VEogen geestelijk
ehandicapten
i5ok wonen?
iDe zwaaibaarheidsfactor
Wetenschap en techniek
FERDAG 10 NOVEMBER 1979
TROUW/KWARTET
21
BINNENLAND!
aen de zwakzinnigenzorg is de laatste
en gelukkig een ontwikkeling op
ag gekomen, waarbij de geestelijk
ehandicapte meer en meer centraal is komen I
te staan. Er wordt dan gesproken over
kleinschaligheid, over zelfstandiger wonen
en over integratie in de maatschappij. Mooie
woorden, die bij het omzetten in daden nogal
eens op verzet of in ieder geval onbegrip
blijken te stuiten, zoals onlangs in Gouda.
Deze keer geen bewoners van een villawijk die
bang zijn dat de prijzen van hun huizen
zullen kelderen, maar gemeentelijke
autoriteiten die dwarsliggen. Ook integreren
kost moeite en pijn.
door Kees de Leeuw
Ite
*lt u zich eens voor: u
lent 32 jaar, al enige
ijd verloofd met een
neisje van 23 en u hebt
rouwplannen. Om voor
en huis in aanmerking
e komen, wilt u zich
iten inschrijven bij bu-
leau huisvesting. U
aalt een inschrijvings-
ormulier op, vult dit in
n stuurt het op. De tijd
'erstrijkt en u hoort
iets, totdat opeens en-
;ele maanden later een
rts en een zuster van
Ie GG en GD onaange-
:ondigd op bezoek ko
nen om te kijken, hoe u
iroont en wie u bent. Al
iaar gelang hun bevin-
ingen zult u wel of niet
i aanmerking komen
m als woningzoekende
e worden ingeschreven.
fat zullen we nu krijgen? zou
w reactie zijn en uw aanvan-
ïlijke verbazing zou alras
nslaan in aanvallen van
oede en verbijstering. Dat
elfde is in werkelijkheid ge-
eurd met Frank en Mieke,
geiden woonachtig in Oouda,
met dit verschil dat ze
:ht geestelijk gehandicapt
jn of zoals dat heet: functio-
erend op hoog debiel niveau,
te twee hebben elkaar enkele
iren geleden leren kennen op
e sociale werkplaats.
ba e krijgen verkering, verloven
6 Ich en geven te kennen te
Uien trouwen om op zichzelf
,kt e kunnen wonen. Frank
oont nu nog met twee ande
en in een flat, een dependan-
e van het gezinsvervangend
ehuis Catshove in het kader
an een begeleid kamerpro-
ect, terwijl Mieke thuis bij
iaar ouders is. De trouwplan-
en worden doorgesproken
iet de wederzijdse ouders en
met de mensen van Catshove
en het Sociaal Pedagogisch
Centrum, die bij de begelei
ding van het project zijn be
trokken.
Voorbereiding1
Met elkaar komt men tot de
slotsom, dat de wens van
Frank en Mieke serieus moet
worden genomen, maar dat er
nogal wat aan vastzit. Het
huishouden moet kunnen
worden gedaan, je moet met
geld om kunnen gaan, dat
eerst moet worden verdiend,
terwijl ook de seksualiteit om
de hoek komt kijken. Dat al
les vergt wel bij elkaar een
paar jaar van voorbereiding
en begeleiding, maar besloten
wordt om zich vast te laten
inschrijven bij hulsvesting.
Het duurt toch nog enige tijd
voor er een huis zal afkomen,
maar dan sta je in ieder geval
op de lijst.
Op het Inschrijvingsformulier
vullen Frank en Mieke als
werkkring de sociale werk
plaats in en daarmee begint
de bal te rollen. Huisvesting
bekijkt op grond daarvan
deze aanvraag anders en scha
kelt de GO en GD in voor
advies. Er volgt een onder
zoek en op basis daarvan krij
gen ze te horen, dat ze voorlo
pig niet zullen worden inge
schreven en dat ze vier maan
den later definitief bericht
zullen krijgen. Uit het onder
zoek zou naar voren zijn geko
men, dat Mieke niet zelfstan
dig een huishouden kan voe
ren, welke maatstaven men
daar dan ook voor wil aanleg
gen en zo zijn er meer be
zwaren.
De grote stap op weg naar
zelfstandigheid wordt op deze
manier wel wat erg rigoureus
de grond ingeboord en Frank
en Mieke krijgen .dan ook een
klap te verwerken. „We wor
den bekeken als een stelletje
gekken en dat terwijl we al
leen maar willen trouwen en
een huis nodig hebben", is
hun commentaar. Bij de ou
ders en bij de hulpverleners
heeft dit optreden van de GG
en GD nogal wat teweegge
bracht. Zij voelen zich aan
alle kanten gepasseerd en er
worden gesprekken aange
vraagd met de GG en GD,
bureau huisvesting en met de
wethouder, die uiteindelijk
voor dit beleid verantwoorde
lijk is.
Men is vooral verontwaardigd
over het feit, dat de GG en
GD op eigen houtje onder
zoek heeft gepleegd zonder
enig overleg met .de begelei
ders van Catshove en het So
ciaal Pedagogische Centrum,
dat de verdere zorg voor
Frank en Mieke op zich heeft
genomen.
Discriminatie
Hoofdleider Hub Spronk van
Catshove: „Het is voor het
eerst dat ik hiermee word ge
confronteerd, maar ik stond
met mijn oren te klapperen
toen ik hiervan hoorde. Als
hoofdleider voel ik mij zwaar
genomen; dit riekt naar discri
minatie om het maar zacht uit
te drukken. Je vraagt Je af
waar we op zo'n manier in
deze maatschappij mee bezig
zijn."
Maatschappelijk werker Pe
ter Ewals van het SPC, die
nauw bij de hele zaak betrok
ken is, laat zich in gelijke be
woordingen uit. „De plannen
van Frank en Mieke zijn met
tal van voorwaarden omge
ven, waarbij wij vanuit het
centrum voor blijvende bege
leiding zouden zorgen. Iets
wat ze zelf ook prettiger vin
den, al was het maar om erin.
geval van nood op te kunnen*
terugvallen en dan krijg Je
zoiets. De GG en GD is uitein
delijk een medische dienst,
die bepaald niet in staat is te
beoordelen of twee geestelijk
Illustratie J. Bertrams
gehandicapten wel of niet
zelfstandig kunnen wonen.
Afgezien nog van de vraag,
welke eisen daaraan moeten
worden gesteld, zoals voor het
huishouden, want dat ligt
voor ieder verschillend". t
Tussen de betreffende instan
ties zijn inmiddels gesprek
ken geyoerd met als doel dit
soort grievende gebeurtenis
sen te voorkomen. Opgemerkt
moet worden dat ook van de
kant van de gemeente het op
treden van de GG en GD
wordt betreurd. Gesteld
wordt dat deze dienst inder
daad niet bevoegd was over
deze aanvraag advies uit te
brengen aan bureau huisves
ting, maar dat contact had
moeten worden opgenomen
met Catshove en het SPC.
In een commentaar laat wet
houder Van den Bosch als ver
antwoordelijke man dan ook
weten, dat het onderzoek van
de GG en GD nog niet is afge
rond en dat men de verdere
afhandeling graag overlaat
aan Catshove en het Sociaal
Pedagogisch Centrum. Hij
noemt het een „goede les,
waaruit lering kan worden ge
trokken". Het ziet er dan ook
naar uit, dat Frank en Mieke
op den duur zij willen geen
voorkeursbehandeling toch
nog in aanmerking zullen ko
men voor een zelfstandige wo
ning. Wel is het te hopen, dat
ze dit gebeuren zonder al te
veel geestelijke kleerscheuren
te boven zullen komen.
Rechten
Daarmee is echter deze zaak
nog niet afgedaan, want je
kunt je afvragen of de kwestie
Frank en Mieke op zichzelf
staat, want er zijn meer
„Frank en Miekes" dan alleen
in Gouda. Of zoals Hub
Spronk het uitdrukt: „Het
gaat hier om rechten van
geestelijk gehandicapten, die
niet met voeten mogen wor
den getreden".
Bij het Nationaal Orgaan
Zwakzinnigenzorg in Utrech*
kon men niet zeggen, hoe dit
alles landelijk ligt, „omdat
het nog niet zo heel vaak voor
komt dat geestelijk gehandi
capten geheel zelfstandig met
elkaar samenwonen". Direc
teur P. Bosma van de Vereni
ging van ouders van geestelijk
gehandicapten in Maarssen
zei desgevraagd, dat hij hier
voor het eerst van hoorde. Hij
was via de voorzitter van de
plaatselijke oudervereniging
van het gebeuren in Gouda op
de hoogte gesteld. Volgens
hem gaat het hier om een „be
perkte" groep en moet de
zaak niet worden overschat.
Een ander geluid komt uit de
mond van mevrouw An Rui
ter, die als maatschappelijk
werker is verbonden aan het
katholiek instituut voor
maatschappelijke dienstver
lening aan geestelijk gehandi
capten te Uitgeest. Zij is nogal
nauw betrokken bij deze pro
blematiek en haar ervaring is,
dat „het beslist meer voor
komt dat op advies van een
GG en GD-arts een aanvraag
voor huisvesting wordt afge
wezen. Uiteindelijk lukt het
dan wel, maar het kost erg
veel energie en tijd om door te
duwen en het belang van zelf
standig wonen duidelijk te
maken".
Discussie
„Gelukkig krijgen we van de
omliggende gemeenten in de
streek hier wel veel medewer
king bij het opzetten van een
project als begeleid kamerwo
nen, maar dan vragen ze ook
weer garanties en dan denk
ik: waar halen ze de moed
vandaan zo iets te vragen?
Het is gewoon absurd."
Hub Spronk: „Het zou goed
zijn als er eens landelijk een
discussie over deze problemen
op gang zou komen, want er
bestaan nu nog teveel ondui
delijkheden over. Ik denk dan
aan het uitwisselen van erva
ringen op dit gebied, zodat je
op grond daarvan als werkers
in de zwakzinnigenzorg én als
geestelijk gehandicapten een
vuist kunt maken."
Dat laatste lijkt hard nodig,
want de roep om kleinschalig
heid, de kritiek op „zwakzin-
nigenfabrteken" en het stre
ven naar integratie, hebben
ook gevolgen voor de rest van
de samenleving. En is men
bereid daaruit de consequen
ties te trekken, dan is „elk
geval Frank en Mieke" er één
teveel.
door Rob Foppema
Jee, het is geen geintje, dit is echte wetenschap. Neem een nieuw potlood. Plak aan
"beide uiteinden een kwartje vast. Pak het in het midden beet tussen duim en
rijs vinger, en wiebel ermee. Plak de kwartjes vervolgens aan weerskanten vlak
naast het midden vast. Wiebel opnieuw. Beschrijf nu hoe het ene wiebelen anders
voelt dan het andere.
4
1 fiet hierboven beschreven
xperiment is taalkundig
nteressanter dan natuur-
lundig. De Amerikaanse
werktuigbouwkundigen
PCreifeldt en Chuang heb-
- ten het dan ook bedacht
>m te demonstreren dat
lun omgangstaal en de
onze gewoon geen woor
den kent om dat gevoel te
omschrijven.
'Zelfs mensen met een we
tenschappelijke opleiding
gaan bijna allemaal de
imist in, aldus de Amerika-'
nen. Zij beginnen over een
verschil in gewicht maar
het speeltuig is echt in bei-
i. Me vormen één potlood en
x twee kwartjes zwaar. Of
over een verschil in even-
ar wicht maar het zwaarte-
punt zit nog steeds in het
midden.
os
Wat door het verplaatsen
or van de kwartjes verandert.
heet officieel het traag-
8« heidsrr.oment Het is een
nctaaat voor de weerstand
waarmee een voorwerp
hch verzet tegen rond-
nédraaien. Het Is een even
fundamentele eigenschap
■ls de massa van het voor-
'"♦werp, dé weerstand tegen
néduwen en trekken.
De taalkundige verwaarlo
zing van het traagheidsmo
ment heeft kennelijk ook
wetenschappelijk haar
sporen nagelaten. Van alle
mogelijke eigenschappen
die mensen kunnen voelen
of waarnemen gewicht,
temperatuur, lichtsterkte,
noem maar op is wel
gemeten hoe nauwkeurig
ze dat kunnen. De klassie
ke methode is, vast te stel
len welke verschillen men
sen nog net kunnen onder
scheiden.
BIJ het optillen van ge
wichten van ongeveer een
half kilo bij voorbeeld, kan
een verschil van tien ft vijf
tien gram tussen twee ge
wichten nog net worden
gevoeld. Het bleek in de
praktijk handig om zo'n
net-voelbaar verschil rela
tief uit te drukken, dus als
fractie van wat er wordt
gevoeld. Per soort gevoel is
die fractie namelijk onge
veer constant, ontdekte in
een grijs verleden Ernst
Hetnrich Weber. Dat heet
sindsdien de Weber-fractie.
die dus voor het voelen van
gewicht in de buurt van
0,02 of 0,03 ligt
Zo'n Weber-fractle is voor
het voelen van traagheids
moment nog nooit be
paald, stelden Kreifeldt en
Chuang vast. En zij maak
ten zich op om deze witte
plek in onze kennis alvast
een beetje in te vullen. Ze
vervaardigden nette uit
voeringen van het potlood
met-de-kwartjes, waar Je
van buiten geen verschil
aan kon zien. Kartonnen
kokertjes zullen het wel ge
weest zijn, waarin aan de
binnenkant gewichtjes in
verschillende posities wa
ren vastgezet. Welke ver
schillen konden proefper
sonen nog net voelen?
Dat ging dus volstrekt de
mist ln. Verschil in wét?,
wilden de proefpersonen
weten. En Kreifeldt en
Chuang konden het ze niet
uitleggen, want er waren
nog steeds letterlijk geen
woorden voor. Ze kwamen
er uit door het maken van
doorzichtige plastic model
len van hun kokertjes, één
met de gewichtjes in het
midden en één met de ge
wichtjes Juist aan de uit
einden. Door die te hante
ren, konden de proefperso
nen in de gaten krijgen
over welk gevoel het ging.
Toen moest er nog een
woord worden afgesproken
waarmee dat gevoel be
schreven zou worden. De
Amerikanen hielden het op
„topzwaar": ze spraken af
dat het kokertje met de
gewichtjes aan de uitein
den topzwaarder was dan
het andere. Het is wel een
beeldende term, hoewel er
ook bezwaren tegen zijn te
bedenken.
Voor het Nederlandse taal
gebied zou ik de voorkeur
geven aan „zwaaibaar-
heid". Dit is eveneens een
beeldend begrip, en het
biedt enkele extra voorde
len. Het heeft nog geen be
staande betekenis, in te
genstelling tot „topzwaar".
Bovendien kan de bijbeho
rende Weber-fractie wor
den aangeduid als .zwaai
baarheidsfactor". Dit ls
weliswaar eveneens een
nieuw woord, maar het
wekt respectabele associa
ties met een andere recen
te nieuwvorming. Ik stel
dus voor dat het kokertje
met de gewichtjes aan de
uiteinden zwaalbaarder zal
heten dan het andere.
Terug naar het experi
ment. Toen de gevoelde
zwaaribaarheldsverschil-
len van diverse kokertjes
en kokers waren doorgere
kend. kwamen Kreifeldt en
Chuang tot een zwaaibaar
heidsfactor (Weber-fractle)
van omstreeks 0,3. Dat
scheelt een factor tien of
meer met de Weber-fractie
voor het optillen van ge
wichten. Verschillen in
zwaaibaarheid worden
kennelijk minder duidelijk
ervaren dan verschillen in
gewicht. Dat zou. naast het
taalkundige probleem, een
verklaring kunnen zijn
voor het gebrek aan weten
schappelijke belangstel
ling voor zwaaibaarheid
tot nog toe: het lijkt voor
mensen minder belangrijk.
Toch leverde het werk van
de Amerikanen nog een
boeiend gegeven op. Zij ex
perimenteerden onder an
dere met zeventig centime
ter lange kokers, waarvan
de zwaaibaarheid in de
buurt lag van die van een
tennisracket. Met deze
voorwerpen, die ook aan
één uiteinde werden vast
gegrepen. noteerden man
nen een duidelijk lagere
zwaaibaarheidsfactor dan
vrouwen: zij konden ver
schillen in zwaaibaarheid
dus scherper onderschei
den. De auteurs opperen
hier het vermoeden dat dit
berust op een gebrek aan
ervaring, omdat vrouwen
minder vaak sport beno
digdheden hanteren. Als
deze verklaring Juist zou
zijn, ls het verschil cultu
reel bepaald. Het verschil
zou dan voor Europese
proefpersonen wellicht
kleiner zijn. Het ervarings-
verschil voor Amerikanen
zal immers voor een groot
deel berusten op het hante
ren van het honkbalslag
hout. Het lijkt dus interes
sant op de experimenten
van Kreifeldt en Chuang in
onze contreien te herhalen.
Hoewel fundamenteel we
tenschappelijk onderzoek
natuurlijk zijn heel eigen
bestaansgrond heeft, is de
vraag gewettigd in hoever
re het zwaalbaarheidson-
derzoek ook praktische be
tekenis heeft. Kreifeldt en
Chuang denken van wel;
anders zou ook de afdeling
werktuigbouwkunde van
de Tufts universiteit ln
Medford (Massachusetts)
ze hun hobby wellicht niet
hebben laten uitleven.
Maar ontwerpers van
handgereedschap en diver
se commerciële produkten
staan vaak voor de nood
zaak om het „gevoel" van
hun produkt beter te ma
ken. Dat kan hem ln de
balans zitten, of in het ge
wicht. maar ook in de
zwaaibaarheid. Niet alleen
is daar tot nog toe nauwe
lijks over gedacht. Maar
ook de ontwerper die er wel
aan wil denken, staat nog
voor een moeilijkheid.
Proefpersonen die hem het
verschil tussen prototypes
willen uitleggen, zullen
daar moeilijk in slagen,
omdat ze voor de zwaai
baarheid geen woord heb
ben. Ze kunnen hoogstens
melden dat deze hamer
prettiger aanvoelt, beter
timmert dan die. Of, erger
nog. ze proberen het ver
schil aan te geven in ter
men van gewicht of balans,
die de ontwerper zelfs op
een dwaalspoor kunnen
brenger).
Het ls niet ondenkbaar dat
het experimentale gezwaai
in Medford het fundament
heeft gelegd voor de betere
hamer, en nog wat aanver
wante verfijningen die niet
spectaculair zijn maar wel
o zo praktisch.
cbophyslcal «ludv of an overlooked
urm.
Rod? Kout broek De aalbaarlteMa-
factor. Amsterdam IIHt).