Koopziek
Surprise
Kinderleed
ZATERDAG 1 DECEMBER 1979
TROUW/KWARTET 13
Aan deze pagina werkten mee: Cisca Dresselhuys, Kees de Leeuw en Wim Stafleu.
De illustratie is van Mare Terstroet.
Vijf december. Sinterklaas, pakjesavond. Het is
ieder jaar opnieuw een gebeuren, dat
onvermijdelijk op je afkomt en eigenlijk wel gevierd
moet worden, lijkt het wel. Behalve voor degene die
er radikaal mee heeft gekapt en blij is er vanaf te
zijn, maar wie er nog „aan doet" weet wat hem of
haar te wachten staat: surprises maken, zwoegen op
gedichten en het kopen van cadeautjes. Voor de één
een kwelling, voor de ander de gelegenheid om
eindelijk eens zonder schuldgevoel royaal te kunnen
uithalen, zoals blijkt uit enige persoonlijke
impressies van drie van onze redacteuren.
„Je bent al aardig op
streek", zeggen familie
en vrienden jaloers,
wanneer ze begin no
vember de plastic zak
ken met sinterklaasca
deautjes al bij mij zien
staan. Zelf horen ze
meestal bij de mensen
die op 4 december nog
hals over kop alles moe
ten kopen in overvolle
winkels, tot de nok toe
gevuld met net zulke
laats te-ogenblikken-ko-
pers.
Jaloers, maar ook wat geïnrri-
teerd zijn ze. Ze zullen het niet
hardop zeggen, maar eigenlijk
vinden ze me maar een uitslo
ver: een vervelend verstandig
iemand, zoals die in dames
bladen en cadeaufolders
wordt afgeschilderd: iemand
die in oktober al rustig en
weloverwogen bezig is te ko
pen in heerlijk rustige winkels
met nog volop voorraad in alle
gewenste maten en kleuren,
zodat begin december alles
kant en klaar staat.
De irritatie die ze voor je voe
len is te vergelijken met de
ergernis tegenover iemand,
die al bij de eerste pijnscheut
in een kies bij de tandarts zit,
in plaats van daar dagenlang
zeurend tegenaan te hangen.
Om een eind te maken aan die
onuitgesproken irritatie, kom
ik meestal dadelijk met de
waarheid over de brug; je wilt
tenslotte het liefst aardig ge
vonden worden. Al die ca
deaus staan daar niet zo
vroegtijdig omdat ik zo'n ui
termate verstandig persoon
ben. maar veel meer omdat ik
eigenlijk koopziek ben. Ko
pen vind ik heerlijk, je zou het
een soort hobby kunnen noe
men (voor de duidelijkheid:
niet het kopen van' plastic
vuilniszakken, WC-papier of
korrels voor de kattenbak,
maar van „leuke dingen").
Het echte plezier in die hobby
wordt helaas getemperd door
schuldgevoelens: je mag im
mers niet steeds maar geld
voor jezelf en je eigen pleziert
jes uitgeven, denk liever aan
de derde wereld, waar vrijwel
iedereen van de honger om
komt op hetzelfde moment
dat jij weer eens een nieuwe
blouse koopt. (Overigens heb
ik voor mezelf een redelijk ar
gument gevonden tegen die
schuldgevoelens: ik houd de
werkgelegenheid op peil door
te kopen).
Maar het echte plezier wil
toch vaak niet komen. Van
daar dat Sinterklaas en ande
re hoogtijdagen, die met ca
deaus gevierd worden, mij
zeer welkom zijn: pas dan kan
ik echt zonder schuldgevoe
lens kopen. Dan koop ik voor
anderen en dat is uiteraard
heel wat nobeler dan voor me
zelf. Goed doen en er zelf ook
nog plezier in hebben: een
mooie combinatie, die je he
laas niet vaak tegenkomt in
het leven.
Mocht dit allemaal erg vroom
klinken, in de trant van „het is
zaliger te geven dan te ont
vangen", dan moet ik er me
teen aan toevoegen, dat het
ontvangen mij ook heel goed
afgaat. Alleen maar vriende
lijk lachend toekijken hoe an
deren de door jou gekochte
geschenken uitpakken (waar
bij je bescheiden niet moet
laten blijken, dat jij de goede
gever bent en dat je voor dal
speciale cadeau heel wat win
kels heb afgesjouwd „nee,
alles komt van sinterklaas,
die wij daarvoor dan ook har-
telijk danken") is niet mijn
idee van een vrolijk avondje.
Daarvoor ben ik zelf te veel
gesteld op het krijgen van ca
deautjes. Om zelf niets te kort
te komen, verspreid ik reeds
vroegtijdig verlanglijstjes (ik
ben nog wel zo netjes om te
wachten tot familieleden
erom vragen, maar dan zijn ze
ook pijlsnel leverbaar), waar
op ik niets aan het toeval
overlaat. Boeken worden met
juiste titel en uitgever opge
schreven, zodat niet onver
hoopt een Konsalik of een Jos
van Manen-Pieters hoeft te
worden uitgepakt. Ook van
andere wensen worden precie
ze gegevens omtrent maten,
kleuren en materialen ver
schaft.
Het is voor de gever namelijk
erg teleurstellend tegen een
gezicht te moeten aankijken,
dat duidelijk alle moeite moet
doen er dankbaar uit te zien.
Aangezien ik deze kunst erg
slecht versta, ziet iedereen di
rect dat ik bepaalde cadeaus
het liefst onmiddellijk zou wil
len ruilen of klaarzetten voor
de eerstvolgende bazar van
het jeugd-trompetterkorps.
Zolang ik me kan herinneren
vier ik al Sinterklaas en er zou
wel iets heel bijzonders moe
ten gebeuren wil daar veran
dering in komen. Vroeger
thuis met een plastic kleed
over de tafel, waarop heel
voorzichtig gestrooid werd,
want strooien was natuurlijk
leuk, maar met het oog op de
rommel liever niet „in d'een of
and're hoek". Tegenwoordig
wordt er niet meer gestrooid,
hoogstens krijgen we allemaal
een keurig handje strooigoed
op een schoteltje. Vroeger za
ten de pakjes in een koperen
waskist, tegenwoordig in de
onvermijdelijke grijze vuilnis
zakken of plastic wasmanden.
Om de een of andere reden
vierden wij vroeger Sinter
klaas nooit op 5 december:
naar ik lange tijd gedacht
heb, omdat mijn vader die
avond moest werken. Achter
af lijkt me dat onwaarschijn
lijk voor een dominee; die zal
op zo'n avond toch zeker geen
huisbezoeken gehad hebben.
Waarschijnlijk zat het meer in
de afwezigheid van een oude
re broer en zuster, die al „uit
huis" waren en die wel het
dichtstbijzijnde weekeinde
naar huis konden komen,
maar niet op de avond zelf. De
volgende dag op school, wan
neer iedereen met walgelijk
nieuwe dassen en truien ver
scheen, meldde ik een beetje
trots, dat wij Sinterklaas later
vierden (toen al liever een bui
tenbeentje, dan een lid van de
grijze massa). „Doen jullie het
dan met kerst?", vroegen
vriendjes met enig ontzag,
want dat had wel iets heel
werelds in de jaren vijftig. Het
antwoord daarop liet ik maar
in het midden... Met kerst ze
ker. in een gereformeerd gezin
waar op die dagen nog niet
eens een kerstboom in huis
kwam, maar alleen dennetak-
ken achter de schilderijen
werden gestoken. Nee, we
vierden Sinterklaas alleen
maar een paar dagen later.
Van de cadeaus uit die jaren
weet ik niet veel meer, alleen
was er meestal wel een boek
voor mij bij, altijd afkomstig
van mijn vader, want die be
sprak boeken voor het gere
formeerd kerkblad van
Noord-Brabant en Limburg
en daar was ook wel eens een
kinderboek bij. „Met Karei
Martèl tegen Moren en heide
nen" was zo'n boek: een dege
lijk werkje, dat in die tijd geen
enkele charme voor mij had,
omdat ik meer zag in titels als
„Nelleke vindt het geluk".
Van m'n moeder kreeg (en
krijg) ik nooit boeken: „Je
hebt ze onmiddellijk uit en
dan liggen ze er maar weer",
was haar redenering, die leid
de tot het geven van truien,
'wanten en sokken en voor
het plezier een chocolade
letter (altijd een M, want die
was het grootst).
En hoewel de boeken uit die
dagen lang niet altijd „raak"
waren, zijn ze toch het langst
in mijn herinnering blijven
hangen. Waarschijnlijk door
dat ik altijd een verwoed lezer
ben geweest en er toen al op
lette of er wel van die platte
pakjes voor mij in de stapel
lagen. Nog steeds zijn die plat
te pakjes mijn meest geliefde
cadeaus, maar om te voorko
men dat het weer „Karei Mar-
tèl's" worden, schrijf ik nu al
tijd zo precies titels en uitge
vers op. Toch 'n beetje wijzer
geworden in de loop der jaren.
Het was altijd al bijna
vijf december als het ze-
nuwenwerk weer moest
worden gedaan. Het
hele jaar had ik er met
een boog omheen gelo
pen. Knutselen was iets
vreselijks. Een lamp in
draaien, oké, een band
plakken ging ook best.
Dat moest gebeuren, en
dat leerde je. Bovendien
bestonden daar vaste
procedures voor.
Ooit had een oom gemeend
aan mijn vrije-tijdsbesteding
te moeten bijdragen door zijn
neefje hoe heet dat ook alweer
te leren: fineren. Dunne plak
jes gekleurd hout uitsnijden
en opplakken zodat er volgens
een voorbeeld iets moois kon
ontstaan: de Vispoort van
Harderwijk geloof ik. Zo'n
mesje schoot dan vaak net die
kant uit die je niet wilde, en
hup dan kon je nog eens be
ginnen. Ik denk wel dat het
werkstukje er tenslotte geko
men is, maar als ik me goed
herinner, is die goeie oom toen
toch maar op tekenen overge
gaan.
Maar je wordt niet gauw wijs.
Koud op de hbs had je het
weer. We hadden dertig jon
gens in een klas drie maan
den lang een bepaalde leraar
het leven zuur gemaakt, en
tegen Sinterklaas beving ons
kennelijk enige wroeging,
want hij zou een cadeautje
hebben. We wilden hem toch
nog wel even voor gek zetten,
dus moest er een „surprise"
verzonnen worden. Wel, de
man was broodmager en hij
gaf biologie. De verbinding
met het geraamte in de hoek
van het leslokaal lag voor de
hand. En wie moest daar wat
van maken? Jawel.
Een klein formaat geraamte,
met een pakje sigaretten
daarin? daaronder? verbor
gen. Direct maar aanpakken
thuis. Een geraamte. IJzer
draad uit de schuur, een tan
getje. Wel eens geprobeerd?
Als ik nou eens bij een been
begon, dan buigen in de rich
ting van het bekken, een stuk
je terug, omhoog de wervelko
lom, halverwege naar links
een rib, terug, stukje verder
tweede rib, of eerst naar
rechts, enzovoorts, hoeveel
ribben zitten er aan een mens,
hoeveel IJzerdraad heb ik ei
genlijk nog. nu naar het
hoofd, alleen maar de om
trek? dan naar beneden, de
wervelkolom versterken, naar
het bekken terug, o nee de
armen ook nog. Die maar
apart eraan vast knellen? Het
werd een gedrocht, het hing,
het boog door, het liet los. Ik
weet niet meer hoe die leraar
gereageerd heeft, maar ver
moedelijk heeft de klas ge
loeid en heb ik me vast voor
genomen. zoiets nooit meer
van z'n leven.
Toch schijnt creativiteit aan
stekelijk te werken, en zo
zwichtte je later voor de min
of meer zachte aandrang van
huisgenoten om nou niet zo
flauw te doen. je kon het best,
het was maar een aardigheid
je, weet je nog van vorig jaar.
die mooie pop. Mooie pop? En
zou ik die gemaakt hebben?
Jazeker. Bovendien is iede
reen al aan de gang.
Dat was waar: op zo'n donke
re namiddag vlak voor Sinter
klaas heerste er dan plotse
ling grote vrolijkheid in huis.
Elke kamer bezet, op de deu
ren papiertjes geplakt met
Niet Binnenkomen!!! en zo,
geen schaar meer te vinden,
gezaag, geritsel. Neem jij de
slaapkamer maar. die is nog
vrij. Maar wat nu? Een ge
raamte maken was nog tot
daaraan toe. je had het voor
naamste al, het idéé. Ik kan
alsnog naar zo'n winkel gaan
voor een kant-en-klare surpri
se. een sigaar met een zak
doekje erin bijvoorbeeld. Dat
hoef ik niet in mijn hoofd te
halen natuurlijk. Een idee
dus. Je mag met een surprise
niet kwetsen, wel plagen. Het
moet origineel zijn, maar de
bedoeling moet duidelijk
overkomen.
Verlanglijstje erbij. Dochter
wil een hond. Krijgt ze niet.
Marsepeinen hond kopen,
hondehok timmeren, daarin
een kleinigheid verstoppen.
Zoü dat nou leuk zijn? Wie
heeft er een kartonnen doos
over? Buigen, meten, snijden,
plakken. Geen gezicht. „Hon
dehok" schrijf ik voor alle ze
kerheid boven het knullige
poortje, want letters tekenen
kan ik wel. Zal ze dat mooi
vinden?
Ik denk jaloers aan al die vin
dingrijkheid, die zekere han
den, die finesse waarmee de
anderen aan het werk zijn.
vast ook voor mij. Sommige
maaksels van vorig jaar wa
ren zo goed. dat ze maanden
lang bewaard bleven, het was
zonde om ze open te breken.
Mijn hok staat gegarandeerd
twee dagen na Sinterklaas bij
de stoep, voor de vuilnisman.
Hoe zal ik het verder versie
ren? Groen verven? Dan gaat
het karton bobbelen. Crèpe-
papier er overheen. Geen
stukje meer in huis. Goed,
klaar dan maar, een beetje
bijplakken nog. Sinterklaas
papier erom. naam #»rnn
O. het gedicht. Wat er op het
lijstje stond een echte
hondGeen plaats in
huisWat verder? Een
kruis? Rijkeluis? Nog eens.
Hier is een hondehok
Over knutselen gesproken.
„Van dichten comt mi cleine
bate. Die liede raden mi dat
let late Ende mlnen sin niet en
vertare". Wijze woorden. Niet
zeuren, het moet nu gebeuren.
Daar heb je het al, dénken op
rijm.
Gelukkig hoeft het al
jaren niet meer en als ik
heel eerlijk ben, moet ik
zeggen dat het voor mij
eigenlijk nooit heeft ge
hoeven. maar in die tijd
werd er nog niet open en
bloot gesproken over de
rechten van het kind. Er
werd alleen maar gewe
zen op je plichten en die
hielden in. dat het ge
vierd moest worden on
der het motto: het is
toch zo leuk voor de kin
deren.
Nou, vergeet het maar. Als je
er goed over nadenkt, kwam
het uiteindelijk neer op het
dagen van tevoren klaarzet
ten van je (linker-(schoen voor
de kolenhaard, het gedwon
gen zingen van de meest bela
chelijke liederen (stippe-stap-
pe-stippe-stap-) en het je suf
piekeren over wat je nu weer
moest geven aan je mede
slachtoffers.
De viering zelf beperkte zich
tot het je misselijk eten aan
suikergoed, het drinken van
te hete chocolademelk met
vellen en tot een voortduren
de teleurstelling, want het
kleurige pakje dat zo even nog
triomfantelijk omhoog werd
gehouden, was opnieuw niet
voor jou bestemd, maar voor
het familielid dat naast je zat.
En tot overmaat van ramp
was je dubbel de klos. daar als
ongeschreven regel gold dat
wie rechts van de ontvanger
zat het papier moest op
vouwen.
Had je het geluk dat je wel
een keer aan de beurt was
voor een cadeau, dan betrof
het meestal iets dat het net
niet haalde bij datgene wat je
in gedachten had, toen je al
weken daarvoor bloedig je
verlanglijstje had opgemaakt.
De aanvankelijke gretigheid
waarmee je het pakje van het
overtollige papier wilde ont
doen, werd getemperd door de
bestraffend uitgesproken ou
derlijke vermaning, dat eerst
het gedicht moest worden
voorgelezen en wel hardop.
Zo'n gedicht blonk meestal
uit door handig erin vervloch
ten terecht-wijzingen die je al
zo vaak had gehoord, zoals
niet teveel roken, lief zijn voor
een bepaald broertje en beter
luisteren naar wat er gezegd
werd. Alleen het maken van
gedichten zag ik als een uitda
ging, daar die meestal niet uit
kwamen boven het niveau
van „Rie, ra. rasse, wat heb ik
zitten krassen" of „Sint zat te
denken, wat hij hijopa nu
moest schenken". Dat stadi
um had ik allang achter me
gelaten en onder invloed van
de toenmalige Vijftigers pro
beerde ik de ware „pohezie" te
beoefenen, mij daarbij niets
aantrekkend van rijmsche
ma's en dilemma's als vorm of
vent. maar dit terzijde.
Daarna kwam dan het ca
deautje dat zoals al opge
merkt veelal tegenviel, omdat
de eigenhandig door je moe
der gefabriceerde trui en er
werd wat afgebreid in die tijd
bij voorbeeld iets teveel
leek op het exemplaar dat ie
mand daarvoor ook al in ont
vangst had mogen nemen.
Dapper trachtte je je teleur
stelling te verbergen en een
gezicht te trekken dat ergens
in de verte nog wat weghad
van geveinsde dankbaarheid,
want dankbaar moest je zijn,
werd je nadrukkelijk voorge
houden. Al was het maar uit
piëteit met je moeder, die zich
uit de naad had gebreid om
alles nog op tijd af te krijgen.
Je hart huilde echter, want
je zat samen op dezelfde
school en je voorzag al de
snierende opmerkingen die er
gemaakt zouden worden, als
je de dag erop door de gangen
zou lopen en klasgenootjes
ontdekten, dat er nog zo ie
mand rondliep met een trui
die vrijwel identiek was aan
de jouwe, op de kleurencom
binatie na.
Kortom: kinderleed in optima
forma en het moet al in die
tijd geweest zijn. dat ik mij
voornam om zo gauw als de
gelegenheid zich zou voor
doen niet meer mee te doen
aan dit in wezen zo gekunstel
de volksfeest van roomse oor
sprong. Ik heb trouwens toch
nooit begrepen waarom deze
viering met name gretig af
trek vond bij onverdacht cal
vinistische gezinnen, zoals
datgene waarin ik zelf ben op
gegroeid. Het leek wel of enkel
en alleen op die dag het gezon
de wantrouwen dat je hier en
daar opving tijdens gesprek
ken op verjaardagsvisites te
gen alles wat naar Rome riek
te met een haast roekeloze
blijmoedigheid overboord
werd gezet. Dat zal voor mij
wel altijd een raadsel blijven.
Maar goed. daar valt nog mee
te leven. Het is echter verbij
sterend om te moeten consta
teren, dat met dit alles nog
steeds fanatiek wordt doorge
gaan, Vanaf begin november
is de nijvere middenstand
reeds bezig vitrines en etala
ges te herscheppen in een op
stelling, die geheel en al in het
teken staat van „hij die
komt". En dat gebeurt met
zo'n structureel geweld dat je
als argeloze wandelaar wel
bijzonder sterk in je schoenen
moet staan, wil je door dit
straat- en winkelbeeld niet
worden ingepakt.
Erger nog: je zou je haast nog
schuldig gaan voelen, als je
erin slaagt je er toch aan te
onttrekken. Eén keer ben ik in
al die jaren haast door de
knieën gegaan. Ik betrapte
mezelf op de gedachte dat ik
alsnog op vijf december iets
wilde kopen, al was het maar
een boterletter. Gelukkig ech
ter was de aanblik in de bak
kerswinkel van met suiker be
strooide mijters, knap nage
maakte chocolade - -in porse
leinen toiletpotjes en andere
goedbedoelde rotzooi, meer
dan voldoende om walgend en
met wapperende jaspanden
terstond het pand te verlaten.
Dat moment van zwakte ik
geef het grif toe sterkte mij
in mijn besluit er nooit meer
in te trappen en voortaan dit
hele opgefokte gebeuren van
misplaatste gezelligheid voor
goed links te laten liggen,
want zeg nou zelf en ik richt
me nu tot al die duizenden die
momenteel al weer druk in de
weer zijn voor pakjesavond
(alleen dat woord al)het stelt
toch allemaal niks voor. Het
komt alleen neer op één grote
volksverlakkerij, waar elk
jaar opnieuw vol verwachting
wordt ingestonken.
Bovendien lijkt het tegen
woordig helemaal nergens
meer naar. Was het vroeger
en ik spreek nu over de jaren
vijftig al niet zo'n vrolijk
gebeuren en moest je met ge
vaar voor eigen leven als kind
de straat op om wat taaitaai
en enkele pepernoten te be
machtigen, het had nog iets
van een avontuur. Vandaag
de dag wordt het snoepgoed
de kinderen gewoon in het
handje gestopt en hoeven ze
er niets meer voor te doen.
Tot mijn ergernis merkte ik
verder dat in de stad waar ik
woon de man meer schijn-
dan goedheilig het bestopd
per trein aan te komen in
plaats van met de stoomboot.
zoals er staat geschreven. De
familie Spoor had weer eens
toegeslagen en zo zie je maar,
waar een Meermanskaart al
niet toe kan leiden. De intocht
als je het zo nog kunt noe
men had meer weg van een
ingezakte carnavalsoptocht,
waarin de zichzelf aanprijzen
de middenstand de boven
toon voerde. Kenmerkend
voor het verval was dan ook
dat enkele knechten die zich
aan balorigheid te buiten wa
ren gegaan moesten worden
aangehouden.
Ja, als hij nog niet eens zijn
eigen zwarte voetvolkje in be
dwang kan houden, waar blij
ven we dan? Ik zou zeggen:
nergens. Daarom, voordat het
helemaal een aanfluiting
wordt mensen geven elkaar
al skivakanties en auto's ca
deau trap er niet in en doe
aan die flauwekul niet meer
mee. U zult er alleen maar wel
bij varen en die met de voet
beschilderde stropdas, die
kunstig bestikte handschoe
nen. dat teakhouten kruiden-
rekje en die met de mond ge
blazen stolpfles heeft u toch
niet echt nodig? Nou dan
t