KVerdacht nachtgoed Geen geschikt moment A De arts, de apotheker en de patiënt V?scl n 1946 reeds dreigde een echtse coup cv Zogezegd UOAG 18 JANUARI 1980 TROUW/KWARTET 13 v. door H. Biersteker 111 ut k fcaar ond k Xaand X pm \>nd< De meeste manlijke Nederlanders djn nogal onverschillig over de itaat van hun nachtgewaad. Als ze n zulke uren maar iets om het lijf lebben is het hun voldoende, 'ersoonlijke keus of specifieke ipsmuk doet zich hier niet gelden, n de zuidelijke landen van Europa, naar men er ook langer in ondloopt. wordt er veel meer andacht aan nacht- en ondergoed thonken. Van daaruit is ook de pmars van het gekleurde ndergoed begonnen dat inmiddels ok een goed deel van de lederlandse markt veroverd heeft -zij het nog niet de meest hechte Krfwerken zoals de Gereformeerde jond en de Koninklijke Marine. Bij iet laatste instituut en zeker in ringen van het lagere leroepskader worden personen iet ander dan wit ondergoed aan elfs uit de barakken geweerd, zo eb ik van bevoegde zijde. faarom Je speciaal kleden voor een elegenheid waar je zélf niet bij •genwoordig bent, namelijk de laap? Ik geloof ook wel, dat de rioriteiten hier juist gesteld zijn, ïaar toch kan zoiets je opbreken, i doel hier op een ervaring die ik ad tijdens een filmfestival in de owjet-Unie, waarbij mijn pyjama lij bijna noodlottig werd. toor ruimtenood die in dat land ltijd eerder aan de grote toeloop an aan de beperkte otelaccommodatie wordt geweten was ik gedwongen een kamer te delen met een ambtenaar van de gemeente Amsterdam. Ondanks deze inperking op onze wederzijds vrijheid konden we het goed met elkaar vinden. We wisselden opgewekt onze inzichten uit tot op het moment toe dat wij ons uitkleedden, van elkaar afgewend en met een houterige vanzelfsprekendheid. Toen wij ons tenslotte weer naar elkaar toewendden bleken we dezelfde pyjama aan te hebben het goedkoopste model dat een van onze grote warenhuizen in omloop had gebracht: donkergrijs met een zilverrood biesje en een kasteelmotiefje op de linker borstzak. We deden er wat lacherig over maar op een of andere manier hinderde het ons toch dat wij als vrije Westerlingen in dit collectivistische land zo dom geüniformeerd zouden inslapen. We waren al bijna ingedommeld toen met een heftige pats een hoeveelheid sneeuw langs de ramen naar beneden kwam. Tegelijk schoten we beiden overeind in bed en ik trok het licht aan. Wéér die erbarmelijke aanblik van dezelfde pyjama! Het maakte ons zelfs een beetje narrig ten opzichte van elkaar, vooral toen de één na de ander toch weer afzonderlijk het licht moest aantrekken om de gang op te gaan naar het toilet. Achtereenvolgens hebben zich dus twee Hollanders op de gang vertoond in dezelfde uniform-achtige pyjama. Ik weet niet of dat de argwaan van de Russen heeft gewekt, in elk geval werden we om drie uur van ons bed gelicht door een engels sprekende officier die ons nog toestond onze schoenen, sokken en onze overjassen aan te trekken. Wij werden naar een binnenplaats geleid, waar nóg acht Nederlanders uit onze delegatie stonden te wachten. Terwijl een grote overvalwagen langzaam achterstevoren op ons toereed en we onthutst naar elkaar stonden te kijken, hoefden we naar de reden van onze aanhouding nauwelijks meer te gissen: we hadden allemaal diezelfde goedkope rotpyjama aan. Men reed ons over het Rode Plein naar een oud gebouw, waar wij nagestaard door eenvoudige boerekinkels met enorme epauletten, een zaal werden binnengeleid. Wij moesten allemaal onze jassen uittrekken en naast elkaar blijven staan. Op dat moment zwaaide een van de kolossale spiegeldeuren open het moet een oud tsaristisch gebouw geweest zijn en onze hele groep zag zich weerspiegeld. Terwijl wij daar zo stonden en het warenhuis verwensten, trad een oudere officier naar voren, posteerde zich achter een bureau en richtte het woord tot ons. Hij sprak er zijn teleurstelling over uit dat de hoop van de USSR, dat na de conferentie van Helsinki een nieuwe geest van vertrouwen en begrip tussen onze landen zou gaan optreden, ernstig werd geschonden. Het kon zijn land niet onverschillig laten dat op een festival, waarop de vriendschap der volkeren centraal stond, een aantal gasten bij nader onderzoek deel bleek uit te maken van een geheime organisatie. Enkelen onzer traden naar voren om hem uit te leggen dat ook zij verbaasd waren dat andere leden van de delegatie netzo'n pyjama aanhadden als zijzelf, maar dat hij hier niets achter diende te zoeken. Maar maak dat maar eens aan een Sowjet-functionaris duidelijk! Op het plagerig-triomfantelljke toontje van een rechercheur die een enorme slag heeft geslagen tikte hij met zijn baton op al die kasteel-motiefjes op onze linker borstzak en vroeg ons op welke feodale reactionaire organisatie die wel mochten duiden. Een van ons probeerde hem uit te leggen dat dit versiersel niets anders was dan een aardigheidje van een of andere stomme industrieel, maar ook dat wilde er niet bij hem in. Hij bleek zich niet voor te kunnen stellen dat mensen uit het Westen met zoveel op het individu gerichte keuzemogelijkheden bij toeval allemaal dezelfde pyjama zouden kopen, en dan ook nog met zo'n insigne erop. Wij wierpen tegen, dat dit geen toeval was, maar een economische wetmatigheid: dit massa-artikel kostte nog geen twintig gulden en een meer geklede pyjama zeker tachtig gulden. Ook dat bevredigde de Rus niet Dat Je in een kapitalistisch land wilde Je niet teveel betalen aangewezen was op dezelfde grauwe en eenvormige troep als in zijn eigen land was voor hem kennelijk ondenkbaar. Het paradoxale was dus dat zijn verdenking tegen ons werd gaande gehouden doordat hij het kapitalistische produktiestelsel hoger aansloeg dan het was. Afijn, we zijn er tenslotte uitgekomen omdat er even later ook een hele karrevracht Japanners bij de KGB werd uitgeladen die eveneens allemaal dezelfde pyjama's bleken aan te hebben, met een Samurai-zwaardje op de borstzak. Ze waren met zijn dertigen. Ze wisten ten slotte de officier te overbluffen door hem te laten zien dat vijftien van hen ook hetzelfde fototoestel bij zich hadden en zeker twintig van hen ook dezelfde schoenen. Verbijsterd over deze zichtbare aftakeling van het kapitalisme hoewel door zijn eigen leermeesters voorspeld liet hij ons ten slotte naar ons hotel terugbrengen. Het was een vernederende geschiedenis, die ook nog veel van mijn nachtrust zou hebben gevergd als het geen droom was geweest. De volgende morgen ben ik van de weeromstuit diep onder de dekens blijven liggen totdat mijn kamergenoot gewassen, geschoren en gekleed de kamer had verlaten. oor A. J. Koejemans nkele opmerkingen naar aanlel- ng van het artikel van dr Richter oegholt (Trouw. 8 jan. 1980) over vrees die in 1947 bestond over ;n rechtse staatsgreep in Neder- nd in verband met de onafhanke- kheids-proclamatie van Indo- isië. Me vrees was niet pas in 1947 ont daan. maar reeds in de aanvang an 1946 was de toestand bijzonder ^spannen. De hele koloniale frae- e was te hoop gelopen. Het was, jals het toentertijd werd gekarak- |riseerd. een ware „opstand der brden". Manifesten, druipend van in schaamteloos imperialisme, rden overal verspreid en opge- mgen. Tegen de toenmalige mi- ter-president Schermerhorn, te-' n luitenant-gouverneur-generaal in Mook en tegen allen, die maar lgszins geacht werden met sym- ithle te staan tegenover de Repoe- ik Indonesia, werden de grofste schuldigingen geuit. Er werd een middellijk militair optreden te- n de Indonesische Republiek Hst. it congres van de CPN, van welke toen deel uitmaakte, achtte de uatie alarmerend genoeg om een legatie, bestaande'uit de partij- orzitter Gerben Wagenaar en mij hoofdredacteur van „De Waar- id" af te vaardigen naar de minis- president. om van onze ongerust- id blijk te geven en opheldering vragen over de toenemende sfeer, aruit een rechtse staatsgreep eigend naar voren kwam. Wij dden toen met Schermerhom een enhartig gesprek. Daaruit bleek, t Schermerhom goeddeels onze ees deelde en de toestand ernstig emde. Hij verklaarde, dat de re- ring vastbesloten was vóör deze uk niet te wijken. !t gebeuren al is het maar een :ldent in het geheel is wellicht n belang voor de geschledschrij- ig. die dr Roegholt beoogt. In De larheid van die dagen is ongetwij- d meer over de toenmalige situa te vinden. lar in het onderhavige artikel ook naam van de toenmalige hoofd- lacteur van Trouw, dr Bruins >t. wordt genoemd en vermeld rdt, dat „deze later zijn stand- nt wijzigde" is het wellicht inte- tóant te vermelden, dat op die ziging van standpunt mede van 'loed is geweest een paar uitvoe- e (en openhartige) gesprekken, ondergetekende later met hem, zijn redactie-bureau, heeft ge ld. Ik was toen geen hoofdredac- ur meer van „De Waarheid". Het iprek liep voor zover ik mij herln- in hoofdzaak over de noodzake- theid. uit bijbelse visie, partij te zen voor „de ellendigen en ver- ikten". tegen overheersende chten Ik meen (maar wellicht is overdreven, een soort zelfover- latting) dat deze gesprekken, die mij gaarne herinner, voor de „wij- ing van standpunt" van Bruins >t van enig belang zijn geweest. door H. J. Neuman De invloed van heftige incidenten In de Oost-West-verhouding op de wapenbeheersing Is niet altijd de selfde. De Cubaanse rakettencrisis van oktober 1962 heeft, so lijkt bet wel, het wapenbeheersingsoverleg eerder gestimuleerd dan bemoei lijkt. De Amerikaans-Russische overeenkomst tot instelling van de zgn. „hot line" (20 Juni 1963) is er het rechtstreeks gevolg van. Het akkoord inzake een gedeeltelijk verbod van kernproeven volgde ruim zes weken later. Daarentegen heeft de onderwer ping van Praag in augustus 1968 door Russische, Poolse, Hongaarse, Bulgaarse en Oostduitse legers een aanzienlijke vertraging teweeg ge bracht in het Amerikaans-Russi sche overleg tot beperking van de strategische kernbewapening (SALT). Op 21 augustus 1968 had men in Washington en Moskou ge lijktijdig bekend willen maken, dat president Johnson en premier Kosygin elkaar eind september in Leningrad zouden ontmoeten om het openingsseln voor deze bespre kingen te geven. De gebeurtenissen in Tsjechoslowakije waren voor minister Rusk aanleiding de Sow- Jet ambassadeur in Washington op te bellen en hem te zeggen dat de topconferentie niet kon doorgaan en dat het gemeenschappelijke communiqué moest vervallen. Pas in november 1969, dertien maan den later dus, nam SALT een aanvang. En nu dan dos Afghanistan. Presi dent Carter heeft de Amerikaanse aenaat in een brief verzocht de goedkeuring van het tweede SALT- verdrag voorlopig niet meer in overweging te nemen. Het is, tus sen haakjes, nogal merkwaardig dat de Nederlandse politiek, die aanvankelijk de ratificatie van SALT II tot plechtige voorwaarde tot haar verdere besluitvorming gebombardeerd, thans over dit onbeperkte uitstel nagenoeg zwijgt. En In Genève heeft een Amerikaanse woordvoerder mee gedeeld dat zijn land op dit mo ment niet met de Sowjet-Unle wil praten over een eventueel verbod op chemische wapens. Vorige week donderdag hadden beide landen over dit onderwerp een nieuwe ge spreksronde zullen beginnen. Maar, zo zei de Amerikaanse woordvoerder, het is nu niet het geschiktste moment om dit te doen. Het is met dat verbod van chemi sche wapens een langdurige ge schiedenis. Al in 1874, toen in Brus sel de Verklaring over de Wetten en Gebruiken van de Oorlog werd aanvaard, onderkende de interna tionale gemeenschap dit probleem. Het gebruik van chemische wapens was eigenlijk al verboden (bet landoorlogsreglement) voordat de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Niet temin zijn tijdens dit conflict meer dan negentigduizend mensen ge dood als gevolg van het gebruik van strijdgassen. Voor de overwinnaars was dat re den in de onderscheiden verdragen aan het eind van de oorlog (Versail les, Saint-Germain, Trianon, Sè vres en Neuilly) de produktie en de invoer van verstikkende, giftige en soortgelijke gassen aan de over wonnen mogendheden ten streng ste te verbieden. De Verenigde Staten gaven de aan zet tot een verdrag over het ge bruik van onderzeeboten en giftige gassen (Washington, 6 februari 1922). Maar zelf ratificeerden ze het niet; de andere mogendheden even min. Vandaar dat het niet in wer king is getreden. Niettemin kwam in juni 1925 een protocol tot stand (het Protocol van Genève), waarin de passage over de chemische wa pens uit het Verdrag van Washing ton letterlijk werd overgenomen. Het behelsde een verbod van bet eerste gebruik van verstikkende, giftige en soortgelijke gassen, als mede van bacteriologische strijd middelen. Het gebruik van traan gas werd niet uitgesloten. De Ame rikaanse Senaat ging in 1926 tot bestudering van het protocol over. Maar toen duidelijk werd, dat er als gevolg van oppositie van de kant van de industrie (American Chemical Society) en het leger (Army Chemical Corps) geen meer derheid voor goedkeuring te ver wachten viel, legde men het docu ment terzijde. Pas onder president Nlxon, op 16 december 1974, is het protocol alsnog door de Verenigde Staten geratificeerd. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn biologische en chemische strijdmiddelen niet op grote schaal gebruikt. Niettemin zijn in decem ber 1949 twaalf Japanse militairen in de Sowjet-Unie veroordeeld we gens het voorbereiden en gebrui ken van bacteriologische wapens tegen de Mongoolse Volksrepu bliek en tegen China. In het kader van de Verenigde Na ties zijn de pogingen om niet alleen het gebruik maar ook het bezit van chemische en biologische wapens te verbieden hervat. Eerst richtten de Inspanningen zich op een gelijk tijdig verbod van belde soorten wapens, maar toen dit niet lukte heeft men op voorstel van Groot- Brittannlè de zaken gescheiden. Op 10 april 1972 kwam de Conven tie inzake het Verbod van de Ont wikkeling, Produktie en Opslag van Biologische en Tozlnewapens tot stand. In artikel XIII van deze conventie verplichtten de partijen zich „in goede trouw" voort te gaan met hun pogingen ook een spoedig verbod op de produktie en het bezit van chemische wapens tot stand te brengen. Nog altijd is men daarin niet geslaagd. Het overleg onttrekt zich goeddeels aan de Ontwape ningscommissie in Genève. De obstakels die zich voordoen zijn aanzienlijk. Zolang de Vietnamese oorlog duurde, was Amerika niet bereid het gebruik van ontblade- ringsmlddelen en traangas buiten de wet te stellen. De Sowjet-Unie maakte, soals wel vaker geschied de, bezwaar tegen diverse vormen van verificatie. En meer In het al gemeen geldt dat de vervaardiging van bepaalde chemische strijdmid delen nauwelijks te onderscheiden valt van de aanmaak van produk- ten voor civiel gebruik (soals on kruidverdelgers). Nlzon en Brezjnew hebben in Juli 1974 te Moskou afgesproken dat hun landen samen souden proberen een algeheel verbod van de produk tie en de opslag van chemische wapens tot stand te brengen. De andere landen hebben wel gepro beerd de helpende hand te bieden (de namen van de Nederlandse des kundigen Bartlema en Ooms mo gen daarbij met ere worden ge noemd), maar in feite is het sinds augustus 1976 een zaak tussen Amerikanen en Russen. Tastbare resultaten hebben hun onderonsjes tot dusver niet opgele verd. Het liefst souden se alle che mische wapens willen verbieden, maar wat zijn precies chemische wapens? Vallen daar bijvoorbeeld ook de „riot control gases" van de politie onder? Hoe onderscheid Je stoffen voor eivlel gebruik van stoffen voor militair gebruik? Wat doe Je met de zgn. binaire gassen, die bestaan uit twee chemische substanties en die pas goed giftig worden als se met elkaar in verbin ding komen? Doel-krlterla en kwantlteits-krlteria souden hier misschien een oplossing kunnen bieden. Maar door Afghanistan staat nu ook dit raderwerk stil. door Jelle Jan Klinkert Het is opmerkelijk dat de apotheek-houdende huisart sen op veel sympathie in de media mogen rekenen in hun strijd tegen de invasie van apothekers op het plat teland. Ik denk dat dat komt behalve door de nogal ruwe wijze waarop dat laat ste geschiedt vanwege het romantische beeld dat rond om deze groep van genees kundigen bestaat en dat on langs door een Tros-aktua uitzending weer zo duidelijk werd verbeeld. Terwijl we mochten kijken naar beelden van modderlaarzen en sneeuwstormen, repte de commen tator met sonore stem over de „vrij wel onbegaanbare" wegen, waar over de geneesheer ten plattelande niet zelden zijn patiënten moest be reiken en over het feit dat een arts daar soms „een kwartier lang tot zijn enkels door de modder" moest baggeren. Tevens werd de medicus niet onvermeld gelaten die in de afgelopen winter over een sneeuw berg van maar liefst vijf meter hoogte moest klimmen om een zij ner paUënten te bereiken. Naar mijn mening ls het werk van een huisarts In de Jungle van de grote stad minstens zo moeilijk als dat van zijn plattelandscollega. Maar afgezien daarvan met stem mingmakende romantisering wordt de geneesmiddelenstrljd die nu heerst niet opgelost. In Trouw van 21 november en 12 januari is de zaak helder uit de doeken gedaan. In het kort: op het platteland zijn nogal wat hulsart sen die een apotheek aan huis heb ben. De apothekers hebben ontdekt dat zij via een rechterlijke uit spraak zo'n huisarts kunnen dwin gen zijn apotheek op te geven en een „echte" apotheek kunnen vesti gen. De apotheek-houdende (ver der: a h.) huisartsen vinden dat na tuurlijk niet leuk en zo zijn de poppen aan het dansen geraakt. Belangen Wat ln de hele kwestie opvalt is de vermenging van groepsbelang en patiëntenbelang waaronder de dis cussie tussen' de belanghebbende partijen lijdt. Beide partijen probe ren op een bijna aandoenlijke wijze duidelijk te maken dat ze uitslui tend het belang van de patiënt op het oog hebben. Ondertussen is het voor elke buitenstaander duidelijk, dat hier plaats ls voor enige twiJfeL Iedereen in de gezondheidszorg ver zekert ons weliswaar onophoudelijk en om het hardst uitsluitend het belang van de patiënt op het oog te hebben maar tegelijk ziet die buitenstaander dat het belang van de leden van de beroepsgroep een minstens even belangrijke rol speelt Hulsartsen en niet alleen de a.h.- huisartsen en apothekers verke ren op dit moment namelijk in een bijzondere situatie. Verwacht mag worden, dat er binnenkort een grote hoeveelheid Jonge huisartsen afstu deert. voor wie bij de huidige nor matieve praktijkgrootte geen werk te vinden is. Op dit moment is de situatie voor de afstuderende huls arts al moeilijk, maar binnen korte tijd zal die nog veel benarder worden. Voor de apotheker geldt ln feite dezelfde situatie Ook hier zullen binnen korte tijd vrij veel collega's afstuderen voor wie bij de huidi ge normatieve grootte van het ver zorgingsgebied van een apotheek geen plaats is. De onlangs door de Koninklijke Nederlandse Maat schappij ter bevordering der Phar- macie <KNMP) uitgebrachte nota „De apotheker nu en straks" toont dit duidelijk aan Het ls dan ook geen wonder, dat de organisaties van huisartsen en apo thekers beide hun best doen om te zorgen, dat er voor de leden zo veel mogelijk werk blijft bestaan of wordt geschapen. Voor de huisart sen betekent dat onder meer: strij den voor het behoud van de apo- theekhoudende huisarts. En voor de apothekers: vestiging van apo theken overal waar die nu nog niet zijn dus ook ln gebieden waar een apotheekhoudende hulsarts zit Zo gezien ls het conflict tussen apo thekers en a.h.-hulsartsen een be langenstrijd van twee beroepsgroe pen, die belde een problematische toekomst tegemoet gaan; een toe komst van te veel collega's en prak tijk verkleining. Dat zo'n belangen strijd bestaat is iets waar niemand zich voor hoeft te schamen hoe wel men dat wel schijnt te doen maar het ls zinloos om het bestaan ervan te ontkennen door te doen alsof uitsluitend het belang van de patiënt een rol speelt. Ondertussen ls het geweldig jam mer, dat er geen georganiseerde pa tiëntengroepering ls, die ln dit con flict wel duidelijk kan maken wat nu precies het belang van de pa tiënt ls. Laat Ik daarom zelf eens een voorlopige poging wagen om dat belang te formuleren. Mij lijkt dat het belang van een patiënt is, dat hij niet te veel en niet te weinig, goede en goedkope geneesmiddelen krijgt voorgeschreven; dat hij op eenvoudige wijze ln het bezit ervan kan komen en dat hij over gebruik, aard en bijwerkingen van de geneesmidde len goed wordt voorgelicht. Ik geef deze formulering voor een betere. Het ls ln elk geval een begin om vanuit te gaan, wanneer het belang van de patiënt ln dit conflict aan de orde is. Is nu bij één van de drie punten aan apotheker of huls arts de voorkeur te geven? Bij het eerste punt speelt de apo theker geen of slechts een kleine rol: de hulsarts schrijft voor. Het ls daarbij niet bij voorbaat duidelijk waarom een a.h.-hulsarts dat beter zou doen dan een gewone. Welis waar wijst de voorzitter van de vere niging van a.h.-hulsartsen voortdu rend op het feit dat deze hulsartsen gemiddeld voor een lager bedrag per patiënt voorschrijven dan gewo ne hulsartsen maar zijn conclusie („dus een besparing, landelijk ge zien van 155 miljoen) klopt niet. Om zo'n conclusie toe te laten, dienen de cijfers beter onderzocht te wor den. Voor de hand ligt daarbij de vraag, ln hoeverre het feit dat de a.h.-hulsarts een plattelands arts ls bij de besparing een rol speelt. Voorlopig ls nog niet aangetoond dat de a.h.-hulsartsen 156 miljoen besparen omdat zij een apotheek hebben. Bij het tweede punt het gemak kelijk verkrijgen van medicijnen lijkt de apotheker op het eerste gezicht ln het nadeel Echter: vla een goed georganiseerde bezorg- en ophaaldienst (deze bestaan op dit moment al) kan dit nadeel gemak kelijk worden overwonnen. Wat betreft het derde punt de voorlichting lijkt mij dat de apo theker een neuslengte voor ligt. Ik kan nu eenmaal niet aan de Indruk ontkomen dat iemand die vijf Jaar farmacie gestudeerd heeft meer van medicijnen afweet dan iemand die zes Jaar geneeskunde heeft gestu deerd (Ik bedenk nu trouwens dat deze laatste studie vaak met „medi cijnen" wordt aangeduid). Een argument dat ook wel wordt aangevoerd ls, dat de medische ver zorging in gevaar zou komen bil vestiging van apotheken. Ik geloof daar niets van. Ten eerste krijgt een hulsarts, als hij zijn apotheek opge eft, een mooie vergoeding van de zich vestigende apotheker. En bo vendien: als hij toch zijn praktijk zou opgeven wegens te geringe in komsten, dan staan er ongetwijfeld talloze pas afgestudeerde huisart sen gereed om tegen een minimaal Inkomen deze praktijk voort te zetten. De conclusie die lk op dit moment zou kunnen trekken de apothe ker heeft voor de geneesmiddelen, voorziening de voorkeur boven de huisarts Ls niet eens zo erg be langrijk. Van belang ls dat als het gaat over het belang van de patiënt, men niet ln vage termen moet blij ven spreken, maar dat zou moeten doen op een manier zoals lk hierbo ven heb geprobeerd. En verder is belangrijk, dat nu opnieuw de nood zaak van organisatie van patiënten duidelijk naar voren komt. Drs J. J. Klinkert Is wetenschappe lijk medewerker van de vakgroep gedragswetenschappen van de fa culteit der geneeskunde van de Vrije Universiteit Ln Amsterdam. P. van den Boogaart: Bij het ont wikkelen van anti conceptiva voor de vrouw zijn onvoldoende vrouwen betrokken (R.U.-Groningen) D. Hoekstra: De snelheid van de gemiddelde toerfletser wordt door de wetgever danig onderschat (R.U.-Groningen) N. Jörg: Een veroordeelde kan in een vonnis, inhoudende een zeer lange gevangenisstraf in combina tie met onvoorwaardelijke terbe schikkingstelling van de regering, een uitnodiging tot zelfmoord lezen (R.U.-Utrecht) F. Bretschneider: Gezien de zware taak die veel kinderen van kleine zelfstandigen reeds op Jeugdige leeftijd ln het familiebedrijf krijgen toebedeeld, is het een misverstand te denken dat de kinderarbeid ls afgeschaft (R.U.-Utrecht)

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13