Verbod op nachtarbeid moet
eer voor iedereen gelden'
Rathenau tussen hoop en vrees
Socioloog Tony Hak: nachtdiensten vrouwen niet toestaan
Wetenschap en techniek
r
ITERDAG 8 DECEMBER 1979
TROUW/KWARTET
19
■BINNENLAND!
Dp verzoek van de regering wordt in de SER gestudeerd op
het vraagstuk of het verbod dat vrouwen 's nachts werken in
fabrieken en bedrijven moet worden opgeheven. Ook aan de
Emancipatie Kommissie is een advies gevraagd. Enige tijd
eleden heeft deze commissie haar mening gegeven: een deel
(iran de commissie was vóór, een ander deel tégen opheffing
van het verbod.
Een van de tegenstemsters was Elkse ter Veld van het
FNV-secretariaat voor vrouwelijke werknemers. Sindsdien
heeft zij regelmatig in woord en geschrift laten weten
waarom zij tegen afschaffing van het verbod is. Zij zit ook in
de SER-commissie, die over de kwestie moet adviseren. Het
ligt dus voor de hand dat ze ook in dit gezelschap tegen zal
stemmen. Overigens lijkt het erop dat het advies van de
SER-commissie in de richting gaat van „opheffen dat
verbod".
Als enige fabriek heeft Hoogovens ontheffing van het verbod
gekregen, bij wijze van experiment. Hier werken sedert
1970 twintig vrouwen in de ploegendienst. Binnenkort
komen daar nog honderd vrouwen bij.
Een interview over deze zaak met drs Tony Hak van de
Rotterdamse Erasmusuniversiteit, die een fel tegenstander is
van nachtarbeid.
rirnocolViii Tra
oor Cisoa Dresselhuys
ROTTERDAM „Het laatste
(overblijfsel van de arbeidswet uit
1919 het verbod op nachtarbeid
poor vrouwen willen ze nu gaan
ifschaffen. Daarmee zou een pri-
na wet tot op het bot uitgehold
sijn. Ik ben daar enorm tegen,
iet zou juist andersom moeten:'
ve zouden moeten vechten voor
leen her-invoering van die wet.
Veer een verbod op nachtarbeid,
bowel voor vrouwen als voor
mannen."
Dat drs Tony Hak (29). medisch-socioloog
aan de Erasmusuniversiteit, zo'n fervente
tegenstander van nachtarbeid is, komt
•voor een belangrijk deel door een onder-1
zoek, dat hij heeft gedaan onder ruim
duizend ploegenwerkers van de Shell, en
hun vrouwen.
De belangrijkste uitkomsten van dit on
derzoek waren niet erg vrolijk. De nacht-
Idienst blijkt veel medische klachten met
zich te brengen, vooral bij oudere werkne-
Jners. Maagzweren, slapeloosheid, ruste
loosheid, geïrriteerdheid en concentraties-
itoornissen komen bovenmatig veel voor
bij ploegenwerkers. Ook hun vrouwen
hebben vaak dezelfde medische pro
blemen.
Verder brengt het werken in vol-continu-
diensten een verstoring van het sociale
leven met zich mee: de Shell-mensen van
het onderzoek bleken zich vaak geïsoleerd
te voelen van de maatschappij: ze kunnen
geen lid worden van een vereniging, fami
liebezoek is er niet vaak meer bij, ze
'kunnen vrijwel nooit naar een ouder
avond op de school van hun kinderen of
Inaar een concert of uitvoering.
Uit de antwoorden van de vrouwen kwam
naar voren, dat de nachtdiensten ook een
grote invloed hebben op het contact tus
sen de vader en de kinderen. Bijna de helft
van de vrouwen vond, dat zij min of meer
alleen voor de opvoeding van de kinderen
(staan.
Gezien deze gegevens is het niet vreemd,
dat Tony Hak de vrouwen op het hart wil
„Ik hoor kleden, dekens en matten kloppen; het
praten in de tuin, de kluskarweien op zaterdag, de
verbouwing van woningen, het straatwerk, het
grasmaaien door de gemeente, de fanfare, de om-
roepwagen bij de verkiezingen, de piano bij de
buren. Terwijl ik moet slapen."
drukken, zich niet te voegen bij het leger
van de nachtarbeiders.
„Toen de, arbeidswet in 1919 werd afge
dwongen, stond daar in dat niemand
(geen man en geen vrouw) arbeid mag
verrichten tussen zes uur 's avonds en
zeven uur 's ochtends. In de loop der jaren
zijn daar enorm veel uitzonderingen op
gekomen. Het lijkt wel of er tegenwoordig
meer uitzonderingen dan normale regelin
gen zijn. De overheid kan dergelijke uit
zonderingen bij algemene maatregel van
bestuur Instellen. Redenen voor dergelij
ke maatregelen kunnen, volgens de wet,
worden gevonden in technische (machines
die 's nachts niet kunnen worden stilgezet
en maatschappelijke (nachtdiensten in de
gezondheidszorg) omstandigheden. Ik
vind dat veel uitzonderingen ten onrechte
tot stand zijn gekomen. Vaak zijn tegen
woordig economische factoren doorslag
gevend bij het al dan niet verlenen van
dispensatie. Maar omdat economische re
denen niet in de wet worden genoemd als
grond voor ontheffing, worden die verpakt
in een maatschappelijk jasje. Er wordt
dan gezegd, dat de fabriek ook 's nachts
moet doordraaien omdat zij anders niet
rendabel genoeg is, waardoor er wel eens
moeilijkheden voor de werkgelegenheid
zouden kunnen ontstaan. Nou ja, als het
woord „werkgelegenheid" valt, gaat iede
reen door de knieën".
De redenen voor ontheffing zijn eigenlijk
niet meer te controleren door de arbeids
inspectie, die dat als taak heeft. Vandaar
ook dat de overheid denkt aan een wets
wijziging, waardoor de ondernemingsra-r
den moeten beslissen over het instellen
van bijvoorbeeld continu-diensten.
„Ik vind dat een heel verkeerde ontwikke
ling; het zou de laatste stap zijn op de weg
terug van de arbeidsbescherming. Een on
dernemingsraad is namelijk te chanteren;
ik bedoel daarmee dat een ondernemer
maar het woord „werkgelegenheid" hoeft
te laten vallen, of de ondernemingsraad
gaat plat. En werkgevers willen dat begrip
wel eens wat te vaak en te snel gebruiken,
ook wanneer het om andere zaken, zoals
het vergroten van de winst, gaat. Ik vind,
dat er echt heel strenge wettelijke voor
schriften moeten blijven, zodat nachtar
beid alleen maar in uiterste noodzaak
mogelijk is. De arbeider moet zoveel mo
gelijk beschermd worden tegen onaan
trekkelijke werktijden".
Nu over het verbod op nachtarbeid voor
vrouwen in fabrieken en bedrijven. Zoals
je relf zegt is dit een van de laatste
overblijfselen van de wet uit 1919. Wat
zeg je tegen mensen, die zeggen: „mannen
en vrouwen moeten gelijk zijn, dus bei
den horen nachtarbeid te verrichten"?
„Ik vind het geen kwestie van emancipa
tie, wanneer je slechte normen uit de
mannen-wereld ook van toepassing
maakt op vrouwen. Ik vind, dat het huidi
ge verbod op de nachtarbeid voor vrou
wen Juist gebruikt moet worden als uit
gangspunt om de positie van mannen, die
vaak abominabel is, te verbeteren. Ook
zou je kunnen proberen de omstandighe
den van bijvoorbeeld werkers in de ge
zondheidszorg, die veel nachtdiensten
doen, recht te trekken. De wet moet niet
worden aangepast aan de huidige scheef
gegroeide situatie. Als je al de verboden,
die er in 1919 instonden, weer toepast en
alleen in de uiterste gevallen ontheffing
verleent, dan is het pas tijd om de zaak
gelijk te trekken voor mannen en vrou
wen. Daarvoor niet, want dan geef je je
laatste wapen tot verbetering uit handen.
„Ik heb twaalf jaar dienst gehad op oud en nieuw. In
die tijd zijn mijn kinderen groot geworden en
verliet ik jaar op jaar om tien uur het huis, de
familie bij de oliebollen achterlatend."
Bovendien: wat is emancipatie? De ploe
gendienst bestaat op het ogenblik hele
maal bij de gratie van de vaste verdeling
van het huishoudelijke en opvoedkundige
werk. Een man kan niet in een ploegen
dienst meedraaien, wanneer er niet Ie
mand thuis is, die de kinderen verzorgt, ze
stil houdt wanneer hij slaapt, die zijn eten
verzorgt, de boodschappen doet en de
contacten naar buiten onderhoudt. Er is
een grote groep vrouwen, die nu nog mee
werkt aan die ploegendiensten door haar
vaste rol van huisvrouw en moeder te
vervullen. Maar er is ook een groep, die
dat niet meer wil. Naarmate vrouwen
meer prijs stellen op een stuk eigen, zelf
standig leven, wordt de ploegendienst on
aanvaardbaarder."
Maar er werken toch al veel vrouwen in
nachtdiensten, bijvoorbeeld in de ge-
sondheidszorg. Is dat dan zo problema
tisch?
„Het nachtwerk in de gezondheidszorg is
altijd als probleemloos gezien. Die mythe
moet hoognodig eens worden afgebroken.
Uit brieven van verpleegkundigen aan de
FNV blijkt wel, dat het allemaal niet zo
makkelijk is. In de gezondheidszorg is
nachtdienst altijd iets vanzelfsprekends
geweest. Maar ook zogenaamd vanzelf
sprekende dingen horen natuurlijk goed
geregeld en met voorwaarden omgeven te
worden. In de gezondheidszorg is veel te
lang niet geknokt; het was werk voor
mensen met een roeping en die zeurden
niet over geld of vermoeidheid. Het was
allemaal liefdewerk. Nu die situatie begint
te veranderen, komen zaken als betere
beloning, meer Inspraak, meer tijd voor de
patiënten en dergelijke eerder aan bod
dan het nachtwerk."
Kunnen vrouwen lichamelijk slechter te
gen nachtwerk dan mannen?
„Daar is nog vrijwel geen onderzoek naar
gedaan. Het enige dat ik daarover weet is
afkomstig van een onderzoek onder ste-
wardesse Daaruit bleek toen, dat vrou
wen, die in ploegendiensten werken, een
verandering in hun hormonale systeem
blijken te hebben. Ze produceren meer
mannelijke hormonen, maar of dat scha
delijk is of niet, is nooit verder onder
zocht".
Bij de Hoogovens werken al een paar jaar
vrouwen in nachtdiensten. Hoe sijn hun
ervaringen?
„Daar hoor je nooit zoveel over. Er is, naar
ik weet, tenminste nog nooit wetenschap
pelijk onderzoek onder die vrouwen ge
daan. Nu was die groep ook wel klein en
geselecteerd, want het zijn voor het me
rendeel jonge vrouwen. Van het bedrijf
krijg je alleen maar opgewekte geluiden te
horen. Geen wonder natuurlijk. Hoogo
vens heeft er alle belang bij dat die vrou
wen goed functioneren, want het bedrijf
kon voor dat werk geen mannen meer
krijgen.
Bovendien zegt het mij niet zoveel, wan
neer twintig jonge, gezonde vrouwen,
meestal zonder kinderen, hier goed mee
draaien in de nachtdienst. Daaruit kun je
nog niet concluderen, dat ploegendienst
onschadelijk is. Dan moet je kijken naar
gegevens over mensen, die al jarenlang in
dergelijke diensten meedraaien. Die heb
ben meestal wel wat anders dan vrolijk
heid en opgewektheid te melden".
De citaten op desc pagina, sijn afkomstig
uit het Shell-onderzoek „Leven om te
werken om te leven".
door Rob Foppema
„Men kan over de rol van het voorspellen
verschillend denken. Regeren, stelt men, is
vooruitzien en vooruitzien heeft op één of andere
wijze iets te maken met voorspellen. Dat iets kan
echter verschillen. Voorspellen kan worden
gebruikt als middel om de toekomst te raden, of als
middel om de toekomst te beïnvloeden." De
Adviesgroep Maatschappelijke Gevolgen van de
Micro-elektronica „is van mening dat de laatste
toepassing de voorkeur verdient".
>ok
Het rapport van de
commissie-Rathenau
over de chips en onze
toekomst is breed op
gezet. Maar onver-
-mijdelijk viel het
[hoofdaccent bij de
'é|presentatie op de ge
volgen van een nieu-
it u o(we automatiserings-
r- golf voor de werkge-
roleurlegenheid' In 1990
°eenunaar meer dan
wor-300.000 werklozen,
tenzij er op een breed
d front wordt bijge
stuurd, was de bood-
dienaschap.
Minister Van Trier van we
tenschapsbeleid zag de bui
al hangen en haastte zich,
in zijn aanbiedingsbrief
aan de Tweede Kamer
iet heerop te wijzen dat die
elte 300.000 dus geen voorspel
ling was. Dat neemt niet
weg dat uit het rapport nog
op daontstellender cijfers zijn te
halen. Commissielid prof.
dr. H. J. van Dongen vindt
een scenario dat op 650.000
uitkomt het meest waar
schijnlijk. Ten behoeve
van de pessimisten onder
ons staat daarnaast in de
zelfde tabel een vanant die
op één miljoen uitkomt.
Dit alles dus, nogmaals,
tenzij er wordt bijge
stuurd.
Het terughoudende „meer
dan 300.000" van de com
missie had volgens Van
Dongen vooral te maken
met de verwachte reactie
van het publiek. Van die
hogere getallen kreeg je al
leen maar paniek en dat
was ook nergens goed voor.
Dat is een kwestie van do
seren van het signaal, zei
Van Dongen. (Hij is so
ciaal-psycholoog.)
Maar wat moeten we nu
met die rare cijfers, behal
ve paniek vermijden? Eens
kijken hoe de commissie er
aan komt. De meest
doorwrochte prognose is
op verzoek van de commis
sie opgesteld door het Cen
traal planbureau. Dat
komt met een „Betrekke
lijk eenvoudig rekenmo
del". op grond van „een
groot aantal wankele ver
onderstellingen" (termen
van het CPB zelf) tot een
extra werkloosheid in 1990
van 170 000. Dat extra is
het berekende effect wan
neer ten opzichte van een
berekende standaardtoe
komst de automatisering
versneld optreedt. Maar
dat getal mogen we weer
vergeten, zegt het CPB,
want het is echt niet be
trouwbaar. De conclusie
waar ze wél achter willen
staan is, dat je die extra
werkloosheid volgens het
model door een haalbare
economische bijsturing
kunt voorkomen.
Dat is duidelijk wat de
commissie-Rathenau in cfe
boven dit artikel aange
haalde tekst bedoelt met
het toepassen van voor
spellingen om de toekomst
te beïnvloeden. Het CPB
durfde nog een andere con
clusie aari op basis van zijn
wankele rekenarij. Men
stelde ook een „prognose"
op voor het geval dat daar
de rest van de wereld hard
automatiseert, maar Ne
derland daar op half tempo
achter aan hobbelt. Dat le
vert 160.000 extra werklo
zen op in plaats van
170.000 lood om oud ijzer
dus. Maar omdat dan de
economische groei achter
blijft. wordt dan wel het
bijsturen erg moeizaam.
De werkloosheid is niet
meer glad weg te poetsen.'
We kunnen ons dus niet
veroorloven, aldus het
CPB, niet mee te automati
seren.
Maatschappelijke gevolgen sijn aan micro-elektronische schakelingen moeilijk af te
tien.
Dit is een nieuwe versie
van de vertrouwde verma
ning dat we niet op een
eiland leven. En hoewel de
bomen niet tot de hemel
groeien, zijn economen nog
steeds hoogst onthand
wanneer hun economie
niet meer groeit. Maar dat
terzijde.
Intussen zijn we nog steeds
niet die paniekcijfers van
tegen het miljoen werklo
zen tegengekomen. Die ko
men niet van het CPB, die
heeft de commissie-Rathe
nau zelf uitgerekend, met
behulp van een nog veel
eenvoudiger (en dus onbe
trouwbaarder) modelletje.
Wat dat betreft is het dus
passend dat de commissie
geen al te concrete cijfers
rondbazuinde; zij geeft zelf
ook duidelijk aan hoe tal
rijk de onzekerheden zijn.
Toch is deze berekening op
één punt heel illustratief.
De commissie heeft name
lijk verschillende veron
derstellingen Ingevoerd
voor het tempo waarin de
automatisering versneld
wordt toegepast. Een pro
cent meer of minder pro-
duktiviteltsstljging per
Jaar leidt dan tot werkloos
heids verschillen die in 1990
in de honderdduizenden lo-
pea En al zijn die schattin
gen (laag: 300.000, midden:
650.000, hoog: 1.000.000)
dan erg onbetrouwbaar,
het is nuttig te weten dat
ze zo gevoelig reageren op
de snelheid waarmee
wordt geautomatiseerd.
Uit de nota van het CPB
blijkt dat niet, omdat daar
in maar één tempo is ge
prikt (een van de „wankele
veronderstellingen"). Wel
waarschuwde het CPB
overigens in een kantteke
ning dat het allerminst ze
ker is dat het zo hard gaat.
Ook in het rapport van de
commissie-Rathenau zijn
her en der signalen aan te
treffen. Ook al treden er
technologische revoluties
op. zo wordtgewaar
schuwd, dan betekent dat
nog niet dat die op korte
termijn in alle organisaties
doordringen „De ongeveer
3500 tot 4000 computers
die nu in Nederland in to
taal zij ^geïnstalleerd, illu
streren deze uitspraak het
beste."
Die worden namelijk voor
negentig procent alleen ge
bruikt om de boekhouding
te doen, terwijl „het ook de
laatste tien jaren al moge
lijk was, computers voor
andere doeleinden In orga
nisaties te gebruiken. Dat
dit niet op grote schaal is
geschied, is wellicht het ge
volg van het ontbreken
van voldoende geschool
den om de vereiste com
plexe systemen te constru
eren, echter vooral ook van
de wijze waarop organisa
ties doorgaans op verande
rende omstandigheden re
ageren." Namelijk conser
vatief. En de commissie
verwacht niet dat dat voor
1990 op erg grote schaal zal
veranderen
Dat betekent niet „dat
men zich achter een derge
lijke uitspraak kan en mag
verschuilen, het betekent
wel dat men mogelijke ef
fecten niet moet ^over
schatten. Dit laatste Voor
al wat betreft de snelheid
waarmee veranderingen
zullen worden geëffectu
eerd." Toch zitten we in
een raar soort knoop. Aan
de ene kant is nu wel dui
delijk dat we onvoldoende
gegevens hebben om toe
komstige ontwikkelingen
te doorzien. „De technolo
gie mag redelijk ontwik
keld zijn, met de toepas
sing ervan in de samenle
ving is nog maar net een
begin gemaakt. Feitelijke
gegevens over culturele en
maatschappelijke gevol
gen zijn er nog nauwe
lijks." Aan de andere kant
lijken de ontwikkelingen
toch wel zo hard te (kun
nen) gaan dat we ze nu al
moeten sturen als we
straks niet voor voldongen
feiten willen staan.
Voor dat probleem intro
duceert de commissie een
„leer-strategie" roet als ka
rakteristieken: „openheid
naar de toekomst, moge
lijkheid tot bijstelling en
bijsturing op basis van pe
riodieke evaluatie Door te
voorkomen dat definitieve
keuzen in een te vroeg sta
dium worden gemaakt,
kan worden bewerkstelligd
dat ook zich in de toe
komst manifesterende ver
wachtingen en wensen in
het beleid kunnen worden
opgenomen." En dat is
heel mooi gezegd natuur
lijk Maar ik weet het nog
niet zo. Nou ja, dat was het
probleem juist.