Het onbegrijpelijke
succes van een
niemandallet j e
De overlevingskans der poëzie
STERDAG 9 FEBRUARI 1980
■KUNST»
TROUW/KWARTET
13
Al bijna 28 jaar lang loopt in Londen het toneelstuk The Mousetrap, de Muizenval.
Agatha Christie, de nu legendarische schrijfster van detectives, zette het
oorspronkelijk op papier als een hoorspel, een geschenk voor koningin moeder Mary.
Als toneelstuk bleek het onverslaanbaar. In Londen beleefde het al ruim elfduizend
voorstellingen en daarbuiten is het door tal van beroeps en amateurgezelschappen
gespeeld. Zo loopt het momenteel nog in de Amsterdamse Jordaan. Wat is toch het
geheim van De muizenval?
ioor Henriëtte Theunissen
Toen inspecteur Trotter de con
touren van het lijk wat aarzelend
voor de tweede keer met zijn
irijtje ging aftekenen werd de
lelichtings- annex geluidsman
«uidelijk zenuwachtig. „De men-
:n moeten weg gaan" fluisterde
lij „het is pauze". Een doek was
tr niet, dus suggereerde ik: „Doe
iet licht dan uit", maar dat kon
liet, want „dat staat niet in het
Iraaiboek."
let was november en doordat ik eerst alle
rerkeerde tweede- derde- en andere
Iwarsstraten had afgezocht was ik tien
Dinuten te laat bij het inmiddels gesloten
Amsterdamse theater „De Krakeling".
Inig gebons, gefluisterd overleg en ver-
4 oon van perskaart leverde uiteindelijk
jten aangeschoven stoeltje naast de tech-
licus op.
Iet was een van de eerste avonden dat
heaterwerkgroep De Jordaan „De mui-
enval" van Agatha Christie op de plan-
en bracht en dankzij mijn uitzonderlijke
- ositie en het amateuristisch karakter
an de voorstelling werd dat een opwin-
ende gebeurtenis. Telkens wanneer een
de spelers zich naar het boardpapie-
decor begaf om de getekende radio-
>p aan of uit te draaien, gondsde ons'
ireepersoons galerijtje van nauwelijks to
ehouden spanning en slaakten wij bei-
fen een zucht van verlichting wanneer de
id weer op het juiste moment gestart of
stopt was.
deze blik in 's muizenval's keuken
Tleel ik ook na de pauze, vanuit de halfle-
v zaal, mijn tenen bij elkaar knijpen
wanneer de niet erg tekstvaste amateurs
iaperden of de mompelende majoor in het
[eheel niet te verstaan was. De sterk over-
i cterende süper-nicht en de louche Itali-
an oogstten daverende lachsalvo's, maar
>ok de andere spelers werden aan het slot
Ioor vrienden, kennissen en buurtbewo
ners van het Jordaangezelschap royaal
iet applaus bediend. En hoewel ik me
zij deze ijzersterke bezetting uitste-
|end had vermaakt, leek de intrige van
ze thriller met zijn van dik hout zaagt
len planken karikaturen mij te onbenul-
g om het een seizoen lang vol te houden.
Koninklijk
'oorzichtig, de koningin moet nodig" zeg
twee maanden later tegen de opge-
rikte mannelijke ouvreuse die zijn
;t nonchalant op de grond voor mijn
iur heeft gespreid. De elfduizendtwee-
nderdzevenenzestigste voorstelling van
atha Christie's Mousetrap is in volle
ing en omdat wij ditmaal geen tien mi-
uten maar een dag later dan ^gesproken
bij St. Martin's Theatre in Londen zijn,
kunnen wij de uitverkochte zaal niet meer
in en mogen wij gebruik maken van de
Koninklijke loge. Jammer genoeg wordt
de open haard in het achter de loge gele
gen retireerkamertje niet voor ons ontsto
ken, maar toch geeft het een speciaal
gevoel je ingevette punkhoofd te inspecte
ren voor een spiegel waarin al heel wat
queens heur haar geschikt moeten heb
ben. We onderdrukken de neiging om
nieuwsgierige kinderen en volwassenen
vanachter onze gedrapeerde rode gor
dijntjes toe te wuiven en zeggen er geen
woord: in de zaal, vlak voor onze krakende
koninklijke stoeltjes is een groep Neder
landse toeristen neergestreken. Wanneer
het licht gedoofd is kunnen we het decor
van een ouderwetse lounche in een tot
pension omgebouwd landhuis bewonde
ren en fluister ik mijn vriendin in dat
alleen de klok en de leren fauteuil de
slijtageslag overleefd hebben, dat de ge
noemde pensionprijzen in de loop der ja
ren verdubbeld zijn en dat tijdens het
veelvuldig gezeur over voedsel, in de jaren
vijftig, nog veel verwijzingen naar rant
soeneringen ter sprake moeten zijn
gekomen.
Tot mijn verbijstering zijn de ingesneeuw
de eigenaars en gasten van pension
Monkswell Manor zo mogelijk nog karika-
turaler dan in de Jordaanse versie. En
wanneer inspecteur Trotter met zijn skies
door het raam komt binnengewaaid is
duidelijk dat ook hier van nu af slechts
gemoord en ontmaskerd zal worden. Mijn
vriendin raadt halverwege de voorstelling
„whodunit" en valt vervolgens ixi slaap. Ik
doe mijn best om mijn aanda'Ch; bij de
thriller te houden, maar ondanks het feit
dat deze acht acteurs die het aantal
opeenvolgende „Mousetrap"spelers op
156 brengen ongetwijfeld „high qualified"
zijn, met alle verschuldigde excuses aan
Hare Majesteit die mij Haar stoel afstond
en het nodige respect voor de koningin
van de misdaad, ik verveel mij suf en
begrijp niet waarom dit niemandalletje
alle records ter wereld gebroken heeft.
Hoorspel
Wat is het geheim van deze muizenval die
nu haar achtentwintigste jaar van non
stop acht voorstellingen per week is inge
gaan? Vanaf mijn koninklijke zetel denk
ik terug aan koningin-moeder Mary, die
ter gelegenheid van haar tachtigste ver
jaardag op 26 mei 1947 een presentje in de
vorm van een radioprogramma mocht kie
zen. In plaats van een Shakespeare op- of
opera-uitvoering vroeg zij de BBC een
•Agatha Christie. Het dertig minuten du
rende hoorspel „Three blind mice" dat
„the duchess of death" speciaal voor de
koning van Engeland schreef werd daarna
door Agatha Christie die in haar latere
leven diverse nog serieuzer adelijke titels
verwierf herschreven tot een kort ver
haal en de toneelbewerking „The Mouse
trap" ging zes oktober 1952 in het Konink
lijk theater to Nottingham to première. Na
wat proefgedraaid te hebben in de provin
cie was de officiële première op 25 novem
ber 1952 in het Ambassadors Theatre to
Londen. Omdat de huur van dit theater te
hoog werd, (de eigenaar zal wel mee heb
ben willen muizelen met het succes van de
Muizenval) verhuisde het stuk na 8.862
voorstellingen op 25 maart 1974 naar het
Paul Rowland, Michael Fleming en Patricia Donovan in „The Mousetrap", opgevoerd in St. Martin's Theatre.
St. Martin theatre, waar de 600 zitplaatsen
ook in het achtentwintigste jaar bijna
dagelijks zijn uitverkocht.
Zelfs het record van de legendarische
„Dronkaard" dat twintig jaar lang in Los
Angeles gelopen schijnt te hebben, is in
middels gebroken, meer records zijn er
niet te breken maar uitzinniger van
vreugde dan in 1958, toen het Londen's
record dat sinds 1922 op naam stond van
Chu Chin Chow met de 2.239ste Mouse
trap voorstelling overtroffen werd, is pro
ducent Peter Saunders niet meer geweest.
Tijdens het feest in het Savoy hotel wer
den 700 flessen champagne ontkurkt en
de kranten putten zich uit in superlatie
ven over „Londens rumoerigst toneelfes
tijn aller tijden". The Daily Mail van 14
april memoreert hoe de toen 67-Jarige Mrs.
Max Edgar Lucien Mallowan ofwel Aga
tha Christie zelf bijna niet toegelaten
T/erd, omdat zij geen kaartje had en de
portier haar niet herkende. Iedereen ken
de Agatha Christie van naam, maar weini
gen herkenden de verlegen grijze dame als
's werelds meest gelezen Britse auteur.
Van haar privéleven als echtgenote van de
bekende archeoloog Mallowan is weinig
bekend.
Verdwijning -
Vlak nadat zij met „The murder of Roger
Ackroyd" haar naam als detectiveschrijf
ster gemaakt had, heeft zij voor het laatst
midden in de schijnwerpers van de publi
citeit gestaan. Toen bracht zij heel Enge
land in rep en roer door zelf op mysterieu
ze wijze te verdwijnen. Was dit een perfec
te publiciteitsstunt, vroeg men zich on
middellijk af, of was de „koningin van de
misdaad" zelf het slachtoffer geworden
van een perfecte misdaad? Vijfhonderd-
vijftig politiemannen met bloedhonden en
15.000 vrijwilligers, vliegtuigen en tracto
ren doorzochten de omgeving van de wo
ning van de toen 36-jarige schrijfster,
waarvan geen spoor te vinden bleek. Uit
eindelijk werd zij teruggevonden in een
bekend vakantie-hotel waar zij onder de
naam Tessa Neele optrad als danseres/
zangeres. Tessa Neele was de naam van de
vriendin van haar toenmalige echtgenoot
kolonel Archibald Christie. Nadat zij ge
vonden werd is zij totaal in elkaar gestort
en sindsdien heeft zij zich altijd verre van
publiciteit gehouden.
Het vijfentwintigjarig jubileum van The
Mousetrap heeft zij niet meer mogen bele
ven, zij overleed op vijfentachtigjarige
leeftijd op twaalf Januari 1976. Toen haar
eens gevraagd werd naar het succes van
het langst lopende stuk ter wereld, dat zij
zelf achttien maal bezocht, zei ze: „Het is
het soort toneelstuk waar je iedereen mee
naar toe kunt nemen. Het is niet echt
angstaanjagend, het is niet echt gruwe
lijk. Het is ook geen echte klucht. Het
heeft van alles wat en misschien is dat het
Juist wat veel mensen erin aantrekt." En
daar zal het succes dan wel op neerkomen:
voor elck wat wils, een beetje van dit en
een beetje van dat, maar niets helemaal.
Acht miljoen
Koningin Mary zal niet vermoed hebben
dat zij met haar simpele verjaarswens de
schatkist van haar land zo'n grote dienst
bewees want misdaad mag dan wel niet
lonen, het dramatiseren ervan legt geen
windeieren. The Mousetrap heeft tot nu
toe ruim acht miljoen pond opgebracht en
kleinzoon Mathew Pilchard prijst in het
zilveren Jubileumprogramma met recht
oma's edelmoedigheid. Ter gelegenheid
van zijn negende verjaardag kreeg hij in
1952 de rechten van dit stuk en deze
miljonair doet nu terwille van de
belastingontduiking zeer liefdadig werk in
Wales.
Van de zestien andere toneelstukken die
Agatha Christie schreef en die een gemid
delde looptijd hadden van anderhalf jaar,
bracht Peter Saunders de laatste tien.
Toen hij een regisseur zocht voor De mui
zenval weigerden drie bekende vakmen
sen en ook de vierde liet het bij nader
inzien afweten. Hij wist de steracteurs
Richard Attenborough en Sheila Sim voor
de hoofdrollen te krijgen, maar gebruikte
niet hun naam maar de naam van de
schrijfster als trekpleister. Groot op de
affiches en op het theater kwam te staan:
Agatha Christie's Mousetrap. Het staat er
nu nog.
The Mousetrap is inmiddels een tostituut
geworden. De kinderen van Mousetrapou-
ders krijgen de Mousetrap leeftijd en deze
Engelse hang naar traditie zal er waar
schijnlijk voor zorgen dat er verschillende
Mousetrap-generaties ontstaan. Voor toe
risten is de voorstelling, naast een bezoek
aan the Tower of Londen, Buckingham
Palace en the Westminster Abbey een
verplicht nummer geworden. En „whodu
nit" is sinds inspecteur Trotter nu ruim
zevenentwintig Jaar geleden vqor het eerst
het geachte publiek na de voorstelling
verzocht de naam van de moordenaar aan
vriend noch vijand prijs te geven, Lon
den's best bewaarde geheim gebleven.
De filmrechten zijn in 1956, met een kleine
clausule, verkocht aan Romuls films: de
film mocht niet worden uitgebracht voor
dat het stuk een half Jaar van het toneel
verdwenen zou zijn. En Peter Saunders
verzekert mij: „The Mousetrap is safer
dan de bank van Engeland, het heeft
zeven Britse premiers overleefd en het is
gemakkelijker te voorspellen dat uw le
zers de première van de film niet meer
zullen meemaken dan aan te kondigen
wanneer The Mousetrap haar laatste
voorstelling op het Londens toneel zal
zijn.
oor R. L. K. Fokkema
)e vernieuwing van de
oëzie die Herman van
en Bergh (1897-1967)
)nd 1918 bewerkstel-
gt, is in het jaar 1980
lleen maar te zien wan
eer men haar ziet in de
mstandigheden van
ie tijd. De verschijning
an zijn Verzamelde ge-
ichten geeft daartoe
anleiding, want of deze
oëzie heden ten dage
og enige zeggings-
racht heeft, is de
raag
anneer van de woordkunst
tr tachtigers en het nieuwe
lassiclsme van de dichters
)nd het tijdschrift De Bewe-
mg (1905-1919) de kracht in
loedeloze navolging onder
lat. komt Van den Bergh de
èderlandse poëzie van een
ieuwe impuls voorzien, die
itemationaal verband houdt
iet het vitalistisch getinte
Xpressionisme. Hij wordt de
oordvoerder van jongeren
ie de conventionele poëzie
erwijten het contact met de
erkelijkheid te hebben ver
wen.
et expressionisme verzet
ich tegen de ontaarding van
het impresionisme in ik-lyriek
en van het naturalisme in lou
ter beschrijving. Bovendien
opponeert het tegen de uit
wassen van estheticisme en
symbolisme, die in sterke
mate de aarde ontrouw zijn.
In wat concretere bewoordin
gen komt dat hierop neer. Te
genover de vervluchtiging van
de ziel in etherische damp
stelt hij de concrete lichaams-
ervarinigen. Tegenover de ver
vreemding van de werkelijk
heid in opperste schoonheid-
servartog zoekt hij naar een
dynamische heroriëntering.
Hij doet dit alles meer instinc
tief en intuïtief dan verstan
delijk. De kunstenaar moest
weer een schepper zijn van
een persoonlijk universum en
piet een nabootser.
In Het Getij verschijnen van
Van den Bergh studies waarin
hij zich keert tegen Kloos, die
hem „een egocentrische gru
wel" is, en tegen het „hard
nekkig cerebralisme" van Ver-
wey. Hij wil breken met de
„gevoels- en uittogsbeper-
king", hij wil „een vrijmaking
uit de dwang ener zélf eens
bevrijdende kunstreligie". Dit
verzet leidt bij hem niet tot
anarchie: zijn studies ver
schijnen (pas) in boekvorm in
1928 onder de veelzeggende
titel Nieuwe tucht. Hij zoekt
naar een verruiming van het
woordarsenaal, maar de woor
den moeten binnen de orde
van de zin fungeren. Hij wil
een verruiming van de rijm-
mogelijkheden, die hij niet
zoekt in buitenissigheden,
maar in het aanvaarden van
rime riche en assonance. Het
ritme van het vers moet de
directe klop van het leven
zijn, en niet meer „de tred der
verbeelding" als bij Verwey.
Tenslotte brengt de vrucht
baarheid der nieuwe tijden
„de al-vruchtbaarste beelden"
in het gedicht.
De taal der poëzie moet ge
spannen zijn als een boog en
de mens dient weerkaatst te
zijn in de ontzaglijke spiegel
der wereld. In 1917 verschijnt
Van den Berghs eerste bundel
De Boog, in 1925 zijn tweede
De SpiegeL Marsman zag des
tijds deze wereld van poëzie
opgebouwd uit vier elemen
ten: heidendom, joodse af
komst, Europeërschap en een
Latijns georiënteerde cultuur.
Uit de poëzie spreekt een dio-
nysische aanvaarding van de
aardse driften, en aanvaar
ding van het heelal. De god
der vruchtbaarheid, Priapus,
zingt aldus Marsman, in elk
lied. Deze poëzie, die ook wel
eens „de apotheose van de
bronst" is genoemd, is des
tijds als een bliksem ingesla
gen en heeft vele jongeren
(Hendrik de Vries. Slauerhoff)
als voorbeeld gediend. Nijhoff
erkent zijn invloed en een
dichter als Marsman is volsla
gen ondenkbaar zonder Van
den Bergh. getuige „Tegen
avond":
Hemels staan op mijn hand
gebogen;
ik zing mijn lied
zon en maan draag 'k op mijn
oogen,
ik sluit ze niet.
Zeeën kome' aan mijn voe
ten breken:
zij missen kracht;
zwart maakt hij alle hemel
streken,
mijn vriend de nacht
Dieren springen op tot mijn
schouder,
mijn hoofd blijft stil;
ik word niet bleeker en
kel ouder
mijn trots, mijn toil.
Hooit zal u een leven meer
in tel zijn,
mijn licht, dat vlucht!
Oraan is mijn daad, een
bloem mijn welzijn,
mijn lot: een vrucht.
Het merkwaardige is dat Van
den Bergh na zijn eruptie een
dertig Jaar als dichter heeft
gezwegen. In 1954, wanneer
beide bundels verzameld ver
schijnen, verklaart hij zijn
zwijgend dichterschap als een
gevolg van zijn zelfkritiek die
hij als een geboortevloek er
vaart: „een zelfkritiek die
werkt aan de bron-zelf van het
creëren". En: „Dichter zijn is
een stijl en een inhoud van
leven. Het is, ten koste van
wat ook. waar zijn, onverbid
delijk waar tegenover eigen
scheppend vermogen en dat
van anderen". In zijn verkla
ring doet hij een begin van
een nieuw dichterschap ver
moeden. Als het zal ontsprui
ten zal het, zegt hij, ontsprui
ten op andere grond, „een
grond die thans de mijne is".
En jawel: in 1956 vangt Van
den Berghs tweede periode
aan met de publikatie van Het
litteken van Odysseus. Dan
volgen in 1957, 1958, 1960 en
1962 bundels, die anders dan
de eerste twee. nimmer aan
een herdruk zijn toegekomen.
Alle bundels verschijnen dan
nu in de jongste Verzamelde
gedichten met een toelichting
van de samensteller W. Zoet
hout. In deze uitgave zijn, be
halve de zeven bundels, ook
alle gedichten opgenomen die
wel in tijdschriften, maar niet
in boekvorm zijn gepubli
ceerd.
De gedichten uit de tweede
periode hebben weinig of
niets meer van het vitale elan
dat de eerste periode be
heerst. Bezinning op het leven
en de dood geschiedt in ver
vreemding en ervaring van
zinledigheid. De meditaties
betreffen de realiteit van een
ouder geworden man die zijn
„minderend kracht beziet in
de spiegel van een dageraads-
droom", en die het gedicht als
steun ondervindt in het leven
dat voorbij gaat. De kunst
ontrukt aan de dood. de grote
vijand van de dichter. De
tweede periode betreft dus
meer het eigen leven op aarde
dan het literaire leven in de
kosmos uit de eerste periode.
En wanneer de opgewonden
heid van Van den Berghs eer
ste periode van literalr-histo-
risch belang is, dan is zijn
tweede periode van meer exis
tentieel belang. Beide belan
gen doen wat mij betreft het
antwoord op de in de anhef
gestelde vraag bevestigend
zijn. Herman van den Bergh
leeft voort in zijn Verzamelde
gedichten:
Maar wat zullen wij, eens
het graf voorbij
waar ook wij geen andere
steen torsen
dan met dit onzichtbare op
schrift:
hier ligt weer een oude gene
ratie,—
Herman van den Bergh
wat zullen wij nog ten ant
woord geven
aan de vierschaar van de
zonen
aan hen die hebben
gevonden
de woorden der volgende
onschuld?
Wie zal een vers geboren
i bloem
op de schljngraven leggen
j van mensen
die leefden tussen verwelkte
bloemen?
wie ons laten opstaan uit
het duister
uit het grijze amorfe stof
om onze onvindbare ogen te
openen
voor het licht van een leven
de wereld?
Niets draagt, niets steunt
ons voorbestaan
dan enkel wat sap en wat
gist
die in ons verdorren, maar
verklaren
wat wij waren, wat wij zijn,
wat morgen van ons zal
maken.
Herman van den Bergh. Ver
zamelde gedichten. Querido,
Amsterdam 1979. 388 blz.
ƒ69.