Zuinig zijn op
kleine ziekenhuis
Polyglot
Een fabeltje
over 'op'
ISOCIAAL BERECHT!
SF
„JËRDAGTS DECEMBER 1979
BINNENLANDS
het Brabantse Oudenbosch wordt vandaag een landehjk congres gehouden met als thema „Maak
iet kleine ziekenhuizen beter", waarvoor medewerkers van alle kleine ziekenhuizen in Nederland
ijn uitgenodigd, want de problemen zijn daar niet gering, zoals blijkt uit een gesprek met twee
jrganisatoren van dit congres.
Kir Kees de Leeuw
TROUW/KWARTET
UDENBOSCH Van
kleine ziekenhui-
n dat wil zeggen:
et minder dan twee-
inderd bedden zijn
in ruim drie jaar zo n
eren-veertig verdwe-
n door sluiting en fu-
Het is nog maar de
aag of de overige 24
eine ziekenhuizen het
den duur wel zullen
dden, want ook deze
Drden in hun bestaan
dreigd.
wet ziekenhuisvoorzienin-
geeft ais richtlijn voor de
um-omvang van alge-
ne ziekenhuizen een capa-
lit van honderdvijftig bed-
en dit betekent in theorie
een onzekere toekomst
)r de groep van 24.
li
ng"
I va
bel
lei
seli
van die kleine ziekenhui-
is dat van Oudenbosch,
in 1972 te horen kreeg dat
in de nabije toekomst zou
den gesloten. De opzet is
het klinisch gedeelte
rdt overgeheveld naar het
Franciscus-ziekenhuis te
jjosendaal, terwijl het niet
il is uitgesloten dat in
lenbosch zelf nog polikli-
:he verrichtingen kunnen
den gedaan.
,rj eel
navolging van eerdere ac-
zoals in Tiel en zeer re-
t in Lochem, is ook hier de
olking met petities en
idtekeningenacties in het
?eer gekomen tegen de be
slissing om dit ziekenhuis te
sluiten. Er is een werkgroep
„Maak het ziekenhuis beter"
gevormd; het geheel wordt be
geleid door het Maatschappe
lijk Centrum, een instelling
voor opbouwwerk. Dit cen
trum heeft zich weliswaar niet
„voor of tegen" een dergelijke
sluiting uitgesproken, maar
het is wel van mening dat er
nauwelijks onderzoek op dit
terrein is verricht en dat het
zinnig zou zijn alle factoren
eens op een rijtje te zetten.
Bezinning
Dat zal dan vandaag op het
congres worden gedaan, waar
dr. M. J. Hartgerlnk, directeur
van het Nederlandse Instituut
voor preventieve gezond
heidszorg. een inleiding zal
houden over dingen die een
rol spelen bij het functioneren
van het kleine ziekenhuis.
Verder zal worden gesproken
over de „ervaringen rondom
de sluiting van het ziekenhuis
te Lochem", over „het kleine
ziekenhuis en de omgeving"
en Zullen er „kanttekeningen
worden geplaatst bij het hui
dige beleid van centralisatie
in de gezondheidszorg".
„Het is de bedoeling van deze
dag om als kleine ziekenhui
zen met elkaar over onze pro
blemen te discussieren en
naar buiten toe duidelijk te
maken waarom het gaat", al
dus Gabriël van der Heijde,
woordvoerder van de werk
groep en in het dagelijks leven
anesthesie-verpleegkundige
in ziekenhuis Oudenbosch.
„Het is geen dag van actie,
maar eerder een van bezin
ning, hoewel het actievoeren
tegen de sluiting van het zie
kenhuis gewoon wordt voort
gezet".
Opbouwwerker Peter van der
Hoeven, nauw betrokken bij
de organisatie van dit congres
voor het eerst in een derge
lijke opzet vult aan: „We
willen hiermee bestuurders,
directies en medewerkers van
kleine ziekenhuizen een hart
onder de riem steken en de
Instellingen een beter be
staansrecht geven. Het huidi
ge beleid komt veelal neer op:
óf laat maar waaien, óf het
ziekenhuis moet dicht en die
impasse zou doorbroken moe
ten worden".
Band>
Het valt Inderdaad niet te
loochenen dat het kleine zie
kenhuis zeker in vergelij
king met een groot streek- of
academisch ziekenhuis tal
van aantrekkelijke kanten
heeft. Ook het voorlichtings
blad VM van het ministerie
komt in zijn laatste nummer
tot deze conclusie na een be
zoek aan twee kleine zieken
huizen (Zlerikzee en Dirks-
land) Zo is er sprake van een
enorme band tussen bevol
king en „eigen" ziekenhuis,
wat niet alleen blijkt uit ac
ties bij dreigende sluiting,
maar tevens bij ontslag uit
het ziekenhuis.
Dan worden er in plaatselijke
nieuws- en advertentiebladen
meer dan eens dankbetuigin
gen geplaatst, waarin ex-pa-
tiênten en familieleden hun
„oprecht hartelijke" waarde
ring uitspreken voor de be
handeling door de artsen en
de zorg van het verpleegkun
dig personeel. Patiënt en fa
milie ervaren het ziekenhuis
als een voorziening die dicht
bij hen staat en er in de eerste
plaats voor de mensen zelf is.
Gabriël van der Heijde: „Ik
heb eerder in een academisch
ziekenhuis gewerkt en mijn
ervaring is dat een klein zie
kenhuis een betere waarborg
biedt dat een patiënt ook echt
als patiënt wordt beschouwd
en niet als een fabrieksmatig
nummer met een galblaas.
Hetzelfde kan gezegd worden
van de mensen die op bezoek
komen en een sfeer aantreffen
die iets gemoedelijks heeft.
Dat hangt mede samen met
het feit dat ze de medewerkers
in het ziekenhuis voor het me
rendeel kennen".
Dit alles komt ook naar voren
in een rapport van het Neder
landse Instituut voor preven
tieve gezondheidszorg, waarin
staat dat patiënten een
„drempel" voelen als ze aan
gewezen zijn op voorzieningen
in de „grote stad". In Zlerik
zee, maar dat doet zich ook
elders voor, is het zo dat men
sen liever niet van het eiland
af gaan en er de voorkeur aan
geven te worden behandeld
door mensen die hun eigen
spreektaal gebruiken. Er kan
nog aan worden toegevoegd
dat soms toeristen die in dit
ziekenhuis moesten worden
opgenomen later daar terug
komen voor de nacontrole, en-
tel en alleen omdat ze er de
sfeer zo plezierig vonden, al
dus het voorlichtingsblad van
het ministerie.
Contact
Deze vorm van kleinschalig
heid telt meer pluspunten,
zoals de kleine afstand tussen
directie, medische staf en ver
pleegkundigen hetgeen een
snel en soepel overleg bevor
dert, terwijl tevens het con
tact met de „geneeskundige
buitenwereld" niet mag wor
den uitgevlakt. Regelmatig
wordt er overlegd tussen
huisartsen en specialisten
over patiënten, die moeten
worden opgenomen of net ge
opereerd zijn; het is een mooi
voorbeeld van samenwerking
tussen werkers in de eerste en
tweede lijn. Daarnaast wor
den wijkverpleegkundigen
vanuit het ziekenhuis al be
trokken bij de nazorg.
De werkgroep „Maak het zie
kenhuis beter" onderstreept
al deze voordelen, maar is
reëel genoeg om te erkennen
dat aan een klein zlekehhuis
ook nadelen zijn verbonden.
Gabriël van der Heyde: „Ik
vind niet dat de kwaliteit van
de zorg hier minder is dan die
in een groot ziekenhuis, wat Je
wel eens hoort vertellen, want
we gaan uit van een aantal
basisvoorzieningen, zodat je
de patiënt kunt bieden wat
deze direct nodig heeft. Pro
bleem is wel dat de medische
staf vergrijst, daardat het
soms moeilijk is vervangende
specialisten aan te trekken,
waarbij factoren als de onze
kerheid over de toekomst van
het ziekenhuis maar ook de
zuigkracht van andere wat
grotere ziekenhuizen in de
buurt beslist een rol spelen".
Hij zet verder vraagtekens bij
bepaalde super-specialismen,
vindt'die bepaald niet nodig
voor de kleine ziekenhuizen,
maar acht een zekere vorm
van samenwerking nodig op
het gebied van onderzoek met
een grotere instelling. Wat
Oudenbosch betreft gebeurt
dit met het Sint Ignatluszie-
kenhuls te Breda, zodat er van
enige verlichting sprake is.
Van het personeel in een klein
ziekenhuis wordt overigens
nogal wat inzet vereist, want
een ziekenhuis met een be
trekkelijk klein aantal bed
den betekent minder patiën
ten en daardoor volgens de
richtlijnen van het Centraal
Orgaan Ziekenhuistarieven
(COZ) tevens minder perso
neel. Dit houdt onder meer in
dat verpleegkundigen meer
nacht- en weekenddiensten
moeten doen daar er van de
kant van het COZ op het punt
van de personeelsbezetting
onvoldoende compensatie is.
Overschot
Dat de kleine ziekenhuizen in
hun bestaan worden bedreigd
heeft te maken met een zeker
overschot aan bedden („over-
bedding") in bepaalde stre
ken. De norm is vier bedden
per duizend inwoners en waar
die norm wordt overschreden
is het beleid van het ministe
rie erop gericht dat aantal
bedden terug te dringen door
veelal kleine ziekenhuizen te
sluien en de bedden over te
hevelen naar een wat groter
ziekenhuis.
Peter van der Hoeven: „Dat
lijkt allemaal heel logisch.
maar op deze manier worden
de voorzieningen wel bij de
mensen weggehaald zonder
dat ze er in feite iets over te
zeggen hebben. Bovendien
vind ik dat er te weinig onder
zoek naar het functioneren
van een klein ziekenhuis te
midden van de bevolking Is
gedaan. Zo'n centralisatie
heeft nogal wat gevolgen
denken alleen maar aan de
lange reistijden en de kosten
die daaraan zijn verbonden.
Er moet niet louter van het
cijfermatige worden uitge
gaan, maar ook van de maat
schappelijke factoren en die
worden nu nog te veel ver
waarloosd. Eén daarvan is de
menselijker behandeling, zon
der dat de kwaliteit van de
zorg wordt aangetast. Een pa
tiënt wordt in zijn eigen waar
de gelaten: hij gaat er als
mens in en komt er als mens
uit en dat is op zich al een
enorm winstpunt".
door Huub Elzerman
LFèj is een polyglot", zei de beambte van de
Irijfsverenlging terwijl hij meteen wijs gezicht
ireen formulier tuurde. „Een wat?", vroeg zijn
lega verbaasd. „Een talenwonder, een polyglot is
and die veel talen spreekt", antwoordde hij op
goed gespeeld achteloos toontje. „Ik lees hier
hij behalve Marokkaans ook Nederlands, Frans,
tans en Italiaans spreekt".
ap was de Marokkaan inderdaad. Volgens de
ikundigen was het zelfs iemand „met vele
fllectuele kwaliteiten". Hij werkte dan ook al
tn tot ieders volle tevredenheid als verkoper bij
taa öerlandse reisbureaus. Alleen toen hij zijn
tste baan accepteerde, moet hij een
atiefoutje hebben gemaakt, want dat reisbureau
g failliet en de topverkoper stond met al zijn
aliteiten op straat. IJllngs ging hij op zoek naar
nieuwe baas en in afwachting daarvan kreeg hij
WW-ultkering.
nd
ale
i". zei de ander, „ik dacht dat het een
rokkaanse gastarbeider was". „Dat is hij ook",
woordde de beambte. „Het is alleen een hele
ippe"
lar helaas komt een ongeluk zelden alleen. Hij
nauwelijks in de WW of hij raakte betrokken bij
verkeersongeluk, waarbij zijn rechteroog
stig werd beschadigd. Aanvankelijk zag het
aar uit dat de artsen er in zouden slagen het oog
'ehouden. maar dat mislukte. Het oog werd na
maanden alsnog operatief verwijderd en
inelijk was dat hard nodig, want de oogkas bleef
daarna nog geruime tijd ontstoken. De
rokkaan verongelukte in oktober, in maart werd
geopereerd, in Juni werd zijn
fcngeldultkering omgezet in een
eidsongeschiktheidsuitkerinp en in september
'Ijna een jaar na het ongeluk werd hem
volgens verzocht op het spreekuur van de
tekeringsarts van de Gemeenschappelijke
dische Dienst te komen. Dat onderzoek leverde
Volgende bevindingen op:
>or zijn werk is deze man volledig geschikt te
'ten. Het reisbureau is echter failliet. Hij heeft
r tie t intellectuele kwaliteiten welke hem ook voor
Ier werk geschikt maken, bijvoorbeeld tolk. Hij
onder meer een polyglot, die Nederlands. Frans,
lans Italiaans spreekt. Het Nederlands is
ktisch foutloos Administratief werk ligt binnen
I mogelijkheden Hij zegt naar het gewestelijk
eidsbureau te zullen gaan. te zullen solliciteren
Ter realisatie van werk wordt voorgesteld
Bnghebbende drie maanden tijd onder behoud
'WAO-uitkering te geven"
opport ging. zoals gebruikelijk naar de
tojfsvereniging en de dienstdoende beambte
daar vond het een uitstekend advies. Hij schreef
een briefje, waarin stond dat de Marokkaan per 1
januari niet meer behoefde te rekenen op een
WAO-uitkering. „U bent minder dan vijftien
procent arbeidsongeschikt en u komt derhalve niet
in aanmerking voor een WAO-uitkering", schreef de
sociale verzekeringsman. De Marokkaan was het
daar in het geheel niet mee eens.
„Ik ben in maart geopereerd", zei hij. „Mijn oogkas
bleef daarna nog ontstoken. En nu wordt er in
september gezegd dat ik volledig arbeidsgeschikt
ben. Maar ik voel me nog heel onzeker met dat ene
oog. Ook al gaat het nu wat beter; ik ben nog niet
volledig hersteld". Hij besloot zijn zaak voor te
leggen aan de Raad van Beroep, maar ook de
beroepsrechter vond dat er geen reden was om het
oordeel van de verzekeringsarts in twijfel te
trekken. Afgezien van die ontsteking mag van
iemand vijf maanden na een oogoperatie best
worden gevraagd weer aan de slag te gaan. De
beroepsrechter verklaarde het beroep ongegrond.
De Marokkaan liet het er evenwel niet bij zitten en
hij legde zijn zaak voor aan de hoogste
beroepsinstantie in dit soort zaken: De Centrale
Raad van Beroep. Zo stond de centrale raad voor de
vraag of de Marokkaan per 1 januari niet langer
voor vijftien procent arbeidsongeschikt was. Een
netelige vraag uiteraard, omdat iemand die minder
dan vijftien procent arbeidsongeschikt is, geen
uitkering krijgt.
De centrale raad bleek het met de
bedrijfsvereniging noch met de beroepsrechter eens
te zijn. „Voor het verkrijgen van de nodige
gewenning aan het eenogig zien", zei de centrale
raad, „moet in de regel rekening worden gehouden
met een ruime aanpassingsperiode. Deze periode
kan worden bepaald op een half jaar. te rekenen
vanaf de aanvang van het eenogig zien".
Maar hoe stond de Marokkaan er nu voor?
Toen hij in september door de verzekeringsarts
werd onderzocht, was de termijn van een half jaar
nog net niet verstreken. „Maar", zo voegde de raad
er aan toe, „er moet ook rekening worden gehouden
met de nasleep van de operatie (de
oogkasontsteking). Van aanpassing In een
werksituatie kon in die periode geen sprake zijn"
„We willen wel aannemen", zeiden de rechters, „dat
de nodige gewenning per 1 januari nagenoeg was
bereikt, maar op grond van de nasleep van de
operatie, het niet in acht nemen van de volledige
gewenningsperiode door de bedrijfsvereniging, de
herkomst van de man. zijn eenzijdige
arbeidsverleden moet hem nog steeds een
gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden
toegeschreven. De mate van arbeidsongeschiktheid
stelde de centrale raad vervolgens vast op 25 35
procent.
Voor de Marokkaan betekende deze uitspraak dat
hem nog enige tijd werd gegund om weer een baan
te vinden, waarin hij zijn talenknobbel weer
optimaal zou kunnen benutten.
Wie graag wat rondzwerft door
het boeiende landschap van de
Nederlandse taal moet erop be
dacht zijn steeds weer de bijbel,
en vooral de statenbijbel, te ont
moeten. Dat eèn flink aantal
woorden en zegswijzen slechts
goed te begrijpen is voor wie de
bijbel kent zullen velen weten:
jobstijding, Judaskus, kaïnste
ken, zondebok, zoutpilaar, om er
een paar te noemen. 8oms is het
wat minder bekend: zo zal niet
iedereen die meedeelt „niet van
gisteren" te zijn beseffen dat hij
de taal van Job 8 vers 9 spreekt:
„Want wij zijn van gisteren en
weten niets Mijn nieuwste
ontmoeting met de statenbijbel
kwam voor mij zeer onverwacht.
Oplangs wees ik terloops op een
wonderlijk verschil in taalge
bruik dat er tussen roomsen en
protestanten zou bestaan: room
sen zouden „op de eerste plaats"
zeggen, protestanten „in de eer
ste plaats". Mij nader in dit
vreemde verschil verdiepende,
ontdekte ik dat ook op dit punt
de statenvertalers mogelijk flin
ke invloed gehad hebben: zij ge
bruikten vaak het woord
„plaats" in verbinding met „in".
Een paar voorbeelden: in Gene
sis 1 vers 9 zegt God: Dat de
wateren in een plaats ver
gaderd worden, in Josua 4 vers
18 staat: „zo keerden de wateren
van de Jordaan weder in hunne
plaats", in psalm 16 vers 6: „De
snoeren zijn mij in lieflijke plaat
sen gevallen", in psalm 24 vers 3:
wie zal staan in de plaats
Zijner heiligheid?" en in Mat-
theus 26 vers 52 zegt Jezus:
„Keer uw zwaard weder in zijne
plaats".
Nu is er een theorie die zegt dat
„op de eerste plaats" goed Ne
derlands is (dat betoogde onder
meer de gezaghebbende prof. C.
B. van Haerlngen). maar dat de
protestanten in het Noorden
vooral onder invloed van de door
hen stukgelezen statenbijbel
„in" zijn gaan gebruiken. De
franciscaner pater Gerlach
Royen. na de oorlog hoogleraar
in Utrecht, durfde die laatste ge
dachte niet zomaar overnemen,
want, betoogde hij, hoe moet je
Is de oitdrokking „op de
eerste plaats" (en niet:
„in") speciaal rooms-ka-
tboliek? Van Dale en vele
anderen legfen van wel.
Rooms-katholieken die je
ernaar vraagt halen de
schouders op: se sijn sich
hun specifieke taal, so die
al bestaat, niet bewust.
Ook herinneren xe xich
niet ooit gexerd te hebben
dat iemand „op gewijde
aarde" (en niet, zoals logi
scher lijkt: „in" de aarde)
begraven werd. Bijgaand
stukje werd geschreven na
lezing van een paar artike
len uit de Jaren dertig en
veertig.
dan verklaren dat veel Vlamin
gen „iQ de eerste plaats" zeggen?
Als roomsen zouden die Vlamin
gen vooral moeten „oppen" en
veel invloed zal de statenbijbel
onder hen niet gehad hebben.
Om die Vlaamse voorkeur voor
„in" te verklaren wezen taalge
leerden op de invloed van de
Fransen, die „en premier lieu"
zeggen; soms ging men zelfs zo
ver „in de eerste plaats" als „gal
licisme" te brandmerken. Pater
Royen gaat niet verder dan een
voorzichtige veronderstelling:
het is mogelijk dat in niet-katho-
lieke kringen in het Noorden het
onder Franse invloed opgeko
men „in" de werking van de sta
tenbijbel op dit punt „in de
kaart gespeeld" heeft.
Er is een andere theorie, waar
van pater Oerlach Royen echter
niet veel heel laat. In die theorie
speelt een grote rol de uit 1609
daterende „Mechelse catechis
mus", die de grondstof leverde
voor veel Nederlandse roomse
catechismussen. De Nijmeegse
hoogleraar Van Olnneken. in de
tijd een voorganger van pater
Royen. heeft eens verteld dat in
de catechismus, die hij in zijn
jeugd moest leren, herhaaldelijk
voorkwam: „op de eerste plaats"
en „op de tweede (derde, enz.)
plaats". Dat heeft, schreef hij,
natuurlijk „een diepgaande in
vloed uitgeoefend op de katho
lieke taal". Pater Royen echter
verhaalt over een onderzoek in
een aantal catechismus-exem
plaren. waaronder zeer oude.
waarin geen enkele maal „op de
eerste, (tweede enz.) plaats"
stond, maar steeds: ten eerste,
ten tweede enz. Het hele cate
chismus-verhaal noemde hij
„een fabeltje". Van die Mechelse
cathechismus zijn kennelijk ver
schillende edities verschenen en
het zal er nu maar van afgehan
gen hebben welke Je in handen
had!
Qeen catechismus-verklaring
dus. Het onverklaarde zat, zoals
pater Royen fijntjes opmerkte,
overigens niet in het „op" maar
in het feit dat alleen katholieken
(het woord roomsen verafschuw
de hij) „de oer-inheemse zegswij
ze met „op" behouden hebben".
Dat de roomse voorman dr.
Schaepman het „op" in de prak
tijk ingevoerd heeft, zoals wel
beweerd wordt, verklaart ook al
niet veel. De raadsels werden
nog vermeerderd toen iemand
erop wees dat de protestanten in
noordwest-Brabant niet „in"
maar „op de eerste plaats" zeg
gen (is dat wel waar of is dat ooit
waar geweest, ik betwijfel het)
waarop pater Royen verzuchtte
dat hij altijd gemeend had dat
„op" rooms was, maar dat hij er
nu niet meer zo zeker van
was Pater Royen schreef dit
vlak na de oorlog. De tijd dat een
hooggeleerde wat spottend op
merken kon „Er is blijkbaar
geen taalkwestie die zozeer de
aandacht trekt" is wel voorbij.
Zelfs oer-protcstantse taalzuive
raars zullen het goed recht van
„op" naast „in de eerste plaats"
niet meer willen bestrijden. Ik
wil er in dit verband op wijzen
dat op een paar plaatsen in de
„nieuwe" bijbelvertaling (van
het bijbelgenootschap, aller
minst een katholieke onderne
ming dus) „op" staat waar de
statenvertalers „In" gebruikten.
Kijk maar In Oenesis 1 vers 9 en
Mattheus 26 vers 52: de wateren
„op" één plaats, het zwaard „op"
zijn plaats. Tenslotte: wat was
het oude, vroeger door veel kin
deren zo slecht begrepen gezang
„Op bergen en in dalen ei
genlijk al een oecumenisch vers!