9 FEBRUARI 1980
TROUW/KWARTET
25
KUNST!
K-J door Stan Rijven V
De laatste twee maanden
zijn er vier boeken versche
nen die duidelijk maken, dat
popmuziek inmiddels meer
dan een puur muzikale aan
gelegenheid is geworden.
Dat viel natuurlijk al eerder
at te leiden uit veel popcon
certen waarbij het visueel
aspect benadrukt werd,
maar ook uit tv-filmpjes en
uit bijverschijnselen als mo
debeeld, fanblaadjes en pop
tijdschriften. Kortom de
popbiz.
Een andere wijziging vormt echter
de gestaag uitbreidende rij boeken
waarin een serieuzere benadering
van het fenomeen popmuziek wordt
voorgestaan. Een standaardwerk is
nog steeds „The sound of the city"
van Charlie Gillett (New York 1970)
waarin hij op zeldzaam heldere wij
ze een muzieksociologische analyse
geeft van het ontstaans- en ontwik
kelingsproces der popmuziek.
Simon Frith voegt daar later met
„The sociology of ëock" (Londen
1978) een dimensie aan toe door
aandacht te schenken aan de ideo
logische en massaculturele kenmer
ken van de pop. Overigens zijn dit
slechts enkele voorbeelden van een
popsociologie die vooral in de Vere
nigde Staten op steeds grotere
schaal wordt beoefend.
Het gros van de publikaties die de
afgelopen jaren verschenen zijn be
staat uit lichtere tot oppervlakkige
kost zoals biografieën (met Dylan
als grote favoriet), gebundelde in
terviews, fotoboeken, encyclopedie-
en, songboeken en statistische
werkjes waarin hitlijsten en derge
lijke zijn opgenomen.
Informatie en sfeer
De vier uitgaven die onlangs op de
markt kwamen vallen alle in deze
lichte categorie, drie ervan zijn van
eigen bodem. Het vierde is van de
Engelse fotograaf Laurie Lewis die
met „The concerts" in ruim hon
derd pagina's aantoont, dat popfo
tografie een apart vak is dat hij op
uitnemende wijze verstaat. De com
binatie van opname, afdrukprocédé
fn lay out (het boek heeft het for-
laat van een elpee) geeft een ver-
isend resultaat dat verhoogd
wordt naarmate men de foto's in
tensiever bestudeert: er blijkt
steeds meer informatie en sfeer in
verborgen te zitten, dan een eerste
blik zou doen vermoeden.
Het enige nadeel dat aan het boek
kleeft is het onhandig terugblade
ren om titel en foto bij elkaar te
zoeken, wat overblijft is een preten
tieloze waardevolle terugblik op de
Jaren zeventig.
Dat kan niet gezegd worden van
„The seventies, 10 jaar pophistorie"
dat juist wél pretendeert alles over
het achterliggende decennium te
zeggen te hebben. De samenstellers
The Tubes, uit The Concerts van Laurie Lewis
formuleren het als volgt: „Wat wa
ren de belangrijkste stromingen in
de popmuziek in de jaren zeventig
en hoe zullen zij de popgeschiedenis
ingaan?
Op deze vragen probeert het boek
The seventies een antwoord te ge
ven." Met behulp van: „Veertig full
page kleurenfoto's in vier kleuren
en maar liefst meer dan 400 zwart/
wit foto's!" En verderop: „Het re
dactionele gedeelte bestaat uit uit
gebreide biografieën van de belang
rijkste popartiesten uit die periode
zoals David Bowie, Stevie
Wonder
Invloed
Er wordt met betrekking tot deze
artiesten niet alleen stil gestaan bij
de belangrijkste gebeurtenissen en
successen in hun leven maar ook
wordt geprobeerd de invloed op an
dere collega's en op de popmuziek
zelf te schetsen.
Van elk van de 43 namen wordt ook
een discografie gegeven. Van elk
jaar wordt een chronologisch over
zicht gegeven aan de hand van de
belangrijkste gebeurtenissen van
dat jaar. De overeichten worden ge
completeerd met een elpee en single
top 20. Verder wordt in een uitge
breide inleiding de ontwikkeling
van de popmuziek in de seventies
geschetst naar aanleiding van een
tiental stromingen zoals glitterrock,
disco
Wie nu verwacht een boekwerk van
300 pagina's onder ogen te krijgen
komt bedrogen uit. Na aftrek van
foto's, (de omslag vermeldt ineens
300 foto's in plaats van de beloofde
440), index en ruim afgedrukte hit
lijsten blijven er zo'n 50 bladzijden
tekst over.
Daarin moeten dan de uitgebreide
biografieën, inleidingen en jaar
overzichten aan bod komen. Het
tiental stromingen blijkt terugge
bracht te zijn tot vier, er wordt geen
verantwoording gegeven van de
normen waarop de popartiesten
zijn geselecteerd, gaat het om Ne
derlandse hitlijsten en zo ja welke
van de vier die Hilversum wekelijks
uitzendt?
Derderangs onzin
Het jargon dat gebezigd wordt is
dikwijls warrig, de inhoud van de
jaaroverzichten staat vol met de
bekende derderangs onzin zoals
zanger Ian Hunter die in het zieken
huis wordt opgenomen en over het
feit dat „de mastertapes van Paul
Simon technische tekortkomingen
hebben".
Dit is geschiedschrijving! De enige
informatie waar helemaal niets mee
zou hoeven mis feaan betreft de dis
cografieën. Soms blijven ze achter
wege, dan weer worden geen Jaar
tallen genoemd, in het ene geval
volgt de volledige discografie in het
andere geval wordt vanaf 1970
geteld.
Het verschijnen van deze vleesge
worden misdruk is dan ook moge
lijk geworden onder de redactie van
Robert Briel (hoofdredacteur van
het Veronicablad), Lodewijk Rljff
(redacteur van Popbizz) en Tom
Steenbergen (perspromotor van een
platenmaatschappij). Uiteraard li'
het boek reeds tweemaal op tv ge
weest, een commerciële binding die
de samenstellers in de inleiding
juist zeggen af te keuren wegens de
verloedering van de pop die zij zo'n
ruim hart toedragen.
Encyclopedie
voor drie knaken meer krijgt men
echt waar voor zijn geld met de
aanschaf van de „Eerste Nederland
se pop encyclopedie".
Eind 1977 verscheen dit naslagwerk
op initiatief van muziekkrant Oor
voor de eerste maal en vulde daar
mee direct een leemte op. Niet al
leen wegens het tot dan toe ontbre
ken van een dergelijk boekwerk In
de Nederlandse taal, ook wegens de
bijzonder positie die Nederland in
neemt op popgebied.
De inhoud was namelijk niet vanuit
een Amerikaanse of Engelse optiek
samengesteld, hetgeen tot dan toe
steeds gebeurd was. Deze keer wer
den beide landen gelijkelijk ver
meld, met daarnaast ook de Neder
landse popsituatie en die van ande
re Europese landen. Kort, zakelijk
en altijd informatief met daarnaast
overzichten van belangrijke stro
mingen en invloeden.
Twee maanden geleden verscheen
de tweede, herziene en uitgebreide
druk. Vooral het laatste is belang
rijk aangezien een vergelijking tus
sen de twee edities scherp laat zien
hoe hard de popmuziek in beweging
is geweest sindsdien.
Punk- en new-wave-artiesten zijn
rijk vertegenwoordigd, die net als
reggae-muzlkanten de eerste maal
sporadisch aan bod kwamen. Zo
doende bestaat de encyclopedie nu
uit 320 pagina's en is het aantal
groepen en artiesten met 220 uitge
breid tot plus minus 1200 items.
Daaruit komt direct de vraag voort
volgens welke criteria de redactie te
werk is gegaan, popmuziek be
strijkt immers zo'n breed gebied?
De schrijvers verschaffen daar wei
nig duidelijkheid over, zelfs een de
finitie of omschrijving ontbreekt,
howel men de encyclopedie in zijn
geheel éls een impliciete definitie
zou kunnen beschouwen.
Het enige dat wordt losgelaten
komt in het voorwoord naar voren:
„Bij de keuze van de onderwerpen
hebben wij ons niet laten lelden
door het wegwerpprodukt, het Inci
dentele hitparadesucces. Een tijds
bestek van een kwart eeuw omspan
nend is uit de wereld van blues,
country, folk, rock en pop een selec
tie gemaakt op basis van muzikale
en soms sociale relevantie met be
trekking tot opmerkelijke beïnvloe
ding of representering van het
voortdurend in ontwikkeling zijnde
cultuurfenomeen der Populaire Mu
ziek."
Deze rekbare omschrijving geeft
onvoldoende uitsluitsel maar
brengt wel als voordeel met zich
mee, dat aanverwante gebieden en
de „wortels" de nodige aandacht
krijgen. Helaas sluipt hier een grote
Inconsequenties binnen want waar
om wordt wel de blues met een
afzonderlijk hoofdstuk bedacht en
niet de country?
Ook de folk en rock <Sc roll worden
vergeten als afzonderlijke stijl
vorm. Ondanks deze kritiek kan er
toch gesproken worden van een im
posant naslagwerk waarin zoveel
informatie is verwerkt, dat het een
must is voor iedere popliefhebber
én voor iedereen die het spoor bij
ster is geraakt in het zich nog im
mer vertakkende netwerk van de
popmuziek.
Smaak
Dat er ook een andere, en zeer in
dringende, vorm van popgeschied-
schrijving mogelijk is bewijst Bert
Jansen in zijn bundel „Popstuk
ken". Van 1976 tot 1979 was hij
werkzaam als free-lance Journalist
voor de Haagse Post en in die perio
de schreef hij een dertigtal artike
len over popartiesten waarvan er 22
in Popstukken terug te vinden zijn.
Bert Jansen: „Popmuziek is altijd
mijn hobby geweest, de liefde voor
de muziek is immer groter geweest
dan de neiging geschiedschrijving
te plegen, de keuze van artiesten is
willekeurig en heeft meer met mijn
smaak te maken dan met welke
overweging ook."
En iets verder: „Mensen die hun
faam tussen de Jaren zestig en de
jaren zeventig verdiend hebben. Dit
is geen poging om een overzicht van
een decennium popmuziek te ge
ven. Het valt echter niet te ontken
nen dat er een lijn waarneembaar is.
Van Cuby 6c The Blizzards tot Her
man Brood. De cirkel is daarmee
voor mij gesloten."
De knappe montage van persoonlij
ke verbondenheid met de artiesten,
feitelijke Informatie en sfeerimpres
sies levert een zeer herkenbaar
beeld op waarmee onbedoeld een
rake typering wordt gegeven van de
afgelopen tien Jaar. De lezer her
kent zijn eigen gevoelens van toen
maar leert ook de schrijver goed
kennen.
Zijn Jongensdroom die realiteit
wordt wanneer hij Van Morrison
een dagje op stap gaat (Morrison
staat bekend als een van de meest
pers-vijandige popmuzikanten),
zijn lotsverbondenheid met iedere
plaat die er van Dylan verschijnt,
zijn vriendschap met Warren Zevon
en Herman Brood en zijn afkeer van
punk en disco, die hem tot de con
clusie doen komen dat de popmu
ziek op stervens na dood Is.
Toch slaagt Jansen er ln om met
behulp van deze persoonlijke be
kentenissen de lezer kennis te laten
maken met de „sterren" die hij te
rugbrengt tot hun alledaagse pro
porties. De vlotte en boeiende stijl
die hij daarvoor hanteert verraadt,
dat Bert Jansen niet alleen popjour
nalist is maar ook auteur van „En
nog steeds vlekken in de lakens".
„Verder naar het noorden" en „De
zanger niet het lied".
Constante kwaliteit
Daarin schuilt echter ook de zwakte
van dit boek: dikwijls is er sprake
van een gedwongen lelijk taalge
bruik waarmee regelmatig het ver
haal ontsierd wordt. Wat te denken
van: „Het handelt zich om Stevie
Wonder" (82), „Op het ogenblik van
de handeling is er alleen maar een
drijfveer die zijn bodem vindt in de
aanwezige situatie" (96), in
front van volk en vaderland
(162). De kwaliteit van de verschil
lende stukken blijft constant met
enkele inzinkingen bij Linda Ron-
stadt en Jackson Brown, die er no
gal magertjes van af komen. Blijft
over een boek dat zowel inzicht in
de popmuziek als veel leesplezier
verschaft.
Laurie Lewis „The concerts".
Dragon's World Book 29,95) 120
P*g
Robert Briel e.a. „The seven
ties", Almere projects bv (ƒ27,50)
144 pag.
Constant Meijers e.a. „Eerste Ne
derlandse Pop Encyclopedie", 320
pag. Jongeren Media (ƒ34,90, geb.
43,50)
Bert Jansen „Popstukken", Bert
Bakker 27,50) 182 pag.
door R. L. K. Fokkema
Ieder jaar verschijnen er ge
dichtenbundels die om be
paalde redenen op een sta
pel blijven liggen. Eén van
die redenen ligt in de erva
ring die geleerd heeft dat de
uitgever nog nooit een boei
ende bundel heeft uitge
bracht, of dat hij geen pre
tentie in die richting heeft,
maar alleen een publicatie
mogelijkheid beidt. De erva
ring leert ook dat een dichter
van geen betekenis is. Lees
ervaring leidt er ook toe dat
1 één blik in de bundel al vaak
kan volstaan om de gedich
tenbundel te stapelen.
Een kwaad geweten leidt dan tot
een tweede blik in het poëzie-aan-
bod. Die blik gaat gepaard met de
gedachte dat al deze dichters toch
ook hun best hebben gedaan en dat
een veroordeling van hun werk niet
kan berusten op een vluchtige
lezing.
Wanneer het oordeel hetzelfde
blijft, dan steekt een zalvende ge
dachte naar voren: een gedachte die
met „zoveel hoofden zoveel zinnen"
geen maat stelt aan onzin, verkeer
de opvattingen, foutieve uitgangs
punten en geen halt toeroept aan
war- en leeghoofderij.
Mag er dan over poëzie opvattingen
te twisten zijn. de praktijk van het
lezen leert dat er verkeerde en goe
de opvattingen zijn. Dat poëzie die
de tijd wil trotseren, al was het
maar een paar maanden, aan een
aantal criteria moet voldoen, is een
'uidelijke zaak.
oede dichters kunnen die criteria
randeren. zoals vaak gebeurt
anneer een nieuwe generatie aan
et woord komt; middelmatige
Ichters beantwoorden aan de eisen
van de tijd; slechte dichters vol
doen vaak nauwelijks aan de ge
middelde poëzie-opvatting. Middel
matige en slechte dichters gaan uit
van een weinig vitale opvatting, of
van een verouderde. Het ergste zijn
die dichters die wel weet hebben
van de theorie, maar in de praktijk
mededelingen doen die de wijze van
de poëzie misbruiken.
Misbruik
Een gedicht moet geen mededelin
gen bevatten die ook op andere
wijze gedaan kan worden en dan
vaak met meer effect. Misbruik van
de poëzie wordt gestraft. Gedichten
moeten ook geen theoretische poë-
zie-opvattingen verkondigen om de
lezer van het hoge gehalte bij voor
baat te verzekeren.
In „Album van licht", een bundel
van Maria de Groot bij voorbeeld,
staat „gedichten zijn een venster op
het licht"; in „Voor vogelvrijen" van
C. Golterman-van Dijk staat dat
haar gedichten „onderdak" zijn en
dat wordt nog eens wat herhaald:
„een honk, een warme stal voor
onbehuisden, voor vogelvrijen vei
lig oponthoud"; in „Zonder uur
werk" van Johan van den Berg heet
het dat in het gesprek met de dich
ter „de waarheid van het uurwerk
niet telt"; in „Klopsignalen" van
Wim van Binsbergen wordt uitge
gaan van de verkeerde gedachte dat
poëzie „een malle ontroering" op
roept. welk verkeerd uitgangspunt
vervolgens wordt bestreden met de
opmerking dat poëzie altijd verweer
is, guerrilla zelfs.
Iemand als Leonard Nolens schrijft
in „Alle tijd van de wereld" dat hij
staande wil houden „dat poëzie een
wijze is van denken en van leven,
een manier van sterven" (prima na
tuurlijk, wanneer we het laatste
niet letterlijk opvatten, maar waar
om dan wel letterlijk genomen het
eerste deel van de omschrijving?).
Voorts gaat ook hij van een misvat-
.ting uit waar hij vervolgt: „niet uit
sluitend het formele spel waarvoor
zij wordt versleten in de doctorale
scripties, het amechtig abracada
bra van de literaire theorie." Of hij
schrijft: „Schrijven is stil aan tafel
muziek zitten maken," waarbij het
om iets engs gaat „een lillende se
conde". Het wekt geen verwonde
ring dat zo iemand meent dat poë
zie „alles alles" is.
Theorie
Wanneer bovengenoemde uitspra
ken enige geldigheid hebben dan
zijn zij als uitspraken gelicht uit een
pretentieuze poëzie-theorie. Aan
hangers ervan nemen de theorie al
te serieus, maar vatten hun poëzie
praktijk wel zeer licht op. Dat blijkt
uit de omstandigheid dat al dit
soort dichters oudbakken menin
gen, moderne begaanheden met het
leed in de wereld, de tweespalt tus
sen kunst en leven aan de orde
stellen op een manier die doet gelo
ven dat zij proza en poëzie verwisse
len. Bovendien, is een gedicht een
honk voor onbehuisden?
Een werkelijk dichter als Gerrlt
Kouwenaar zou zeggen, geef mij
maar een etage in de buurt van het
Vondelpark in Amsterdam. Poëzie
als brood voor het hart? Een dichter
als Bernlef zou zeggen (hij zegt dit
in feite in zijn nieuwe bundel „Stil
leven"):
Kon ik met schrijven
de honger verdrijven
zoals deze mik met mijn mond
Ik liet alle woorden
rijzen tot een brood
van een boek.
Relativering
Natuurlijk hoopt elke dichter iets te
bereiken met zijn poëzie, maar dat
in de poëzie de tijd stil staat, bete
kent niet dat de tijd er geen invloed
op heeft; dat poëzie een toevlucht
Bertus Aafjes:
.poëzie als zwijgkunst
kan zijn, betekent niet dat men het
leven moet ontvluchten; dat poëzie
opheldering kan verschaffen, houdt
niet in dat poëzie het enige licht in
de wereld brengt.
Geen van bovengenoemde dichters
is zich bewust van de relativiteit
van al die poëzie-theoretische uit
spraken. Dichters als bedoeld wor
den geciteerd in preken, in voor
drachten op vormingscentra, op de
monstratiebijeenkomsten of in be-
zinningssamenkomsten, in comité's
van levensvragen.
Daar waar de emoties de overhand
hebben en het verstand verstek laat
gaan om dit alles zelf te bedenken,
want zo moeilijk maken deze dich
ters het nu ook weer niet. Daar waar
gedrevenheid in tel is en alleen her
kend wordt in woorddronkenheid,
in verliefdheid op de eigen stem.
Daar straft de Muze met de bitter
ste vergetelheid.
Formulering
Vurige aanhangers telt de poëzie
opvatting die neerkomt op het uit
eenrafelen over de bladspiegel van
proza-zinnen, van wederwaardighe
den die nogal particulier zijn en
geen symbolisering aan kunnen,
verstoken blijven van een diepere
zin door gebrek aan formulering. Of
die de overtuigingskracht ontleent
aan de herhaling. En iets wordt
nooit poëzie wanneer het slechts
drijft op gevoelens van échec of op
gevoelens van solidariteit.
Die gevoelens zijn ons bekend, ze
kunnen alleen dan verrassend aan
spreken wanneer in eerste instantie
de formulering frappant is. Poëzie
ontleent veel van haar waarde aan
het ontdekkende ervan. Het thema
van welke poëzie dan ook is nooit
verrassend, het zijn de motieven,
het is de gang van het interprete
rend lezen die poëzie boeiend
maakt.
De vergelijking met een detective
roman gaat hier op: De kunst van
de detective-schrijver is juist gele
gen in de voorbereidingen die naar
het slothoofdstuk met de oplossing
van de moord leiden. Het voorwerk
is belangrijker dan het slothoofd
stuk waar de gesponnen draden bij
eenkomen en ontrafeld worden.
De lezer moet bij poëzie, met andere
woorden, uitgenodigd worden de in
terpretatie zelf te zoeken: het heb
ben van de zaak is het einde van het
vermaak, geldt ook bij de poëzie-
lectuur, De dichter moet de kunst
verstaan de opbouw van het thema
interessant te maken, zó dat de le
zer het thema vergeet of op de koop
toe meeneemt.
Liefde, dood, drank, verlangen,
échec, de onachterhaalbaarheid
van het verleden, verzoening met
het bestaan en wat al niet het is
alles onbelangrijk wanneer de bouw
van het gedicht niet steunt in het
vlechtwerk van de taal, maar in het
drijfzand der emoties of in het hard
nekkige ijzer van de traditie of in
het moeras der mode Wie daarin
verzeild raakt, ligt in de luwte van
de belangstelling.
Tegen de
Is er dan niets te doen aan het
verschijnen van onzin, aan het uit
dragen van verkeerde opinies? Het
is natuurlijk een vraag die een rui
mer terrein van de communicatie
beslaat dan alleen dat van de poë
zie. Misschien ligt een remedie in
stilzwijgen of in het retourneren
van flauwekul, maar daarmee is het
verschijnsel zelf niet verdwenen.
Een paal en perk stellen aan de
gedachte „zoveel hoofden zoveel
zinnen" lijkt niet goed mogelijk,
omdat onmiddellijk gesproken
wordt van die zo interessante pluri
formiteit der bevolking of van on
derdrukking der persvrijheid, der
meningsuiting. Een voorstel tot ver
hoging van de uitgave-drempel
maakt dezelfde discussies los als
één over de verhoging van de kies
drempel.
Maar noch in het onderwijs, noch
op het gebied van de kunsten, noch
op het gebied van de meningsuiting
bestaat in Nederland een behoorlij
ke norm. Of zo'n standaard in het
buitenland wel aanwezig is, zou ik
niet durven beweren. Wel is het
Franse en Engelse systeem heel wat
meer genormeerd dan hier En wie
daarover jammert, over die unifor
miteit dus, bedenke wel dat overal
waar een sterke culturele maat be
staat de tegenkrachten sterk zijn.
Vernieuwingen treden daar het
sterkst op waar tegenwicht van de
traditie spanning opwekt.
In Nederland is van enige spanning
geen sprake. Alles is goed en als het
niet goed is wordt het al gauw goei
ig genoemd. Maar „Hef zijn kan al
tijd nog" zoals de titel luidt van een
bundeltje rijmpjes van Dieuwke
Eringa, dat op kringlooppapier in
offset gedrukt is door het vrouwen-
collectief Virginia te Amsterdam.
Eigenlijk zouden veel zogenaamde
dichters het woord van Bertus Aaf
jes. „Poëzie is veeleer zwijgkunst
dan woordkunstletterlijk moeten
nemen. Ton Lulting gaat hen al
voor in zijn bundel „Verzwegen ver
zen". Deze bundel bevat alleen
maar lege. bijzonder fraaie, witte
bladzijden
Naar aanleiding van:
Boccarossa. Ik rijd uit met een
zweep. U. M. Holland Haarlem
1979. 32 bis. 6.90.
Wim van Binsbergen. Klopsigna
len. In de Knlpscheer Haarlem
1979. 64 bis. 16,50.
Johan van den Berg. Zonder uur
werk. De Beuk Amsterdam 1979. 44
bis. 10.—.
C. Golterman-van Dijk. Voor vo
gelvrijen. De Beuk Amsterdam
1979. 48 bit. 12,50.
Maria de Groot. Album van licht.
U. M. Holland Haarlem 1979. 72 bis.
13.90.
Frans Kuipers. Van A tot en met Z.
II. M. Holland Haarlem 1979. 32 blx.
6.90.
Leonard Nolens. Alle tijd van de
wereld. Elsevier Manteau Brussel
Amsterdam 1979. 80 blz.
Dieuwke Eringa. Lief zijn kan al
tijd nog. 8,50 (verkrijgbaar bij
o.a. Athenaeumboekhandel te Am
sterdam).
Ton Luiting. Verzwegen verzen. De
Schutting Pers Hilversum 1979. 80
bis. 7,50.