Christelijk commentaar bij literatuur: Kan dat? Het valt niet mee om oud te zijn 'Vliegend, voor de vrede' Zelf weven Voddeweven Volgens Indiaanse handwerktechniek Nieuwe 'Uitgelezenen' van NBLC In het spoor van de Goten Kijken naar oude Lekkerkerkers MAANDAG 24 DECEMBER 1979 BOEKEN TROUW/KWARTET 3 door C. O. van Zweden Onder auspiciën van het Christelijk Lectuur Centrum heeft het NBLC (Nederlands bibliotheek en lectuurcen trum) opnieuw een boekje uitgegeven met christelijk commentaar bij de litera tuur. Het boekje heeft (net als de drie voorafgaande) de titel „Uitgelezen". In de on dertitel staat droogjes „Re acties op boeken". Uitgele- zen-4 behandelt de volgende schrijvers en dichters: J. Bernlef, Louis Paul Boon, Hein de Bruin, Elisabeth Ey- bers, Herman Heijermans, Rutger Kopland, Cees Noo- teboom, Jacob Presser, C. Rijnsdorp, Theo Thijssen, Jacoba van Velde en Jacque line van der Waals. In de grond van de zaak zijn deze boekjes aan te bevelen, aangezien ze een toegespitste poging zijn om de drempel van de boekwinkel te verlagen. Mensen die. door wat voor oorzaak dan ook. literatuur-onder richt hebben gemist, kunnen via deze boekjes een stukje van de schade inhalen. Ook scholleren (In de inleiding de ..min of meer plicht matig geïnteresseerden genoemd) kunnen met deze bundels hun voor deel doen. De lezer krijgt aan de hand van een korte selectie van boeken een karakteristiek van dc betreffende auteur. Kernthema's worden opgespoord, toegelicht en geïllustreerd, soms worden de ge bruikte stijlmiddelen aangestipt, kortom, de gebruiker zal de bespro ken auteur voortaan met meer be grip (en naar we mogen aannemen met meer effect) kunnen lezen en waarderen. Commentaar Maar dit alles neemt niet weg dat de basisopzet van het Christelijk Lec tuur Centrum vragen oproept. Het is een beetje moeilijk de filosofie achter de methode van „Uitgelezen" te ontdekken. Steeds vaker blijkt dat de medewerkers aan „Uitgele zen" de door hen besproken auteurs willen begeleiden (of in de rede wil len vallen) met een commentaar vanuit een christelijke levensbe schouwing. Maar de vraag is of dat kan? In elk geval leidt deze metho de soms tot moeilijk te verwerken opmerkingen. Van die moeilijk te verwerken opmerkingen wil ik graag een paar voorbeelden geven. Dan kan de lezer zelf oordelen. Als Douwe de Vries de dichter J. Bernlef bespreekt, schrijft hij over een „levensgevoel dat in feite tra gisch is". Of hij zegt over Bernlef dat de „handreiking van een twijfe lende waarnemer geen handreiking is". Maar dat roept natuurlijk direct de vraag op of de handreiking van een niet-twijfelende waarnemer wèl een handreiking is? Trouwens, ver moedelijk gaat het er in de litera tuur niet om of de waarnemer (in dit geval de auteur Bernlef) twijfelt of niet twijfelt; het enige criterium dat telt is de vraag of hij een echte waarnemer ls, hetzij een twijfelen-* de. of een niet-twijfelende. Jacqueline van der Waals ls één van de (ongetwijfeld) velen die zich over dat geding hebben uitgelaten. Het betreffende citaat vinden we nota bene in deze zelfde „Uitgelezen", (op pag 119). Mevrouw Van der Waals zei dat „iedere zelfopenba ring die wat anders beoogt dan de zuiverheid van die zelfopenbaring zelf. uit de aard der zaak onzuiver zal worden". Als een auteur zeker heden ontmaskert als vermeende zekerheden (en welk mens dat zich zelf heeft gepeild moet niet toege ven dat hij vol onzekerheden zit?), zal zijn of haar literaire werk die onzekerheid laten zien. Anders is het geen ..zuiver" literair werk. Een tweede voorbeeld. De heer B. de Groot schrijft over Louis Paul Boon. Maar wat moet een (argeloze) lezer beginnen met zinnen als „Wie God niet accepteert, verwerpt ook de mens en de menselijke samenle ving. tenminste als hij eerlijk en intelligent is? Van een dergelijke zin kan (lijkt mij) niemand iets ma ken. Want wét er ook van Louis Paul Boon gezegd kan worden, in elk geval niet dat hij de mens en de menselijke samenleving heeft ver worpen Boons loyaliteit jegens de zwakken lijkt mij boven alle twijfel verheven. Leegte Een derde voorbeeld. Over de schrijver en dichter Cees Noote- boom wordt het volgende opge merkt: „Het gevoel van vrijheid dat samengaat met het loslaten van de godsdienst voorkomt blijkbaar niet dat er een innerlijke leegte ontstaat wanneer er geen nieuwe waarde voor in de plaats komt Als doekje voor het bloeden wordt er daarna vergoelijkend aan toegevoegd: „In het proza van Nooteboom wordt met dit probleem geworsteld met een eerlijkheid die respect af dwingt. Niettemin: „Innerlijke leegte." Een laatste voorbeeld Wlm Hazeu schrijft over de christelijke dichter Hein de Bruin, die het aan het eind van zijn leven ondraaglijk moeilijk heeft gehad. Hazeu schrijft: „Wie zich bevrijdt van zijn verleden, kan alles uit dat verleden verliezen: een verlies van geloof, van veiligheid, van geborgenheid. Hein de Bruin heeft na de zelfbevrijding gepro beerd in balans te garaken met zijn verleden, met God Maar uitein delijk werd de zelfbevrijding een zelfontbinding. de zelfverlossing een zelf oplossing." Ook Hazeu voegt er later aan toe dat de thema's van „hoop en wan hoop. geloof en twijfel, angst en rust. protest en helmwee", thema's zijn van alle tijden en van alle men sen. maar ik vraag me af of daar het commentaar minder hard van wordt. De vraag die het Christelijk Lectuur Centrum oproept, is de vraag of literatuur (of kunst ln het alge meen) vatbaar is voor een christe lijk (geacht) commentaar? Als de literatuur de authenticiteit van ver slaving, machtswellust, haat, deca dentie. nihilisme, wanhoop of ande re diep-menselijke zaken laat zien, is het de taak van het literaire com mentaar de graad van authentici teit te laten zien. Maar het is een open vraag of we verder kunnen gaan. Het Christelijk Lectuur Centrum steekt met die bundels „Uitgelezen" heel ver de nek uit. Destijds heb ik m'n enthousiasme voor de opzet van „Uitgelezen" niet onder stoelen of banken gestoken. En nog steeds geloof ik dat er vraag is naar deze vorm van begeleiding. Maar dat commentaar, daarin zit de moeilijk heid. De medewerkers van „Uitgele zen" hebben de moed gehad het achterste van hun tong te laten zien, en dat dwingt respect af, maar toch vraagt de lezer zich gaandeweg af of dit commentaar niet meer met christendommelijkheid, dan met christendom te maken heeft. 'Uitgelezen - 4' (Reacties op boeken) is een uitgave van het NBLC (Ne derlands bibliotheek en lectuur centrum) te Den Haag. Omvang 137 pag. Prijs 18,50. De Germanen waren rond het begin van de Jaartelling een onbeschrijf lijk arm en primitief volk. en be paald niet de meerderen van Kelten en Slaven. Het is wel eens goed. dat bij een Duitse historicus te lezen. Dr. Hermann Schrelber, die naar mijn gevoel een uitstekend boek over de Goten heeft geschreven, verzet zich op verschillende plaat sen met zakelijke, scherpe kritiek en goede argumenten tegen de neo- Oermaanse ideologie die de oude Germanen zo heeft verheerlijkt. Hij weerlegt de mening dat de Germa nen ooit een gemeenschappelijke doelstelling hebben gekend, en wijst erop dat de Germaanse stam- Door W. F. Stafleu men het grootste deel van hun oor logen niet tegen Rome maar tegen elkaar gevoerd hebben denk aan de slag op de Catalaunische velden, in 451 De Goten, die met zoveel succes tegen het Romeinse rijk stre den. hadden niet de vernietiging van dat rijk op het oog. maar zoch ten als arme zwervers land. boeren land. Een prentenboek met teksten over het vroegere Lekkerkerk en oude Lekkerkerkers Een beeld van be kende en minder bekende dorpelin gen. die hun stempel op een eertijds wat besloten gemeenschap hebben gedrukt, van verdwenen verenigin gen en hun bestuurders en van or ganisaties. die aan de tand des tijds zijn ontkomen. Het gaat om een periode, die ligt tussen 1880 en 1950. De uitgave „Kent u ze nogde Lekkerkerkers" is verschenen aan de vooravond van het 700-jarig be staan van de gemeente, herinnert mede aan vijf burgemeesters gedu rende genoemde periode, met bij zondere aandacht voor burgemees ter Reinier Blok. die ruim 30 jaar eerste burger en tien jaar secretaris is geweest. Publikatie van de Euroepse Biblio theek, samengesteld door M. Hoo- genboexem Mzn. Prijs: 30,90 mmm Onder de rijkelijk pretentieuze ti tel Vliegend voor de vrede" ver scheen bij Van Holkema en Waren- dorf een foto-documentaire over de Amerikaanse luchtmacht in Euro pa. Samensteller van tekst en foto materiaal is Oeert Mast. die zelf actief ts als „spotter". (Spotters zijn mensen die een foto-archief opbou wen van vliegtuigtypen. Ze zijn dik wijls in de buurt van luchthavens te vinden, wachtend op het neerstrij ken van een nog niet eerder gesig naleerde. of curieus uitgedoste vo gel. teneinde die op de gevoelige plaat vast te leggen). Deze documentaire van Mast bevat een eindeloze reeks vliegtuigplaat jes. Wie lang genoeg naar dit soort foto's kijkt, komt er achter dat straaljagers en straalbommenwer pers ook wat de vormgeving betreft uitgegroeid zijn tot echte kwaad aardige monsters. Als alles wat er op en er aan hoort te hangen aan wezig is, dan ziet men afschuwelij ke horzels in grauwe kleuren. Uit de tekst blijkt trouwens dat het militaire bedrijf soms (naar we ho pen een enkele keer) doortrokken is van een sinistere atmosfeer. Als tij dens een bepaalde oefening op Soesterberg een groep piloten wordt aangeduid als agressors (Sowjetpiloten), drijven de heren dat spel zover door dat ze in hun crewroom portretten ophangen van Man en Lenin, hetgeen behalve infantiel, ook smakeloos mag heten. Een tweede voorbeeld: In het boek is een foto opgenomen van een F- 105 die op de romp, vlak onder de cockpit een drietal sterren draagt (goed zichtbaar is het nietten te ken dat de piloot drie Migs heeft neergehaald („Mig-kill-mar kings"). Kennelijk is het begrip vijandvolkomen identiek met „Rus". Dat is al tientallen jaren een uitgemaakte zaak. Tenslotte valt op dat het boek slordig in el kaar is gestoken. De bijschriften van de foto's zijn allemaal Engels. Slechts een enkele keer is de moeite genomen de tekst te vertalen. En het technische vakjargon maakt het vertalen niet altijd eenvoudig (tenminste voor mij niet). C. G. v. Zw. Geert K. Mast: „Vliegend voor de vrede". Uitg. Van Holkema en Wa- rendorf. Omvang 126 pag. Prijs 32.50. Schreiber heeft jarenlang het van de Goten gevolgd, zowi voorhanden literatuur als in d den waar ze heen- of doortrc en dat beslaat een gebied van den tot Spanje, van de Sowjt tot de Balkan en Italië. Sch toont aan dat het optreden v Goten niet maar een interes doch geïsoleerde episode is ge uit het volkerenleven van de en vijfde eeuw. maar dat het voren heeft getrokken in de Ei se cultuur. ÏÏC De Goten, door Hermann S 1W1 ber. Uitgave H. Meulenhoff, sterdam. 272 blz., 37,50. tifi •en Ten Noordoosten van Panama lig gen de San Bias eilanden, bewoond door de Cuna-Indianen. De vrou wen die nog aan hun traditionele kleding hechten, dragen daar bloe- ses van Cuna-handwerk. Deze bloe- ses (ook wel mola's genoemd) zijn. met uitzondering van het boven- stukje. gemaakt uit verscheidene lagen katoenen stof in verschillende kleuren. Door een weg-knip-tech- niek komt er steeds een andere vol gende kleur aan de oppervlakte. Kleur wordt met de zoomsteek keu rig vastgezet. Het eindresultaat laat een bont, vrolijk patroon zien vaak van bloemen en dieren. Het zal nie mand verbazefi wanneer het toene mend toerisme ook hier de nekslag zal betekenen, voor alles wat tot nu toe aan folklore gebleven is. Mede daaróm is het jammer dat er in „Cuna-Handwerk" niet één enke le afbeelding van een originele mo- la-bloese of wandkleedje te vinden i)e W is het voorbeeld van de na ge; chinehoes komt er nog het d u* bij maar de Hollandse schil heeft blijkbaar alleen voor ogfthr 8 da had de techniek door te Waarmee overigens ook del bekende Stichting Goed Han<fK« de laatste tijd actief is. Er wordt ln het boek. na de kelijke opmerkingen over n Etf aal. techniek en werkwijze. ei tal werkstukken besproken moderne ontwerpen (tassen, sens, kledingstukken). Alk vlot na te maken, mede aan de van de vele kleurige afbeeld Ook hoeft niemand moeite t ben met de duidelijk ..op i voorgetekende patronen, die der voorbeeld gegeven wordef Joke Norbruis-Hoytink: handwerk Uitg. Kosmos dam-Antwerpen Omvang 79| Prijs 17.50 R Om te beginnen: Wat is een heupge- touw° Antwoord vólgens het boek je: „Het heupweefgetouw is een een voudig apparaat dat uit evenwijdi ge stokken bestaat waartussen de kettingdraden gespannen zijn. Aan het ene uiteinde van het getouw is de horizontale stok bevestigd aan een paal met behulp van een touw; aan het andere uiteinde van het getouw is de voorstok bevestigd aan het lichaam van de weefster met behulp van een band. vandaar de naam heupweefgetouw". Wat met het apparaat geweven kan wor den is eindeloos. Geen brede weef sels uiteraard (vaak banden) met of zonder patroon, die voor omvangrij ker werkstukken aan elkaar ge naaid worden. De (Amerikaanse) schrijfsters, de veel ervaring opdeden vooral in Gu- atamala, zijn helemaal enthousiast over deze vorm van weven, een heel dik boek lang. Uitvoerig wordt eerst een getouwtje voor „zelfbouw" be sproken. Dan zijn er foto's uit diver se verre landen (India. Peru. Lap land. maar vooral uit GuatJ waar al sinds mensenheugen heupweven een nuttige bezighi Heel veel foto's van hoé ge4 kan (moet) worden naast èen tekst beslaan de meeste van c bladzijden. Iedere handeling i delijk op de gevoelige plaat vi legd; een soort educatief stri haal dus zeer praktisch. Bij manier van weven wordt zittel de grond gewerkt; door middel de heupband wordt het werk getrokken. Een plezierige tJr schap van het getouw is da werk heel eenvoudig (opgerol< j*n geborgen kan worden. Ven rt van Weven op het Heupge"1 geen voorgeschotelde Óatrrr" Wel na het ter harte nemen v l0C grondige weefinstructies de i lijkheid om naar eigen inzichi de werkstukken te maken. Barbara Taber en Marilyn A son: „Weven op het heupget Uitg. Zomer en Keuning. Ede vang 152 pag Prijs 27.50 fri d< ch In ons land, maar vooral in 't bui tenland zijn de van repen stof gewe ven voddelopers en -kleden al lang bekend. De auteurs van Voddewe ven hebben met veel kennis van zaken het be- en verwerken van het basismateriaal (gebruikt textiel in repen gescheurd of geknipt) op schrift gesteld. In de tweede helft van het fraai uitgevoerde boek wordt op iedere bladzijde naast een mooie kleuren foto een werkstuk besproken van goede gebruiksvoorwerpen; zo'n dertig in totaaL Het eerste gedeelte vertelt wat over de voddeweef-his- torie; de behandeling van materiaal en gereedschap, en gaat over kleur en verven. Het heeft weinig zin in te gaan op de n Ol verschillende weeftechnieken >o van de voorbeelden getuigen maakt immers geen verschil vodderepen dan wel met ande)w« teriaal geweven wordt. Wie het boek in handen krijgt tl vooral blz. 64 niet overslaan voddekleed in Badhoevedorp daar een hartverwarmend bi van wat Hollandse schoolkin nd kunnen presteren. Tot slot viuu bladzijden interessante weef heid (waarvoor wel het fikse b van 35 neergeteld moet wordi een indrukwekkende literatuu Mac en Ruth Thiadens: „Vodi ven" Oud textiel tot nieuw v ven. Uitg. Kosmos. Omvang 7( Groot formaat Prijs 35.- door Wim Hora Adema Eén van de belangrijkste verschillen tussen ons en de vorige generaties is onze lan ge levensduur. Toen de men sen, die nu oud zijn, geboren werden, was de gemiddelde leeftijd veertig jaar. Dat is nu ruim zeventig. Als iemand uit de Renaissance of de Napoleontische UJd nu zou terugke ren, zou hij zijn ogen uitkijken bij het zien van zoveel zeventig- en tachtigjarigen. In zijn tijd was het een uitzondering als Je grijs werd. Oud worden was iets. waar hij niet op rekende. Terwijl onze voorouders de dood elk moment konden verwachten, zijn wij de eersten, die hem zien als de afsluiting van een lang leven. Zijn we daar gelukkig mee1 Het lijkt er niet erg op' We zeggen hoofdschud dend „over twinUg Jaar zal de helft van de bevolking boven de zestig zijn" Dat mensen oud worden ls nog zo nieuw, dat we onze houding ertegenover nog niet hebben gevon den. laat staan, dat we het als iets posiUefs zonder meer kunnen erva ren. Integendeel, er ls een nieuwe angst bij gekomen: om je leven se niel ln een verpleegtehuis te ein digen Terwijl we langzamerhand gewend zijn geraakt aan het idee. dat „met pensioen gaan" niet het eind bete kent. dat er nog beste Jaren zullen komen, verlangt toch niemand naar zijn oude dag En wie oud ls. ver langt terug naar dingen van vroe ger zijn werk of de status ervan, zijn uiterlijk, zijn vrienden, seks of naar een normaal op de toekomst gericht bestaan Misschien dat er. als het tot de jongeren begint door te dringen, dat zij straks twinUg jaar of langer „oud" zullen zijn, ra dicale veranderingen zullen komen in het bestaan, dat oude mensen nu gedwongen zijn te leiden. Ze zullen wellicht gaan weigeren om zich op een voorgeschreven leeftijd uit het maatschappelijk leven terug te trekken. En de seksuele taboes, die nu voor oude mensen gelden, zullen zeker verdwijnen. Maar ook de ou deren zullen zich laten gelden. Naarmate het percentage 65-plus- sers van de bevolking toeneemt <en dat gaat snel!) zullen ze zich steeds minder dingen laten voorschrijven. Stemrecht bezitten ze nog steeds en 'het moet wel tot de politieke partij en doordringen, dat hun stemmen een steeds groter gewicht in de schaal zullen leggen. In de toekomst zullen oude mensen een andere Instelling hebben dan nu. Deze eerste generatie voor wie de staat een zeker aantal voorzie ningen heeft getroffen, is daar dankbaar voor. Zij ziet niet dat een verzorgde oude dag het minste is wat de generatie na hen hun ver schuldigd is. Hun kijk op de (hun eigen) ouder dom geeft Ronald Blythe in „The View in Winter" weer in gesprekken, die steeds afdwalen naar het verle den Want oude mensen halen graag herinneringen op. Nu beter af? De wijkverpleegster (84) vindt, dat oude mensen nu goed af zijn verge leken met de tijd. dat zij nog de zorg voor hen had. „Vroeger bezaten veel oude mensen helemaal niets, ze le den honger en kou. vaak waren ze totaal verwaarloosd Ze keken uit naar de zuster, die ln haar Morris Seven kwam. mét zeep en washand- Je en die wonderen verrichtte." Want van het ogenblik af. dat ze als Jong zustertje de toestanden ln het armhuis had gezien, deed ze alles om de oude mensen in haar wijk dat te besparen. Maar volgens de regels kwamen de kraamvrouwen het eerst en de oude mensen het laatst aan de beurt. „De stakkerds! Wie herinnert zich er nu nog één van hen?" Maar is in toezen alles wel zoveel beter? De directrice van een bejaarden huls (50) zegt: „Het is helemaal ver keerd. dat we als we oud worden van huis naar een tehuis worden gehaald Het ls niet makkelijk om te besluiten in een tehuis te gaan. om van Je bezittingen afstand te doen. de melkboer af te zeggen, de kat weg te geven. Je kleren te pak ken. de deur achter Je dicht te trek ken en ln een taxi hierheen te wor den gebracht Stel je die dag eens voor. En dan zitten ze hier. heel stil en ik weet wat ze denken: dus nu is het zover Het is tenslotte gebeurd Ik zit ln een tehuis, ik ben oud. Het is mij overkomen. O. mijn God. mijn lieve God Probeer Je ln te denken, dat het Jou overkomt. Nee. dat kun je je niet indenken. Dat doe Je nooit En een gezinsverzorgster (45). die op een geriatrische afdeling werkt: „Ik ga naar één oude mevrouw, die nog thuis is. en naar een hoop oude mensen, die hun huis kwijt zijn. Mijn zaal is vol oude mensen van over de zeventig tot in de negentig. Er komt nooit familie, ze zeggen, dat het geen zin heeft, dat de men sen hen toch niet herkennen. Ik kan alleen maar hopen dat mijn oude mevrouw ln haar slaap sterft. Ik kan me haar niet op mijn zaal voor stellen. Ze zou een beroerte krijgen als ze zag hoe het daar toegaat Je werk opgeven Hoe ls het als Je Je werk moet neer leggen? De hoefsmid (82) heeft de ziekte van Parkinson. Zijn smederij was altijd een plek. waar de man nen uit het dorp elkaar ontmoetten, middelpunt van dorpspraat en rod del. Tot hij op een dag het vuur doofde en de wrakke deuren van de smederij achter zich sloot. „Het was tijd om het op te geven. De tijd was gekomen." Hij verlangt er niet naar terug, hij denkt aan die voorbije dagen. Hij zit de hele dag thuis en hoopt dat er iemand langs zal ko men. Hij wacht, hij beeft, en is sto ïcijns. De leraar (84) is na zijn pensioen in de stad blijven wonen waar hij aan de school was verbonden. Hij heeft sindsdien werk genoeg gehad oude schoolmeesters kun je overal voor gebruiken. Maar de tijd is gekomen, dat hij ook dat zal moeten opgeven. „Maar lezen houdt nooit op. ik lees elke dag, zo'n vijf of zes boeken per weekZijn oud-leerlingen komen hem soms opzoeken. Sommigen zijn vijftig en ouder. Ze zeggen: u bent niets veranderd. Zij wel. Ik kan me precies herinneren in welke bank ze zaten en dat vinden ze altijd leuk. Ze zijn geroerd als ze hier zijn en erg vriendelijk. Het is een groot goed om na een lang leven van werken te mogen genieten van al die .investeringen' als je het zo mag noemen." Denken over de dood Natuurlijk denken oude mensen aan en over de dood. De weduwe van een dominee (92) zegt. dat ze niet bang is voor de dood. maar wel dat ze aan het eind een last zal zijn. Ze hoopt, dat ze ln haar slaap zal sterven „Het zal wel gauw gebeuren, ofschoon ik me kip lekker voel. Ik voel me eigenlijk niet zo oud nu ik erover nadenk Ze vindt dat oude mensen niet naar bejaardenclubs moeten gaan. maar Jonge mensen moeten zoeken. „Al mijn oude vrienden liggen op het kerkhof, als ik geen nieuwe had gemaakt, waar zou ik dan nu zijn?" Lady Thelma (90): Natuurlijk denk ik aan de dood. Je moet wel als je een hond hebt. Ik zeg tegen mezelf, dat ik aan de dood denk. maar in wezen denk ik aan de hond. Dood- hond. zo gaan mijn gedachten Ik kijk uit naar de dood. omdat ik zo moe ben. Zo afgemat Ik wil dit karkas, waarin ik nu leef. niet wie zou dat willen? Ik zal blij zijn als ik ervan bevrijd ben. Geloof me. er is niets van betekenis over als je zo oud bent als ik. Oorlogsveteranen Een aparte groep in Blythe's boek vormen de mannen, die in de oorlog 1914-1918 hebben gevochten Tus sen hen bestaat een speciale band. ze zijn in de hel geweest. Maar de groep sterft uit en over een paar jaar zal er niemand meer zijn. die getuige is geweest van de verschrik kingen in de loopgraven van Vlaan deren. waar honderdduizenden sneuvelden in een strijd, waar men elkaar vier jaar lang elke dag elke meter van een modderig stukje Bel gië bestreed. Een artillerist (84) herinnert zich de bijzonderheden precies. Hij lag in de voorste linies „Ik was vrolijk dat waren we allemaal. We noem den dat de 1914-geest. Wij 1914/ 1915-jongens waren vrijwilligers. Iedereen wou aan die oorlog mee doen. Ik ben blij. dat ik ben gegaan, ik ben er trots op. zowaar als God bestaat, ik had het niet willen missen." Luitenant (84): „Je hoort oude men sen zeggen, dat hun lichaam een last voor hen is geworden. Mijn li- Ronald Blythe werd tien jaar geleden in Engeland be roemd met „Akenfield", een soort sociologische studie van een dorpje in Suffolk. Uit de gesprekken, die hij met de dorpsbewoners had, rees zo'n levendig en boei end beeld van dat plaatsje in heden èn verleden op, dat het boek een best-seller werd en als een moderne „classic" wordt beschouwd. Blythe heeft nu, in deze vorm, een boek over dt derdom geschreven: View in Winter: Reflect on Old Age" (uitgave A Lane, 36,95). Schijnbaar heeft hij anders gedaan dan nol wat de oude mensen zi maar hij verstaat de de mensen uit hun dii zelf te laten praten ei maakt hun verhalen getelijk. chaam werd al een last voor me toen ik vierentwintig was. maar ik kan niet zeggen, dat ik het nu een last vind. omdat het me meer dan zestig jaar heeft gehinderd De oor log laat me niet los. Kort geleden voelde ik iets kleins, hards. ruws. tussen mijn knie en mijn broeks pijp. Er had zich weer een stukje granaatsplinter naar buiten ge werkt." Frederik (81) zegt. dat niemand er zich ook maar een voorstelling van kan maken, hoe het was. „Soms krijg ik. ik zou het geen meerder waardigheidsgevoel willen noemen, maar een prettig gevoel, omdat ik verder terug kan gaan dan een an der en zeggen: ik was er en ik zag het." Thomas (85) herinnert zich daaren tegen niets meer van de oorlog, en dat terwijl hij daar toch een bijzon dere rol in speelde hij was oppasser van generaal Haig. Dat maakt hem in de ogen van anderen een belang rijk man: hij zou dingen kunnen vertellen, die niemand anders weet. hij verkeerde dagelijks in de aanwe zigheid van de omstreden bevelheb ber Maar toen Thomas tegen de tachtig liep begon zijn geheugen hem ln ijltempo in de steek te laten. Hij is nu alles wat er in zijn leven is gebeurd, totaal vergeten En dat terwijl hij fysiek uiterst vitaal ls. Het vreemde is. dat hij na de oorlog weigerde zijn medailles vangst te nemen. Dat was L Bijna zestig jaar later verra: zijn buurvrouw, die zo'n beetj^ hem zorgt, met de uitbarstin wou. dat ik mijn medailles I wou. dat ik ze gezien had. Ik1 dat ik ze had. Ik zou ze moeten hebben. Ik zou naarl medailles hebben moeten kijkJ wou. dat ik ze had. alleen maf naar te kijken. alleen masj naar te kijken, begrijp je." De wieg en het graf. eens dicj elkaar, zijn nu ver van elkad wijderd. De oude dag worcfl vreesd. omdat het de enige nor leeftijd is. waarop je dood gaat onbegrip, de afkeer, die jonge sen vaak voor en van oude me hebben, blijven overduidelijk een gesprek, dat Blythe met aantal scholieren had. Wel 1 daaruit ook. dat hun oordeel bepaald wordt door de verhol 101 met hun grootouders Ondank j geld en moeite, die er aan mensen wordt besteed. word< geminacht Oud zijn betekent 118 je hoort tot een groep in de n v. schappij, die zo snel groeit in noden en eisen, dat het een i van machteloosheid oproept tl rf rest van de bevolking en da' zorgt hen gevoelens van schul wrevel De ouderdom werd vrc hoog geacht, maar dat kwam.' re dat het zo bijzonder was. S

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 8