LUüli De groeiboer en de wijker Goedkoop moderniseren Doelbewust klein gebleven I Deze pagina werd samengesteld door Willem Schrama ATERDAG 12 JANUARI 1980 TROUWKWARTET 13 De Europese landbouwpolitiek heeft vrijwel uitsluitend voordelen opgeleverd voor boerenbedrijven en tuinderijen, die sinds het begin van de jaren zestig de mogelijkheden hebben gegrepen om groter te worden. Mede door een efficiëntere aanpak steeg de produktie van deze bedrijven, en daarmee het inkomen. Maar tegenover de extra impulsen voor kapitaalkrachtige boeren stond een enorme uitstoot van arbeidskrachten. Een uitstoot, die tot op heden doorgaat. Er verdwenen enkele honderdduizenden landarbeiders, gevolgd door nog eens honderd vijftigduizend kleine boeren. De agrarische beroepsbevolking daalde van twintig procent in 1958 tot ongeveer vijf procent nu. De hoge inkomens zijn vooral te vinden in die bedrijven, waar op industriële wijze wordt geproduceerd, zoals de intensieve veehouderijen (varkens, kalveren, pluimvee). De term „agrarisch bedrijf" is voor deze groep dan ook wat in het ongerede geraakt en heeft plaats gemaakt voor „bio-industrieel bedrijf". Deze bedrijven behoeven zich over het algemeen weinig zorgen te maken over de EG-plannen tot inkomensstijging in de agrarische sector die weer het gevolg zijn van het feit dat op dit moment tien procent van de melkproduktie niet op normale wijze kan worden afgezet („boterberg" of „melkpoederberg"). De zuivel blijkt de grootste slokop van het EG-budget. Het is dan ook met name de rundveehouderij van oudsher typisch een gezinsbedrijf waar rekening moet worden gehouden met moeilijker omstandigheden. Waar de krachtvoerprijs hoger wordt, is de melkprijs over zijn hoogtepunt heen. Nu al is het geen uitzondering dat op volkomen vergelijkbare bedrijven inkomensverschillen van 50.000 gulden voorkomen. De ooizaken daarvan zijn niet altijd even gemakkelijk aan te geven. Soms is het een kwestie van de juiste beslissing op het juiste momen' t, maar soms ook beschikt de boer niet over de mogelijkheden om de welvaart op zijn erf te h ouden. Want wat is het nut van gigantische investeri ngen als hij geen opvolger heeft? Maar los daarvan moet de melkveehouder een b eetje een duizendpoot zijn, wil hij het hoofd kunnen bieden aan de problemen die komen gaan. Grote verschillen in melkproduktie ontstaan al gauw door verkeerd melken, verkeerd voeren, verkeerde selectie, verkeerd stierengebruik. Een slordige grondbewerking of een te lange weiperiode veroorzaken al gauw een jaarlijks verlies van 15.000 gulden. Een ander probleem is de kalversterfte, soms ontstaan door besmetting, maar vaker nog doordat de intensiteit van het bedrijf de aandacht van de boer elders opeist. Er zijn bedrijven waar 25 procent van de kalveren vlak na de geboorte sterft. Ook dient de boer op de hoogte te blijven van de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van de mechanisatie, waar zelfs mini-computers zich al aandienen. Hieronder volgen gesprekken met twee boeren, ieder met verschillende opvattingen en mogelijkheden. Ze oefenen hun bedrijven uit in zuid-west Drente, en dat geeft nog een extra probleem. Het aantal kavels per bedrijf is hier het hoogst van heel Nederland. De produktie en ook het inkomen liggen daardoor aanzienlijk lager dan in verkavelde gebieden elders in den lande. Melkveehouder J. Ved- der (47) uit Ruinerwold wilde altijd al graag boer worden. „Mijn va der wilde me laten stu deren voor veearts. Hij zei: je kunt beter de boeren melken dan de koeien. Maar na drie jaar HBS besloot ik toch maar weer op de boerderij te gaan wer ken. Het vee, het land, de vrijheid. Dat trok me nu eenmaal meer". Vedder belandde In het boe renbedrijf via een ouderwets principe: hij kreeg geen loon, maar zakgeld. Toen hij trouw de sloot hij met zijn vader een maatschap met het oog op latere overname van het be drijf. Aan het begin van de jaren zestig hielden ze samen nog achttien koeien. Het met de hand melken vergde niet minder dan acht arbeidsuren per dag. Het duurde dus niet lang of de melkmachines moesten er aan te pas komen. Druk=== Vedder. „Toen al begon je langzaam de druk van bui tenaf te voelen. Je moest steeds meer melk leveren, of je Inkomen liep terug. Nu loop ik in nieuwe ontwikkelingen nooit voorop ik kijk eerst de kat uit de boom maar op menige voorlichtingsavond werd me toch wel duidelijk dat er iets moest veranderen". Het bescheiden familiebedrif van de Vedders groeide lang zaam naar wat het nu is. Ten behoeve van een efficiëntere wijze van maaien, hooien en mesten moesten de paarden het afleggen tegen de trekker. De veestapel telt nu achten veertig koeien en acht fokzeu- gen, die Vedder senior nog bij wijze van hobby onderhoudt. In 1972 kwam het moment dat hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikte en uitstapte. Vedder junior stond er toen alleen voor. Hij wilde wel mo derniseren, maar werd daarin belemmerd door een drietal zaken. Al in 1963 had de pro vincie Drente hem laten we ten dat een toekomstig om leidingskanaal van de Drent se Hoofdvaart de helft van zijn land zou gaan opeisen. De laatste correspondentie hier over dateert van 1972 en nog altijd zijn de plannen niet uit gevoerd. Maar dat kanaal komt er, en Vedders buurman wacht hetzelfde lot. Hetgeen van niet geringe invloed is op belemmering nummer twee: de op handen zijnde ruilver kaveling. Vedder bezit zo'n kleine dertig hectare (bunder) weiland op drie verschillende plaatsen. Hoe dat er in de toe komst zal uitzien is zeer de vraag. En daar komt dan nog bij dat zijn oudste zoon van achttien te kennen heeft gege ven dat hij pertinent geen boer wil worden. Hij gaat scheikunde studeren. Vedder „Ik geef hem groot gelijk, maar was het allemaal anders gelopen dan stond hier nu een moderne nieuwe lig- boxenstal met misschien wel honderd koeien. Je investeert tenslotte voor de toekomst. Nu wacht ik in feite op op de provincieplannen, de ruilver kaveling en mijn zoon van acht. Dat komt achteraf goed uit, want als ik nu een zoon had die het bedrijf zou willen overnemen, dan moest ik wat doen. Want voor een twee- mansbedrijf zijn achtenveer tig koeien niet renderend". Vedder heeft overigens niet stilgezeten. Hij heeft zijn be staande schurencomplex in- tussen zo goedkoop mogelijk verbouwd tot een geïmprovi seerde ligboxenstal met aan sluitend een doorloop-mèlk- stal waarin vier koeien tege lijk geheel gemechaniseerd worden gemolken. „Doe je dat niet, dan blijf je achter," zegt hij. „Je moet voortdurend proberen boven het gemiddel de te blijven, anders verdwijn je op den duur. Je ziet het bij alle kleine boeren die geen op volgers hebben. Ze denken: het zal mijn tijd wel duren en dan zie je ze ook kopje onder gaan. Met twintig koeien red je het ook niet meer. Ik kan bij voorbeeld de produktie- prijs van mijn melk nog een beetje drukken door gebruik te maken van de kwantum kortingen voor krachtvoer. Door duizenden kilo's tegelijk te kopen spaar ik zeven cen ten per kilo uit. Dat drukt in elk geval minder zwaar op mijn literprijs. Dat ls nodig, want komt het moment van nieuwbouw, dan moet ik reke nen op een Investering van zeker een half miljoen" Overdrijving- Ondanks zijn onzekerheden in verband met de toekomsti ge ruilverkaveling is Vedder er geen tegenstander van. „Er gaat niets boven een bewerk baar rechthoekig stuk land. Alleen moet men uit het oog punt van natuurbeheer niet dergelijke claims gaan leggen dat de boer geen armslag meer heeft. Soms denk ik wel eens: overdrijven die ambte naren nou niet. Dan denk ik aan vroeger thuis. Mijn moe der kookte van die heerlijke pap. Dan namen we een twee de bord en dat konden we niet meer op. Dan zei mijn moe der: Jullie ogen zijn groter dan je buik. Dat is hier ook het geval: de ogen zijn groter dan de geldbuidel". Maar dat is dan ook het enige waarover Vedder klaagt. Dat hij zo'n zeventig uur per week in touw is, deert hem niet. Dat hij eigenlijk te weinig tijd heeft om zijn vee te controle ren op uierontsteking en toch tigheid (zeg maar krolsheid bij koeien), dat neemt hij op de koop toe. Hij vindt het al een hele winst dat hij al der tien jaar lang achtereenvol gend in staat is geweest om met zijn vrouw op vakantie te gaan, al zijn het dan maar vijf dagen. Want dat was er vroe ger niet bij. Met een reisvere- niging van de melkveehoude rij vereniging hebben ze in middels al aan heel Europa geroken. Tijdens hun afwezig heid worden de honneurs waargenomen door een be roepskracht van de bedrijfs- verzorglngsdlenst, een hulpin stantie bij ziekte of afwezig heid. Al kost dat dan vijfhon derd gulden, Vedder is er best over te sprkeen, zegt hij. „Ze zeggen wel eens: de boer die niet klaagt, is niet gezond. Ach, ambtenaren klagen ook. Niemand klaagt zonder reden." In tegenstelling tot zijn collega Vedder is melk veehouder G. Koetsier (51) uit het naburige Ruinerweide geen „groeiboer", maar een „wijker". Een boer die over een aantal jaren zijn bedrijf zal moeten opdoeken omdat hij het mede door het ont breken van een opvol ger niet verantwoord vindt om grote investe ringen te doen. Hoewel hij van zijn vijf kinde ren altijd veel hulp heeft ge had, staan ze niet te trappelen om zijn bedrijf over te nemen. Zijn oudste zoon van twintig werkt in een kaasfabriek in Meppel en diens jongere broer van zestien wil in de detail handel. Koetsier vindt het wel jammer. Wat hij in vijfentwin tig Jaar heeft opgebouwd, zal eens in andere handen over gaan. Die gedachte kwelt hem een beetje. Samen met zijn zwager nam hij destijds de boerderij van zijn schoonouders over. Ze hadden elk vijf koeien, die nog met de hand werden ge molken. Toen zijn zwager vijf jaar later het bedrijf verliet, was ook Koetsier genood zaakt om op melkmachines over te gaan. Hij heeft nu der tig kceien, tien fokzeugen en veertien hectare weiland. 81nds een jaar beschikt hij over een tamelijk modem lei dingsysteem waardoor de melk vanuit de stal in een centrale tank wordt gepompt, die vervolgens weer door de melkfabriek wordt geleegd. Dat is efficiënter wecken dan vroeger, maar al met al is Koetsiers bedrijf nog steeds bescheiden van omvang. Onzeker Hij is doelbewust klein geble ven, enerzijds vanwege de op volgingskwestie, maar ander zijds omdat hij persoonlijk geen voorstander is van schaalvergroting. Onzeker heid over wat de toekomst te bieden heeft, dat speelt er ze ker in mee. „Ik zie over tien jaar alleen nog maar hele gro te bedrijven, waar voor mil joenen in omgaat. Het zal moeilijk zijn om daar opvol gers voor te krijgen. Ga maai eens naar een bank toe. Toen lk hier begon kocht Je een hectare grond voor driedui zend gulden. Nu betaal Je der tigduizend gulden. Boven dien: je werkt met levend ma teriaal. Dat brengt risico's van tegenslag met zich mee. Is die tegenslag groot en heb je één of anderhalf miljoen geïnves teerd, dan kun je Jezelf aan de balk schrijven. Ik ben niet bang om te lenen, maar ik wil wel de zekerheid hebben dat ik het kan opbrengen. Ik wil graag zien hoe lang mijn pols stok is. Daarbij komt dat ik niet het type ben dat koste wat kost twinUgduizend gul den per jaar méér wil verdie nen. Ik heb een gelukkig gezin met vijf gezonde kinderen. Dat is toch heel wat. Er is tegenwoordig zoveel ontevre denheid. De wereld zou er heel wat beter uitzien als niet iedereen stond te dringen om almaar méér te verdienen. Je moet ook nog mens blijven, met aandacht voor andere dingen dan geld. Het zijn trou wens niet alleen de boeren die klagen. Arbeiders klagen net zoveel. Weet Je trouwens wan neer de boeren het minst kla gen? In februari. Da's de kort ste maand, telt maar achten twintig dagen". Onhandelbaar Koetsier zegt niet zo gelukkig te zijn met de ontwikkelingen in de bio-industrie. „Maar", zegt hij „niet de boeren zijn daarvan de schuld, maar de Nederlandse bevolking. Als de consument bereid zou zijn een gulden voor een ei neer te tel len. dan waren er alleen nog maar scharreleieren. De over heid heeft altijd gestreefd naar een zo goedkoop moge lijk voedselpakket. Dat is wel eens ten koste van de boeren gegaan. Die hebben het niet altijd even best gehad. Mijn vader heeft tijden gekend waarin een boterham zonder beleg heel gewoon was. En het kwam voor dat hij anderhalve gulden voor een big kreeg ter wijl een zak voer nog méér kostte." Ook meent hij enig onbegrip te bespeuren als het gaat om milieufactoren, een zaak waar hij als lid van een voorberei dingscommissie voor de ruil verkaveling in zijn omgeving veel mee te maken heeft ge had „Veel mensen denken dat boeren een hekel hebben aan de natuur. Dat is niet waar. Je moet een boer alleen een beetje zijn gang laten gaan en niet alles verbieden. Als je een boom wilt kappen moet je naar het gemeente huis. Dan komen ze kijken en dan zeggen ze: Ja. maar het ls toch eigenlijk zo'n mooie boom. Maar als Je een stuk land goed wilt gebruiken, dan kun je vanwege de schaduw aan de westkant geen bomen hebben. Een paar jaar geleden heb ik midden in het welland een paar bomen gekapt. Toen kreeg ik een bekeuring. Wel niet zo'n grote, maar lk bedoel dit te zeggen: het is als met een varken. Trek je hem aan zijn staart, dan wil hij vooruit. Trek Je hem aan zijn oren. dan wil hij terug. Op den duur wordt hij onhandelbaar. Men moet niet teveel op ons vitten. Een boer ziet de noodzaak van bomen heel goed in. maar hij moet wel kunnen werken." Klappen: De geluiden over Inkomens matiging in de agrarische sec tor. tenslotte, stemmen Koet sier al evenmin optimistisch. „Het is na de oorlog vaak ge noeg gebeurd dat de boeren de klappen moesten opvan gen. Dat zie ik er nu weer van komen. Waarom moeten wij alleen onderuit? Als er zo no dig gematigd moet worden, dén de hele bevolking. Wij we ten drommels goed dat er te veel melk ls. Ik ben geen mi nister van landbouw, maar lk weet wél dat die overvloed niet alleen onze schuld ls. En dat er dan boeren met span doeken de straat opvliegen, daar heb lk dan weer moeite mee. Ik zie meer in overleg. Dat heeft te maken met mijn instelling. Ik hecht nog aan gezag En als ik dan die de monstraties op de televisie zie, dan meen ik toch te doén te hebben met een stelletje oproerkraaiers." r

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 13