Klopjes geen nonnen maar 'vrijgezellen Gods' Nationaal historisch centrum «laast Haags Centraal Station ^Omstreden grens Gezondheidsboeken over slaap, rug en kruiden L Snklqemeen rijksarchivaris mr Ribberink: Dit is het walhalla Molens 8 - H= NSDAG 29 JANUARI 1980 TROUW/KWARTET HS 11 I or Jac. Lelsz een weeïg paars kaftje is een boekje verschenen over de Klopjes in Twente. Het heet „Grote len en Kleine Sien" en werd geschreven door J. J. Grootenboer, die op meer dan overvloedige Ijze anderen citeert. Er is over deze vrouwtjes, deze half-religieuzen, deze merkwaardige Haan Tij gezellen Gods" namelijk nogal veel geschreven, en het blijft een boeiend onderwerp. De r*s. ingopjes hebben overigens niet alleen in het voor een deel zeer roomse Twente gewoond. jizenden klopjes waren er in het schottefleden in Nederland Onaangena- herinneringen had de jezuïet Van •urs. die in Nijmegen was geboren, tjkens een gedicht aan de klop uster Kaatje". Als hij er aan terug- merKai^kt met welk een jjZeren discipline hem het „tellen, spellen, bidden. Igen" bijbracht. ?n Haai aul n verzucht hij: !h. och! Wat heb ik vaak gedocht: at vaders jas mij passen mocht! Hissing, >k zie haar nog dle schoolmatres neepjesmuts en grijze bles. it spitsen neus en ronden bril el aardiger schreef Alberdingk ejijm over zijn klopje Helema Hille- gonda van den Berg uit Amsterdam: Zij leefde in 't zwart, en stierf in 't wit Bleef God en mensen dienen Nu staat dit klopjen in 't gelid naastThomas van Aquinen. Kloppen De klopjes hebben vele namen gehad. Kwezels werden ze ook genoemd, maar dat is toch meer Zuidneder lands. Geestelijke dochters is weer een andere naam. In het Latijn wer den ze onder meer vota filiae, filiae spiritualis en virgines deo devote ge noemd. In de kerkboeken van Losser heten ze dan ook devotisten. Grootenboer wijst de volksetymolo gische betekenis die algemeen ver spreid is af. als zouden de wijfjes via klopsignalen de gelovigen in het ge heim hebben opgeroepen in het ver borgene de mis bij te wonen. Zij wa ren er namelijk al vóór de Reforma tie. en dus ook voordat de calvinisten de katholieken verboden officieel hun godsdienst te praktizeren. Hij houdt het op de verklaring van Ph Rovenius. begin 1700 vicaris-generaal van het bisdom Deventer, die ook in Twente heeft gewerkt en die in zijn boek ..Res publica Christiana" deze vrouwtjes noemde „caeli pulsatri- ces", wat zoveel betekent als zij die bij de hemel aankloppen. Nonnen waren de klopjes niet. Ze komen dichtbij de begijnen, maar er Moeder Anna, destijds klop te Losser (Twente) blijft verschil. Ze legden geen kloos- derlijke omstandigheden, waarin zij tergelofte af en leidden een solistisch leven, mede bepaald door de uitzon- in Nederland in de zeventiende en de achttiende eeuw verkeerden. Eugenia Theissing, die er op promoveerde, omschreef ze aldus: „Klopjes zijn vrouwen, die ongehuwd en godvruch tig leven in deze wereld, gedeeltelijk, omdat zij dit leven hebben gekozen, gedeeltelijk omdat het gewone kloos terleven voor haar onmogelijk was in het land en in de tijd, waarin zij leven". Godsdienstopvoeding De in het zwart gehulde, sober gekle de klopjes hadden oorspronkelijk een godsdienstopvoedkundige taak. Zij leefden bij de pastorie, in een ult- bouwseltje van een boerderij, in een woninkje in het dorp, maar altijd in een piepklein huisje. Enkele van die huisjes bestaan nog. In Borne (Twen- tel zijn de laatste jaren een paar van die huisjes gerestaureerd. Celibaat was regel voor de klopjes. Bij wijze van hoge uitzondering was er wel eens een getrouwd. Maar zij verwaar loosde haar man. Mannelijke kloppen zijn er ook geweest, maar aanzienlijk minder. In 1932 is de laatste Twentse klop in Hengelo overleden. Tot de laatsten behoorden Grote Slen en Kleine Sien. Ze sloften door de dorpen, te waren voorwerpen van spot voor de Jeugd. Het bidden bij overledenen was nog een van de belangrijkste dingen, die aan hun vroegere status herinnerden. Vroeger hielpen zij de pastoor, res taureerden beelden, gaven cateche tisch onderricht aan de Jeugd. De Jezuïeten noemden hen „speurhon den naar wankelmoedigen en afge- dwaalden." Ze waren van grote bete kenis voor de roomse godsdienst. Maar dat was vóór de katholieke emancipatie in de vorige eeuw. Op het laatst kwam het er op neer dat ze nog slechts als goedkope arbeids kracht dienden, bij boeren enz. Heilig waren ze toch al nooit geweest, al hing er een geur van heiligheid om hen heen. maai- nu verlangden ze ster ker dan ooit naar alcohol. Grooten boer spreekt van „vergeten dramaat jes". Alleen de zeer sterken konden de afgang doorstaan en hebben niet naar verdovende middelen gegrepen. Grote Sien en Kleine Sien. Uitgave N.V. Smit, Hengelo. Met illustraties, 84 bladzijden, 19,50. n," Lai ldaar o B er, zwaï laan K>r Fred Lammers EN HAAG Het zal regel- atige bezoekers van het Al- >meen Rijksarchief onge- Vijfeld vergaan als mij, wan- ïer ze voor het eerst het euwe archiefgebouw aan de tins Willem Alexanderhof [nnenstappen. Onherroepe- jk komen dan de herinnerin- )n boven aan het imposante find aan het Bleyenburg met sombere, meestal propvol- studiezaal en de nauwe getjes in de eigenlijke ar- iefruimten, waar het verle- ?n van tal van eens bekende indgenoten op uitpuilende |kken was bijgezet. heb vaak gedacht: wat een decor >or een detectivefilm. Het archief- ïleis dat architect Sj. Schamhart éor 32 miljoen gulden naast het lagse Centraal Station heeft gerea- lerd is zo totaal anders, dat je je Taagt hoe het mogelijk is geweest t s n onder de omstandigheden zoals die aan het Bleyenburg waren gegroeid, nog te functioneren. Mr A. E. M. Ribberink. de algemeen rijksarchivaris, staat daar ook van te kijken. „In 1932 was het stadium be reikt. waarop het oude gebouw te klein was geworden. Sinds het begin van de jaren vijftig was er van een noodsituatie sprake. Met kunst en vliegwerk, vooral door archiefstuk ken elders op te slaan, hebben we geprobeerd de moeilijkheden op te lossen. Het laatste jaar was de toe stand catastrofaal, niet alleen voor de ambtenaren, ook voor bet publiek." Toen we in november tot tijdelijke sluiting van het archief overgingen in verband met de verhuizing, hadden we al 104 dagen het bordje ,vol' op de deur van de studiezaal moeten han gen. Dan was het ook echt vol. Vaak stonden er om kwart over acht al mensen op de stoep, terwijl we pas om negen uur open gaan. Zij wilden er zeker van zijn een plaatsje te krij gen. Als het enigszins kon zochten we als de veertig plaatsen, die we daar hadden, bezet waren naar uitwijkmo gelijkheden. Maar dat kon op het laatst ook niet meer, door dat onze et vaderlandse verleden bijgezet in met alle moderne snufjes Itgeruste archiefdepots. Mr. Ribberink .geen discountzaak. mensen bij wijze van spreken bij el kaar op schoot zaten. Hoe vervelend we het ook vonden; we moesten de mensen dan terugsturen, ook profes sor Huppeldepup, die er een reis van een paar uur voor had moeten maken om hier om half tien present te kun nen zijn." Schimmel Met het onderbrengen van de archie ven zelf was het eveneens «roevig gesteld. „Gelukkig zijn er geen echte rampen gebeurd, al scheelde dat soms niet veel, omdat de zolderetage lekte en de papieren in de kelder door vocht werden belaagd.- Als iemand bijvoorbeeld de jaargangen van Le Moniteur uit de periode 1789-1791, die daar lagen opgeslagen, wilde bekij ken moest eerst de schimmel er wor den afgeveegd. We wisten echter niet waar we die kranten, die een goed beeld geven van de gang van zaken rond de Franse revolutie, anders moesten bergen," vertelt mr Ribbe rink. Nu staan de Moniteurs keurig in het gelid op een van de elf etages van het nieuwe archiefgebouw in een ruimte, waar de temperatuur con stant zestien tot achttien graden be draagt. Dat is. hebben proeven uitge wezen. de meest ideale stand van de thermometer als het op het bewaren van papier aankomt. Half november begon de verhuizing van het Bleyenburg naar de Prins Willem Alexanderhof, een operatie die een jarenlange voorbereiding kostte. Als er iets uit de hand zou lopen, was de kans groot dat bepaal de papieren voor lange tijd onvind baar zouden zijn geworden. Nu de verhuizing grotendeels achter de rug is het archief is sinds kort ook weer open voor het publiek constateert mr Ribberink dat alles „feilloos" is verlopen. „We hebben niets aan het toeval overgelaten. Dat heb ik vroe ger in de jeugdbeweging geleerd. Als Je een kamp voorbereidde kwam je achteraf meestal tot de ontdekking dat je veel te veel had gedaan. Maar het liep dan gesmeerd en dat kan ik ook van deze verhuizing zeggen." Keulen Het stadsarchief in Keulen heeft voor een deel model gestaan voor het veel grotere gebouw dat in Den Haag tot stand is gekomen. Ondanks de grote ruimte is het geen massaal betonblok geworden, waarin bezoekers zich een beetje verloren voelen. Nergens zijn echt grote zalen. In de lichte studie zaal. waar plaats is voor 173 mensen, zijn met behulp van boekenkasten tal van kleinere eenheden tot stand ge bracht om te voorkomen dat bezoe kers zich in een soort fabriekshal wa nen. De grote hal op de begane grond beschikt over een riante expositiemo gelijkheid. De kaartenzaal en de bi bliotheek. waar respectievelijk plaats is voor dertig en veertig personen zijn volgens hetzelfde principe Ingericht. „De charme van dit gebouw is dat het een menselijke maat heeft. Er gaat iets warms van uit en dat is een facet dat we ook bij de dienstverlening aan de bezoekers willen laten doorwer ken. Ik kan mijn ambtenaren niet genoeg op het hart drukken dat ze nooit moeten vergeten dat ze hier met mensen te maken hebben. Het rijksarchief mag geen discountzaak worden maar de bezoeker die echt hulp behoeft moet die ook kunnen krijgen. Mensen mogen best eens met in onze ogen stomme vragen komen. Het gevaar dat de klant met kwalita tieve problemen tussen de wal en het schip gaat vallen, moeten we zoveel mogelijk zien te voorkomen," vindt mr Ribberink. Vermeldenswaard van het nieuwe ge bouw is het restauratieatelier, waar Het nieuwe gebouw van het Algemeen Rijksarchief aan de Prins Willem Alexanderhof in Den Haag is geen massaal betonblok geworden. Dlrk Kclelnf, binnenkort als eerste grote klus de onlangs uit de West overgebrachte documenten van het gouvernement onder handen zullen worden geno men. De archieven zijn onderge bracht in negentien depots, die alle maal met de modernste middelen te gen brand zijn beveiligd. Al verwacht mr Ribberink dat de groei van het rijksarchief, zowel kwalitatief als kwantitatief, de verwachtingen zal overtreffen, wat de ruimte aangaat kan men voorlopig vooruit in het nieuwe onderkomen, dat in het na- Jaar officieel zal worden geopend. „Het is hier voor ons het Walhalla Omdat het Iconografisch Bureau, het Centraal Bureau voor de genealogie, het Koninklijke Nederlands genoot schap voor geslacht- en wapenkunde en de rijksarchief school ook in dit gebouw zijn ondergebracht en de Ko ninklijke Bibliotheek naast ons druk bezig is met de nieuwbouw, die in 1982 gereed moet komen, kun je rus tig zeggen dat op deze plek het natio naal historisch centrum van ons land komt. Dat is een ideale situatie," ver volgt mr Ribberink. Ongezonde toestand Wensen blijven er ook. Dat de archie ven over de oorlogsjaren in een-apart Instituut zijn ondergebracht vindt mr Ribberink „een ongezonde toestand". „,We mogen heel blij zijn dat er voor de archieven van de Indonesische kwestie ook geen afzonderlijk insti tuut is gekomen, zoals eerst de bedoe ling was. Het is ook een goede zaak dat de ministers Klompé en Polak er ondanks veel tegenwerking in zijn geslaagd die archieven openbaar te laten worden. Openbaarheid is als frisse lucht, mits er niet op de man wordt gespeeld, want met geschiede nis moet je niet gaan manipuleren. Mijn standpunt is daarom: open met die boel. Als Je geheimzinnig gaat doen. bepaalde zaken achter gesloten deuren houdt, vraag je om kankerge zwellen en werk je de corruptie in de hand." De laatste tijd is er ook bij veel politi ci een toenemende tendens hun pa pieren niet te lang gesloten te hou den. De periode van vijftig jaar. die in het verleden meestal werd gehan teerd. vinden velen tegenwoordig veel te lang." Die ontwikkeling Juich ik toe. Zo is Juist deze week het ar chief van wijlen de heer Vondeling bij ons gekomen. Hij heeft geen enkele beperking gemaakt voor het gebruik ervan. Het is meteen open en dat vind ik heel verstandig. In het verleden is te vaak nodeloos geheimzinnig met archieven gedaan. En dat gebeurt nog als ik bijvoorbeeld denk aan het archief van Thorbecke en van Ruys de Beerenbrouck, waar de nabestaan den erg moeilijk over doen." Eigen visvijvertje Je merkt telkens dat er lieden zijn die het leuk vinden een eigen visvijvertje te hebben, eigen ijdelheden te bedie nen en eigen belangen op te koken. Zolang dat particulieren betreft kun je daarover Je schouders ophalen, maar er zijn gevallen waarbij het be langrijk minder primitief ligt. en dan denk lk weer aan het Rijksinstituut voor oorlogsdocumentatie. Maar ik voel me wat dat betreft een profeet in het land der heidenen. Toch houd ik vol dat het voor de heidenen beter zou zijn als ze zich bekeerden." Het niet meer te kampen hebben met gebrek aan ruimte betekent niet dat het rijksarchief voortaan veel meer gaat bewaren „We moeten heel kri tisch blijven," zegt mr Ribberink. „In i het verleden zijn we dat vaak onvol doende geweest Als Je teveel bewaart wordt een archief onbruikbaar. Het komt erop aan alleen dat te bewaren dat echt van belang is. Over het alge meen wordt op het ogenblik de norm gehanteerd dat 90 tot 95 procent van de overheldspapieren kan worden vernietigd Persoonlijk vind ik dat het voldoende is wanneer je éón pro cent bewaart" isarisse l.V. ?nms^ ijn gelii rouw d. Fn iheid 4 uur n wocn lafplaJ door Jan Sloothaak „Wij willen kortelijk vermel den, wat de geschiedenis ons leert omtrent deze grens scheiding, waarover later weder verschil is ontstaan en heden nog bestaat, en welke daardoor enige vermaard heid heeft gekregen en als nog de belangstelling wekt." Het ouderwetse taalgebruik in deze zin verraadt dat de schrijvers niet van deze tijd zijn. Voor het overige had deze zin vandaag geschreven kunnen zijn. De schrijvers zijn G A. Stratingh. medicus en G.A. Vene- ma, ooit statenlid van Groningen, burgemeester en arrondissements- !jker te Winschoten. Zij schreven in 1855 een boek over de Dollard De len daarvan zijn nog heden tendage zo actueel dat de Landelijke Vereni ging tot Behoud van de Waddenzee te Harlingen en de Stichting Het Groninger Landschap er een heruit gave van lieten verschijnen. Grillige rivier Het is met de Dollard altijd een heel gedoe geweest. In de geschiedenis van overstromingen en bedijkingen neemt de grens tussen Duitsland en Nederland een onzekere plaats in. Na een inbraak van de zee en de vorming van de Dollard in de Mid deleeuwen, werden de oude lands grenzen verbroken. Het riviertje de Westerwoldsche Aa werd toen als grens aangenomen. Die Aa had ech ter de onhebbelijkheid om in de Dollard een allengs naar het noord westen wijzigende koers te gaan volgen. De regeringen van Gronin gen en Oost-Friesland hadden elk hun eigen uitleg. Aan Nederlandse kant vond men dat het oorspronke lijke verloop moest worden aange houden. De Oostfriezen daarente gen aanschouwden met welgevallen dat de natuur bezig was de grens ten gunste van hun grondgebied te verleggen. Groningen won. want er werd beslo ten een vaste grens te bepalen door Due d'Alven (sterke palen) op de oude grens te plaatsen. Die palen waren later echter niet altijd terug te vinden en in Hannover wilde men daar ook geen medewerking aan geven. Later werd de grens geregeld naar het kompas en er kwam ook nog een grenssteen bij. Dat alles kon niet voorkomen dat er steeds onenigheid ontstond. De grenssteen is nooit door Hannover erkend om dat men er een dag na het leggen van de steen in 1825 al op terug kwam. .Goede nabuurschap' Na de uitgave van het boek (1855 dus) is het al niet veel beter gewor den. In 1960 sloten Duitsland en Nederland een Eems-Dollardver- drag. De grens eindigt abrupt bij de uitmonding van de Westerwoldse AA in de Dollard. Er is dan een hele poos niets en bij het Wad is er dan plotseling wel weer een grensver- loop. Dit alles onder het motto van „goede nabuurschap". De grens mag dan niet zijn ingetekend, de goede nabuurschap gaat toch ook weer niet zover dat beide landen niet zo hun eigen ideeèn hebben over wat eigenlijk de grens zou moe ten zijn. Dat is er nu de oorzaak van dat de buurlanden praten over de Duitse plannen voor een nieuwe Dollardhaven. Nederland be schouwt deze plek voor een deel als Nederlands grondgebied. De onder handelingen zijn al enkele Jaren sle pende. Daarbij spelen ook milieu kwesties een rol. De Eems-Dollard heeft maar een bepaalde opname capaciteit voor afval en daar willen beide landen liefst een zo groot mo gelijk deel van hebben. Om terug te keren tot het Dollard- boek: Naast de strijd tegen de zee, werden ook bodem, dieren, planten en vogels blijkbaar toen al zo hoog geschat dat er uitvoerige beschrij vingen aan werden gewijd. Bij de heruitgave leggen de Waddenvere niging en Het Groninger Landschap hier nog eens de nadruk op. Ten tijde dat het boek meer dan hon derd Jaar geleden werd geschreven, kwamen er zelfs nog bruinvissen voor en werd er gevist op zalm. elft en steur. In een begeleidende folder wordt opgemerkt: „De Dollard die sinds 1972 zo sterk in de belangstel ling staat vanwege allerlei aantas tingen, zoals een buitendijks ka naal. de Dollardhaven. maar ook vanwege de Internationale erken ning als uiterst belangrijk natuur gebied, maken het lezen tot een bijzondere betekenis." „De Dollard of geschied-, aar- drijks- en natuurkundige beschrij ving van dezen Boezem der Eems" door dr. G.A. Stratingh en G.A. Venema. 335 pagina's met drie uit slaande kaarten, afbeeldingen en in kunstleer gebonden. Prijs 29,75 (voor leden Waddenver. en Stich ting Gron. Landschap 24,75). Van Drenthe moet Je houden. Van molens ook. Vincent van Gogh kon voor belde enthousiast worden, ge tuige een brief aan zijn broer. Het enthousiasme voor molens wordt echter pas de laatste Jaren op bre dere schaal duidelijk. De talrijke boeken over de windvangers, die vooral vorig jaar op de markt ver schenen, zijn in veel gevallen het resultaat van dat groeiende enthou siasme en wekken tegelijk weer nieuwe molenvrienden. Dat geldt zeker ook voor „Molens in Drenthe", een uitgave die vooral door de Molenstichting Drenthe en het gilde van de Vrijwillige Mole naars tot stand gekomen is. Voor een belangrijk deel is het boek ge richt op de molenliefhebber. Maar ook degene die de molen als een belangwekkend cultuurhistorisch monument ziet en ook nog van Drenthe houdt, vindt in dit boek een uitgebreide inventarisatie van het Drentse molenbestand. In de uitgave zijn „algemene molen zaken" bulten beschouwing gela-« ten, „want het leven van een mole naar in Drenthe verschilde nauwe lijks van dat van zijn collega elders. Het was ook hier dag en nacht wer ken, als er wind was. En ook in Drenthe zullen molenaars en hun knechts niet aan de beroepsdoof heid ontkomen zijn". „Molens in Drenthe", dat onder het kopje „Ambtelijke Molens" wordt Ingeleid door de commissaris van de koningin mr. A. P. Schllthuls, is goed leesbaar, rijk (en vaak mooi) geïllustreerd en bevat een beeldre portage van alle 33 (van de 361) overgebleven molens. „Molens in Drenthe". Uitgave on der auspiciën van de Molenstich ting Drenthe. Uitg. Waanders- Zwolie, 204 blz. Prijs: 32,50. JeUe Jan Klinkert Gezondheid is geld waard. De uitgevers die dat ontdekt hebben brengen te zamen zo veel boeken op de markt, dat ik alleen al om weer eens wat plaats op mijn bureau te krijgen, gedwongen ben er een paar tegelijk te bespre ken. Twee gezondheidsboe ken uit de alternatieve hoek en twee uit de hoek van de gewone geneeskunde. Laat ik beginnen met de laatste soort De auteurs Goldberg en Kaufman hebben de in hun Jacht naar slaap die ze jarenlang slecht konden vatten verzamelde infor matie over slapeloosheid op papier gezet: ruim 200 pagina's, waarin al lerlei aardige en nuttige gegevens over slaap worden verstrekt. Te vens geven ze een groot aantal ad- vlezen om zonder het gebruik van slaapmiddelen in dromenland te recht te komen. De Journalistieke achtergrond van de auteurs heeft ervoor gezorgd dat het een leesbaar geheel is geworden. Het boek is nog al dik. maar wie bereid is er even UJd voor te nemen en welke chro nische wakkerligger zou dat niet willen zal er zeker zijn voordeel mee kunnen doen. Voor lijders aan rugklachten heb ben Koot en Kleman het boekje „O, mijn rug" geschreven. Deze auteurs vergelijk de vorige twee waren zelf ruglijders, en wellicht daardoor is hun boek in hoge mate vergelijk baar met het hierboven behandelde werkje. Veel informatie en een aan tal praktische tips, vooral bestaan de uit spieroefeningen. Aan psycho somatische factoren bij rugklach ten wordt Jammergenoeg weinig en oppervlakkig aandacht besteed. In de alternatieve hoek treffen we Bourret aan, deze Journalist schreef een uiterst wonderlijk boek over kruidengeneeskunde. Of eigenlijk schreef hij het niet zelf. maar hij noteerde de antwoorden die de arts Delalche op zijn vragen gaf. Deze antwoorden bevatten een mengsel van ziektegeschiedenissen, op niets gebaseerde stellingen, persoonlijke waarnemingen gepresenteerd als wetenschappelijke feiten en succes verhalen. De vragensteller zelf is geheel onkritisch. Hij gedraagt zich op een wat kruiperige manier tegen over de arts die in zijn ogen kenne lijk een soort wonderdokter is. De vertaler heeft het Franse vraag gesprek in een soort Nederlands overgezet dat ik slechts met krom me tenen en tranende ogen kan lezen: het is niet om aan te zien. En de vertaling van de titel van het boek (letterlijk „de uitdaging van de kruidengeneeskunde" in de ver taling „de alternatieve dokter") is misleidend. Dan heb ik tenslotte „De grote krui denapotheek" van Lex Overeijnder. Het doel van dit boek is volgens de auteur „dat de lezer zelf zijn kleine kwaaltjes en ongemakken kan ge nezen". Helaas, ik vrees dat ik er voor zweetvoeten, druipneus of tra nende ogen weinig aan zal hebben. Alleen al niet omdat een register van „kwaaltjes en ongemakken" ontbreekt. Tevens ontbreken duide lijke aanwijzingen over vindplaat sen of verwerkingsmethoden van de kruiden die de lezers zouden kun nen helpen de begeerde genezing te bereiken Lex Overeijnder is een liefhebber, en hij heeft een boek voor liefheb bers geschreven Wie reeds houdt van de schoonheid van de natuur, zal veel plezier hebben van de fraaie foto's en de vele wetenswaardighe den in de tekst Maar wie nog niet veel schreden op het pad van de kruldenkennis heeft gezet en een praktisch en goed geschreven boek over geneeskruiden verwacht komt bedrogen uit. Hij zal zich ergeren aan het gebrek aan systematiek in het boek, aan het ontbreken van registers, aan het bonkige taalge bruik met de vele stijlfouten en tenslotte maar niet in het minst aan de prijs. P. Goldberg, D. Kaufman: Slape loosheid; zo kom je er van af. Uitg.: Zomer en Keuning, Ede (255 p), 19,90. L. Koot, T. Kiernan: Oh, mijn rug; een medische ruggesteun bij rug klachten. Uitg.: Meulenhoff, Am sterdam (240 p) 32,50. J. C. Bourret: De alternatieve dok ter; genezen met kruiden en etheri sche oliën. Uitg.: Ilollandia, Baarn (245 p) 24,90. L. Overeijnder: De grote kruidena potheek. Uitg.: Thieme, Zutphen (200 p), 42,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 11