KVerdacht nachtgoed
Geen geschikt moment
A
De arts,
de apotheker
en de patiënt
V?scl
n 1946 reeds
dreigde een
echtse coup
cv
Zogezegd
UOAG 18 JANUARI 1980
TROUW/KWARTET
13
v.
door H. Biersteker
111 ut
k fcaar
ond
k Xaand
X pm
\>nd<
De meeste manlijke Nederlanders
djn nogal onverschillig over de
itaat van hun nachtgewaad. Als ze
n zulke uren maar iets om het lijf
lebben is het hun voldoende,
'ersoonlijke keus of specifieke
ipsmuk doet zich hier niet gelden,
n de zuidelijke landen van Europa,
naar men er ook langer in
ondloopt. wordt er veel meer
andacht aan nacht- en ondergoed
thonken. Van daaruit is ook de
pmars van het gekleurde
ndergoed begonnen dat inmiddels
ok een goed deel van de
lederlandse markt veroverd heeft
-zij het nog niet de meest hechte
Krfwerken zoals de Gereformeerde
jond en de Koninklijke Marine. Bij
iet laatste instituut en zeker in
ringen van het lagere
leroepskader worden personen
iet ander dan wit ondergoed aan
elfs uit de barakken geweerd, zo
eb ik van bevoegde zijde.
faarom Je speciaal kleden voor een
elegenheid waar je zélf niet bij
•genwoordig bent, namelijk de
laap? Ik geloof ook wel, dat de
rioriteiten hier juist gesteld zijn,
ïaar toch kan zoiets je opbreken,
i doel hier op een ervaring die ik
ad tijdens een filmfestival in de
owjet-Unie, waarbij mijn pyjama
lij bijna noodlottig werd.
toor ruimtenood die in dat land
ltijd eerder aan de grote toeloop
an aan de beperkte
otelaccommodatie wordt geweten
was ik gedwongen een kamer te
delen met een ambtenaar van de
gemeente Amsterdam. Ondanks
deze inperking op onze wederzijds
vrijheid konden we het goed met
elkaar vinden. We wisselden
opgewekt onze inzichten uit tot op
het moment toe dat wij ons
uitkleedden, van elkaar afgewend
en met een houterige
vanzelfsprekendheid. Toen wij ons
tenslotte weer naar elkaar
toewendden bleken we dezelfde
pyjama aan te hebben het
goedkoopste model dat een van
onze grote warenhuizen in omloop
had gebracht: donkergrijs met een
zilverrood biesje en een
kasteelmotiefje op de linker
borstzak. We deden er wat lacherig
over maar op een of andere manier
hinderde het ons toch dat wij als
vrije Westerlingen in dit
collectivistische land zo dom
geüniformeerd zouden inslapen.
We waren al bijna ingedommeld
toen met een heftige pats een
hoeveelheid sneeuw langs de ramen
naar beneden kwam. Tegelijk
schoten we beiden overeind in bed
en ik trok het licht aan. Wéér die
erbarmelijke aanblik van dezelfde
pyjama! Het maakte ons zelfs een
beetje narrig ten opzichte van
elkaar, vooral toen de één na de
ander toch weer afzonderlijk het
licht moest aantrekken om de gang
op te gaan naar het toilet.
Achtereenvolgens hebben zich dus
twee Hollanders op de gang
vertoond in dezelfde
uniform-achtige pyjama. Ik weet
niet of dat de argwaan van de
Russen heeft gewekt, in elk geval
werden we om drie uur van ons bed
gelicht door een engels sprekende
officier die ons nog toestond onze
schoenen, sokken en onze
overjassen aan te trekken. Wij
werden naar een binnenplaats
geleid, waar nóg acht Nederlanders
uit onze delegatie stonden te
wachten. Terwijl een grote
overvalwagen langzaam
achterstevoren op ons toereed en
we onthutst naar elkaar stonden te
kijken, hoefden we naar de reden
van onze aanhouding nauwelijks
meer te gissen: we hadden allemaal
diezelfde goedkope rotpyjama aan.
Men reed ons over het Rode Plein
naar een oud gebouw, waar wij
nagestaard door eenvoudige
boerekinkels met enorme
epauletten, een zaal werden
binnengeleid. Wij moesten allemaal
onze jassen uittrekken en naast
elkaar blijven staan. Op dat
moment zwaaide een van de
kolossale spiegeldeuren open het
moet een oud tsaristisch gebouw
geweest zijn en onze hele groep
zag zich weerspiegeld.
Terwijl wij daar zo stonden en het
warenhuis verwensten, trad een
oudere officier naar voren,
posteerde zich achter een bureau en
richtte het woord tot ons. Hij sprak
er zijn teleurstelling over uit dat de
hoop van de USSR, dat na de
conferentie van Helsinki een
nieuwe geest van vertrouwen en
begrip tussen onze landen zou gaan
optreden, ernstig werd geschonden.
Het kon zijn land niet onverschillig
laten dat op een festival, waarop de
vriendschap der volkeren centraal
stond, een aantal gasten bij nader
onderzoek deel bleek uit te maken
van een geheime organisatie.
Enkelen onzer traden naar voren
om hem uit te leggen dat ook zij
verbaasd waren dat andere leden
van de delegatie netzo'n pyjama
aanhadden als zijzelf, maar dat hij
hier niets achter diende te zoeken.
Maar maak dat maar eens aan een
Sowjet-functionaris duidelijk! Op
het plagerig-triomfantelljke toontje
van een rechercheur die een enorme
slag heeft geslagen tikte hij met zijn
baton op al die kasteel-motiefjes op
onze linker borstzak en vroeg ons
op welke feodale reactionaire
organisatie die wel mochten
duiden. Een van ons probeerde hem
uit te leggen dat dit versiersel niets
anders was dan een aardigheidje
van een of andere stomme
industrieel, maar ook dat wilde er
niet bij hem in. Hij bleek zich niet
voor te kunnen stellen dat mensen
uit het Westen met zoveel op het
individu gerichte
keuzemogelijkheden bij toeval
allemaal dezelfde pyjama zouden
kopen, en dan ook nog met zo'n
insigne erop. Wij wierpen tegen, dat
dit geen toeval was, maar een
economische wetmatigheid: dit
massa-artikel kostte nog geen
twintig gulden en een meer geklede
pyjama zeker tachtig gulden. Ook
dat bevredigde de Rus niet Dat Je
in een kapitalistisch land wilde Je
niet teveel betalen aangewezen
was op dezelfde grauwe en
eenvormige troep als in zijn eigen
land was voor hem kennelijk
ondenkbaar. Het paradoxale was
dus dat zijn verdenking tegen ons
werd gaande gehouden doordat hij
het kapitalistische produktiestelsel
hoger aansloeg dan het was.
Afijn, we zijn er tenslotte
uitgekomen omdat er even later
ook een hele karrevracht Japanners
bij de KGB werd uitgeladen die
eveneens allemaal dezelfde
pyjama's bleken aan te hebben, met
een Samurai-zwaardje op de
borstzak. Ze waren met zijn
dertigen. Ze wisten ten slotte de
officier te overbluffen door hem te
laten zien dat vijftien van hen ook
hetzelfde fototoestel bij zich
hadden en zeker twintig van hen
ook dezelfde schoenen. Verbijsterd
over deze zichtbare aftakeling van
het kapitalisme hoewel door zijn
eigen leermeesters voorspeld liet
hij ons ten slotte naar ons hotel
terugbrengen.
Het was een vernederende
geschiedenis, die ook nog veel van
mijn nachtrust zou hebben gevergd
als het geen droom was geweest. De
volgende morgen ben ik van de
weeromstuit diep onder de dekens
blijven liggen totdat mijn
kamergenoot gewassen, geschoren
en gekleed de kamer had verlaten.
oor A. J. Koejemans
nkele opmerkingen naar aanlel-
ng van het artikel van dr Richter
oegholt (Trouw. 8 jan. 1980) over
vrees die in 1947 bestond over
;n rechtse staatsgreep in Neder-
nd in verband met de onafhanke-
kheids-proclamatie van Indo-
isië.
Me vrees was niet pas in 1947 ont
daan. maar reeds in de aanvang
an 1946 was de toestand bijzonder
^spannen. De hele koloniale frae-
e was te hoop gelopen. Het was,
jals het toentertijd werd gekarak-
|riseerd. een ware „opstand der
brden". Manifesten, druipend van
in schaamteloos imperialisme,
rden overal verspreid en opge-
mgen. Tegen de toenmalige mi-
ter-president Schermerhorn, te-'
n luitenant-gouverneur-generaal
in Mook en tegen allen, die maar
lgszins geacht werden met sym-
ithle te staan tegenover de Repoe-
ik Indonesia, werden de grofste
schuldigingen geuit. Er werd een
middellijk militair optreden te-
n de Indonesische Republiek
Hst.
it congres van de CPN, van welke
toen deel uitmaakte, achtte de
uatie alarmerend genoeg om een
legatie, bestaande'uit de partij-
orzitter Gerben Wagenaar en mij
hoofdredacteur van „De Waar-
id" af te vaardigen naar de minis-
president. om van onze ongerust-
id blijk te geven en opheldering
vragen over de toenemende sfeer,
aruit een rechtse staatsgreep
eigend naar voren kwam. Wij
dden toen met Schermerhom een
enhartig gesprek. Daaruit bleek,
t Schermerhom goeddeels onze
ees deelde en de toestand ernstig
emde. Hij verklaarde, dat de re-
ring vastbesloten was vóör deze
uk niet te wijken.
!t gebeuren al is het maar een
:ldent in het geheel is wellicht
n belang voor de geschledschrij-
ig. die dr Roegholt beoogt. In De
larheid van die dagen is ongetwij-
d meer over de toenmalige situa
te vinden.
lar in het onderhavige artikel ook
naam van de toenmalige hoofd-
lacteur van Trouw, dr Bruins
>t. wordt genoemd en vermeld
rdt, dat „deze later zijn stand-
nt wijzigde" is het wellicht inte-
tóant te vermelden, dat op die
ziging van standpunt mede van
'loed is geweest een paar uitvoe-
e (en openhartige) gesprekken,
ondergetekende later met hem,
zijn redactie-bureau, heeft ge
ld. Ik was toen geen hoofdredac-
ur meer van „De Waarheid". Het
iprek liep voor zover ik mij herln-
in hoofdzaak over de noodzake-
theid. uit bijbelse visie, partij te
zen voor „de ellendigen en ver-
ikten". tegen overheersende
chten Ik meen (maar wellicht is
overdreven, een soort zelfover-
latting) dat deze gesprekken, die
mij gaarne herinner, voor de „wij-
ing van standpunt" van Bruins
>t van enig belang zijn geweest.
door H. J. Neuman
De invloed van heftige incidenten
In de Oost-West-verhouding op de
wapenbeheersing Is niet altijd de
selfde. De Cubaanse rakettencrisis
van oktober 1962 heeft, so lijkt bet
wel, het wapenbeheersingsoverleg
eerder gestimuleerd dan bemoei
lijkt. De Amerikaans-Russische
overeenkomst tot instelling van de
zgn. „hot line" (20 Juni 1963) is er
het rechtstreeks gevolg van. Het
akkoord inzake een gedeeltelijk
verbod van kernproeven volgde
ruim zes weken later.
Daarentegen heeft de onderwer
ping van Praag in augustus 1968
door Russische, Poolse, Hongaarse,
Bulgaarse en Oostduitse legers een
aanzienlijke vertraging teweeg ge
bracht in het Amerikaans-Russi
sche overleg tot beperking van de
strategische kernbewapening
(SALT). Op 21 augustus 1968 had
men in Washington en Moskou ge
lijktijdig bekend willen maken,
dat president Johnson en premier
Kosygin elkaar eind september in
Leningrad zouden ontmoeten om
het openingsseln voor deze bespre
kingen te geven. De gebeurtenissen
in Tsjechoslowakije waren voor
minister Rusk aanleiding de Sow-
Jet ambassadeur in Washington op
te bellen en hem te zeggen dat de
topconferentie niet kon doorgaan
en dat het gemeenschappelijke
communiqué moest vervallen. Pas
in november 1969, dertien maan
den later dus, nam SALT een
aanvang.
En nu dan dos Afghanistan. Presi
dent Carter heeft de Amerikaanse
aenaat in een brief verzocht de
goedkeuring van het tweede SALT-
verdrag voorlopig niet meer in
overweging te nemen. Het is, tus
sen haakjes, nogal merkwaardig
dat de Nederlandse politiek, die
aanvankelijk de ratificatie van
SALT II tot plechtige voorwaarde
tot haar verdere besluitvorming
gebombardeerd, thans over dit
onbeperkte uitstel nagenoeg
zwijgt. En In Genève heeft een
Amerikaanse woordvoerder mee
gedeeld dat zijn land op dit mo
ment niet met de Sowjet-Unle wil
praten over een eventueel verbod
op chemische wapens. Vorige week
donderdag hadden beide landen
over dit onderwerp een nieuwe ge
spreksronde zullen beginnen.
Maar, zo zei de Amerikaanse
woordvoerder, het is nu niet het
geschiktste moment om dit te doen.
Het is met dat verbod van chemi
sche wapens een langdurige ge
schiedenis. Al in 1874, toen in Brus
sel de Verklaring over de Wetten
en Gebruiken van de Oorlog werd
aanvaard, onderkende de interna
tionale gemeenschap dit probleem.
Het gebruik van chemische wapens
was eigenlijk al verboden (bet
landoorlogsreglement) voordat de
Eerste Wereldoorlog uitbrak. Niet
temin zijn tijdens dit conflict meer
dan negentigduizend mensen ge
dood als gevolg van het gebruik
van strijdgassen.
Voor de overwinnaars was dat re
den in de onderscheiden verdragen
aan het eind van de oorlog (Versail
les, Saint-Germain, Trianon, Sè
vres en Neuilly) de produktie en de
invoer van verstikkende, giftige en
soortgelijke gassen aan de over
wonnen mogendheden ten streng
ste te verbieden.
De Verenigde Staten gaven de aan
zet tot een verdrag over het ge
bruik van onderzeeboten en giftige
gassen (Washington, 6 februari
1922). Maar zelf ratificeerden ze het
niet; de andere mogendheden even
min. Vandaar dat het niet in wer
king is getreden. Niettemin kwam
in juni 1925 een protocol tot stand
(het Protocol van Genève), waarin
de passage over de chemische wa
pens uit het Verdrag van Washing
ton letterlijk werd overgenomen.
Het behelsde een verbod van bet
eerste gebruik van verstikkende,
giftige en soortgelijke gassen, als
mede van bacteriologische strijd
middelen. Het gebruik van traan
gas werd niet uitgesloten. De Ame
rikaanse Senaat ging in 1926 tot
bestudering van het protocol over.
Maar toen duidelijk werd, dat er
als gevolg van oppositie van de
kant van de industrie (American
Chemical Society) en het leger
(Army Chemical Corps) geen meer
derheid voor goedkeuring te ver
wachten viel, legde men het docu
ment terzijde. Pas onder president
Nlxon, op 16 december 1974, is het
protocol alsnog door de Verenigde
Staten geratificeerd.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog
zijn biologische en chemische
strijdmiddelen niet op grote schaal
gebruikt. Niettemin zijn in decem
ber 1949 twaalf Japanse militairen
in de Sowjet-Unie veroordeeld we
gens het voorbereiden en gebrui
ken van bacteriologische wapens
tegen de Mongoolse Volksrepu
bliek en tegen China.
In het kader van de Verenigde Na
ties zijn de pogingen om niet alleen
het gebruik maar ook het bezit van
chemische en biologische wapens
te verbieden hervat. Eerst richtten
de Inspanningen zich op een gelijk
tijdig verbod van belde soorten
wapens, maar toen dit niet lukte
heeft men op voorstel van Groot-
Brittannlè de zaken gescheiden.
Op 10 april 1972 kwam de Conven
tie inzake het Verbod van de Ont
wikkeling, Produktie en Opslag
van Biologische en Tozlnewapens
tot stand. In artikel XIII van deze
conventie verplichtten de partijen
zich „in goede trouw" voort te gaan
met hun pogingen ook een spoedig
verbod op de produktie en het bezit
van chemische wapens tot stand te
brengen. Nog altijd is men daarin
niet geslaagd. Het overleg onttrekt
zich goeddeels aan de Ontwape
ningscommissie in Genève.
De obstakels die zich voordoen zijn
aanzienlijk. Zolang de Vietnamese
oorlog duurde, was Amerika niet
bereid het gebruik van ontblade-
ringsmlddelen en traangas buiten
de wet te stellen. De Sowjet-Unie
maakte, soals wel vaker geschied
de, bezwaar tegen diverse vormen
van verificatie. En meer In het al
gemeen geldt dat de vervaardiging
van bepaalde chemische strijdmid
delen nauwelijks te onderscheiden
valt van de aanmaak van produk-
ten voor civiel gebruik (soals on
kruidverdelgers).
Nlzon en Brezjnew hebben in Juli
1974 te Moskou afgesproken dat
hun landen samen souden proberen
een algeheel verbod van de produk
tie en de opslag van chemische
wapens tot stand te brengen. De
andere landen hebben wel gepro
beerd de helpende hand te bieden
(de namen van de Nederlandse des
kundigen Bartlema en Ooms mo
gen daarbij met ere worden ge
noemd), maar in feite is het sinds
augustus 1976 een zaak tussen
Amerikanen en Russen.
Tastbare resultaten hebben hun
onderonsjes tot dusver niet opgele
verd. Het liefst souden se alle che
mische wapens willen verbieden,
maar wat zijn precies chemische
wapens? Vallen daar bijvoorbeeld
ook de „riot control gases" van de
politie onder? Hoe onderscheid Je
stoffen voor eivlel gebruik van
stoffen voor militair gebruik? Wat
doe Je met de zgn. binaire gassen,
die bestaan uit twee chemische
substanties en die pas goed giftig
worden als se met elkaar in verbin
ding komen? Doel-krlterla en
kwantlteits-krlteria souden hier
misschien een oplossing kunnen
bieden. Maar door Afghanistan
staat nu ook dit raderwerk stil.
door Jelle Jan Klinkert
Het is opmerkelijk dat de
apotheek-houdende huisart
sen op veel sympathie in de
media mogen rekenen in
hun strijd tegen de invasie
van apothekers op het plat
teland. Ik denk dat dat komt
behalve door de nogal
ruwe wijze waarop dat laat
ste geschiedt vanwege het
romantische beeld dat rond
om deze groep van genees
kundigen bestaat en dat on
langs door een Tros-aktua
uitzending weer zo duidelijk
werd verbeeld.
Terwijl we mochten kijken naar
beelden van modderlaarzen en
sneeuwstormen, repte de commen
tator met sonore stem over de „vrij
wel onbegaanbare" wegen, waar
over de geneesheer ten plattelande
niet zelden zijn patiënten moest be
reiken en over het feit dat een arts
daar soms „een kwartier lang tot
zijn enkels door de modder" moest
baggeren. Tevens werd de medicus
niet onvermeld gelaten die in de
afgelopen winter over een sneeuw
berg van maar liefst vijf meter
hoogte moest klimmen om een zij
ner paUënten te bereiken.
Naar mijn mening ls het werk van
een huisarts In de Jungle van de
grote stad minstens zo moeilijk als
dat van zijn plattelandscollega.
Maar afgezien daarvan met stem
mingmakende romantisering wordt
de geneesmiddelenstrljd die nu
heerst niet opgelost.
In Trouw van 21 november en 12
januari is de zaak helder uit de
doeken gedaan. In het kort: op het
platteland zijn nogal wat hulsart
sen die een apotheek aan huis heb
ben. De apothekers hebben ontdekt
dat zij via een rechterlijke uit
spraak zo'n huisarts kunnen dwin
gen zijn apotheek op te geven en
een „echte" apotheek kunnen vesti
gen. De apotheek-houdende (ver
der: a h.) huisartsen vinden dat na
tuurlijk niet leuk en zo zijn de
poppen aan het dansen geraakt.
Belangen
Wat ln de hele kwestie opvalt is de
vermenging van groepsbelang en
patiëntenbelang waaronder de dis
cussie tussen' de belanghebbende
partijen lijdt. Beide partijen probe
ren op een bijna aandoenlijke wijze
duidelijk te maken dat ze uitslui
tend het belang van de patiënt op
het oog hebben. Ondertussen is het
voor elke buitenstaander duidelijk,
dat hier plaats ls voor enige twiJfeL
Iedereen in de gezondheidszorg ver
zekert ons weliswaar onophoudelijk
en om het hardst uitsluitend het
belang van de patiënt op het oog te
hebben maar tegelijk ziet die
buitenstaander dat het belang van
de leden van de beroepsgroep een
minstens even belangrijke rol
speelt
Hulsartsen en niet alleen de a.h.-
huisartsen en apothekers verke
ren op dit moment namelijk in een
bijzondere situatie. Verwacht mag
worden, dat er binnenkort een grote
hoeveelheid Jonge huisartsen afstu
deert. voor wie bij de huidige nor
matieve praktijkgrootte geen werk
te vinden is. Op dit moment is de
situatie voor de afstuderende huls
arts al moeilijk, maar binnen korte
tijd zal die nog veel benarder
worden.
Voor de apotheker geldt ln feite
dezelfde situatie Ook hier zullen
binnen korte tijd vrij veel collega's
afstuderen voor wie bij de huidi
ge normatieve grootte van het ver
zorgingsgebied van een apotheek
geen plaats is. De onlangs door de
Koninklijke Nederlandse Maat
schappij ter bevordering der Phar-
macie <KNMP) uitgebrachte nota
„De apotheker nu en straks" toont
dit duidelijk aan
Het ls dan ook geen wonder, dat de
organisaties van huisartsen en apo
thekers beide hun best doen om te
zorgen, dat er voor de leden zo veel
mogelijk werk blijft bestaan of
wordt geschapen. Voor de huisart
sen betekent dat onder meer: strij
den voor het behoud van de apo-
theekhoudende huisarts. En voor
de apothekers: vestiging van apo
theken overal waar die nu nog niet
zijn dus ook ln gebieden waar een
apotheekhoudende hulsarts zit
Zo gezien ls het conflict tussen apo
thekers en a.h.-hulsartsen een be
langenstrijd van twee beroepsgroe
pen, die belde een problematische
toekomst tegemoet gaan; een toe
komst van te veel collega's en prak
tijk verkleining. Dat zo'n belangen
strijd bestaat is iets waar niemand
zich voor hoeft te schamen hoe
wel men dat wel schijnt te doen
maar het ls zinloos om het bestaan
ervan te ontkennen door te doen
alsof uitsluitend het belang van de
patiënt een rol speelt.
Ondertussen ls het geweldig jam
mer, dat er geen georganiseerde pa
tiëntengroepering ls, die ln dit con
flict wel duidelijk kan maken wat
nu precies het belang van de pa
tiënt ls. Laat Ik daarom zelf eens
een voorlopige poging wagen om
dat belang te formuleren. Mij lijkt
dat het belang van een patiënt is,
dat hij
niet te veel en niet te weinig,
goede en goedkope geneesmiddelen
krijgt voorgeschreven;
dat hij op eenvoudige wijze ln
het bezit ervan kan komen en
dat hij over gebruik, aard en
bijwerkingen van de geneesmidde
len goed wordt voorgelicht.
Ik geef deze formulering voor een
betere. Het ls ln elk geval een begin
om vanuit te gaan, wanneer het
belang van de patiënt ln dit conflict
aan de orde is. Is nu bij één van de
drie punten aan apotheker of huls
arts de voorkeur te geven?
Bij het eerste punt speelt de apo
theker geen of slechts een kleine
rol: de hulsarts schrijft voor. Het ls
daarbij niet bij voorbaat duidelijk
waarom een a.h.-hulsarts dat beter
zou doen dan een gewone. Welis
waar wijst de voorzitter van de vere
niging van a.h.-hulsartsen voortdu
rend op het feit dat deze hulsartsen
gemiddeld voor een lager bedrag
per patiënt voorschrijven dan gewo
ne hulsartsen maar zijn conclusie
(„dus een besparing, landelijk ge
zien van 155 miljoen) klopt niet. Om
zo'n conclusie toe te laten, dienen
de cijfers beter onderzocht te wor
den. Voor de hand ligt daarbij de
vraag, ln hoeverre het feit dat de
a.h.-hulsarts een plattelands arts ls
bij de besparing een rol speelt.
Voorlopig ls nog niet aangetoond
dat de a.h.-hulsartsen 156 miljoen
besparen omdat zij een apotheek
hebben.
Bij het tweede punt het gemak
kelijk verkrijgen van medicijnen
lijkt de apotheker op het eerste
gezicht ln het nadeel Echter: vla
een goed georganiseerde bezorg- en
ophaaldienst (deze bestaan op dit
moment al) kan dit nadeel gemak
kelijk worden overwonnen.
Wat betreft het derde punt de
voorlichting lijkt mij dat de apo
theker een neuslengte voor ligt. Ik
kan nu eenmaal niet aan de Indruk
ontkomen dat iemand die vijf Jaar
farmacie gestudeerd heeft meer van
medicijnen afweet dan iemand die
zes Jaar geneeskunde heeft gestu
deerd (Ik bedenk nu trouwens dat
deze laatste studie vaak met „medi
cijnen" wordt aangeduid).
Een argument dat ook wel wordt
aangevoerd ls, dat de medische ver
zorging in gevaar zou komen bil
vestiging van apotheken. Ik geloof
daar niets van. Ten eerste krijgt een
hulsarts, als hij zijn apotheek opge
eft, een mooie vergoeding van de
zich vestigende apotheker. En bo
vendien: als hij toch zijn praktijk
zou opgeven wegens te geringe in
komsten, dan staan er ongetwijfeld
talloze pas afgestudeerde huisart
sen gereed om tegen een minimaal
Inkomen deze praktijk voort te
zetten.
De conclusie die lk op dit moment
zou kunnen trekken de apothe
ker heeft voor de geneesmiddelen,
voorziening de voorkeur boven de
huisarts Ls niet eens zo erg be
langrijk. Van belang ls dat als het
gaat over het belang van de patiënt,
men niet ln vage termen moet blij
ven spreken, maar dat zou moeten
doen op een manier zoals lk hierbo
ven heb geprobeerd. En verder is
belangrijk, dat nu opnieuw de nood
zaak van organisatie van patiënten
duidelijk naar voren komt.
Drs J. J. Klinkert Is wetenschappe
lijk medewerker van de vakgroep
gedragswetenschappen van de fa
culteit der geneeskunde van de
Vrije Universiteit Ln Amsterdam.
P. van den Boogaart: Bij het ont
wikkelen van anti conceptiva voor
de vrouw zijn onvoldoende vrouwen
betrokken (R.U.-Groningen)
D. Hoekstra: De snelheid van de
gemiddelde toerfletser wordt door
de wetgever danig onderschat
(R.U.-Groningen)
N. Jörg: Een veroordeelde kan in
een vonnis, inhoudende een zeer
lange gevangenisstraf in combina
tie met onvoorwaardelijke terbe
schikkingstelling van de regering,
een uitnodiging tot zelfmoord lezen
(R.U.-Utrecht)
F. Bretschneider: Gezien de zware
taak die veel kinderen van kleine
zelfstandigen reeds op Jeugdige
leeftijd ln het familiebedrijf krijgen
toebedeeld, is het een misverstand
te denken dat de kinderarbeid ls
afgeschaft (R.U.-Utrecht)