Falen vanaf de eerste schooldag Drugs Draaien is in de mode ISOCIAAL BERECHT! ZATERDAG 2 FEBRUARI 1980 TROUW/KWARTET 15 I BINNENLAND opleiding voor voortgezet onderwijs zonder diploma. Nog verontrustender is het feit, dat een groot gedeelte van die voortijdige schoolverlaters bestaat uit kinderen die vanaf de eerste schooldag worden geconfronteerd met hun eigen falen. Voor verontrustende verschijnselen in onze samenleving gebruiken we vaak buitenlandse woorden om zo een versluierend effect aan te kunnen brengen. Drop-out is zo'n buitenlands woord. Een Nederlands woord is uitval: dertigduizend kinderen per jaar verlaten een door Piet Hagen NIJMEGEN Van elke honderd kinderen die naar het voortgezet on derwijs gaan, zullen on geveer dertig het gestel de doel nooit bereiken. Vroeg of laat zullen ze door worden verwezen naar een lager schoolty pe, of ze zullen het on derwijs zonder diploma verlaten. Deze laatste Kroep de voor tijdige schoolverlaters be staat voor een groot deel uit kinderen die vanaf de eerste dag op school zijn geconfron teerd met hun eigen falen. Zij presteerden minder dan ande ren, al gauw raakten ze ach terop, ze doubleerden, werden naar een andere school ge stuurd en het onverbiddelijke einde van de afvalrace was dan zonder diploma van school af. Het aantal uitval lers zonder diploma is onrust barend groot: meer dan der tigduizend per jaar (1976). Het is een ontmoedigend ver haal. dat in grote lijnen al lang bekend is. Je kunt het verschijnsel van de uitval een mooie Engelse naam geven: drop-out, je kunt er nog eens een dik onderzoeksrapport te gen aan gooien, je kunt voor stellen doen ter verbetering, maar of het zal helpen, is de vraag. Ton Mooij, schrijver van het rapport „Probleem-analyse van het voortijdig schoolver laten in het lbo, mavo, havo en vwo" meent toch dat we de strijd niet mogen opgeven. Te veel kinderen, vooral uit de lagere milieus, worden de dupe van het bestaande sys teem. Daar is iets tegen te doen en dus moet dat ook gebeuren. En dan niet over tien of twintig Jaar, maar zo gauw mogelijk. „We moeten het verschijnsel van blijven zitten, overplaatsen naar an dere schooltypen en voortij dig school verlaten de wereld uit helpen", zegt Mooij. Ton Mooij is medewerker van het Instituut voor Toegepaste Sociologie te Nijmegen en in overleg met enkele collega's heeft hij het rapport over uit vallers geschreven. Twee Jaar geleden had de Algemene Bond van Onderwijzend Per soneel op zo'n onderzoek aan gedrongen. Dank zij een sub sidie van de Stichting voor Onderzoek van het Onderwijs ligt nu een eerste verkenning op tafel. Verder onderzoek zal nodig zijn om er achter te ko men wat er in de praktijk te gen is te doen. Ton Mooij heeft eerst op een rij gezet wat er allemaal over dit onderwerp bekend is. Een van de publikaties die hij noemt is het elf Jaar geleden verschenen boek „Opstaan te gen het zittenblijven" van dr K. Doornbos. Daarin wordt als voornaamste oorzaak van alle misère het zogenaamde „leerstof-J aarklassen-sy steem" aangewezen. Een hele mond vol, maar de bedoeling is duidelijk. Doornbos wilde er mee aangeven dat van kin deren van gelijke leeftijd (de zelfde Jaarklas) wordt ver wacht dat zij ongeveer in de zelfde tijd dezelfde leerstof doorwerken. Omdat de capa citeiten van kinderen nogal uiteen lopen, levert dat altijd problemen op. De koplopers gaan zich vervelen, de achter blijvers raken steeds meer achterop. Standaard«—» Je zult maar een van die ach terblijvers zijn. Het betekent dat je voortdurend wordt af gemeten aan een standaard waaraan je zelden of nooit zult kunnen voldoen. Mis schien aait de meester Je wel eens over je bol, omdat je goed Je best hebt gedaan. Maar het resultaat blijft on voldoende. Dat hou je niet lang vol. De moed zakt je in de schoenen, je gaat steeds meer twijfelen aan eigen kunnen en ten slotte leg Je Je neer bij het gegeven dat je te stom bent voor die school. Je enige troost Is dat er nog meer kin deren zijn die met dit pro bleem tobben. Zo kunnen groepjes ontstaan waarin een „anti-school-klimaat" heerst Die rotschool krijgt van alles de schuld. En als het eenmaal zo ver is, wordt het voor de school helemaal moeilijk de neerwaartse spiraal om te buigen. Wie tenslotte zonder diploma de school verlaat hoeft niet te rekenen op een warm onthaal op de arbeidsmarkt Je mag blij zijn als Je een baantje vindt, want veel keus heb Je niet als Je na tien Jaar onder wijs „ongeschoold" de maat schappij in komt. Dat zal veel van deze Jongeren nauwelijks verbazen: in een verhoudings gewijs groot aantal gevallen komen werkloze Jongeren uit gezinnen waar werkloosheid al een bekend verschijnsel is. Daarmee is de cirkel dan rond. De sociaal-economische achterstand wordt via het on derwijs overgedragen van de ene generatie op de volgende. Het milieu speelt kennelijk een doorslaggevende rol bij het schoolsucces van kinde ren. Ouders met een hogere opleiding en een goede baan kunnen hun kinderen beter voorbereiden op de eisen die het onderwijs stelt. Arbeiders kinderen hebben dat voordeel niet en vallen op school eerder uit de boot. Vanaf het begin hebben ze een achterstand en slechts enkelen slagen erin deze in te lopen. Eén cijfer is voldoende om dat aan te to nen: in 1977 ging negentig pro cent van de kinderen uit de hogere milieus naar mavo-ha- vo-vwo; van de arbeiderskin deren slechts vijftig procent. Als Je alleen naar het vwo kijkt, is die verhouding nog veel schever. Kwetsbaar»»— Kinderen uit lagere inko mensgroepen zijn dus extra kwetsbaar in ons schoolsys teem. maar zij zijn niet de enigen die de nadelen ervan ondervinden. Blijven zitten, uitstroom naar lagere school typen en voortijdig schoolver laten komen, zoals gezegd, op veel grotere schaal voor. Op de lagere school lijkt het alle maal nog iets mee te vallen doordat het blijven zitten iets is teruggedrongen. Maar in het voortgezet onderwijs slaat de negatieve selectie des te harder toe. De ln 1968 inge voerde mammoetwet heeft daar niets aan veranderd. Uit de bewerking van CBS-ciJfers over de schoolbevolking in het jaar 1975/76 haalt Ton Mooij de volgende feiten naar voren: Van alle Jongens in brug klassen mavo-havo-vwo blijft ruim elf procent zitten (meis jes acht procent) en ruim vijf procent wordt doorverwezen naar een lager schooltype (meisjes vier procent). Van alle Jongens en meis jes die met vwo beginnen, haalt ongeveer eenderde nooit de eindstreep. Van alle leerlingen die met havo beginnen haalt ongeveer dertig procent nooit de eind streep. Van alle leerlingen in het lager beroepsonderwijs haalt 28 procent nooit de eind streep. Van alle leerlingen op de mavo haalt ongeveer twintig procent nooit de eindstreep. In mavo-havo-vwo worden zwakke leerlingen in groten getale verwezen naar lagere schooltypen; ongeveer tien procent haalt geen enkel diploma. In het lager beroepsonder wijs is de uitstroom naar be neden haast niet meer moge lijk. Wie hier faalt, zal meestal zonder diploma van school gaan: 17 procent van de Jon gens en 19 procent van de meisjes eindigt hier als uit valler. Over de oorzaken van dit af stotingsproces is inmiddels genoeg gezegd. Wat valt eraan te doen? Middenschool»» Ton Mooij zoekt de oplossing op verschillende fronten tege lijk. Allereerst bepleit hij een verbetering van het school systeem. De leerstof moet ver deeld worden in kleine partjes die elke leerling in zijn eigen tempo kan afwerken en er moet een meer vloeiende over gang komen van lager naar voortgezet onderwijs. De in deling in verschillende school typen (mavo-havo-vwo-lbo) blijkt in teveel gevallen niet te kloppen. Drie van de tien leer lingen komen in het verkeerde hokje terecht of halen geen diploma. Het is dan beter de schotjes tussen die hokken weg te halen. Vrij vertaald: we moeten de kant van de mid denschool op. Maar een verandering van het schoolsysteem heeft weinig effect als het onderwijs zelf niet verandert. In plaats van het systeem van de leerstof- Ja ar klassen moeten we een vorm van onderwijs scheppen die aansluit bij de zeer uiteen lopende capaciteiten van de leerling. Binnen dezelfde klas moeten leerlingen in verschil lend tempo en op verschillend niveau kunnen werken. Daarnaast is extra aandacht nodig voor de zwakkere leer lingen. Alleen dan kan worden voorkomen dat ze nog verder achterop raken. Door positie ve discriminatie van kinderen met slechte startkansen kun nen die verschillen worden beperkt. Ton Mooij is niet erg optimis tisch over de haalbaarheid van deze en andere voorstel len. Onze maatschappij heeft kennelijk belang bij het voort bestaan van een groep uitval lers, zegt hij, en dat zal niet een, twee, drie veranderen. Steun in de rug— Maar helemaal hopeloos is het niet. Als de hervorming van Illustratie Mare Terstroet het onderwijs gepaard zou gaan met verkleining van de klassen (en dat kan nu het aantal leerlingen afneemt), zouden de leraren makkelij ker te winnen zijn voor verbe teringen. „Ook voor docenten is het ontmoedigend om te zien dat hun inspanningen voor zwakke leerlingen zo vaak op niets uitlopen. Daar om ben ik blij dat het initia tief tot dit onderzoek Juist van een van de grote onderwijs bonden is gekomen. Ze willen wel veranderen, maar dan moet men hun wel de midde len aanreiken. Vooral scholen in arbeiderswijken en scholen met veel buitenlandse kinde ren verdienen meer steun in de rug van de overheid." Dat betekent niet dat de do centen moeten afwachten tot dat de overheid over de brug komt. Ton Mooij hoopt dat zij de beperkte mogelijkheden die er binnen het bestaande systeem zijn, zullen aangrij pen om het onderwijs meer aan te passen bij de mogelijk heden van de individuele leer ling. HIJ begrijpt best dat dit een hondsmoeilijk karwei is. Maar het moet mogelijk zijn de school zo ln te richten dat kinderen hun zelfvertrouwen behouden en na tien Jaar leer plicht tenminste iets be reiken. door Huub Elzerman Halverwege het telefoongesprek begreep de psychiater dat hij tegen een muur sprak. „U stelt mij voor problemen," zei hij. „Wat moet ik met die jongen aan? Wat ons betreft kan hij uit de inrichting worden ontslagen, maar er moet wel een opvangmogelijkheld zijn. Hij is toch al vaker in uw tehuis geweest? Waarom kan dat nu niet meer?" „Dat is het juist," klonk het aan de andere kant, „hij is hier al vaak geweest, maar het is steeds het zelfde liedje. Na een tijdje grijpt hij weer naar de drugs, hij flipt, wordt opgenomen en na zijn ontslag staat hij hier weer op de stoep. Zijn aanwezigheid in het tehuis roept bij het personeel en de mede-bewoners te veel spanningen op en vooral zijn gedragingen doen dat. We kunnen hem hier echt niet meer hebben." De psychiater gaf zijn pogingen op. Dirk de jongen om wie het ging was inderdaad moeilijk, voor zichzelf en voor zijn omgeving. Problemen die hij had. loste hij op met regelmatig druggebruik en dan ging het van kwaad tot erger. Uiteindelijk moest er naar het middel van de psychiatrische opname worden gegrepen om hem weer wat op te lappen. Maar dat hield dus maar tijdelijk. Hoewel hij met zijn volledige WAO-uitkering een zelfstandig bestaan zou kunnen leiden, was er buiten de inrichting toch de begeleiding van een tehuis nodig. Maar dat tehuis was er niet. Hoe de psychiater ook zocht naar een geschikt onderdak voor Dirk; hij vond niets. Oeen enkel tehuis voelde er voor om dé zorg over een lastige, chronische druggebruiker op zich te nemen en bij gebrek aan een goede opvangmogelijkheld trok Dirk na zijn ontslag uit de inrichting weer bij zijn ouders ln. Niemand had veel vertrouwen in die oplossing en niemand keek verwonderd op toen de situatie naar verloop van tijd onhoudbaar werd. Door zijn verblijf in de ouderlijke woning laaiden de spanningen hoog op, zowel bij Dirk als bij zijn ouders. Op advies van de maatschappelijke werkster en de behandelend psychiater verhuisde hij naar een zelfstandige woning. Nu biedt de algemene arbeidsongeschiktheidswet aan iedereen die in Nederland woont recht op „voorzieningen, die strekken tot behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid" en op voorzieningen, die „dienen tot verbetering van de levensomstandigheden". „Dat ls een prima regeling," redeneerde Dirk, „want mijn verhuizing komt mijn geschiktheid tot werken vast ten goede en als dat niet het geval is zullen mijn levensomstandigheden zeker verbeteren, want thuis ging het echt niet meer. Kortom, ik vraag op grond van de AAW een verhulsvergoeding aan." De redenering van Dirk ontving bij de bedrijfsvereniging maar weinig bijval. „Het is Juist," zeiden de sociale verzekeringsmannen, „dat de AAW dit soort vergoedingen kent (de verhuls- en herinrichtingsregeling wordt inmiddels uitgevoerd door het ministerie van volkshuisvesting). Maar voor zo'n vergoeding komen slechts in aanmerking die extra kosten, die door de betrokkene ln verband met ziekte of gebrek zijn gemaakt. Dat Dirk de ouderlijke woning verlaat om zelfstandig te gaan wonen, is zijn goed recht, maar dat geldt voor elke Jongeman van zijn leeftijd. Iedereen die het ouderlijke huls verlaat, zal dergelijke verhuiskosten moeten makea Deze verhuizing komt dus niet voor vergoeding in aanmerking. De Raad van Beroep, waartoe Dirk zich wendde, stelde de bedrijfsvereniging in het gelijk. Dirk wenste zich daar evenwel niet bij neer te leggen en hij legde zijn zaak voor aan de Centrale Raad van Beroep. Daar kwam allereerst het wetboek op tafel. Mocht de rechter over deze weigering van de bedrijfsvereniging een uitspraak doen? Het antwoord liet geen ruimte voor twijfel: „De rechter is bevoegd te beoordelen of gehele of gedeeltelijke afwijzing door de bedrijfsvereniging van een verzoek door of vanwege de belanghebbende tot het in aanmerking brengen voor voorzieningen in overeenstemming is met de redelijkheid," luidt artikel 57 lid zes van de AAW. „In het algemeen," redeneerde de centrale raad, „ls afwijzing van een verzoek om verhuiskosten niet in overeenstemming met de redelijkheid wanneer de woonomstandigheden de gezondheid zo schadelijk beïnvloeden, dat van de betrokkene ln redelijkheid niet kan worden verwacht dat hij in die woning blijft wonen. Als er behalve schade aan de gezondheid nog andere factoren aan de verhuizing bijdragen dan zijn die factoren van bijkomstige aard." Volgens de bedrijfsvereniging hield de verhuizing van Dirk géén verband met ziekte of gebrek. De verhulsvergoeding werd geweigerd op grond van het feit dat iedereen, die op een gegeven moment het ouderlijk huis verlaat, voor de verhuiskosten moet opdraaien. Het ging dus om heel gebruikelijke kosten. De centrale raad kon dit standpunt niet delen. De bedrijfsvereniging ontkende dan wel dat er medische reden voor de verhuizing waren, maar op wiens advies was Dirk verhuisd? Lag er geen advies van de maatschappelijke werkster èn van de psychiater? In het rapport van die psychiater kwam de volgende conclusie voor: „BIJ de verhuizing van Dirk zijn medische factoren van doorslaggevend gewicht geweest." En die conclusie werd nog eens versterkt door de vaststelling van de psychiater dat de conditie van Dirk na de verhuizing verbeterde. Het wegvallen van de spanningen thuis deed hem goed. Bij het nemen van haar beslissing hééft de bedrijfsvereniging kennelijk gedacht aan een verhuizing van een jongeman, die het met zijn ouders niet kan vinden en die zijn vrijheid wil hebben, maar hier is sprake van een wenselijk andere situtatie," oordeelde de centrale raad. De rechters vonden de afwijzing van de verhulsvergoeding niet ln overeenstemming met de redelijkheid. Ook de bedrijfsvereniging was overigens al op haar schreden teruggekeerd Tijdens de rechtzitting gaven de sociale verzekeringsmannen toe. dat de Gemeenschappelijke Medische Dienst Inmiddels een gewijzigd advies had uitgebracht. In dat advies was de medische indicatie van de verhuizing wel degelijk erkend. „Op grond van de verhuls- en herinrichtingsregeling zullen we contact opnemen met het gemeentebestuur," meldden de sociale verzekeringsmannen. „De vraag welke Instantie de verhuiskosten van Dirk zal betalen, staat niet tér discussie. Er moet eerst maar een andere beslissing worden genomen," liet de centrale raad nog weten. Dirk dacht er precies zo over. Het kon hem niets schelen welke instantie uiteindelijk over de brug moest komen, als er maar één kwam. Er wordt wat afgedraaid in ons vaderlandje vandaag de dag! Wie volgens een dienstrooster moet werken en met zijn tijd meegaat, 'doet' of 'vervult' zijn diensten al lang niet meer, nee, hij 'draait' ze. Heel wat mensen 'draaien' mee ln het verband van een vereniging een club of een werkgroep en zelfs kun Je uit hun mond vernemen met hoeveel animo ze zo'n club 'draaien' (waarbij 'club' dus tot lijdend voorwerp verheven of gedegra deerd en 'draaien' overgankelijk geworden is). Dat 'draaien' ls een van de woorden die een flink eind op drift geraakt zijn, verwij derd van hun oorspronkelijke betekenis. Afgelopen zondag kon je horen hoe ook een Tweede Kamerlid zich van het woord ln deze eigentijdse betekenis be diende: de CDA'er dr S. Faber vertelde de radioluisteraars dat de drie antl-revolutionare verte genwoordigers ln de program- commissie van het CDA 'weer volop en energiek meedraaien' nu ze hadden kennisgenomen van een verklaring van de vier CDA-voorzltters. Het zou aardig zijn als Je een blik in de toekomst kon werpen en kon zien of dit wonderlijke ge draai bestand zal blijken tegen de schavende werking van de tijd. In de taal bloeien immers heel wat aardigheidjes maar éven op en voor veel afschuwe lijkheden geldt gelukkig hetzelf de: na een poosje kent of vindt men, om woorden uit de oude psalmberijming te gebruiken, hun standplaats zelfs niet meer. Zo schreef Iemand ln de jaren dertig eens spottend over het woord 'nopens' dat een deftige maar ijverige ambtenaar van een van de 'Indische' departe menten in het toenmalige Bata via uit stoffige boeken en archie ven opgediept had. De man kwam zo onder de Indruk van dat mooie oude woord dat hij het in ere herstelde en zijn voorbeeld vond ruime navolging Zo geviel het dat ln dat tropische stuk Nederland aan het andere einde van de wereld het plotseling een al 'nopens' was wat de ambtelij ui ucii inn „nul wat een m; waardig is". Zou men niet burgerlijk, ontdaan van a! de negatieve associaties, waarmede nijd en hoogmoed (want die zijn het tenslotte) liet woord beladen hebben, weer eenvoudig kunnen opvatten als ,,al waf tot het stedelijk leven behoort" Men zou zich dan l" •—•cci-hJon lmnni»n Hor»nmiron •'-* 1 Uit professor dr. J. Huizinga's brochure 'Nederlands geestesmerk' (1934) ke klokken sloegen. Dat 'bloempje' is weliswaar niet hele maal uitgeroeid, een enkele ij deltuit wil er zijn geestesproduk- ten nog wel eens wat gewicht door geven, maar van een plaag kun Je nu toch niet meer spreken. De man die het lege en IJdele gepronk pret die oude term aan de kaak stelde, hekelde ook het overdadig gebruik, vooral in ge reformeerde kringen, van andere modewoorden. Hij had geconsta teerd dat velen ineens bezorgd bleken over de 'verscheurdheid' van ons leven en de 'gebroken heid' van ons bestaan. Ook kwam hij te pas en te onpas de woorden 'levensgang', 'levens- spanning' en 'levenshouding' te gen en het bleek hem dat het woord 'bezinning' een geheel ei gen sfeer om zich heen had ge kregen. 'Oecoquetteer met woor den waaronder geen klankbo dem meer is." mopperde onze criticus, die. zo hij nu nog om zich heen had kunnen kijken, zeker ruime stof voor nieuwe fulminades gevonden zou hebben Er waren er in de Jaren dertig méér die zich bezorgd maakten over het feit dat veel woorden zo waren vergroeid. De bekende historicus professor J Hukzinga wees ln dit verband op de woor den 'liberaal' en 'burgerlijk', die wel érg ver van hun eigenlijke betekenis (verhand houdende achtereenvolgens met vrijheid en met het stedelijk leven) waren weggeslagen. Huizlnga vond de tijd rijp voor een 'afwasschlng der termen', hij wilde ze 'op een rijtje zetten voor een groote schoonmaak om sommige als kapot of versleten in het aschvat te werpen, andere gron dig te reinigen van het stof en het vuil dat eraan kleeft'. Wellicht heeft Huizlnga ook ge dacht aan de woorden 'progres sief en 'conservatief', woorden die een Jaar of wat later, toen vlak na de Duitse inval de 'ver- nleuwings'-gcdachten in en bui ten de Nederlandsche Unie welig tierden, weer een grote rol gin gen spelen. Velen die vóór ver nieuwing en tégen herstel van het oude partijwezen waren noemden zich 'progressief' An deren waren ln hun ogen 'conser vatief'. De socialist dr H. B. Wlar- dl Beekman, later in de oorlog in een Duits kamp omgekomen, nam tegen deze gedachten fel stelling in een rede die hij ln de zomer van 1940 zou uitspreken. De bezetter verbood de bijeen komst, maar Wlar dl Beekman* toespraak kon mét die van de professoren Paul 8cholten en mr B M. Telders nog ln druk ver schijnen 'Als het dan conserva tief moet heeten ook ln de tegen woordige omstandigheden de overtuiging te belijden die men voor den tienden Mei na rijpe overweging had verworven dan stellen wij daar een eer in', aldus Wiardl Beekman. Misschien heeft Huizlnga ook wel gedacht aan het woord 'de mocratie'. oorspronkelijk "volks regering' betekenende, maar langzamerhand, althans in onze westelijke landen, staande voor ongeveer alles ln onze samenie^ vlngs- en regeringsvorm waarbij vrijheid, gelijkwaardigheid en redelijke mogelijkheden tot ont plooiing van de menselijke per soonlijkheid ln het geding zijn. Trieste herinnering, hoe Colljn die democratie Juist ln de zomer van 1940 aanklaagde een teveel aan democratie als de ziekte kiem die tot haar 'stervensnood' en haar 'begrafenis' leidden. En dat met de bezetters net in ons land!

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 15