Monument Englandspiel ontstaan uit onbehagen i Eczeem i 4 Mooie woorden maar de rest? ~T 1 ISOCIAAL BERECHT; ZATERDAG 5 JANUARI 1980 BINNENLANDI -J7- werden gemaakt, is gebleven. Mevrouw Brave-Maks, secretaresse van prins Bernhard en van Francois van 't Sant in Londen: „In 1942 gingen we er al vanuit dat het een dubbelspel was. Uit onbehagen over het onbreken van een herinnering aan de slachtoffers van het Englandspiel èn over de officiële visie op deze spionage-tragedie is nu een monument tot stand gekomen. Maar de onvrede bij betrokkenen over de verklaring dat er slechts fouten door Huib Goudriaan De documentaire „Eng landspiel", die in janua ri 1979 door de NCRV- televisie werd uitgezon den, werd besloten met een bittere constate ring: „Alleen in het voormalige concentra tiekamp Mauthausen is een gedenkteken te vin den voor de slacht offers. In Nederland zelf' ontbreekt elke herinne ring aan hen." Nu, een jaar later, is er een ge denkteken voor de slachtoffers. Het zal op 3 mei in Den Haag wor den onthuld. Oud-verzetsmensen, geschokt door de televisie-serie van Jel- te Rep. konden het niet ver kroppen dat Nederland had nagelaten eer te bewijzen aan de 57 geheime agenten, die tijdens de tweede wereldoor log de dood vonden door het' beruchte „spionage-spel". ,,Wij realiseerden ons dat dit niet kón; de nabestaanden hadden niet eens de gelegen heid eens per jaar in Neder land bloemen bij een gedenk teken te leggen", zegt een van de initiatiefnemers. Stichting- Al gauw was er een Stichting Gedenkteken Slachtoffers Englandspiel, met als doel het oprichten van een monument. „We hebben honderdduizend gulden nodig en er is nu 85.000 gulden binnen, hoofdzakelijk bestaande uit kleine giften van mensen, die door tv-spots van de NCRV op onze inzame ling werden geattendeerd", vertelt een bestuurslid van de stichting. Het gedenkteken bestaat uit een bronzen beeld van Ikaros, de figuur uit de Griekse my thologie. die vleugels maakte van was en neerstortte toen die vleugels smolten in de zon. Hiermee wordt het lot van de agenten gesymboliseerd: zij werden per parachute boven bezet Nederland neergelaten en op de grond onmiddellijk door de wachtende Duitsers gearresteerd. De hoogte is drieëneenhalve meter; mèt sokkel vijfeneenhalve meter. Beeldhouwer Titus Leeser uit Zwolle heeft het beeld gemaakt. In Den Haag De stichting heeft koningin Juliana gevraagd op 3 mei het gedenkteken, dat in de Sche- veningse bosjes in Den Haag zal komen, te onthullen. Waarom op 3 mei en waarom in Den Haag? „De dag van de dodenherdenking, 4 mei, zou voor de hand hebben gelegen; maar de Koningin moet op 4 mei al bij de dodenherden king op de Dam zijn en ook valt 4 mei op zondag." „Den Haag is als plaats voor het monument uitgekozen, omdat de Duitse contraspio nage het Englandspiel vanaf het Binnenhof leidde en de gearresteerde agenten eerst naar Den Haag werden ge bracht. De enige goede plek voor het momument is eigen lijk naast de ingang van ge bouw vier op het Binnenhof, maar daarvoor wordt geen toestemming gegeven; wij hebben wèl het plan een pla quette aan de gevel te beves tigen." Onvrede De Initiatiefnemers van de Stichting Gedenkteken Slachtoffers Englandspiel worden niet alleen gedreven door de wens de slachtoffers van de spionage-tragedie „op de meest passende wijze" te herdenken. „Bij velen van ons leeft ook onvrede over de offi ciële visie op het England spiel, dat er ruim twee Jaar achtereen almaar dezelfde fouten zouden zijn gemaakt, waarvan die jongens dan het slachtoffer werden. Dit ge denkteken is ook een uiting van irritatie hierover," zegt een bestuurslid van de stich ting. Hij vertolkt hiermee het onbehagen dat vijfendertig Jaar na de tweede wereldoor log nog bestaat in verzetskrin gen en bij mensen, die de om gekomen agenten persoonlijk hebben gekend. Zij willen de verklaring dat alleen banale fouten het Englandspiel ver oorzaakten, niet aanvaarden. Zoals bekend vielen van maart 1942 tot maart 1944 maar liefst 59 agenten, die in die periode in Nederland wer den gedropt, in Duitse han den, waarna zij voor de Duit sers telegrammen naar Lon den gingen seinen, zonder dat dit in Londen zou zijn opge merkt. Na de bevrijding in 1945 publiceerde de Neder landse pers veronderstellin gen over de toedracht van het Englandspiel, die nog steeds gehoor vinden en die ook ge schiedschrijver dr. L. de Jong niet uit de wereld heeft kun nen helpen; veronderstellin gen dat er verraad in Londen zou zijn geweest en/of dat d»-, Engelse geheime dienst de Ne derlandse agenten in een dub belspel willens en wetens zou hebben opgeofferd terwille van hogere, wellicht strategi sche, belangen. Alleen fouten?— De parlementaire enquête commissie rapporteerde ech ter in 1949, na een onderzoek van het werk van de inlichtin gendiensten in Londen (waar bij overigens geen inzage in de originele telegrammen kon worden gegeven, omdat die „verbrand" waren), dat er al leen sprake was van ernstige beleidsfouten bij de Engelse dienst SOE (Special Opera tions Executive) die de agen ten uitzond. Dr. L. de Jong kwam toen tot dezelfde slotsom en heeft deze conclusie nog wat scherper aangezet door in zijn onlangs verschenen deel 9 van „Het KoninkrijkderNederlanden in de Tweede Wereldoorlog" te spreken over „kapitale blun ders". Deze kapitale blunders werden volgens De Jong be gaan door de Jeugdige krach ten, die werkten in de ont vangstcentrales van SOE en de Intelligence Service, waar de telegrammen binnenkwa men en waar zij ook werden gedecodeerd. Hier zou niet zijn opgemerkt dat bij voor beeld agent Lauwers zijn „se- curity-check" (vaste, afge sproken onregelmatigheid in het telegram) verzweeg, wat volgens afspraak betekende dat hij voor de vijand seinde. Dr. de Jong meent dat al het „beschikbare materiaal in vol maakte onderlinge overeen stemming in een en dezelf de richting wijst: verregaande incompetentie Wijst De Jong andere hypothesen niet al te stellig af? Zo schrijft de Engelsman Philip Jones, die SOE in het laatste oorlogsjaar leidde, in een pas verschenen boek, dat de waarschuwingen van agent Lauwers door „SOE werden genegeerd op gron den, die nooit behoorlijk zijn verklaard" („for reasons never properly explained"). Overi gens heeft Jones niets toe te voegen aan wat er bekend is en neemt hij ook geen andere dan de „fouten-hypothese" voor zijn rekening. Sinister De Jong besluit dat er „hier en daar wel iemand zal overbltj-' ven, die moeilijk zal kunnen verteren dat er slechts sprake was van kapitale blunders en zich nog wenst vast te klam pen aan veronderstellingen welke, zij mogen dan onbewe zen en zelfs onbewijsbaar zijn, in de voor velen aantrekkelij ke sfeer liggen van het myste rieuze, van het sinistere". Zo iemand is dan kennelijk de voormalige secretaresse van prins Bernhard in oorlogstijd en tevens van F. van 't Sant, enige tijd hoofd van de Neder landse Centrale Inlichtingen dienst in Londen en particu lier secretaris van koningin Wilhelmina. Haar naam is me vrouw M. Brave-Maks. Zij heette toen mevrouw Jones, als echtgenote van de Engelse inlichtingenman Jones. Zij werkte zelfs trouwens ook voor de Engelse geheime dienst door als luisterpost te fungeren voor die dienst bij haar beide bazen, die hier ove rigens officieel van op de hoogte waren Rapport- Mevrouw Jones, nu mevrouw Brave-Maks, herinnert zich dat Van 't Sant al in augustus 1942 bij het lezen van een tele gram afkomstig van een van de agenten in Holland, uit riep: „Maar dit komt van de Duitsers." Mevrouw Brave zegt: „Wij gingen er toen al vanuit dat er een dubbelspel was en dat de Engelsen alles wisten. Eind 1942 kwamen er al geruchten dat er security- checks in de telegrammen ontbraken. Ik ging me in de loop van dat jaar realiseren, dat er iets fout zat en heb op verzoek van de Engelse dienst MI 5 een rapport hierover ge schreven, waarvan de laatste zin was: „Als de Engelsen ooit een operatie in Nederland zouden plannen en ze betrek ken daar dan Nederlanders bij, dan moeten ze ervan uit gaan dat de zaak bij de Duit sers bekend zal zijn, voordat ze een poot aan wal zetten." Ik heb nooit enige reactie op dit rapport gekregen van de Engelsen en na de oorlog werd mij verteld dat ze van geen rapport af wisten. Nu wil ik niet pretenderen dat ik het Englandspiel kan oplossen, daar ben ik te klein voor, maar ik wil niet accepteren, dat straks bij dat monument kan worden geschreven: „Zij stierven voor de kapitale blunders van de Engelsen." De grootste grief van me vrouw Brave ten opzichte van De Jongs opvatting is, dat hij' als historicus faalt door ver - V nSK V I IHI ts Gedenkteken wacht op de onthulling gaande conclusies te trekken op grond van onvolledige ge gevens. „Er zijn nog te veel vragen, waarover de Engelsen absoluut (nog) niet te benade ren zijn. Dit is Engelse ge schiedschrijving' Bovendien vergeet De Jong dat moderne oorlogen meer in het sinistere vlak, namelijk door de lntelli- gence-diensten, worden be slist dan op het slagveld." door Huub Elzerman Arbeiders in de vliegtuigbouw kunnen een allergie voor lijm ontwikkelen, bakkers voor meel. kappers voor haarverf, schilders voor lijnolie en zo is er nog wel een tiental beroepseczemen op te noemen. Het zijn vervelende, soms zeer hardnekkige kwalen, die het slachtoffer vaak dwingen naar een ander beroep om te zien. De patiënt in dit sociale verhaal was een elementmaker bij wie ai in het begin van de jaren zeventig een overgevoeligheid werd vastgesteld voor cement; een kwaal die met name bij metselaars voorkomt. Het eczeem van de elementmaker berusste op een overgevoeligheid voor bichromaten; een chemische verbinding die in cement zit. De man had het stevig te pakken, want toen hij in 1972 zo onder het eczeem zat, dat hij moest stoppen met werken, duurde het ruim vier jaar voordat hij van zijn kwaal was verlost. Zoals gebruikelijk kreeg hij gedurende de eerste 52 weken ziekengeld. Daarna vontving hij een WAO-uitkering wegens volledige arbeidsongeschiktheid. Dat was in 1972. Met ingang van 1 januari 1976 werd die WAO-uitkering ingetrokken Het eczeem was nagenoeg weg en de sociale-veizekeringsmannen achtten hem geschikt om weer aan de slag te gaan. De elementmaker begreep dat hij in zijn oude beroep niet meer terecht kon daarin kwam hij veelvuldig met cement in aanraking maar dat nam niet weg dat hij toch eens informeerde bij zijn voormalige werkgever. Hij had misschien een andere baan? „Ik heb inderdaad een baan voor je", zei zijn oude baas. ,,We zoeken een kraanmachinist en als je dat wat lijkt dan kan je direct beginnen". Aangezien het inmiddels augustus 1976 was geworden greep de elementmaker deze kans onmiddellijk aan. Hij trad als kraanmachinist in dienst. Helaas liep het helemaal fout. Hij zat weliswaar hoog en droog in de cabine van de kraan, maar die kraan stond opgesteld in een werkhal waar beton werd gestort. Het cementstof drong uiteraard ook cjoor tot in de kraancabine en tot overmaat van ramp hielp hij in de stille uren beneden in de hal bij het betonstorten. Een half jaar na zijn indiensttreding zaten zijn handen en onderarmen zodanig onder het eczeem dat hij opnieuw moest stoppen met werken. Hij meldde zich ziek, maar tot zijn schrik liet de bedrijfsvereniging al na een paar dagen weten dat de kas voor hem verder stevig op slot zou blijven. „Ziekengeld", legden de sociale verzekeringsmannen uit. „wordt uitgekeerd over ten hoogste 52 weken. U hebt In 1972 over die periode al ziekengeld ontvangen en u hebt er nu dus geen recht op. We gaan er namelijk vanuit dat u sinds 1972 bij voortduring ongeschikt bent om te werken met cement of in een werkomgeving waar veelvuldig met cement wordt gewerkt". De kraanmachinist ging tegen deze weigering in beroep bij de Raad van Beroep. Hij vroeg de beroepsrechter de bedrijfsvereniging op te dragen hem alsnog zijn ziekengeld te geven. De beroepsrechter kwam in het dossier al snel het volgende rapportje tegen: „Hij verricht deze werkzaamheden in een gesloten hal, waar altijd cementstof aanwezig is, dat ook binnendringt in de kraancabine. Daar er voor hem als kraanmachinist niet altijd werk is, doet hij ook andere werkzaamheden in de werkhal en komt hij noodgedwongen in aanraking met gestorte betonelementen. Vorenstaande werd bevestigd door de werkgever Vast staat, zei de raad. dat de elementmaker in 1972 en daarna bij voortduring ook na zijn ziekmelding In februari '77 ongeschikt was om te werken met cement. Vast staat ook, dat hij zowel als elementmaker als kraanmachinist met cementstof in aanraking kwam. Onder die omstandigheden kan niet worden gezegd dat hij per februari '77 opnieuw ongeschikt tot werken werd, maar geconcludeerd moet worden dat hij ongeschikt is gebleven om met cement te werken." Geen ziekengeld dus voor de kraanmachinist, want ook de Raad van Beroep was van oordeel dat een uitkering krachtens de Ziektewet over maximaal 52 weken kan worden uitgekeerd. De kraanmachinist was in J972 als „uitgetrokken". De man, die eerst uit de WAO was gezet en nu ook naar zijn ziekengeld mocht fluiten, nam het niet. Hij stapte naar de Centrale Raad van Beroep. Daar stuitte hij evenwel op grote juridische complicaties. Zoals bekend kan een verzekerde, die door de Raad van Beroep in het ongelijk wordt gesteld, binnen een maand in hoger beroep gaan. Hij komt dan terecht bij de Centrale Raad van Beroep in Utrecht Er is evenwel een uitzondering. Als er een geschil ontstaat over de uitvoering van de Ziektewet en dat geschil is van geneeskundige aard dan is er géén beroep mogelijk op de centrale raad. Met name over de vraag of de verzekerde op een bepaalde datum al dan niet arbeidsongeschkt ls, beslist de Raad van Beroep. De weg naar de centrale raad ls dan geblokkeerd. Maarde sociale verzekering wordt niet voor niets met een doolhof vergeleken. Ook dit wetsartikel heeft zijn uitzonderingen. Indien moet worden aangenomen dat voorschriften van formele aard zijn veronachtzaamd, dat een onjuiste maatstaf is aangelegd of dat de Raad van Beroep redelijkerwijze niet tot zijn beslissing had kunnen komen, dan behoort een beroep op de centrale raad weer wèl tot de mogelijkheden. De kraanmachinist maakte dan ook dankbaar van de gelegenheid gebruik en hij stapte naar de Centrale Raad van Beroep Daar kreeg hij heel voorspelbaar te horen dat van een uitspraak van de Raad van Beroep, voorzover het gaat om een geschil van geneestkundige aard omtrent het al of niet bestaan van arbeidsongeschiktheid, geen hoger beroep open staat. Uit niets blijkt verder, zei de centrale raad, dat zich in dit geval een uitzondering op die regel voordoet. Er zijn geen voorschriften veronachtzaamd, de rechter heeft geen onjuiste maatstaf aangelegd. Nee. de centrale raad vond dat er terecht was verwezen naar de maximum-periode van 52 weken die de Ziektewet nu eenmaal kent. De tegenwerping van de kraanmachinist dat hij er van uit mocht gaan dat het werk in de kraan voor hem niet ongeschikt was. werd dan ook terzijde geschoven. Zo hoorde de man in hoogste Instantie dat hij zich de moeite van een beroepschrift had kunnen besparen. Nog verstandiger zou uiteraard zijn geweest. Indien hij direct al was gaan uitkijken naar een baan. waarin hij geen enkele kans liep om in aanraking te komen met cement In dat geval zou er ook geen beletsel zijn geweest om weer bij de bedrijfsvereniging aan te kloppen om ziekengeld. Van de woordenstroom, waarin we ons vooral in de laatste twee weken van 1979 met moeite drijvende konden houden, zijn mij er een paar bijzonder opge vallen. Het begon al op zondag vóór kerst, toende vaste zondags prater mr G. B. J. (Hiltermann dus) ons opriep om van de feest dagen 'te maken wat er van te maken is. vooral in geestelijke zin'. Niet graag zou ik twijfel willen zaaien aangaande de goe de bedoelingen van de spreker, maar zo n wens plaatst Je wel voor een vraag: wat zou O. B. J. met 'geestelijk' bedoelen? Het geen hij ons aanraadde is in elk geval niet: er uitsluitend lekker op los eten en drinken, dat is wel duidelijk. Zou hij onder 'geeste lijk' verstaan wat van Dale als derde betekenis noemt: op de geest of het beginsel van het christendom betrekking hebben de? Het woordenboek verwijst naar een paar teksten uit de sta- tenbiJbel.ondermeerlKorinthe 2 de geestelijke mens I Korinthel4('.de geestelijke ga ven en Efeze 5 lofzan gen en geestelijke liede kens. Die teksten zijn gro tendeels' zonder fundamentele wijzigingen in de nieuwe verta ling van het bijbelgenootschap terechtgekomen, maar één be langrijk verschil meen ik toch te ontdekken: in de nieuwe verta ling staat in I Korinthe 14 niet 'geestelijke gaven', maar 'gaven des Oeestes', met een hoofdlet ter O. en daarmee zal de Heilige Qeest dus wel bedoeld zijn. Met het vorenstaande wil ik maar zeggen dat ik het woord 'geeste lijk' veel te weinig omlijnd vind om het in zo algemene zin te gebruiken, zonder toelichting of uitwerking. Ik kom tot de avond vóór kerst. De Belgische radio tracht de (zoals meestal aardige) 'taalwen ken' aan de sfeer aan te passen: er wordt verteld over een schrij ver. die het woord 'welwillen' be dacht. Het moet afgeleid zijn van 'welwillend' en het klinkt een beetje zoals het met het Het woord „kroken" (kreuken, knakken) hoor je vrijwel niet meer ge bruiken en toch klonk het onlangs door de ether. Onder meer over dit woord gaat het in dit stukje. kerstfeest verbonden 'welbeha gen' maar het is toch wel iets heel anders! Even later, als het NOS-Joumaal ten einde ls. wenst Harmen Siezen ons een 'prettig kerstfeest', ook woorden waar mee we veel kanten opkunnen. Zou hij gewoon een 'aangenaam' feest bedoelen, een feest mis schien waarop we veel pret bele ven. of steekt er wat anders achter? Er blijft die avond méér verkla ring achterwege. Even later is de „kerstnachtdienst" op de tv en daarin horen we over het „ge- krookte riet". De liturgie biedt geen ruimte voor toelichting of men vindt die niet nodig en Je blijft zitten met het angstige ver moeden dat lang niet ledereen begrepen heeft dat het woorden zijn uit Jesaja 42 en Mattheus 12: „Het gekrookte riet (betekent: het geknakte riet) zal hij niet verbreken en de rookende vlas- 'wlek zal hij niet uitblusschen". Het laatste deel van deze tekst is vroeger zoals zoveel bijbel woorden als een zegswijze deel van de Nederlandse taal gewor den. „Wiek" betekende in een ver verleden „plukseltje". later „lampepit". Met „de rokende vlaswiek niet uitblussen" be doelde men: helpen wat op het punt staat te bezwijken, zo lang er nog hoop op beterschap ls. De zegswijze is al lang In onbruik; de taalkundige J. A. Meijers schreef eens dat niet velen haar nog zullen kennen, maar hij zon derde één groep uit: de bijbel kenners. Daarbij teken ik nu aan dat die kenners dan wel in het bezit moeten zijn van de staten vertaling (waaruit ik hierboven aanhaalde). In de nieuwe verta ling van het bijbelgenootschap is het riet „geknakt" en ls er sprake van een „kwijnende" (In Jesaja) of van een „walmende vlaspit" (in Mattheus) Ook in de nieuwere, vereenvoudigde uitga ven van het bijbelgenootschap zoek Je de mooie woorden „kro ken" en „vlaswiek" tevergeefs: in „Van God gesproken" (keuze uit het oude testament) staat in Jesaja 42: een laag flakke rend ollepltje zal hij niet uitdo ven", in „Oroot nieuws voor u" (nieuwe testament) staat in Mat theus 12:de nog rokende pit zal hij niet dovenHet staat voor mij wel vast: veneweg de meeste kijkers zullen de woor den niet hebben kunnen thuis brengen en even zeker lijkt het dat velen ontgaan is wat bedoeld werd met de „krochten" die weer bewoonbaar zouden worden (een krocht is zo onge veer een achterbuurt) Oude woorden kunnen prachtig zijn maar moeten ze gebruikt worden ten koste van de duidelijkheid? Tenslotte de zondag nö kerst 's Middags geeft de hervormde do minee M. H. Boogert in een ra diodienst een trieste schets van de werkelijkheid en daarin ver meldt hij dat veel mensen de hand aan zichzelf slaan. Je ver wacht dan over ..zelfmoord" te horen, maar nee. de predikant zegt „zelfdoding". Ik weet dat veel deskundigen het woord ..zelfmoord" afwijzen omdat het te „hard" zou zijn en omdat daarin te veel de traditionele veroordelende houding zou door klinken. Vooropgesteld dat ik niet graag woorden gebruik die anderen kwetsen of pijn doen. vraag ik me toch af of we met het gebruik van .zachter" klinkende termen ook maar iets bijdragen aan oplossing van verontrusten de verschijnselen. Een poos gele den hoorde Je vaak het verhul lende Franse woord „suïcide", in een Vlaamse tekst kwam ik zelfs „vrijdood" tegen. Het verlangen om ellende aan het oog te ont trekken ls wel erg menselijk, maar voor de zaak zelf kon het wel eens totaal verkeerd zijn. En verder: zijn bezuinigingen ook maar iets gemakkelijker te aan vaarden als we ze „ombuigin gen" noemen?.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1980 | | pagina 17