Met groeten uit Venlo Het blijft pleisters plakken Memoires van een driejarige Een onderzoek naar straathoekwerk ZATERDAG 5 JANUARI 1980 BINNENLAND KUNST! :;*x-x:x:x« •x-x::-x:x;x: :x-x:x:x:::x I •::x:::x:x;x: •XxX-XxX; X x;x:::x:x;x: x:x;x:::x-x X:>X;X;X%>;X;X liiii Etiketten zijn er genoeg:ftoge-rlsicogroep. randgroep, marginalen of gewoonweg criminelen. Maar de bestaande hulpverleningsinstellingen weten niet wat ze met deze groep jongeren aan moeten. De toenemende jeugdwerkloosheid levert, wanneer zij samengaat met alcohol- en drugsverslaving, het welzijnswerk deze nieuwe groep op: de jongeren met een hoog risico van crimineel gedrag. Veel van deze jongeren zoeken elkaar op. Samenbindende factoren zijn de gemeenschappelijke problemen (werkloosheid, woningnood, verslaving en het altijd nijpend geldgebrek) én het feit dat zij uit de „normale" samenleving worden gestoten. Hun groepsgewijze optreden leidt tot eigen groepsnormen, vechtpartijen met andere groepen en agressief gedrag naar de buitenwereld toe. De drempels, waar de jongeren overheen moeten, voordat ze hulp kunnen krijgen, zijn voor hen veel te hoog. Zelfs de procedures van de sociale dienst leveren onoverkomelijke problemen op. Bovendien ziet zo'n jongere iedereen die achter een bureau zit, als zijn natuurlijke vijand, ook zijn hulpverlener. Aan de andere kant is de hulpverlening niet geneigd achter de bureaus vandaan te komen. Zij behandelen alleen de individuele problemen van één cliënt en gaan niet in op de problemen van deze jongeren in groepsverband. Als er dus iets aan de problemen van deze randgroep-jongeren gedaan moet worden, zal dat binnen de groep zelf moeten gebeuren, door mensen die wat opleiding en milieu betreft niet zo erg ver van deze jongeren af staan. Dit werk heeft de naam straathoekwerk gekregen. Het wordt ook wel zwerfwerk of ambulant jongerenwerk genoemd. Globaal zijn er twee redenen aan te geven waarom de overheid iets aan de problemen van deze jongeren zou willen doen. De eerste is de bescherming van de samenleving tegen de agressiviteit en criminaliteit van deze jongeren. Vanuit die visie is het „streetcornerwork" in de VS ontstaan, vlak na de tweede wereldoorlog. Niet voor niets kreeg dit welzijnswerk de minder vleiende benaming „de fluwelen gummiknuppel". De tweede reden is de medemenselijkheid. Het is dan niet in de eerste plaats de bedoeling deze Jongeren aan te passen aan de maatschappij, maar om hun bestaan leefbaarder te maken. De mogelijkheden hiertoe liggen in het wegnemen van de oorzaken van hun afwijkend gedrag en verder het proberen hun agressie zo te richten, dat ze er zelf beter van worden en er niet door in aanraking komen met de justitie. Langzamerhand groeit het besef dat de samenleving medeverantwoordelijk is voor het gedrag van haar randfiguren. De samenleving vormt namelijk de voedingsbodem voor het afwijkend gedrag van de slachtoffers. Vanuit de laatste visie is het experiment ..hoge-risico groepen Limburg" in augustus 1978 begonnen Voordat het zover was, werd er acht Jaar vergaderd, onderzocht en overlegd met de gemeenten en provincie. Het tweejarig experiment wordt uitgevoerd door zes straathoekwerkers. Venlo-Tegelen, de oostelijke mijnstreek en Maastricht krijgen elk twee werkers. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het project ligt bij de Stichting BOWL (provinciaal instituut,voor de begeleiding van plaatselijk welzijnswerk in Limburg). BOWL zorgde er ook voor dat het straathoekwerk met een vakkundig evaluatieonderzoek ondersteund kon worden. Met twee ton subsidie van het Koningin Julianafonds kon een duur en gezaghebbend onderzoeksbureau aan het werk: de afdeling Sociaal. Geografisch en Bestuurskundig Onderzoek van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. En niet voor niets, de onderzoeksrapporten moeten een beleidsbepalende invloed hebben op alle Nederlandse gemeenten. door Johanneke Leestemaker In het café staat Ton aan de bar, een jongen van twintig jaar met een hard en gesloten ge zicht. Hij drinkt in een hoog tempo en kijkt ge spannen om zich heen. Bij het minste of ge ringste is hij in staat driftig uit te vallen of op de loop te gaan. Ton wordt door de politie ge zocht, hij moet nog veertien dagen „zitten" voor inbraak. Op de oproepdatum is hij niet verschenen. Hij had geen geld voor de treinreis naar Maas tricht waar de gevangenis staat. Bovendien hield zijn groep net dat weekeinde een groot feest. Als hij nü de bak in zou gaan, is dat de derde keer dat hij met kerst en oud en nieuw in de gevangenis zit en de gezelligheid mist. Hij werd veroordeeld voor mis handeling, inbraak en ge weldpleging. Hij is twintig, de ene arm is tot aan de romp vol getatoeëerd, de andere vol met gaten. Ton was aan de heroïne maar is er nu bijna vanaf. Werken wil hij graag. Eens heeft hij negen maanden ach ter elkaar als stratemaker ge werkt, met plezier. Maar wie neemt hem nu nog in dienst? In de verre omstreken weet iedereen, wie hij is. „Met Ton valt niet te spotten, want hij slaat erop." Samen met John, de straat hoekwerker, is hij bezig geen stomme streken meer uit te halen. Hij probeert zich ook te beheersen als twee dealers In de kroeg hem de heroipijne opdringen. Treiterend probe ren ze hem te bewegen toch te kopen, jouwen hem uit voor slappeling. Met heel veel moeite knijpt hij zijn vuisten dicht en beheerst zijn drift. „Bulten pak ik jullie nog wel," is zijn enige verweer. Als hij het in deze kroeg doet, is er geen één kroeg meer over waar hij zich mag vertonen. Ton is één van de zware pro bleemgevallen binnen de Ven- lose groep „La cave". De groep heeft zich zo genoemd omdat ze vroeger in een kel der bijeenkwamen. Nu heb ben ze een eigen honk „De Blokhut" waar ze op alle tij den van de dag en nacht te recht kunnen om hun groepsgenoten te treffen. Bui ten de groep hebben de mees ten geen relaties waaraan ze enig houvast hebben. „La caye" ls.éèn van de „hoge- risico-groepen Limburg", in Venlo zijn er zo een stuk of vijf. De groep bevat zo'n ze ventig Jongens. Meisjes opere ren alleen als aanhang van een groepslid. Als zelfstandig lid kan geen meisje zich staande houden. Na de sluitingstijd van het café trekken de jongens in een oude auto naar de „Blokhut". De houten keet staat even buiten de bebouwde kom van Venlo in een wildbegroeid veld. Behalve de straathoek werker komt hier niemand binnen, die niet tot de groep behoort. „Om de meiden krijgen we altijd stront" is de conclusie van de groep. En het lijkt ook zo te zijn. De vechtpartijen zijn niet van de lucht als ie mand zich niet houdt aan de ongeschreven wetten van de groep. Zo zijn de dienstplich tige militairen nog weieens het haasje omdat ze de regels van het verleidingsspel niet kennen. BIJ Ton schijnt de ellende ook bij een meisje te beginnen. Het meisje van vijftien wordt door haar ouders het huis uit gezet, als ze vertelt dat ze met Ton vrijt. Zij komt bij de ou ders van Ton in huis, waar Ton ook woont. Doordat ze veel te dicht op elkaar zitten, komen er ruzies. Er vallen har de klappen van beide kanten maar toch blijven ze bij el kaar, want ze kunnen nergens naar toe. Met de twee zwan gerschappen die Ton bij het meisje veroorzaakt, loopt het slecht af. De eerste wordt een abortus, de tweede een mis kraam als Ton het meisje bij een knallende ruzie in haar buik trapt. Toch blijven ze maar bij elkaar wonen. Als het meisje op een gegeven mo ment niet op een afspraak ver schijnt maar met een andere Jongen stappen is, lijkt de bom te barsten. Zodra Ton het meisje weer ziet, som meert hij haar te vertrekken. Als ze het niet doet, sleept Ton haar in blinde drift naar buiten en slaat haar in elkaar. •Ook de politieagenten, die te hulp schieten, moeten het be zuren. Eén wordt het zieken huis ingeslagen. Ton krijgt een aanklacht wegens mis handeling aan zijn broek. Als het meisje (dat gewoon bij Ton blijft wonen, want waar r moet ze naar toe?) hoort wat het vonnis inhoudt: drie maanden gevangenisstraf, draalt ze zich om en loopt weg. Ton is alleen de klos. Nadien gaat het niet beter met Ton. Hij krijgt geen werk meer, geen meisje kijkt hem meer aan, hij raakt aan de heroïne verslaafd en moet ste len om aan geld te komen. Ton doet dat op zo'n stomme manier dat het wel bekend moet worden wie de inbraken heeft gepleegd. Ook blijkt hij, zelfs met behulp van de straathoekwerker, niet in staat om de strafuitkering die hij op onredelijke gronden van de sociale dienst heeft ge kregen, ongedaan te maken. Zo moet hij zich van honderd gulden in de week ln leven zien te houden. Als hij door de politie wordt gearresteerd voor de inbraken die hij heeft gepleegd, is hij na drie dagen cel zó" murw, dat hij alle inbraken bekent, ook die hij niet heeft gepleegd. Zijn enige behoefte is frisse lucht. De straf is van latere zorg. Achteraf blijkt dat de cellen die de Venlose politie gebruikt, al vijf Jaar geleden zijn afgekeurd. En dat Ton slechts één vleze bebloede.de ken kreeg om onder te slapen in plaats van de voorgeschre ven twee gestoomde dekens. Ook werd hij, volgens eigen zeggen, al die dagen niet één keer gelucht. Malaise Een aantal problemen krijgt zo'n Jongen als Ton al met de geboorte mee. Ook de andere Venlose jongeren uit de zoge naamde „sociaal lagere mili eus" komen daar niet onder uit. De economische malaise van Limburg heeft Venlo niet onberoerd gelaten. Gebrek aan industriële activiteit en een werkeloosheidscijfer dat ver boven het landelijk ge middelde ligt. Venlo heeft één voordeel: zijn ligging ten op zichte van Duitsland. Veel Duitsers doen hun inkopen ln het relatief goedkope Venlo. Dat levert een bloeiende wel stand op, maar ook een verte kend beeld. Want als de Duit sers weer over de grens zijn en de middenstanders naar hun hulzen buiten de stad zijn ver trokken, komt het ware Venlo tot leven ln de driehonderd twintig kroegen (op een bevol- Met ruim zeshonderd „randgroepjongeren" hebben de twee straat hoekwerkers in Venlo contact. Ze ontmoeten ze ln het café, op straat of in de jeugdhonken. Tienjarige jongetjes, die hun zelfgemaakte alcohol op de hoeken van de straat drinken, horen bij de zeshonderd gevallen. Maar ook de criminele jongeren, die door de echte onderwe reld van Venlo worden benaderd om de vieze karweitjes op te knappen. Straathoekwerk is zwaar werk, weken van Zeventig uur, veel nachtwerk, verplicht al coholgebruik onder het werk. „De afgelopen anderhalf jaar kostte me elf kilo en een hoop poen", verzucht één van de werkers. Hij houdt er defini tief mee op. Al veel te vaak heeft hij zijn neus gestoten aan de muren van het tradi tionele hulp- en dienstverle ningsapparaat. John, de ex-kastelein, nu straathoekwerker, heeft daar entegen zijn hart verpand aan het werk. Zonder gerichte op leiding voor het welzijnswerk is hij nog niet „verpest" en kan het werk met de „hoge risicogroepen" goed aan. „Ik probeer de jongens over de drempels heen te helpen, die ze van de rest van de samenle ving isoleren. Door een men taliteitsverandering in zo'n groep teweeg te brengen, be reik Je al heel wat. Ik ben trots als de Jongens hun menings verschillen met de blote vuist uitvechten in plaats van el kaar met messen en kapotges lagen bierflesjes te bewerken. De buitenwereld ziet het ver schil niet, maar het is hemels breed". zegt John. de sociale, zoals zijn Jongens hem noemen. Ondanks de hoge inzet en alle onbetaalde overuren van de straathoekwerkers, blijft het pleisters plakken. De werke lijke oorzaken van het afwij kend gedrag van deze Jonge ren kunnen alleen op de hele lange termijn worden wegge nomen. Ondertussen groeit de groep „randfiguren" en be hoedt een enkele straathoek werker een enkele „margina le" voor de definitieve onder gang. De eerste twee rapporten ln de serie van vier over het „Straathoekwerk in Limburg" zijn aan te vragen bij de Stich ting van Nederlandse Ge meenten, Nassaustraat 12 ln Den Haag. king van zeventigduizend mensen). Dan zie Je de gevol gen van werkloosheid, alcohol en drugsgebruik, verveling en agressie. Het spreldingsbeleid bracht Venlo een grote Molukse ge meenschap, Surlnamers en een overvol woonwagenkamp. De gemeente Venlo ziet zelfs nog de mogelijkheid groepen Vietnamese vluchtelingen op te nemen: ze worden wel ln dezelfde straat gehuisvest waar ook de harde-herolne- kem in kraakpanden leeft. Naast de spanningen die deze, slecht naast elkaar levende, groepen opleveren, zorgen de dienstplichtige militairen uit de naburige kazerne en de au tochtone Jongeren voor het nodige „vertier". Omlaag. Al vlug komen de Jongeren uit de „hoge risicogroepen" ln een neerwaartse sprlaal te recht. Geen opleiding-geen werk-geen huls-geen dranken- verveling-agressie-Justitie- geen werk. De carrière van zo'n Jongen zou er als volgt uit kunnen zien. Na een paar Jaar LTS gaat hij van school <85 pro cent van de gevallen zijn Jon gens). Als hij werk kan vin den. bevredigt dat hem na een paar Jaar niet meer. Hij kan er zijn behoefte aan zelfstandig heid en verantwoording niet kwijt. Ander en beter werk is onbereikbaar zonder oplei ding. Ook thuis kan hij zijn behoefte aan een eigen en zelf standig leven niet bevredigen. Het woonbeleid van de ge meente is niet op Jongeren- huisvesting gericht. Dus wo nen de meeste jongeren thuis totdat ze gaan trouwen Hij komt vaker en vaker in het café. Er ontstaat een drinkcul- tuur. Misschien experimen teert hij met drugs. In het gezelschap van zijn drinke broers vallen de eerste klap pen. vandalisme, agressiviteit komt steeds veelvuldlger voor. Uit geldgebrek worden er kleine diefstallen en inbra ken gepleegd. Hij krijgt last met de Justitie. Als er op dit punt niet een werkelijke verandering ln het leven van zo'n carrièremaker komt, is de kans heel groot, dat hij afglijdt naar de groep „apathische gevallen" Deze groep kan als verloren be schouwd worden, het gedrag is niet meer te veranderen. Maar zolang ze geld hebben om hun verdoving te kopen, heeft niemand last van ze. Van de agressieve jongeren des te meer. Op het punt dat de carrièremaker nog te beïn vloeden is, kan dat alleen in zijn eigen vertrouwde omge ving van de straat of de kroeg gebeuren. Voor al het andere heeft hij zich al afgesloten. door T. van Deel2_ De hoofdpersoon van K. Schip pers' nieuwe roman „Eerste in drukken" is een driejarig meisje. Zij vertelt het verhaal en ze doet dat op een bijzonder begrijpelijke manier, als een volwassene. Wie nu opstaat en zegt dat dat niet kan, heeft gelijk. Schippers heeft dan ook na drukkelijk geen psychologische roman willen schrijven. Hij is ervan uitgegaan dat een driejarige, evenals een zestigjari ge, een verleden heeft dat niet gekend wordt, maar als „eerste indrukken" bepa lend is voor de rest van het leven. Het driejarig meisje stelt gedurende de hele roman een onderzoek in naar haar eerste indrukken. Zij neemt de werkelijkheid zorgvuldig waar, probeert zich dingen te herinneren, luistert gesprekken van vol wassenen af, en maakt zich zo weinig mogelijk nieuwe gewoontes eigen, in de hoop zo onopgemerkt en blanco mogelijk te blijven, zo dicht mogelijk bij haar oor sprong. Een vreemde geschiedenis. Maar ook weer niet als we inzien hoe hier K. Schippers ln feite kruipt in de huid van een driejarige. Hij fluistert haar zijn vragen ln. Zij is de literaire constructie, die op een verrassen de manier moet duidelijk maken dat wij al in onze eerste Jaren een rol gaan spelen in het verhaal dat men van ons maakt. Drie Jaar lang voert het meisje een strijd tegen het vanzelfsprekende, tegen wat van haar verwacht wordt. Ze stelt bij voorbeeld het spreken van haar eerste woord uit. Dat komt, min of meer plotse ling, pas tegen het einde van de roman. Het is tegelijk haar nederlaag, want voor al door taal te gebruiken zal zij zich gaan schikken ln de verbanden die anderen al gelegd hebben. Het blanco begin wordt er onbereikbaar door. Drie jaar lang is zij een, met recht, bijzonder kind geweest, dat zich verzette tegen de rol die haar werd opgedrongen, en dat zich concen treerde op afwezigheid. Zij had een ver houding met voorwerpen waar volwasse nen niet meer naar omkeken; zij zag ver banden die niemand legde; zij genoot van licht en schaduw; zij arrangeerde ln stilte een gebeurtenis, die volwassenen nader hand heel anders interpreteerden. Het meisje groeit op in een schildersmili eu. Dat is geen toeval, het geeft Schippers de gelegenheid om in de roman bespiege lingen op te nemen over de verhouding tussen kunst en werkelijkheid. Dat heeft te maken met de kern van het boek. want wie uit een verhaal wil blijven, wil niet meedoen aan het kunstmaken van werke lijkheid. Aangezien het meisje tenslotte zwicht, maakt zij duidelijk dat er niets anders op zit. Iedereen is genoodzaakt van zijn verleden een verhaal te maken, een samenstel van details, die hun oorspron kelijke. werkelijke betekenis verruild heb ben voor een nieuwe, kunstmatige. Wie doorleeft dicht het gat van zijn verleden. Het proza van Schippers ook dat van zijn vorige roman Bewijsmateriaal is nogal opzienbarend, vind ik. Het gaat gemakkelijk over van concreet naar ab stract. er worden merkwaardige vragen ln gesteld, die misschien voor de hand lig gen, maar gewoonlijk worden overgesla gen, het is op een koele manier bovendien heel geestig. Over haar relatie met voor werpen denkt het meisje bijvoorbeeld bo vendien: „Niet dat mijn belangstelling voor voorwerpen verflauwde. Maar na een kennismaking was het afscheid nooit ver. Ik had geen controle over de duur van mijn vriendschappen. Bepaalde voorwer pen stelde ik mij ten voorbeeld om hun hoogmoedig karakter, hun afkeer van ver halen. Als ik iets terug wilde doen, al was het maar om door kijken hun bestaan te bevestigen, konden zij niet eens op mij rekenen. Ik had het gevoel of een schaal en een doos achter mijn rug licht Verwij tend naar mij keken. Of maakte ik een fout. Was mijn blik al een aantasting van het Incognito waarmee zij zich Juist onop gemerkt handhaafden? Misschien waren zij tevreden met hun ontsnapping en was ik de indringer ln hun anders zo gesloten wereld." Buitenstaander^—^—» „Eerste Indrukken" is een roman zonder eerste Indrukken, want de 'missie' van het meisje loopt stuk op een massa 'tweede indrukken' die een mogelijk zicht op het begin aan het oog onttrekken. Ze sluit aan het einde van haar 'memoires' - ze is dan dus drie Jaar een 'compromis', ze gaat meedoen en kiest een karakter: „Ik moest voor een neerslachtig karakter kiezen, zo iemand die het nooit ergens mee eens kan zijn. Een oplettende geest die fouten ziet waar andere ogen langs afglijden." Dit is eigenlijk de volwassen variant van haar houding gedurende de eerste drie Jaren: een buitenstaander, die niet akkoord gaat met de wijze waarop de wereld bekeken wordt, die een hang heeft naar het origi nele. Een paar dingen die in deze roman quasi voor eerste indrukken kunnen doorgaan de bel. de kangoeroe, de dobbelstenen, de lel, de bronzen schoen, een zelfportret bergt het meisje op zolder op. Het zijn 'verzonnen eerste indrukken', die ln de loop van de tijd (de roman maakt in de slotregels Ineens een reuzezwaai naar de toekomst) zonder betekenis blijken. „Eerste indrukken" is een roman om min stens twee keer te lezen, zodat het fijne netwerk van herhaling en ontwikkeling gezien wordt. Op elke bladzij staan talloze verrassingen. We zien met een volwassen geest door de ogen van een kind, en het is K. Schippers deze constructie die scherp doet beseffen hoe ongelooflijk veel compromissen een volwassene gesloten heeft en ln hoeveel verhalen hij is opgenomen. Hoe afwezig kan iemand blijven? En wat voor gevol gen heeft aanwezigheid? Op dit soort fun damentele vragen geeft 8chippers een on derhoudend antwoord. K. Schippers. Eerste indrukken. Amster dam. Querldo, 1879. 164 bli. 27,50.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 19