LL&Lt 1960: De student 1970: 1980: IDAG 15 DECEMBER 1979 TROUW/KWARTET 13 n 200 tegen ?eftd Eenb I zal e pagina werd samengesteld Jan van Vlodrop (udenten duiken weer op in kranten. Deze keer niet vanwege «zettingen van instituten, maar dank zij de onverwachte errijzenis van het type student, dat tot in de jaren zestig uidruchtig de universiteitssteden onveilig maakte door zijn: l>ekrompenheid, opgeblazen formaliteiten, quasi-geestige lol, irrogantie, vooroordelen, elite-ideologie, maatschappelijk en ultureel conservatisme en een invalide laatschappijbeschouwing" we citeren hier graag H. F. I ïrombach uit zijn proefschrift „Studiemotivatie en studie-attitude", ant pas uitspraken van gestudéérde mensen geven een artikel achet. Zijn we misschien daarom zo bang voor een verrechtsend tudentenbestand, vanwege de hoge verwachtingen die we hebben an deze wijzen in spe? En is het allemaal echt zo erg en is het heus o toevallig en onverwacht? re spraken met vier (ex)studenten van omstreeks de lichtingen '60, 5, '70 en '80. Het stereotiep werd gelukkig steeds weer afgestraft rant, zo zei ieder: „Met mij moet je eigenlijk niet praten, ik was h anders". Maar aan de andere kant kan er langs die vier tderdaad unieke geschiedenissen best een lijn getrokken worden ,r de maatschappij van straks. #cl lei aai Joost is 40 jaar oud en top-ambtenaar op een ministerie. Hij werd geboren in Indo nesië. woonde na aankomst in Holland in nogal wat plaatsen en koos na de middel bare school voor Leiden omdat dat „een echte studentenstad leek" en omdat het een goeie stad was om er rechten te stude ren. Rechten omdat (wat ironisch): „het een van de beste studies is om eenvoudig weg een algemene ontwikkeling op te doen, om een titel te krijgenNou ja, ook omdat ik nog niet precies wist wat ik wilde." Joost werd lid van het corps. Dat was 1960: „De groentijd vond ik alleen maar prachtig, ik heb vooral ontzettend ge- lóchen. Ik liet me niet van de wijs brengen omdat ik al een vrij relativerende instel ling had. Ik zat in een berucht studenten huis aan de Breestraat. Er was wel iemand die schoonmaakte, maar verder werden we nogal vrij gelaten. Ik was iemand, die niet uit Den Haag of omgeving kwam, dus toch wat provinciaalsdat vond men wel aantrekkelijk. De jongens uit Den Haag waren al hele studentjes als ze aan kwamen, waren al eens goed dronken ge weest, deden stoer over de vrouwen. Dat was voor mij wel nieuw. Drinken was iets, wat ik op de middelbare school totóél niet deed. Een meisje zoende je alleen als je er verliefd op was. Het corps was onvoorstelbaar ouderwets. Je moest je elke nacht nog melden in de sociëteit en werd daar door de ouderejaars op een vaak weinig humoristische manier onderhouden. Je moest je ook niet met de maatschappij om je heen bemoeien, dat was totófil onbelangrijk. Wat zweemde naar politiek werd meteen afgestraft. Met meisjes omgaan deed je wel, maar dan niet met studenten. Als je dan ziet hoe dat later allemaal werd In het corps zaten de rechtenjongens, de medicijnenjongens en een paar mensen van natuurwetenschappen. Daar hield het mee op. Sociologie was nog totaal niet in. Ja, je had een paar idioten, die studeerden Chinees. En geschiedenis, dat waren leuke kerels. Het is best jammer dat het corps zo traditioneel was. Maar ja, je was er zoveel tijd mee bezig, dat je nauwelijks wist dat er verder nog iets gebeurde. Dat was als je het naderhand bekijkt bezwaar lijk hoor! Zeer! De eerste jaren val je erin en kijk je ontzettend naar jezelf en naar je hele directe omgeving. Dus naar je vriend jes, waar je dan een hechte band mee denkt te krijgen door je gemeenschappe lijke avonturen. Als je dan wat meer studeert en eens wat organiseren moet, ga je wat meer om je heen kijken en krijg je contact met wat meer mensen. Dan voel je toch wel duide lijk die afstand tot mensen, die minstens zo aardig zijn en dan komt dat bezwaar van het eigen groepje best naar voren. Alleenje dóét er zo weinig aan. Het politieke bewustzijn, dat je je zorgen zou maken om een kabinet of zo. o nee. Je had er eigenlijk geen enkel benul Van. In 1964 kwam die studenten-vakbeweging, heel feL Met tegenstellingen tot de rechtse corpora, zeer polariserend. Er zaten overi gens ook best sociaal bewuste mensen in' die corpora. Werkstudenten had je in de tijd dat ik studeerde ook. alleen, je had er weinig contact mee. In werkgroepjes handels recht merkte ik dat er jongens waren die in Den Haag nog bij hun ouders woonden, die werkten en zich een rotje studeerden. Een heel andere wereld! Op het ogenblik doet men tijdens de studie allerlei stages, dat is prima. Ik studeerde af en ging in de advocatuur en heb daar eigenlijk pas de zin van rechtsregels kunnen begrijpen. Dat is een beetje laat, een beetje Jammer ook Die studietijdverkorting die men nu voor staat het lijkt me duidelijk, dat je daarbij aan levenservaring toch te kort zal komen. Je zal nauwelijks leren om je uit te drukken in wat je zelf scheppend zou kunnen doen. En dat multiple-choice sys teem lijkt mij verschrikkelijk! Alles moe ten terugbrengen tot een ja/nee probleem! ch de HBS in Doetinchem ging hij in 1965 is studeren in Groningen. Zijn oudste roer was als student al volledig mislukt ank zij het wilde corpsleven, de tweede Dk, dus studeren mocht wel, maar bij een ereniging gaan niet. Piet: „En dat was ïst sneu, want toen ging in Groningen lies nog via het corps. Ik kwam zo van de liddelbare school, wist van niks. Dat was eel wat, ik was vrij alleen. Op de Franse fdellng hadden ze wel zo'n eigen clubje aar ze dan 's avonds liederen van Juliet- Gréco draaiden, met kaarsen in Chian- •flessen, dat werk. Maar die eerste maan- en waren toch vrij hopeloos. Je kon ner- ens heen. k was zowat de enige die Frans deed en iet kaal geschoren was. Ja, je had ook rel een vereniging die niét kaal schoor en neer op de humanitaire toer zat. Veel met Ikaar praten en ouwe mensen de straat ver helpen. Maar daar zette je je ook sgen af. Eerst ging ik om de twee weken laar huis, maar dat werd gauw minder. Ik ing weg bij de hospita waar ik was en uurde samen met een Jongen een zolder. >e eerste jaren waren puur gezelligheid, n 1967 of zo drong wel tot Groningen loor, dat er toch ook meer aan de hand 'as. Mei '68 was de grote gebeurtenis, 'aardoor alles wakker werd geschud. Pa- ijs! Omdat we redelijk francofiel waren, tfj er natuurlijk meteen heen. Nt enthousiasme en uit nieuwsgierigheid. Iet studiejaar '68/'69 bracht al veel veran lering, veel toestanden. Bezetten van in- tituten, de eerste democratiseringsgol- en. Zo van: „Morgen vergadering, neem laar slaapzakken mee". Plenaire verga- dringen van 300, 400 man, iedereen die oor mekaar schreeuwde. Totdat er ie mand riep: „Dus dat besluit is nu geno- Istui nen!" Waarna iedereen om zich heen keek 3 o dacht: nou, kennelijk dan. ijvtf lo'n stad is puur een studentenstad, je tet overal jongeren. Pas achteraf reali ter je je dat en nu zou je er spuugzat van 'Jn, maar toen vond je het prachtig. lede ren kwam je ook overal weer tegen, bij Mere Vietnam-demonstratie, popconcert bezetting. Allerlei zeden en gewoontes wanderden in snel tempo. In 1965 had- 'en we een docent, een algemeen gewaar- AüSeerd en gerespecteerd man, die binnen 1de kortste tijd overspannen en geslagen tfdroop omdat bij voorbeeld de studenten j [een deuren meer voor hem open hielden, ach ja, het corps Met als ergste van alles wel die roeiers en verder het gebrui kelijke scala van trutten van de meisjes vereniging, met van die penny-shoes en donkerblauwe rokken en witte bloesjes met parelkettinkje en twee parelknopjes in de oren. Je kwam d'r wel eens omdat het zondagavond na twee uur het enige was waar je heen kon. Maar het was toch een ander soort mensen Kijk, de socia le faculteit was het ergste spijkerstoffen- spul, dan de Letteren, redelijk spijkerstof en bij Rechten begon dan toch iets meer, nou ja, manchester broek en dat soort dingen. Zo tussen '69 en '71 heb ik echt twee jaar lang bestuurdertje gespeeld, in de tijd van het Groningse experiment, de Tussentijd se Bestuursvorm. Dat ging veel verder dan later de WUB, waar het wetenschap pelijk personeel toch meer zeggenschap heeft. Hoe dan ook, het was toch een kleine groep, die zich overal mee bezig hield, echt dagelijks, die ook overal waren op democratiseringsvergaderingen. Of dat nu bij Wiskunde was of bij Frans of bij Sociologie. Dezelfde groep was aan het woord en dezelfde groep stelde de eisen. Halverwege mijn Frans ben ik les gaan geven, twee dagen per week. Toen ik zag dat ik met 25 jaar klaar zou zijn dacht ik over een tweede studie, dat werd Psycho logie. Na,twee Jaar leerde ik Isabelle ken nen en ik' trok bij haar in. Het grootste deel van de studenten deed toen nog vrij exacte dingen. Medicijnen, wiskunde, rechten. Midden zestig had je mensen, die Frans studeerden en bij voor beeld Filosofie als bijvak namen. Die mensen zouden nu voor een sociale weten schap kiezen. Na die woelige jaren zag je diverse ontwik kelingen. Figuren, die eerst in allerlei be sturen hadden gezeten en dan in tweede instantie de buurt introkken, buurtcomi- té's en zo. Dezelfde mensen van de bezet tingsacties zag je dan bij het autovrij maken van de straten terug. En nu kom je ze tegen in landelijke welzijnsinstellingen. Ook zijn er best veel die via buurtacties in de politiek omhoog zijn geklommen of gevallen. Bij voorbeeld de PvdA in Gro ningen. Dat kwam allemaal uit studenten kringen. Ik geloof, dat het eind van de jaren zestig een wat romantische, revolutionaire peri ode was. Op het ogenblik worden de ver worvenheden daarvan omgezet in structu ren, rechten, plichten. Hierna krijg je vast weer zo'n romantische golf. Er komt wel weer nieuw elan, maar deze keer mis schien van de gastarbeiders of zo. Het hoeven niet altijd de studenten te zijn. Ger kwam in 1969 in Deventer van de HBS. Hij werkte een tijdje bij een bank en behaalde daar wat diploma's. Maar de verlichting woei van Amsterdam ook over naar Deventer, waar happenings werden gehouden op het Stationsplein, bij het standbeeld van een Zuidafrikaans presi dent. Ger raakte aan het twijfelen. Die bank met haar minimumloon en haar be- oordelingsstaten Ger had al eens geas sisteerd in het club- en buurthuiswerk. Hij reageerde op een advertentie, waar door hij een aantal maanden in Amerika kon gaan werken in een kinderkamp. Te rug in Holland ging hij Sociale Pedagogie studeren aan het Nutsseminarium in Am sterdam. Ger: „Ik moest een kamer heb ben, dus ik een krant gekocht. Een adres in Oost bleek een ontzettend groot heren huis te zijn. Komt er een mevrouw die zei: 'Gaat u voor dokter studeren?' Nee, zei ik, sociale pedagogie. O. zei ze, we z\jn al voorzien Een ander adres was een heel klein huisje, waar een lief oud vrouwtje^ met een Duits accent open deed. Ik dacht dat het een oude poetsvrouw was, maar ze kwam uit een voorname Duitse familie, was ballerina geweest, getrouwd geweest met een rijke fabrikant, failliet gegaan. .Voordat ik met de studie begon ben ik nog wat maanden door Europa gaan zwerven en toen bij haar gaan wonen. Ze had een mooie levensfilosofie: 'Mijn bezit,' zei ze, 'heb ik verloren, maar mijn geestelijke waarden kan niemand me afnemen.' Op de universiteit waren de grootste revolu ties op dat moment al wel achter de rug in Amsterdam. Studenten waren veel meer maatschappelijk betrokken geraakt, vooral uit mijn richting was men bewust met acties bezig. Vietnam, Chili, de vrou wenemancipatie, Club van Rome, milieu, Waddenzee, kernenergie. Ik heb er altijd bij gewerkt, dat was voor mij vanzelfspre kend. Op het laatst in het gecoördineerd be jaarden werk. Zo'n studentèngetto als de Uilenstede, daar wilde ik ook bewust niet zitten. Ik ging er wel eens douchen of mee-eten bij een vriend. Daar heerste toch een andere sfeer. Wat meer de student van: zo slordig mogelijk zijn en geen poot uit willen steken. Als ik daar de kakker lakken door de keukens zag lopen, nou, dan hoefde ik niet meer. Die ontwikkelingen van 1969 hebben dacht ik geleid tot een stuk horizonverrui ming. Studenten waren bewuster bezig, waren bereid om in plaats van een half jaar studeren zich een half jaar in te zetten, acties, demonstraties, ASVA-werk. Een stuk ideaal wel. De studie opzij zet ten, soms ook van de studie afraken. Die studietijdverkorting, op zich kan het best natuurlijk, maar dan van zeven naar vijf jaar en niet naar vier. Maar Pais wil zó selectie gaan toepassen na het doctoraal, dat je weer hetzelfde krijgt als vroeger. Tja, het gepeupel is nu ook op de universi teit gekomen, dus er moet toch nodig weer iets nieuws bedacht worden. En dén zeg ik: die verkorting is niét goed. Trouwens, er is dan ook weer minder ruimte voor die maatschappelijke actie! Ik heb het nu best naar m'n zin in deze functie, ik werk ook niet alleen aan de emancipatie van deze ene doelgroep, maar aan emancipatie in het algemeen. Ik ben wel van plan om over ruim een jaar naar Zuid-Amerika te gaan om er de pro jecten van Freire te gaan bestuderen en er als het kan een tijdje te werken. Dat ben ik al een hele tijd van plan." Hij is lang en mager en ziet er vrij noncha lant uit. Ruim, kreukelig overhemd, arm in een mitella, warrige haren. Bas, student psychologie, nog maar net nuldejaars af, vertelt over het Rock and Roll-feestje van de vorige avond, zet ter demonstratie even een waanzinnige vetkuivenbril op. Hij praat snel en makkelijk en heel onder houdend, gebruikt vaak het woordje enorm, zegt even later: „Het woord enorm, daar moet je maar niet op letten, dat komt enorm veel voor." De opvoeding die hij heeft gehad in het ruim bemeten ouderlijk huis in een fraaie Rotterdamse buurt is nogal onorthodox geweest. Zijn moeder is meer een soort vriendin voor Bas en zijn vier broers, ze liet hen delen in heel wat liefde en heel wat leed. In de laatste klas sen van het atheneum had Bas een (soms wat mopperend, soms wat pesterig) geto lereerde zeer vaste verstandhouding met ene Katja, eigenlijk heeft hij anderhalf jaar met haar samengewoond. Het is uit nu, maar wat Bas betreft: „Ik ga nog steeds over m'n rooie als ik dat kind zie, ik krijg d'r gewoon de zenuwen van." Jaren geleden al weer rookte hij met school vriend Frank Jan in diens kamer, omge ven door weed-plantjes, de nodige hasj-- sigaretjes. Waarom Leiden? Vanwege mijn broer en vanwege andere kennissen, ook Leiena ren. Je hebt een opstapje, da's gewoon gemakkelijk. Ik heb me toen ik aankwam meteen bij het corps laten inschrijven en toen natuurlijk al meteen al dat zure, nou ja, quasl-zure. Je bent een nuldejaars, dus meteen een beetje aanpakken die vent. Dan krijg je de kennismakingsweek, ga je eerst werkweek lopen, bollen pellen, zak ken dragen, geld verdienen voor de socië teit. Dat kan enorm leuk zijn, ook wel doodvermoeiend. Je wordt een beetje ge test. Met dat afknijpen heb ik geen moei te. Je kunt het enorm leuk hebben, als je maar een beetje je woorden klaar hebt. Als dan de borrel er is en Je komt ln de sociëteit met 250 nullen van de trap naar benedenDan zing je je jaarlled. zo hard mogelijk schreeuwen om duidelijk te laten zien dat daar het Jaar 1979 staat. In de zaal word je in je kladden gegrepen om met iemand een babbel te hebben. Dat kan heel vervelend maar ook heel leuk zijn. Dan krijg je een biertje aangeboden, want uit Jezelf mag je geen bier drinken of bestellen. In de kennismakingstijd vervagen de grenzen tussen de nuldejaars wat, ieder een loopt in een oranje T-shirt. Maar daar na: „Dan komen ineens weer de plooirok ken te voorschijn en de sjokertjes. Ze schieten dan als knollen uit de grond. De blezertjes komen weer voor de dag Nou, ik beantwoord enorm niet aan dat beeld. Het corps is niet zo maatschappijbewust geloof ik. Bij mijn studie zie je wel enorm linkse achtergronden. De LSB, heel fel. Als je die psychologieboeken ook leest, in de vierde klas zouden we het destijds indoctrinatie hebben genoemd. Soms ook wordt er een stelling gegeven, zo van: „In Nederland heeft iedereen recht op werk en heeft iedereen gelijke kansen". Nou, van zo'n suggestieve,kritiek oproepende vraag stelling, daar krijg ik al een bult van. Bij ons in de familie wordt over politiek nooit zo veel gepraat. Wat dat betreft zijn wij een erg vage familie. Het ménselijke, déér wordt over gepraat. Maar we hebben wel altijd contact gehad met allerlei soor ten mensen. Als ik dan tijdens die werk week hoor, bij dat bollenpellen. van: „Ge- dré&g je een beetje, er komen ook mensen, die zijn wat minder," nou. dan lach ik me slap. Studentenwijken ken je hier niet, wel stu dentenhuizen. Vooral binnen de 8lngels. Als je binnen de Singels zit, zit je goed. Je hebt je eigen sleutel, er is wel een nestor, maar dat is puur toeval. Die houdt op huisborrels een leuke speech. Deze maanden leef Je enorm mee met alles wat er aan student te beleven valt. Goed, er wordt ook wel gerausjt. Die duim heb ik omdat ik ben uitgeglejen in de soos, nou en daar ligt glas, dus je hebt meteen een bloedingMaar fout vind ik het, als studenten over één kam worden gescho ren. Zo van: ze zijn zo luidrüchtig. Dat collectivistische vind Je overal, ook bij voetbalsuooorters. Tot februari hebben we uitsluitend inlei dende vakken. Er is één hele leuke werk groep, waar ik overigens al twee keer niet naar toe ben gegaan, maar dat is enorm leuk. Praten over bij voorbeeld de vrouw. Daar hebben we het alleen maar over een enorm breed vlak, het leven, de vervlak king, de enorme verontmenselijking die toch wel plaatsvindt, daar ben ik wel van overtuigd. Werkloosheid, vrijwilligers werk en andere waarden, kortom enorm idealistisch en leuk geklets, daar kom je niet verder mee maar daar hou ik nou eenmaal van. Ik ben enorm voor „terug naar het gevoel", dat werk. Ochhet is allemaal zo vaag Ik denk, dat ik klinische psychologie ga doen. Dat is dus dé psycholoog, proble men oplossen. Eerst heb ik nog gedacht waarom word ik geen sociaal werker, dat ligt me wel het allerbeste, maar een béétje vent gaat toch wel studeren natuurlijk. Ik geloof wel, dat ik meteen al mijn plaats wat gevonden heb. Natuurlijk, je hebt ook social talks, enorm oppervlakkig. Je kan je eenzaam voelen, dat is zeker zo. Omdat het zo oppervlakkig is. Ik baal soms wel van dingen, die voor mij niet bereikbaar zijn, het vrouwenhuis van m'n moeder bij voorbeeld. En ik kan niet zonder mensen. Ik kwam eens zondagavond thuis, was er niemand. Dan ga ik half Leiden bellen, ik moét iemand hebben. Is er niemand, dan ga ik maar naar bed, maar dan kan ik niet slapen, dan ga ik kapot. Ik ben in werke lijkheid heus niet zo blijmoedig hoor. Ik kan enorm goed toneelspelen, enorm la chen. Ik bedoel, als ik morgen aan een boom hang moet je er niet raar van staan te kijken. Daar dweep ik mee, met dood gaan. Ik ben ook al vijf maanden bezig met m'n crematie. Ik heb het precies al bedacht. De muziek, de tekst van mij op de band, Katja is er natuurlijk. Het liefst zou ik er bij willen zijn, gewoon binnenlo pen, wel met een mes door m'n hart na tuurlijk. Binnenlopen: hoe druk is het, wie zijn d'r allemaal, is het gezellig, zijn ze ontroerd? We eindigen een tocht door Leiden in het studentenhuis. Op de zolder staan de tijd loze oude stoeprandfauteuils rond de huisbar geschaard. Bas groet gerouti neerd wat huisgenoten. In een keurig op geruimde kamer staat een student ln gele wollen trui uit een raam te kijken. Op zijn deur: „Er moeten meer artsen komen" Het kamertje van Bas is uniek. Zeer sober, maar tegelijkertijd toch nog een ongeloof lijke troep. Het schamele huisraad, ma tras, boeken, kledingstukken, ligt verward tot één grote berg op het bed, als in een verlopen tweedehands winkeltje. De vloer is bedekt met versleten grastegels. Bij wijze van speels element heeft Bas één tegel aan de wand gehangen, met de punt naar beneden. Het vak van Bas in de gemeenschappelijke koelkast blijkt ge heel leeg te zijn.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 13