Avontuur in vlakken Verpletterende werkelijkheid beschrijven FILMKRONIEK Voorbij de Science Fiction Heinrich Campendonk in 's-Hertogenbosch m i-'iLl - ZATERDAG 8 DECEMBER 1979 IKUNSTS TROUW/KWARTET 23 In de catalogus van de tentoonstelling van schilderijen, aquarellen en tekenin gen van Heinrich Campendonk (bij Bor- zo, 's-Hertogenbosch) wordt de hoop uitgesproken dat een van de grote Ne- zien van deze kleinere expositie van derlandse musea binnen afzienbare tijd werken uit het bezit van mevrouw Edith het initiatief neemt tot een overzichts- Campendonk-van Leckwijck kun je tentoonstelling van dit werk. Bij het daar van harte mee instemmen. door G. Kruis Het expressionisme is voor veel kunstlief hebbers want dat zijn lang niet altijd kenners een eigen lijk te veel omvat tend en daardoor ver warrend begrip. Enerzijds is deze kunstrichting al lang als een afgesloten hoofdstuk opgeno men in de kunsthisto rie. anderzijds blijven veel hedendaagse kunstenaars nog vasthouden aan deze naam, die eens geko zen werd om de stel- lingname tegen een langzaam verwate rend impressionisme te verduldelijken. In Frankrijk was het een reactie als die van de Fau- ves, de wilden, die niette genstaande de coloristi- sche verhevigingen toch evenwichtig bleef en niet al te veel beladen werd met de innerlijke conflicten van de kunstenaars. Frans georiënteerd was ook de Duitse „Blaue Rei- ter"-groep. Heinrich Cam pendonk. van wiens werk nu een tentoonstelling te zien in de Kunsthandel Borzo te 's-Hertogenbosch, was één van hen. 't Is niet zo'n grote exposi tie, 52 werken waarvan een achttal schilderijen, wat overigens helemaal niet in houdt, dat je hem zomaar even kunt „doen". Want vooral voor het oudere werk, de tekeningen en de grafiek, heb je veel tijd no dig. tijd om door te dringen door de vormen, die de geestelijke inhoud van het werk als het ware abstra heren. En dat is nu het verschil met de werken van de im pressionisten. De schoon heid, die zij ons voortover den, sluit de problematiek, waarmee de menselijke geest te wörstelén heeft, min of meer opzettelijk buiten. De schoonheid van de natuur, van alles wat de natuur omvat, kun jè,spon taan beleven. Ook de door de kunstenaar weergege ven schoonheid, die sterk door de buitenwereld gesti muleerd werd. Toch bleef ook deze weergave van schoonheid een aarzelend stamelen. Maar juist dat stamelen doet zo menselijk aan. En afgezien van alle cultuur-historische over wegingen is het juist deze onmacht tot werkelijk di rect uitdrukken, dat men- selijk-onvolmaakte en vra gende, het belangrijkste contactpunt van alle kun sten van alle tijden. Stamelend trachtten de impressionisten hun wens dromen te verwezenlijken. Zien was voor hen: leven. En uiteindelijk was hun kunst een kunst die om de kunst gemaakt werd Om des mensen Wille mmm^^ Maar de expressionisten schilderden, naar de woor den van Iwan Goll, niet meer „om wille van de kunst, maar om des men sen wille". Er was geen sprake meer van een be wonderende, bijna eerbie dige beschouwing; er werd stelling genomen, een daad gesteld. Het ging niet meer om het zuiver visuele, maar om de visie van een innerlijk beeld, het van binnen naar buiten werken; om het pro jecteren van visioenen, die voortgekomen waren uit intuïtie, zonder inschake ling van het verstand als regelende functie. Maar er is een onlosmakelijk ver band tussen innerlijke vi sie^ en verstand. Alleen door de handeling die op de intuïtie volgt, het schil deren. het tekenen, is het verstand al ingeschakeld als een automatisch wer kende filter. Campendonk moet dat ook ontdekt hebben. Zijn vroege werken zijn afspie gelingen van wisselende stemmingen, soms bewo gen en dramatisch, dan weer zelfverzekerd en steeds meer monumentaal. Om Campendonk te zien, hoef je niets te weten van kunstgeschiedenis of van bepaalde schilderstradi ties. Je moet alleen maar „meegaan" en blijven kij ken. dan komt de rest vanzelf. Deze kunstenaar namelijk doet niet in de eerste plaats een beroep op je in telligentie, je mag gewoon kijken, zonder meer. Al in 1921 noemde Paul van Os- tayen zijn kunst een „avontuur in vlakken". Campendonk is weliswaar de geschiedenis ingegaan als een expressionist, maar eigenlijk kun je hem sinds zijn „Nederlandse" periode hij was van 1935-1956 hoogleraar aan de Rijks academie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam - nauwelijks meer zo noe men. Trouwens, zijn werk heeft nooit helemaal dat extatisch-agressieve gehad dat het oeuvre van zoveel expressionisten kenmerk te. Het was ook nooit zo bij tend-meedogenloos. Monumentaal De opbouw van zijn vor- menwereld was soepeler, gaver ook en de vereenvou digingen en vervormingen, die hij toepaste, hadden een volkomen andere een op het monumentale, soms ook decoratieve ge richte werking Zijn werk mist ook de loodzwa re ernst, is rondborstig, vrij. Vooral ook waar het de techniek betreft: er zijn hier, uit de jaren dertig, zelfs een paar pointilisti- Heinrich Campendonk „Circus" (circa 1947) Aquarel. sche (in verf- of potlood stippels uitgevoerde) aqua rellen en tekeningen. Bij het zien van het werk uit die tijd, zo omstreeks 1933, toen hij gelijktijdig met zijn collega's Paul Klee en Ewald Mataré als „entartet" kunstenaar werd ontslagen als hoogle raar aan de Academie van Düsseldorf, zou de gedach te kunnen opkomen: welk gevaar zagen de nazi's toch in dit zachtmoedige, diep menselijke werk? De men selijkheid dus, en de vrij heid van doen. Oskar Schlemmer schreef al in 1930, toen zijn fresco's in het Bauhaus werd over geschilderd (in zijn dag boek): „Het verschrikkelij ke, de cultuurreactie, ligt hierin, dat het niet gaat om de vervolging van werken met politieke tendenzen, maar om puur artistieke, estetische werken". Op de affiche van de tentoonstel ling „Entartete Kunst", in 1937 te München in vier maanden twee miljoen be zoekers werd een beroep gedaan op het gezonde oor deel van het volk: Kom het bekijken, oordeel zelf over deze (o.a.) ziekelijke fan tasten en deze krankzinni ge nietsnutten. En. vrij ver taald: daarvoor betaalden rijks- en stedelijke instel lingen destijds geweten loos miljoenen (van uw be lastingcenten) terwijl (ech te) Duitse kunstenaars ver hongerden". Maar toen was Campen donk al hoogleraar in Am sterdam en als zodanig had hij een uiterst belangrijk aandeel in de vorming van de nu actieve generatie van Nederlandse monu mentale kunstenaars. Edith van Leck wijck Er is op deze tentoonstel ling ook een drietal achter- glas-schllderlngen van Campendonk Unieke stukken, schitterend in de ware zin van dat woord van kleur, meer kun je er nauwelijks van zeggen. Eén van die stukken, die met een enorme zorg om ringd worden vanwege de kwetsbaarheid, een „Pier rot", ruilde Campendonk destijds met de Antwerpse kunstenares Edith van Leckwijck voor haar „Vo gelfantasmagorie" Dat was in 1929 In 1935 trouw den ze en hield Edith op met schilderen. Een paar jaar na de dood van har man, begon ze daar weer mee. Ze zijn hier, stralen de. soms wat dromerige en geheimzinnige schilderijen (en vooral ook prachtige pastels) van een warme, wonderlijke kleur en een rustige eenvoud. Fijn om naar te kijken. Tot 30 december, bij Kunsthandel Borzo, Ver- werstr. 21, Hertogen- boscb. J.M.A. Biesheuvel bundelde voor de vijfde keer een grote hoeveelheid verhalen: ware en verzonnen geschiedenissen, sprookjes, verteld op een niet te evenaren manier. Ze zijn te beschouwen als een krachttoer om niet verpletterd te raken onder de werkelijkheid. M. A. Biesheuvel foto: Frits Droog door T. van Deel De nieuwe verhalen bundel van J.M.A. Biesheuvel heet „De verpletterende werkelijkheid". In het titelverhaal zit een schrijver achter zijn type machine. Hij wil een ver haal schrijven dat „Roem- plapla's verweer" heet en dat gaat over een man die zelfmoord heeft gepleegd en een tijd lang door het heelal zweeft voor hij bij de hemel aankomt. Als God hem verschijnt zegt de man: „Hier wil ik niets mee te maken hebben", want hij gelooft niet in God. „Dan ga je maar weer een miljoen jaar het heelal in",i zegt God, „dwaal jij maar flink rond en pieker maar. dan mag je nog eens terug komen." Dat doet de man en als hij weer bij de hemel aankomt, mag hij er in mits hij een behoorlijk ver weer heeft op de aanklacht van zelfmoord. „Hij begint dan te vertellen over al zijn tegenslagen en teleurstel lingen. Op het laatst zitten God, Elia, Mozes en Malea- chi zelf te huilen". Dit staat allemaal nog maar op de eerste bladzij de van „De verpletterende werkelijkheidDe schrij ver vat daar in het kort het verhaal samen dat hij schrijven wil. maar niet schrijven kan, want er komt steeds iets tussen. Er wordt een tweede telefoon lijn aangelegd, de buren maken een praatje, de pla no moet gestemd. Tussen al deze interrupties door vertelt de schrijver zo goed en zo kwaad als mogelijk is het verhaal van Roempla- pla, maar ten slotte, over stuur van de chaos van de werkelijkheid zijn verhaal verstoort, gooit hij er het bijltje bij neer. „Ik kan he lemaal niet schrijven over iemand die zelfmoord pleegt, omdat ik zelf nog leef." Het verhaal „De verplette rende werkelijkheid" heeft in feite de situatie van een schrijver als Biesheuvel tot onderwerp. Die moet alles op alles zetten om, schrij vende, niet te bezwijken onder de druk van de werkelijkheid. In het titel verhaal geeft hij die pres sie prachtig vorm, want de werkelijkheid die het on mogelijk maakt dat „Roemplapla's verweer" geschreven wordt is de werkelijkheid binnen de veilige begrenzing van het verhaal „De verpletteren de werkelijkheid". Het is een vertelling in een vertel ling, en door hét grote ka der wordt de chaos in het kleine bezworen. Uit de hele bundel, die zoals gewoonlijk alle om vangrijke en korte Bies- heuvelverhalen van de laatste jaren bijeengaart, krijgt men trouwens de in druk dat Biesheuvel het kader van de vertelling steeds meer nodig heeft, als beschermend antwoord op een overstelpende we reld. Talloze malen loopt het hoofd van zijn figuren weer om, en treedt er een gekte op. die is te beschou wen als een intensieve vorm van lijden aan de rea liteit en die gepaard gaat met de behoefte verlos send op te treden. We ken nen dat al uit vorige boe ken. Hier is „De verlosser op Reis"/ een goed voor beeld. Biesheuvel „krijgt het weer" als zijn schip aanlegt in Lissabon, hij doolt door de stad, han denvol geld uitdelend. Hoe verpletterend de werkelijk heid *18, blijkt uit opsom mingen als: „Martelingen. het schip zeilt en komt niet vooruit, vrede, vrede, vre de. vrede, radiolamp. vuur torenlicht, zeedeining, on verzoenlijkheid, rassehaat, stekker, vrede, snoer, prul lenbak, pijpdruk, stoom druk, compressie, vooruit gang der techniek, de glos sen. vrede, het protocol, de ambassade. vloerroller, winch, railing, manillatros, reven der zeilen, pijn, een zaamheid, angst," etc. Het zijn dit soort reeksen, deze keer uit woorden bestaan de, die ook in andere vor men het proza van Bies heuvel bepalen. Zo kunnen in plaats van woorden hele zinnen aaneengeregen wor den, die associatief samen hangen en de indruk wek ken uit de werkelijkheid gegrepen te zijn. Ook is een aaneenrijging van gebeur tenissen nóg grotere de len dus kenmerkend voor Biesheuvel. De mees te van zijn verhalen zijn betrekkelijk pointe-loo6, dat wil zeggen dat de ver teller er op een gegeven moment een eind aan maakt, de stroom uitscha kelt, aan de verbale kettingreactie een halt toe roept Die manische manier van vertellen, dikwijls zonder alinea's, en met een voor keur voor bizarre uitwei dingen, is ongeëvenaard. Het mooiste verhaal vind ik dat over David Wind- vaantje, bibliothecaris van de bibliotheek van het Vre despaleis. Ook David krijgt het te pakken, zijn lijdei] aan de wereld geeft hem zelfs de laatste woor den van het boek ih: „Ik moet zo balen dood kom mij halen." Maar Biesheuvel schrijft er lenig tussen: „Neuriede hij" Het is de intieme omgang die Beusheuvel heeft met het „verpletterende" die hem er telkens weer op het nippertje voor behoedt. En als er tenslotte één gevoel na lezing van dit chaoti sche boek overblijft, dan is het gevoel dat de werke lijkheid weliswaar verplet terend is, maar dat er een manier bestaat om er niet door verpletterd te wor den. Namelijk: schrijven. J. M. A. Biesheuvel. De verpletterende werkelijk heid, en andere verhalen. Amsterdam. Meulenhoff, 1979. 327 bis. 29,50. door dr. H. S. Visscher Science fiction bestaat bij de gratie van de spankracht van het menselijke verbeel dingsvermogen. Hoe groot die ook is, zij kent haar grenzen, zeker als het gaat om de concrete visualisering ervan. Kubricks befaamde ruimtefilm „2001" bereikte in één geniale klap die grenzen, overschreed ze zelfs ih het laatste gedeelte, dat „Voor bij ruimlje en tijd" heette. Mét alle varian ten daarop voegden latere ruimtefilms daar eigenlijk toch niets nieuws meer aan toe. Science fiction werd het kostbare speelgoed voor volwassen jongens („Star wars") of voer voor mystieke sentimenta listen („Encounters of the third kind"). Het verrassende van „Alien", het nieuwste S.F.-spektakel, is dat er inderdaad iets nieuws aan het genre is toegevoegd. Dat zit Jm niet in de verbinding van S F. met de „Jaws"-formule. Monsterachtige vor men v&n ander leven in „Alien" wordt tengevolge van niet in acht genomen qua rantainemaatregelen zo'n monsterlijke le vensvorm van een andere planeet aan boord van een ruimteschip geboren zijn al in heel wat S.F.-films vertoond, al moet gezegd worden dat regisseur Ridley Scott er geweldige thriller-momenten mee heeft opgeroepen, geholpen door knappe vond sten in het scenario. Daar is bij voorbeeld de passage van een technicus de enige humoristische figuur die de film zich ver oorlooft die. door de doodstille gangen en ruimten van het reusachtige ruimte schip op zoek is naar de weggelopen scheepskat. Z'n geroep van „poes-poes poes' klinkt komisch banaal en huiselijk temidden van alle futuristische techniek en scherpt juist door dat effect de zenu wen voor de daaropvolgende verschrik king. Erg goed is ook. dat men nooit een precieze, omlijnde omtrek van het mon ster ziet en gedwongen wordt op grond van de schaarse verschijningen ervan, waarbij de timing een belangrijke rol speelt, een eigen monsterachtig beeld op te bouwen „Alien" is een voortreffelijk gemaakte, fascinerende film: meesterlijk in decor bouw en bijzondere effecten, uitstekend van regie en ongewoon rijk aan ideeën. Materie i Maar wat vooral ais thema achterblijft, is het wonder van de materie organisch en anorganisch. Dat is het nieuwe Terwijl de bemanning tijdens de terugkeer van een missie kunstmatig slaapt, wordt het schip door de voorgeprogrammeerde computer naar een vreemde, onherbergzame pla neet gedirigeerd. In het spookachtige, ne velige, door storm geteisterde bergland schap wordt een vreemd object van on voorstelbare grote omvang ontdekt. Het zou een grillige bergformatie kunnen zijn, maar ook het versteende kadaver van een dinosaurusachtig wezen. Als de ruimte vaarders zich naar binnen wagen, belan den ze in geweldige gangen en ruimten, waarvan de wanden van een groenig uit geslagen ijzermaterie zijn, waar het vocht van afdruipt. Maar die materie heeft ook iets menselijks, iets dat ooit „vlees en bloed" was; dat geldt nog sterker voor het object dat ze in een van de ruimten vin den: een soort van reusachtige kanons loop, die tegelijk aan spierbundelingen doet denken èn aan een gigantische fallus. Dat materiële thema doortrekt de hele film. He9 inwendige van dat dode monster vertoont duidelijke visuele overeenkomst met het inwendige van het ruimteschip Als van een embryonaal „vleselijk" mon stertje een tentakel wordt doorgeknipt, komt er een geel soort bloed uit. dat een De Zwitserse surrealistische kunstenaar Heinz Giger ontwierp het monster dat als de „achtste passagier" de hoofdrol speelt in de film Alien. uiterst scherp bijtend zuur blijkt, dat zich door de stalen vloeren van de scheepsdek ken heenvreet. Verschillende malen wor den we daarnaast bijna fysiek geschokt door shots van zeer vleselijke aspecten close-ups van lillende organische materie. Een ruimtevaarder valt plotseling kronke lend neer en baart een monster. Het mon ster blijkt later moeilijk te lokaliseren, doordat het soms a.h.w. één is met de technische apparatuur En omgekeerd: een van de ruimtevaarders blijkt achteraf een computer te zijn, en zijn aanvankelij ke organische menselijkheid wordt com pleet en schokkend herleid tot dode, anor ganische materie Antipode zijn niet de mensen, die er, op één na, allemaal aan gaan, maar de scheepskat een prachti ge, rood-bruine kat, de enige levende kleur temidden van alle metaal en kunststof. Belangrijker dan de redding van de com mandante lijkt dan ook de redding van de katAlien" is een film geworden over het geheim van „materie", en in die zin heeft hij de grenzen van het onvoorstelba re een heel eind verplaatst. Nieuwe ijstijd: Maar die drempel wordt werkelijk over schreden door een volstrekt ander soort film. Altmans „Quintet". Thema: de nieu we ijstijd. De aarde is bedekt onder een dikke sneeuwlaag. Voortdurend zijn er angstaanjagende knallen van splijtend ijs. Het menselijk leven sterft langzaam uit, zowel innerlijk als uiterlijk. De emo ties zijn bevroren, zoals de ruiten het zijn. De kou lijkt van het doek de zaal in te komen. Het enige leven dat over is: bet geheimzinnige spel ,/quintet", dat ge speeld wordt met inzet van eigen leven. De tijd lijkt vernietigd. Terwijl we ver schillende malen ingesneeuwde moderne treinstellen zien, zijn de mensen gekleed als Italiaanse renaissancefiguren. Herin nering aan Boccaccio, wiens personages ook leven tegen de achtergrond van een overal toeslaande dood: de pestepidemie te Florence in 1349? Of alleen maar ver vreemdingseffect? Eén ding is zeker: de personages van „Quintet" leven voorbij het 8.F.-stadium. De stad is een soort silo voor 5 miljoen mensen geweest, gebouwd in 25 woonlagen, verdeeld in 5 sectoren (het getal 5 speelt de hele film door een geheimzinnige, raadselachtige rol. natuur lijk allereerst In het quintet-spel. maar niet minder in de compositorische lijn van de film als geheel, gemarkeerd door cijfers oplopend van 1 tot 5 en vervolgens weer teruglopend). Er is een mysterieus compu terachtig informatiecentrum, overblijfsel van de Expo in Montreal, waar de film in de barre wintertijd is opgenomen bij tien tallen graden onder nul. Het zijn de „sig nalen" van S.F. of liever: de overblijfse len ervan. We zijn over de drempel Of zijn we toch in het heden? Heeft Alt man een allegorie op de mens van nu gemaakt? Zijn satirische films als „Nash ville" en „The wedding" laten overduide lijk zijn scepsis t.a.v. de moderne mens zien. het absolute faillissement van de menselijke emoties. Het meest wordt men nog herinnerd aan zijn winterse western van 1971: „McGabe Sc Mrs. Miller", die eindigt met de bevriezing van McNabe: dodelijk getroffen in het ultieme gevecht, wordt hij bedekt door de neerdwarrelende sneeuw. Wordt een standbeeld. Wordt een menselijke „vorm" en tenslotte een on menselijke vorm Is „Quintet" een alle gorie op de moderne mens wiens emoties tot in diepste wezen verkild zijn, terwijl hij hetzlnloze spel van economische groei, toenemende milieuvervuiling, nucleaire escalatie met verbeten ernst doorspeelt, met inzet van zijn leven? Altmans fUm staat open voor vele duidin gen. Zijn film is poëzie: veel meer associa tief dan rationeel. Poëtisch maar het is een ijzige poëzie zijn zijn beelden, is zijn cameravoering. Poëtisch hoogtepunt is de passage waarin Paul Newman de gestor ven geliefde in de ijsrivier begraaft om haar te behoeden voor het lot, te worden opgevreten door de afschuwelijke zwarte, lijken vretende honden. Eén ding lijkt zeker: ..Alien", geavanceerde S F laat iets van hoop: de rood-bruine kat. signaal van organisch, warm leven, wordt gered. „Quintet", het stadium voorbij S.F biedt geen enkele hoop: Newman verdwijnt aan het slot, als winnaar, in de ijzige sneeuw vlakte een vlucht waarvan het einde, de bevriezlngsdood, bij voorbaat vaststaat.

Historische Kranten, Erfgoed Leiden en Omstreken

Nieuwe Leidsche Courant | 1979 | | pagina 23