Falen vanaf de
eerste schooldag
Drugs
Draaien is in
de mode
ISOCIAAL BERECHT!
ZATERDAG 2 FEBRUARI 1980
TROUW/KWARTET 15
I BINNENLAND
opleiding voor voortgezet onderwijs zonder
diploma. Nog verontrustender is het feit, dat een
groot gedeelte van die voortijdige schoolverlaters
bestaat uit kinderen die vanaf de eerste schooldag
worden geconfronteerd met hun eigen falen.
Voor verontrustende verschijnselen in onze
samenleving gebruiken we vaak buitenlandse
woorden om zo een versluierend effect aan te
kunnen brengen. Drop-out is zo'n buitenlands
woord. Een Nederlands woord is uitval:
dertigduizend kinderen per jaar verlaten een
door Piet Hagen
NIJMEGEN Van elke
honderd kinderen die
naar het voortgezet on
derwijs gaan, zullen on
geveer dertig het gestel
de doel nooit bereiken.
Vroeg of laat zullen ze
door worden verwezen
naar een lager schoolty
pe, of ze zullen het on
derwijs zonder diploma
verlaten.
Deze laatste Kroep de voor
tijdige schoolverlaters be
staat voor een groot deel uit
kinderen die vanaf de eerste
dag op school zijn geconfron
teerd met hun eigen falen. Zij
presteerden minder dan ande
ren, al gauw raakten ze ach
terop, ze doubleerden, werden
naar een andere school ge
stuurd en het onverbiddelijke
einde van de afvalrace was
dan zonder diploma van
school af. Het aantal uitval
lers zonder diploma is onrust
barend groot: meer dan der
tigduizend per jaar (1976).
Het is een ontmoedigend ver
haal. dat in grote lijnen al
lang bekend is. Je kunt het
verschijnsel van de uitval een
mooie Engelse naam geven:
drop-out, je kunt er nog eens
een dik onderzoeksrapport te
gen aan gooien, je kunt voor
stellen doen ter verbetering,
maar of het zal helpen, is de
vraag.
Ton Mooij, schrijver van het
rapport „Probleem-analyse
van het voortijdig schoolver
laten in het lbo, mavo, havo
en vwo" meent toch dat we de
strijd niet mogen opgeven. Te
veel kinderen, vooral uit de
lagere milieus, worden de
dupe van het bestaande sys
teem. Daar is iets tegen te
doen en dus moet dat ook
gebeuren. En dan niet over
tien of twintig Jaar, maar zo
gauw mogelijk. „We moeten
het verschijnsel van blijven
zitten, overplaatsen naar an
dere schooltypen en voortij
dig school verlaten de wereld
uit helpen", zegt Mooij.
Ton Mooij is medewerker van
het Instituut voor Toegepaste
Sociologie te Nijmegen en in
overleg met enkele collega's
heeft hij het rapport over uit
vallers geschreven. Twee Jaar
geleden had de Algemene
Bond van Onderwijzend Per
soneel op zo'n onderzoek aan
gedrongen. Dank zij een sub
sidie van de Stichting voor
Onderzoek van het Onderwijs
ligt nu een eerste verkenning
op tafel. Verder onderzoek zal
nodig zijn om er achter te ko
men wat er in de praktijk te
gen is te doen.
Ton Mooij heeft eerst op een
rij gezet wat er allemaal over
dit onderwerp bekend is. Een
van de publikaties die hij
noemt is het elf Jaar geleden
verschenen boek „Opstaan te
gen het zittenblijven" van dr
K. Doornbos. Daarin wordt
als voornaamste oorzaak van
alle misère het zogenaamde
„leerstof-J aarklassen-sy
steem" aangewezen. Een hele
mond vol, maar de bedoeling
is duidelijk. Doornbos wilde
er mee aangeven dat van kin
deren van gelijke leeftijd (de
zelfde Jaarklas) wordt ver
wacht dat zij ongeveer in de
zelfde tijd dezelfde leerstof
doorwerken. Omdat de capa
citeiten van kinderen nogal
uiteen lopen, levert dat altijd
problemen op. De koplopers
gaan zich vervelen, de achter
blijvers raken steeds meer
achterop.
Standaard«—»
Je zult maar een van die ach
terblijvers zijn. Het betekent
dat je voortdurend wordt af
gemeten aan een standaard
waaraan je zelden of nooit
zult kunnen voldoen. Mis
schien aait de meester Je wel
eens over je bol, omdat je
goed Je best hebt gedaan.
Maar het resultaat blijft on
voldoende. Dat hou je niet
lang vol. De moed zakt je in de
schoenen, je gaat steeds meer
twijfelen aan eigen kunnen en
ten slotte leg Je Je neer bij het
gegeven dat je te stom bent
voor die school. Je enige
troost Is dat er nog meer kin
deren zijn die met dit pro
bleem tobben. Zo kunnen
groepjes ontstaan waarin een
„anti-school-klimaat" heerst
Die rotschool krijgt van alles
de schuld. En als het eenmaal
zo ver is, wordt het voor de
school helemaal moeilijk de
neerwaartse spiraal om te
buigen.
Wie tenslotte zonder diploma
de school verlaat hoeft niet te
rekenen op een warm onthaal
op de arbeidsmarkt Je mag
blij zijn als Je een baantje
vindt, want veel keus heb Je
niet als Je na tien Jaar onder
wijs „ongeschoold" de maat
schappij in komt. Dat zal veel
van deze Jongeren nauwelijks
verbazen: in een verhoudings
gewijs groot aantal gevallen
komen werkloze Jongeren uit
gezinnen waar werkloosheid
al een bekend verschijnsel is.
Daarmee is de cirkel dan
rond. De sociaal-economische
achterstand wordt via het on
derwijs overgedragen van de
ene generatie op de volgende.
Het milieu speelt kennelijk
een doorslaggevende rol bij
het schoolsucces van kinde
ren. Ouders met een hogere
opleiding en een goede baan
kunnen hun kinderen beter
voorbereiden op de eisen die
het onderwijs stelt. Arbeiders
kinderen hebben dat voordeel
niet en vallen op school eerder
uit de boot. Vanaf het begin
hebben ze een achterstand en
slechts enkelen slagen erin
deze in te lopen. Eén cijfer is
voldoende om dat aan te to
nen: in 1977 ging negentig pro
cent van de kinderen uit de
hogere milieus naar mavo-ha-
vo-vwo; van de arbeiderskin
deren slechts vijftig procent.
Als Je alleen naar het vwo
kijkt, is die verhouding nog
veel schever.
Kwetsbaar»»—
Kinderen uit lagere inko
mensgroepen zijn dus extra
kwetsbaar in ons schoolsys
teem. maar zij zijn niet de
enigen die de nadelen ervan
ondervinden. Blijven zitten,
uitstroom naar lagere school
typen en voortijdig schoolver
laten komen, zoals gezegd, op
veel grotere schaal voor. Op
de lagere school lijkt het alle
maal nog iets mee te vallen
doordat het blijven zitten iets
is teruggedrongen. Maar in
het voortgezet onderwijs slaat
de negatieve selectie des te
harder toe. De ln 1968 inge
voerde mammoetwet heeft
daar niets aan veranderd. Uit
de bewerking van CBS-ciJfers
over de schoolbevolking in
het jaar 1975/76 haalt Ton
Mooij de volgende feiten naar
voren:
Van alle Jongens in brug
klassen mavo-havo-vwo blijft
ruim elf procent zitten (meis
jes acht procent) en ruim vijf
procent wordt doorverwezen
naar een lager schooltype
(meisjes vier procent).
Van alle Jongens en meis
jes die met vwo beginnen,
haalt ongeveer eenderde nooit
de eindstreep.
Van alle leerlingen die met
havo beginnen haalt ongeveer
dertig procent nooit de eind
streep.
Van alle leerlingen in het
lager beroepsonderwijs haalt
28 procent nooit de eind
streep.
Van alle leerlingen op de
mavo haalt ongeveer twintig
procent nooit de eindstreep.
In mavo-havo-vwo worden
zwakke leerlingen in groten
getale verwezen naar lagere
schooltypen; ongeveer tien
procent haalt geen enkel
diploma.
In het lager beroepsonder
wijs is de uitstroom naar be
neden haast niet meer moge
lijk. Wie hier faalt, zal meestal
zonder diploma van school
gaan: 17 procent van de Jon
gens en 19 procent van de
meisjes eindigt hier als uit
valler.
Over de oorzaken van dit af
stotingsproces is inmiddels
genoeg gezegd. Wat valt eraan
te doen?
Middenschool»»
Ton Mooij zoekt de oplossing
op verschillende fronten tege
lijk. Allereerst bepleit hij een
verbetering van het school
systeem. De leerstof moet ver
deeld worden in kleine partjes
die elke leerling in zijn eigen
tempo kan afwerken en er
moet een meer vloeiende over
gang komen van lager naar
voortgezet onderwijs. De in
deling in verschillende school
typen (mavo-havo-vwo-lbo)
blijkt in teveel gevallen niet te
kloppen. Drie van de tien leer
lingen komen in het verkeerde
hokje terecht of halen geen
diploma. Het is dan beter de
schotjes tussen die hokken
weg te halen. Vrij vertaald: we
moeten de kant van de mid
denschool op.
Maar een verandering van het
schoolsysteem heeft weinig
effect als het onderwijs zelf
niet verandert. In plaats van
het systeem van de leerstof-
Ja ar klassen moeten we een
vorm van onderwijs scheppen
die aansluit bij de zeer uiteen
lopende capaciteiten van de
leerling. Binnen dezelfde klas
moeten leerlingen in verschil
lend tempo en op verschillend
niveau kunnen werken.
Daarnaast is extra aandacht
nodig voor de zwakkere leer
lingen. Alleen dan kan worden
voorkomen dat ze nog verder
achterop raken. Door positie
ve discriminatie van kinderen
met slechte startkansen kun
nen die verschillen worden
beperkt.
Ton Mooij is niet erg optimis
tisch over de haalbaarheid
van deze en andere voorstel
len. Onze maatschappij heeft
kennelijk belang bij het voort
bestaan van een groep uitval
lers, zegt hij, en dat zal niet
een, twee, drie veranderen.
Steun in de rug—
Maar helemaal hopeloos is het
niet. Als de hervorming van
Illustratie Mare Terstroet
het onderwijs gepaard zou
gaan met verkleining van de
klassen (en dat kan nu het
aantal leerlingen afneemt),
zouden de leraren makkelij
ker te winnen zijn voor verbe
teringen. „Ook voor docenten
is het ontmoedigend om te
zien dat hun inspanningen
voor zwakke leerlingen zo
vaak op niets uitlopen. Daar
om ben ik blij dat het initia
tief tot dit onderzoek Juist van
een van de grote onderwijs
bonden is gekomen. Ze willen
wel veranderen, maar dan
moet men hun wel de midde
len aanreiken. Vooral scholen
in arbeiderswijken en scholen
met veel buitenlandse kinde
ren verdienen meer steun in
de rug van de overheid."
Dat betekent niet dat de do
centen moeten afwachten tot
dat de overheid over de brug
komt. Ton Mooij hoopt dat zij
de beperkte mogelijkheden
die er binnen het bestaande
systeem zijn, zullen aangrij
pen om het onderwijs meer
aan te passen bij de mogelijk
heden van de individuele leer
ling. HIJ begrijpt best dat dit
een hondsmoeilijk karwei is.
Maar het moet mogelijk zijn
de school zo ln te richten dat
kinderen hun zelfvertrouwen
behouden en na tien Jaar leer
plicht tenminste iets be
reiken.
door Huub Elzerman
Halverwege het telefoongesprek begreep de
psychiater dat hij tegen een muur sprak. „U stelt
mij voor problemen," zei hij. „Wat moet ik met die
jongen aan? Wat ons betreft kan hij uit de
inrichting worden ontslagen, maar er moet wel een
opvangmogelijkheld zijn. Hij is toch al vaker in uw
tehuis geweest? Waarom kan dat nu niet meer?"
„Dat is het juist," klonk het aan de andere kant,
„hij is hier al vaak geweest, maar het is steeds het
zelfde liedje. Na een tijdje grijpt hij weer naar de
drugs, hij flipt, wordt opgenomen en na zijn ontslag
staat hij hier weer op de stoep. Zijn aanwezigheid in
het tehuis roept bij het personeel en de
mede-bewoners te veel spanningen op en vooral zijn
gedragingen doen dat. We kunnen hem hier echt
niet meer hebben."
De psychiater gaf zijn pogingen op. Dirk de
jongen om wie het ging was inderdaad moeilijk,
voor zichzelf en voor zijn omgeving. Problemen die
hij had. loste hij op met regelmatig druggebruik en
dan ging het van kwaad tot erger. Uiteindelijk
moest er naar het middel van de psychiatrische
opname worden gegrepen om hem weer wat op te
lappen. Maar dat hield dus maar tijdelijk. Hoewel
hij met zijn volledige WAO-uitkering een
zelfstandig bestaan zou kunnen leiden, was er
buiten de inrichting toch de begeleiding van een
tehuis nodig. Maar dat tehuis was er niet. Hoe de
psychiater ook zocht naar een geschikt onderdak
voor Dirk; hij vond niets. Oeen enkel tehuis voelde
er voor om dé zorg over een lastige, chronische
druggebruiker op zich te nemen en bij gebrek aan
een goede opvangmogelijkheld trok Dirk na zijn
ontslag uit de inrichting weer bij zijn ouders ln.
Niemand had veel vertrouwen in die oplossing en
niemand keek verwonderd op toen de situatie naar
verloop van tijd onhoudbaar werd. Door zijn
verblijf in de ouderlijke woning laaiden de
spanningen hoog op, zowel bij Dirk als bij zijn
ouders. Op advies van de maatschappelijke
werkster en de behandelend psychiater verhuisde
hij naar een zelfstandige woning.
Nu biedt de algemene arbeidsongeschiktheidswet
aan iedereen die in Nederland woont recht op
„voorzieningen, die strekken tot behoud, herstel of
bevordering van de arbeidsgeschiktheid" en op
voorzieningen, die „dienen tot verbetering van de
levensomstandigheden".
„Dat ls een prima regeling," redeneerde Dirk, „want
mijn verhuizing komt mijn geschiktheid tot werken
vast ten goede en als dat niet het geval is zullen
mijn levensomstandigheden zeker verbeteren, want
thuis ging het echt niet meer. Kortom, ik vraag op
grond van de AAW een verhulsvergoeding aan." De
redenering van Dirk ontving bij de
bedrijfsvereniging maar weinig bijval.
„Het is Juist," zeiden de sociale
verzekeringsmannen, „dat de AAW dit soort
vergoedingen kent (de verhuls- en
herinrichtingsregeling wordt inmiddels uitgevoerd
door het ministerie van volkshuisvesting). Maar
voor zo'n vergoeding komen slechts in aanmerking
die extra kosten, die door de betrokkene ln verband
met ziekte of gebrek zijn gemaakt. Dat Dirk de
ouderlijke woning verlaat om zelfstandig te gaan
wonen, is zijn goed recht, maar dat geldt voor elke
Jongeman van zijn leeftijd. Iedereen die het
ouderlijke huls verlaat, zal dergelijke
verhuiskosten moeten makea Deze verhuizing
komt dus niet voor vergoeding in aanmerking. De
Raad van Beroep, waartoe Dirk zich wendde, stelde
de bedrijfsvereniging in het gelijk. Dirk wenste zich
daar evenwel niet bij neer te leggen en hij legde zijn
zaak voor aan de Centrale Raad van Beroep. Daar
kwam allereerst het wetboek op tafel. Mocht de
rechter over deze weigering van de
bedrijfsvereniging een uitspraak doen? Het
antwoord liet geen ruimte voor twijfel:
„De rechter is bevoegd te beoordelen of gehele of
gedeeltelijke afwijzing door de bedrijfsvereniging
van een verzoek door of vanwege de
belanghebbende tot het in aanmerking brengen
voor voorzieningen in overeenstemming is met de
redelijkheid," luidt artikel 57 lid zes van de AAW.
„In het algemeen," redeneerde de centrale raad, „ls
afwijzing van een verzoek om verhuiskosten niet in
overeenstemming met de redelijkheid wanneer de
woonomstandigheden de gezondheid zo schadelijk
beïnvloeden, dat van de betrokkene ln redelijkheid
niet kan worden verwacht dat hij in die woning
blijft wonen. Als er behalve schade aan de
gezondheid nog andere factoren aan de verhuizing
bijdragen dan zijn die factoren van bijkomstige
aard."
Volgens de bedrijfsvereniging hield de verhuizing
van Dirk géén verband met ziekte of gebrek. De
verhulsvergoeding werd geweigerd op grond van
het feit dat iedereen, die op een gegeven moment
het ouderlijk huis verlaat, voor de verhuiskosten
moet opdraaien. Het ging dus om heel gebruikelijke
kosten.
De centrale raad kon dit standpunt niet delen. De
bedrijfsvereniging ontkende dan wel dat er
medische reden voor de verhuizing waren, maar op
wiens advies was Dirk verhuisd? Lag er geen advies
van de maatschappelijke werkster èn van de
psychiater? In het rapport van die psychiater kwam
de volgende conclusie voor: „BIJ de verhuizing van
Dirk zijn medische factoren van doorslaggevend
gewicht geweest." En die conclusie werd nog eens
versterkt door de vaststelling van de psychiater dat
de conditie van Dirk na de verhuizing verbeterde.
Het wegvallen van de spanningen thuis deed hem
goed.
Bij het nemen van haar beslissing hééft de
bedrijfsvereniging kennelijk gedacht aan een
verhuizing van een jongeman, die het met zijn
ouders niet kan vinden en die zijn vrijheid wil
hebben, maar hier is sprake van een wenselijk
andere situtatie," oordeelde de centrale raad. De
rechters vonden de afwijzing van de
verhulsvergoeding niet ln overeenstemming met de
redelijkheid. Ook de bedrijfsvereniging was
overigens al op haar schreden teruggekeerd
Tijdens de rechtzitting gaven de sociale
verzekeringsmannen toe. dat de
Gemeenschappelijke Medische Dienst Inmiddels
een gewijzigd advies had uitgebracht. In dat advies
was de medische indicatie van de verhuizing wel
degelijk erkend. „Op grond van de verhuls- en
herinrichtingsregeling zullen we contact opnemen
met het gemeentebestuur," meldden de sociale
verzekeringsmannen. „De vraag welke Instantie de
verhuiskosten van Dirk zal betalen, staat niet tér
discussie. Er moet eerst maar een andere beslissing
worden genomen," liet de centrale raad nog weten.
Dirk dacht er precies zo over. Het kon hem niets
schelen welke instantie uiteindelijk over de brug
moest komen, als er maar één kwam.
Er wordt wat afgedraaid in ons
vaderlandje vandaag de dag!
Wie volgens een dienstrooster
moet werken en met zijn tijd
meegaat, 'doet' of 'vervult' zijn
diensten al lang niet meer, nee,
hij 'draait' ze. Heel wat mensen
'draaien' mee ln het verband van
een vereniging een club of een
werkgroep en zelfs kun Je uit hun
mond vernemen met hoeveel
animo ze zo'n club 'draaien'
(waarbij 'club' dus tot lijdend
voorwerp verheven of gedegra
deerd en 'draaien' overgankelijk
geworden is). Dat 'draaien' ls een
van de woorden die een flink
eind op drift geraakt zijn, verwij
derd van hun oorspronkelijke
betekenis. Afgelopen zondag
kon je horen hoe ook een Tweede
Kamerlid zich van het woord ln
deze eigentijdse betekenis be
diende: de CDA'er dr S. Faber
vertelde de radioluisteraars dat
de drie antl-revolutionare verte
genwoordigers ln de program-
commissie van het CDA 'weer
volop en energiek meedraaien'
nu ze hadden kennisgenomen
van een verklaring van de vier
CDA-voorzltters.
Het zou aardig zijn als Je een blik
in de toekomst kon werpen en
kon zien of dit wonderlijke ge
draai bestand zal blijken tegen
de schavende werking van de
tijd. In de taal bloeien immers
heel wat aardigheidjes maar
éven op en voor veel afschuwe
lijkheden geldt gelukkig hetzelf
de: na een poosje kent of vindt
men, om woorden uit de oude
psalmberijming te gebruiken,
hun standplaats zelfs niet meer.
Zo schreef Iemand ln de jaren
dertig eens spottend over het
woord 'nopens' dat een deftige
maar ijverige ambtenaar van
een van de 'Indische' departe
menten in het toenmalige Bata
via uit stoffige boeken en archie
ven opgediept had. De man
kwam zo onder de Indruk van
dat mooie oude woord dat hij het
in ere herstelde en zijn voorbeeld
vond ruime navolging Zo geviel
het dat ln dat tropische stuk
Nederland aan het andere einde
van de wereld het plotseling een
al 'nopens' was wat de ambtelij
ui ucii inn „nul wat een m;
waardig is". Zou men niet burgerlijk, ontdaan van a!
de negatieve associaties, waarmede nijd en hoogmoed
(want die zijn het tenslotte) liet woord beladen
hebben, weer eenvoudig kunnen opvatten als ,,al waf
tot het stedelijk leven behoort" Men zou zich dan
l" •—•cci-hJon lmnni»n Hor»nmiron •'-* 1
Uit professor dr. J. Huizinga's brochure 'Nederlands geestesmerk'
(1934)
ke klokken sloegen. Dat
'bloempje' is weliswaar niet hele
maal uitgeroeid, een enkele ij
deltuit wil er zijn geestesproduk-
ten nog wel eens wat gewicht
door geven, maar van een plaag
kun Je nu toch niet meer
spreken.
De man die het lege en IJdele
gepronk pret die oude term aan
de kaak stelde, hekelde ook het
overdadig gebruik, vooral in ge
reformeerde kringen, van andere
modewoorden. Hij had geconsta
teerd dat velen ineens bezorgd
bleken over de 'verscheurdheid'
van ons leven en de 'gebroken
heid' van ons bestaan. Ook
kwam hij te pas en te onpas de
woorden 'levensgang', 'levens-
spanning' en 'levenshouding' te
gen en het bleek hem dat het
woord 'bezinning' een geheel ei
gen sfeer om zich heen had ge
kregen. 'Oecoquetteer met woor
den waaronder geen klankbo
dem meer is." mopperde onze
criticus, die. zo hij nu nog om
zich heen had kunnen kijken,
zeker ruime stof voor nieuwe
fulminades gevonden zou
hebben
Er waren er in de Jaren dertig
méér die zich bezorgd maakten
over het feit dat veel woorden zo
waren vergroeid. De bekende
historicus professor J Hukzinga
wees ln dit verband op de woor
den 'liberaal' en 'burgerlijk', die
wel érg ver van hun eigenlijke
betekenis (verhand houdende
achtereenvolgens met vrijheid
en met het stedelijk leven) waren
weggeslagen. Huizlnga vond de
tijd rijp voor een 'afwasschlng
der termen', hij wilde ze 'op een
rijtje zetten voor een groote
schoonmaak om sommige
als kapot of versleten in het
aschvat te werpen, andere gron
dig te reinigen van het stof en
het vuil dat eraan kleeft'.
Wellicht heeft Huizlnga ook ge
dacht aan de woorden 'progres
sief en 'conservatief', woorden
die een Jaar of wat later, toen
vlak na de Duitse inval de 'ver-
nleuwings'-gcdachten in en bui
ten de Nederlandsche Unie welig
tierden, weer een grote rol gin
gen spelen. Velen die vóór ver
nieuwing en tégen herstel van
het oude partijwezen waren
noemden zich 'progressief' An
deren waren ln hun ogen 'conser
vatief'. De socialist dr H. B. Wlar-
dl Beekman, later in de oorlog in
een Duits kamp omgekomen,
nam tegen deze gedachten fel
stelling in een rede die hij ln de
zomer van 1940 zou uitspreken.
De bezetter verbood de bijeen
komst, maar Wlar dl Beekman*
toespraak kon mét die van de
professoren Paul 8cholten en mr
B M. Telders nog ln druk ver
schijnen 'Als het dan conserva
tief moet heeten ook ln de tegen
woordige omstandigheden de
overtuiging te belijden die men
voor den tienden Mei na rijpe
overweging had verworven
dan stellen wij daar een eer in',
aldus Wiardl Beekman.
Misschien heeft Huizlnga ook
wel gedacht aan het woord 'de
mocratie'. oorspronkelijk "volks
regering' betekenende, maar
langzamerhand, althans in onze
westelijke landen, staande voor
ongeveer alles ln onze samenie^
vlngs- en regeringsvorm waarbij
vrijheid, gelijkwaardigheid en
redelijke mogelijkheden tot ont
plooiing van de menselijke per
soonlijkheid ln het geding zijn.
Trieste herinnering, hoe Colljn
die democratie Juist ln de zomer
van 1940 aanklaagde een teveel
aan democratie als de ziekte
kiem die tot haar 'stervensnood'
en haar 'begrafenis' leidden. En
dat met de bezetters net in ons
land!